Jawel, er is goed nieuws. Eindelijk lijkt er schot in de oorlog te zitten! Margaretha’s lieve vaderland heeft eindelijk een beetje geluk. Na maanden wachten komt het leger van de Keurvorst eindelijk de kant van de Republiek op! Hopelijk wordt dit leger gezegd door de Heer en slaagt het plan om de Republiek te bevrijden.
Ook het Staatse leger lijkt niet stil te zitten. Er zijn weer schoten gehoord maar wat er precies gaande is weet Margaretha nog niet. Ze heeft sowieso niet veel tijd om te schrijven op het moment. Nog even een gebed dat de Heer Godard Adriaan zal beschermen en weg gaat ook deze brief met de post.
Margaretha’s droom: Frederik Willem, de grote keurvorst, deelt bevelen uit tijdens een gevecht. Wilhelm Camphausen (1818-1885). Onbekende eigenaar. Bron: Wikimedia
Mijn heer en lieste hartge seedert het af sende van mijne van heede ge schreefve ontfange die van uhEd vande 26 ijanwarij die nu verser is en Eer overge koome als in lange gehad heb, men is hier verheucht met de op tocht vande keer keurvorsts leeger het welcke de heer al= =machtich wil seegene en wel laeten ge =lucke alle sijne deseijne1dessein: plan ten beste van ons liefve vaderlant, het welcke wel in noot is, ock die van sijn hoocheijt die met meest al ons vo krijsvolck op is men heeft hier deesen avont seer hooren schieten dan men weet niet van waer of wat het is men verlanckt seer naer de wtkomst vant deeseijn, daer worde meest al de wagens en sleen op geprest2pressen: Dieren of zaken ten bate van het gemeenebest, inzonderheid voor militair gebruik, opeischen, al het volck vlucht meest wt den haech de
almachtich wil ons bij staen, het jamert mij seer uhEd weer op moet de heer hoop ick sal deselfve voor alle ongeluck in gesontheijt bewaere, nu sal ick met inpaeseijensie3inpatentie: ongeduldigheid verlange naer uhEd briefve om te hoore het suckses vande deseijns vande keurvorst, het gelt sal ick aen romswinckel4Matthias van Romswinckel, diplomaat van de Keurvorst in Den Haag betaelle so haest het heb ontfange, nu moet ick om kortheijt des tijts Eijndige blijfve
Margaretha begint weer met een relaas over de post. Zowel de brieven van haar man als haar eigen brieven arriveren traag op de bestemming. Ze krijgt soms brieven die drie weken oud zijn! Deze brief houdt ze kort.
IJs, ijs en nog eens ijs
Het heeft nu 4 à 5 dagen flink gevroren. In de nacht ontstaat een sterke laag ijs, wat iedereen weer doet vrezen voor een overtocht van de Fransen. Hoewel er ook mensen zijn die zich minder zorgen maken. Het staatse leger is nu dichtbij en zij zouden – ijs of geen ijs –de nodige bescherming kunnen geven. In Utrecht echter werven de Fransen weer nieuwe troepen. Maar in Den Haag worden de paarden van de compagnie ook weer van stal gehaald en gereed gemaakt. Het blijft moeilijk met deze bekommeringen te moeten leven op dit moment, verzucht Margaretha.
Officier die naar schaatsers staat te kijken, Gerard ter Borch (II), na 1633 – ca. 1634. Collectie Rijksmuseum.
Het huis in Amsterdam
Het huis in Amsterdam, wat nog steeds door Margaretha gehuurd wordt, zal vanaf mei door anderen worden overgenomen. Dit brengt haar weer de nodige zorgen: ‘ick weet niet hoe ickt maecke sal so wij wttrecht voor de soomer niet weer krijgen’. Waar moet ze alle spullen uit Amsterdam laten als ze niet terug kunnen naar Utrecht? Ze vreest ervoor dat ze genoodzaakt is een ander huis in Amsterdam te huren.
[het welcke de heer almachtich wil seegene], het huijs dat wij te Amsterdam hebbe is teegens toekoomende meij verhuert, ick weet niet hoe ickt maecke sal so mij wttrecht voor de soomer niet meer krijgen, derf ick ons goet van Amster =dam niet hier brenge ock met het kraeme vande vrou van ginckel niet wage, vreese genootsaeck te sulle sijn teegens meij Een ander huijs al daer te hueren, salt noch Een maent of ses weecke insien wat met komste de heere ons mocht geefven, binne wijlle blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff
Rekenen…
Want dan heb je ook nog de zwangere schoondochter. Margaretha heeft zitten rekenen en verwacht de baby precies dan wanneer het niet uitkomt- rondom het opzeggen van de huur in Amsterdam dus. Maar goed, ze zal het nog een maand of zes weken afwachten…eens kijken wat de Heer met hun toekomst van plan is.
Interieur van huis met vrouwen en kinderen, Zacharias Blijhooft, 1671. Collectie Rijksmuseum.
P.S. een sterfgeval
Er volgt nog een p.s. Toch nog een nieuwtje dus, want het voorgaande is eigenlijk het herhalen van de zorgen die ze al had. Maar ze schrijft dat ze vorige keer vergeten was te zeggen dat de oude Rijngraaf is gestorven (Frederik Magnus van Salm). Hij is in stilte begraven. Margaretha kan het niet laten te schrijven over de verdeling van de functies die door zijn sterven zijn opengevallen. De een zijn dood is de ander zijn brood…
met de leste post heb ick vergeete te segge dat den oude rhijngraef gistere acht daech tot Maestricht is gestorfve en daer in stillicheijt is begraefve sijn kompangi heeft den jonge donau1Waarschijnlijk Wilhelm Albrecht von Donha het goevernement seijt me dat den heere wurts2Paul Wirtz hebbe sal, en mompelijan3Armand de Caumont, marquis de Montpouillan het luijtenantgeneral
Lees hier de originele brief NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.
Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:
Op 2 januari 1673 schreef Margaretha over de Franse poging om over het ijs Holland te bereiken. In haar brief van 26 januari 1673 komt ze hierop terug. Wie inmiddels overleden is, moet gelukkig zijn, aldus Margaretha. Wie ziet immers nog het eind van deze meer dan bedroefde tijden? Al die verschrikkingen… Je haren gaan ervan overeind staan!
Gruwelen in Bodegraven en Zwammerdam
De vijand heeft op een tirannieke manier huisgehouden in de dorpen Bodegraven en Zwammerdam. Vooral vrouwen hadden het zwaar te verduren. Een vrouw in barensnood zou samen met andere vrouwen in een kamer zijn opgesloten, waarna de vijand de kamer in brand gestoken zou hebben. Een dochter zou in het bijzijn van haar vader zijn verkracht, daarna zouden de Fransen haar borsten hebben afgesneden en in het ‘rauwe fleijs’ buskruit hebben gewreven. De vader had op zijn blote knieën gesmeekt zijn dochter het leven te benemen. Daarnaast zouden verschillende mensen onder het ijs geduwd zijn.
[alle staen,] die wel inden heere gestorfve is, is wel geluckich want wie siet noch het Ent van deese meer als bedroefde tijde, mensen haere staen te berge alsmen denckt hoe tieraniecklijck de vijande te boodegraefve en swamerdam met de mense en insonderheijt1Inzonderheid: voornamelijk met het vrou volck hebbe geleeft Een vrou die in baerens noot sat hebbense met de vrouwe die bij haer waeren in Een kamer gesloote ent selfve aen brant gesteecke daerse alle in verbrant sijn, Een dochter in
preesensi van haer vader geschoffeert daer nae de borsse afgesneede in dat rauwe fleijs buskruij gevreefve, so dat de vader op sijn bloote knie badt men haer maert leefve sou beneeme, doen hebben sijse int wate ondert ijs geworpe en gesteecke, so dat het met geen tong is wt te spreecke noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege, ick kan nacht noch dach ruste als ick der aen denck, [en sien niet waer wij]
Waar haalt Margaretha deze gruwelijke verhalen vandaan? Helaas noemt de kasteelvrouwe geen bron. Wel komen haar verhalen overeen met de verhalen die we kennen uit pamfletten, prenten en geschiedwerken die vlak na het Rampjaar 1672 zijn verschenen. De gruwelen zijn volgens Margaretha met geen tong uit te spreken: ‘Noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege’.
Franse militairen houden verschrikkelijk huis in een dorp. Op de voorgrond wordt een vrouw onder het ijs geduwd, zoals Margaretha beschrijft in haar brief. Romeyn de Hooghe, 1673. Collectie Rijksmuseum
Staat van oorlog
Margaretha maakt zich druk. Hoe moet dat nu, als de Franse koning tegen de zomer wederom met een enorm leger tracht om Holland onder de voet te lopen – zoals gedreigd wordt? Op vreemde vorsten en potentaten kan immers geen staat gemaakt worden; die zijn niet te vertrouwen! En is het leger van de Republiek tegen de zomer wel bestand tegen de vijand?
De Staatse militie klaagt ondertussen over geldgebrek. Vreemd, vindt Margaretha, want er wordt ontzettend veel belasting geheven: vóór eind februari moet de 200e penning, een speciale vermogensbelasting, wéér betaald worden. Margaretha merkt kennelijk zelf dat haar brief een beetje een klaagzang begint te worden, maar zo is het nou eenmaal. Ze hoopt maar dat haar man het haar niet kwalijk neemt.
[die sij pleege,] ick kan nacht noch dach ruste als ick der aen denck, en sien niet waer wij teegen de soomer heen sulle als de koninck met sulcke macht weer af komt als gedrijcht wort, op vreemde vorste en pootentaete kone wij geen staet maecke gelijcke wij gesien heb selfs sijn wij niet bestant, wij sulle voor wtgaen van febrijwa weer Een twee honderd =derste peninck moete betaelle die meer als Eens so veel als voor deese sal bedrage, noch klaecht de meliesi seer dat sij geen gelt en krijge noch geen kreedijt hebbe, ick heb uhEd dit so Eens moete schrijfve gelijck het inder daet is twelcke bid niet qualijck te neemen, [de heer]
En hoe verloopt de oorlog? Turenne schijnt zich met zijn leger in het Land van Maas en Waal op te houden. Pain et Vin is onthoofd, nu is het wachten op wat er met Bampfield gaat gebeuren.
[hulpe koome,] tureijne seijt me komt met sijn
volck inde maeswael , peynivijn2Moïse Pain et Vin is voor leedene maendach onthooft, nu seijt men dat se pamphiel3Joseph Bampfield sijn proses wille maecke, [den]
De sententie van de Hooge Krijgsraad jegens Moïse Pain et Vin, uitgegeven als pamflet, 1673. Bron: Wikipedia, lees het hele pamflet via Google Books.
Utrecht
Terug naar Utrecht en je blauw betalen aan door Fransen opgelegde belastingen, of in Holland blijven met het risico dat je al je bezittingen kwijtraakt? Het is een dilemma waar Margaretha al eerder over heeft geschreven. Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, Heer van Zuylen, die tegenwoordig net als Margaretha in Den Haag woont, is niet van plan terug te keren naar Utrecht. Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, Heer van Wulven, zit nog in Utrecht. Niet dat hem dat veel helpt. Nu ziet De Republiek hem als vijand en het verhaal gaat dat ze daarom zijn goederen in Zeeland willen confisqueren…
[daet is twelcke bid niet qualijck te neemen,] de heer van suijlle is gereesolveert hier te blijfve en niet weer naer wttrecht te gaen hij is teege woordich hier inde haech, den heer van wulfve is noch tot wttrecht so geseijt wort willense sijn goederen in seelant konfiskeere, [de doot van]
Een brief van Godard Adriaan van 3 januari uit Bielefeld is eindelijk aangekomen. Hij heeft het ook over een brief van 26 december uit Sassenburg, maar die heeft Margaretha niet gezien. Ze is erg blij te weten dat hij gezond is na zo’n lange zware mars! Alleen hoopt ze niet dat hij nu ziek wordt, juist nu hij even rust heeft. Dat gebeurt met de mannen van van Ginkel aan de lopende band. “… De een is nog niet op de been, of de ander ligt weer…”
[nu de heere sij]
gedanckt die uhEd op so swaere en landurijge mers in so veel fatijgees1Van fatigeren: vermoeien heeft bewaert wil deselfve in gesontheit laete kontiniweere2continueren, ten waer niet vreemt dat uhEd ent volck nu die op de rust koome Een sieckte kreechge, dat sien ick aent volck vande heer van ginckel die deen naer dander al sieck worde deen is niet op de been of dander leijt ter weer toe [sij hebbe op die leste tocht groote on]
Van Ginkel weer beter
Met van Ginkel zelf gaat het gelukkig een stuk beter, al blijft hij zwak. Hij heeft nog wel steeds regelmatig de bibbers, wat Margaretha aan de koortsstuipen toeschrijft die hij heeft gehad.
[gemacke gehadt,] de heer van ginckel is de heer sij gedanckt weer wel heeft in sijn sieckte groote konfulsie3convulsie: onwillekeurige spiersamentrekking stuip gehadt die hem noch min of meer aen hange en Eenige beevine veroorsaecke dien ick hoope motter tijt vergaen sulle, is noch vrij swack
De stalknecht die Godard Adriaan naar Van Ginkel heeft gestuurd is nog niet opgedoken. Hij zou met de knecht en de trompetter van overste Van Webbenom in Breda zijn. Van Ginkel kan het niemand vragen want de overste is naar Vlaanderen om daar contributie te heffen in de Franse gebieden. Van Nassau Lalecq is met hetzelfde doel naar Sluis in Zeeuws-Vlaanderen. Ze hopen zo ‘wintertering’, inkomsten voor de winter, binnen te halen. “Nu, elk zoekt zijn voordeel”, zegt Margaretha.
den stalknecht die uhEd hem gesonde heeft komt niet te voorschijn den overste seij mij dat de knecht met sijn trompetter te breeda was en met den Eerste volgen sou den heer van ginckel verlanckter naer heeft hem wel van doen maer weet niet waer daer naer te verneeme vermids den overste webbenom4kolonel Johan Thibault Webbenom naer vlaendere is, so ge seijt wort om die spaense neerlande ondert ge =biet vande koninck van vranckrijck onder kontre =buijsie te stelle, [g] met gelijcke last is vander leck5Maurits Lodewijk van Nassau LaLecq naer sluijs gesonde daer sulle die vriende wel Een winterteeringe6Wintertering (vanuit de betekenis van tering-datgene waarmee men in zijn levensonderhoud voorziet): waarmee men tijdens den winter in zijn levensonderhoud voorziet wt haelle, nu Elck soeckt sijn voordeel
Zonder de dooi waren wij allen om hals
Fort Nieuwerbrug. Uit Lambert van de Bos, Toneel des oorlog, 1675. www.edward-wells.nl/catalogus, Public domain, via Wikimedia Commons Wikimedia commons
Margaretha memoreert nog eens het geluk van de plotselinge dooi die in viel, toen de hertog van Luxemburg eind december oprukte over het ijs. ‘Zonder dezelve waren wij allen om hals (dood)’. Naast dit ingrijpen van God zou het ‘voorzichtig terugtrekken’ van de graaf van Koningsmarck ook het behoud van het land zijn geweest. (Misschien omdat er anders veel manschappen verloren zouden zijn gegaan?) De gebeten hond is voor iedereen kapitein Pain et Vin die zijn post bij Nieuwerbrug had verlaten. Anders zouden ze meer dan 8000 Fransen ‘in de knip’ hebben gehad, die nu een moordende bende vormden.
[weer indien tijt geweest,] die schielijcke7plotselinge doeij die de heer almachtich ons buijten alle Aprehensi8Apprehensie: het vatten met de geest, bevatten gaf quam seer wel te pas sonde de selfve waeren wij alle om hals9dood als uhEd wt meijne voorgaende sult gesien hebbe, men seijt hier noch dat het voorsichti reetiereere10terugtrekken vande koninsmerck11Kurt Christoph von Königsmarck naest godt ten voorste, het behoudenis van ons lant is geweest en had penivijn12Moïse Pain et Vin die post aende nieuwe bruch13Nieuwerbrug gehoude en niet verlaete datter meer als acht duijsent franse inde knip daer niet Een van af had konne koome waer geweest, [penevijn]
Pain et Vin nog gevangen
Kapitein Pain et Vin zit nog in de gevangenis en heeft levenslang, een beroepsverbod en verbeuring van al zijn goederen. Dat vindt Willem III niet genoeg, en het volk nog veel minder. Willem III laat het vonnis nog eens door rechtsgeleerden onderzoeken en het volk eist een lijfstraf of de doodstraf. In veel steden gist en rommelt het, en er worden zulke vreselijke dingen geroepen dat Margaretha het niet eens op durft te schrijven.
[te hoore,] de gemeent14gemeente, het volk is so onstuijmich over deese sin= =tensie15sententie: vonnis dat niet wt te spreecke is sij wille hem aenden lijfve gestraft hebbe so dat niet geschiet vrees ick Een temulte niet alleen hier maer leijden16Leiden delf17Delft Amsterdam en Rotterdam het mor ter so vree =slijck18het mort er so vreeslijck: er wordt zo vreselijk gemord en spreecke so dat ick de pen niet derf ver =trouwe en schrick der aen te dencken, [het ver]
Rabenhaupt geëerd
Godard Adriaan heeft vast over de verovering van Coevorden gehoord. Als de keurvorst nu doorpakt kan ook hij met Gods hulp misschien nog veel goeds voor elkaar krijgen. Carl von Rabenhaupt komt veel eer toe, en de Friezen doen het ook goed, misschien dat er in Overijssel wat bereikt kan worden.
het ver
=overen van koefverde19Coevorden sal uhEd hebbe verstaen naert oordeel van veele so den keurvorst nu t werck wil behartige en Eens ter deege met sij volck ageere20aanvallen twijfelt men niet van wat goet met godts hulpe te sulle verichte, raefvenshooft21Rabenhaupt leijt groote Eer in22en de vriese23Friezen doen ock wel, men gelooft in overijsel wel wat sou konne gedaen worde, [de heer wil geefve wat tot onse beste]
Mensen ontvluchten Den Haag
Amalia van Solm is nog steeds ziek. De nieuwe ordonnantie is er nog niet, maar de eerste is bevestigd door de Raad van State. Er zijn veel ambtswisselingen in Den Haag. Er vluchten nog steeds heel veel mensen. Margaretha vreest dat de koning van Frankrijk tegen de zomer weer met een groot leger zal opmarcheren. Margaretha wenst nogmaals voor het nieuwe jaar meer goddelijke zegen voor het land en voor de wapenen dan in het jaar ervoor.
de liede vluchte van hier noch met gewelt ick vrees teegens de soomer als waneer so geseijt wort de koninck met Een mach =tige armee weer af sal koome de heere wil ons genadich sijn en bij staen, geefve dat wij in dit ijaer sijne godlijcke seegen over ons lande en wapenen meer mooge hebbe als voor dees, inwiens bescherminge uhEd beveelle blijfve
De laatste brief die Margaretha van Godard Adriaan heeft ontvangen, heeft ze op 9 januari beantwoord. In de tussentijd heeft ze geen nieuwe brieven van haar man binnengekregen. Ze blijft trouw schrijven, maar maakt zich wel zorgen.
Komt Van Ginkel thuis?
Van zoonlief heeft Margaretha wel brieven ontvangen. De heer Van Ginkel schrijft dat zijn gezondheid sterk verbeterd is. Hij is met een koets vertrokken en wacht op het jacht dat hem op komt halen in Brussel. Margaretha verwacht dat hij onderweg is, maar het heeft de afgelopen week ontzettend hard gestormd…
[staen t kost niet voort,] de heer van ginckel schrijft sijn gesontheijt so toe genoome te hebbe dat hij met Een koets wtgereede heeft dat hem wel bekoome is en wachte maer opt jacht dat van rotterdam gist gistere acht dage al naer bruijsel al af gevaeren is om hem te haelle so dat niet twij= =fele of hij is op wech, maert heeft deese weeck heel seer gestormt tot deesen dach toe en nu heeft hij vlack inde wint dat mij bekomert[, alsmeede niet]
Een schip in volle zee bij vliegende storm, bekend als ‘De windstoot’, Willem van de Velde (II), ca. 1680. Collectie Rijksmuseum
Amalia en Albertine Agnes
Amalia van Solms, weduwe van Frederik Hendrik van Oranje, is ontzettend ziek. De doktoren hebben weinig hoop, schrijft Margaretha. De prinses van Oranje is verkouden, hoest en heeft aanhoudende koorts. Margaretha heeft ook nieuws over een andere prinses: Albertine Agnes van Nassau, de vrouw van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz. De prinses ‘wort verwacht’, aldus Margaretha.
[in gesontheijt,] haer hoocheijt Mevrou de prinses van oransge1Amalia van Solms is, Etlijcke dagen herwaerts heel doot lijck kranck geweest ijae so dat de docktoore weij nich hoop vande leefve hebbe, veroorsaeckt wt Een
groote verkoutheijt met hoest en kontiniweelle koorts en alledaech swaere verheffine van koorts die met koude aenkomt, de prinses van vrieslant2Albertine Agnes van Nassau, dochter van Amalia van Solma wort verwacht[, voort verlanckt me]
Amalia van Solms, Jacob Houbraken, naar Hendrik Pothoven, naar Gerard van Honthorst, 1753. Collectie RijksmuseumAlbertine Agnes, Henrick Rochuszn van Dagen, naar Cornelis Visscher (II), naar Gerard van Honthorst, 1649 – 1677. Collectie Rijksmuseum
Ziekte, dood en verderf in het leger
Uiteraard besteedt Margaretha ook weer aandacht aan het oorlogsnieuws. Zoals altijd is de hamvraag: waar blijven de Duitse troepen? De gardes van de prins van Oranje begeven zich in ieder geval in Den Haag, het regiment van Van Ginkel te Gorinchem, dat van Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam, van Frederik Hendrik van den Boetzelaer te Leiden en van Joan Teding van Berkhout te Rotterdam. Gelukkig bevindt zoonlief zich op het moment niet bij zijn regiment, want in Gorinchem zijn veel militairen aan de rode loop. In Holland staat alles onder water, waardoor wegen onbruikbaar zijn geraakt. Daarbij komt dat er bij Amsterdam door de zware wind een dijk is doorgebroken, waardoor veel ruiters te paard van de compagnie van Gerard Bernhard von Pöllnitz zijn verdronken. En er zijn nog meer doden te betreuren: de heer van Herne, Adriaan Reinhard van Reede, is aan de legerziekte gestorven. Margaretha vreest dat er nog veel meer militairen ziek gaan worden.
[vrieslant wort verwacht], voort verlanckt me hier seer te hoore waer de duijtse troepees sijn de gardees van sijn hoocheijt legge hier inde haech het reegement vande heer van ginckel te gorckom dat van obdam3Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam van lange =raeck4Frederik Hendrik van den Boetzelaer is noch te leijden ingenoomen, van slijdrecht5Joan Teding van Berkhout te rotterdam, daer over al groote quantiteijt van hooij en haver voor op gedaen is, men seijt te gorckom seer veel siecke aende roode loop is, het staet hier in hollant over al so int water datter geen weege sijn te gebruijck daer bij komt datter ontrent Amstendam door de swaere wint Een dijck is door gebroo =cke, waer door veel ruijters met haer paerde vande kompangi vanden heere penits sijn verdroncke sijn luijtenant dieder acht paerde heeft verloore seijtme dat het ontswomen is, de raetsheer rijxse swager vande burgemeester hamel koomende wt noortholland, is te Amsterdam naer twee dage sieck geweest te sijn gestorfve, de heer
van herne6Adriaan Reinhard van Reede is ock in sijn garnesoen aen die leeger sieckte gestorfve, daer der veel aen legge, tis te vreese als de liede nu wat op haer rust koome datter noch veel sulle sieck worde
Gelukkig is Van Ginkel weer aan de beterende hand. ‘Wij konne godt niet genoech dancke dat onse soon so genadich daer tot noch toe is af gekoome’, schrijft Margaretha aan haar man. Er is ook goed nieuws over de ordinantie van Godard Adriaan: bij de Gecommitteerde Raden is last gegeven om 12.000 gulden aan Godard Adriaan over te maken. Margaretha zal het wel even gaan regelen: ‘als ick die heb sal sien daer gelt van te krijge’.
wij konne godt niet genoech dancke dat onse soon so genadich daer tot noch toe is af ge koome so ick nu hoor van die bij hem in sijn swaerste sieckte is geweest was hij teene =mael buijten hoop van leefve, och hoe groot is de goedertienentheijt godts tot ons wae =ren wij maer danckbaer genoech, nu heb ick naer lan loope so vergekreechge dat ter bij de heere gekomiteerde rade last is gegeefve om ordinansi ter som van twaelf duijsent gul voor uhEd op te maecke als ick die heb sal sien daer gelt van te krijge[, en uhEd begeert volge]
PS: Van Ginkel is thuis!
Uit deze brief blijkt goed dat Margaretha meerdere dagen over een brief deed. Waar ze zich aan het begin van haar brief nog afvraagt wanneer haar zoon thuiskomt, schrijft ze in een post scriptum dat hij is thuisgekomen. Hij zegt zich goed te voelen, maar ziet er vervallen uit en is zwak: ‘De heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte voort geefven’.
opt sluijte van deese komt de heer van ginckel hier aen, die seijt hem wel te voelle maer sietter so vervalle wt dat men schrickt hem te sien is ock noch seer swack de heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte voort geefven, sijn kamerlin is noch heel sieck mee hier
Eindelijk is er weer een brief van Godard Adriaan bezorgd. De brief is persoonlijk aan Margaretha overhandigd door kolonel Johan Thibault Webbenom. Volgens de kolonel en de inhoud van de brief maakt Godard Adriaan het goed. Toch maakt Margaretha zich zorgen. De brief van haar lieve man is alweer drie weken oud. Zou het nog steeds goed gaan? Margaretha heeft al haar brieven naar Bielefeld gestuurd. De vraag is of Godard Adriaan blij zal zijn met de inhoud van haar brieven…
De droefviege toestant van ons liefve vaderlant
In de brieven die Margaretha reeds richting Bielefeld verzonden heeft, rept ze over de toestand in de Republiek. Ze schrijft hierin onder andere over de tocht van de hertog van Luxembourg. De eerste week van januari is rustig verlopen, maar Margaretha weet ook dat de Franse dreiging nog lang niet voorbij is en dat het makkelijk weer mis kan gaan als het gaat vriezen… De hertog, heeft Margaretha vernomen, schijnt in het water te hebben gelegen en is ziek geworden. Ook was een aantal militairen verdronken.
en daer wt sien den droefviege toestant van ons liefve vaderlant, wij sijn hier nu weer wat in stilte hoe lange het duere sal weet die groote godt met d Eerste vorst hebbe wij die alarm weer te verwachte de heer almachtich wil ons behoede, den hartooch van lutsenburch seijt me dat int water geleegen heeft en te wttrecht sieck leijt, tis seecker sijn volck seer gedevaliseert1devaliseren: zich met geweld meester maken daer weer ingekoomen is en datter Etelijcke verdroncken sijn[, had]
Spotprent van de hertog van Luxembourg. Afbeelding afkomstig uit Abraham de Wicqueforts Journael, of dagelijcksch verhael van de handel der Franschen in de steden van Uytrecht en Woerden. Op de achtergrond het bloedbad van eind december 1672. Bron: Utrechts Archief
De tocht van Luxembourg
Maar als de Staatse generaal Moïse Pain et Vin zijn post niet verlaten had, hadden de Franse troepen zich niet terug kunnen trekken en waren er veel meer omgekomen. ‘Sij waren alle in Een sack’, aldus Margaretha, ‘daer souder niet Een afgekoome sijn’. Wederom een smet op het blazoen van het Staatse leger.
[en datter Etelijcke verdroncken sijn,] had penevijn die post aende nieuwe bruch niet verlaeten, sij waeren alle in Een sack daer souder niet Een afgekoome sijn[, door den ster]
Toch was er ook nog goed nieuws over de krijgsverrichtingen van de Republiek te melden: op 30 december 1672 wist de Boheemse legercommandant Carl von Rabenhaupt Coevorden te heroveren. Margaretha geeft een opsomming van wat er in de heroverde vesting is aangetroffen: 2000 gulden aan contanten, het zilveren servies van de bisschop en 140 stuks geschut. Kort na de overwinning komen er pamfletten uit waarop complete overzichten staan van wat er in Coevorden is buit gemaakt. De Republiek kan trots zijn op de Boheemse edelman: ‘die man doet al fraeije acksie’, vat Margaretha de mening van eenieder over ‘raefvenshooft’ samen.
[vaeren,] het veroveren van koefverde dat raefvenshooft bij antreeprijse heeft ingenoome 20000f, aen kontante het silver servies van bischop en hondert en 40 stucke geschut daer in gevonde en verovert, heeft hier blijschap veroorsaeckt, die man doet al fraeije acksie
De bestorming van Coevorden, 30 december 1672, Pieter Wouwerman, 1672 – 1682. Collectie Rijksmuseum
De situatie van Van Ginkel
De ruiterij is in de steden gelegerd; het regiment van Van Ginkel bevind zich te Gorinchem. Eén van de knechten van Margaretha’s zoon is heel ziek. Gelukkig is zoonlief zelf weer aan de beterende hand. Margaretha hoopt hem snel weer te zien. In haar brief van 2 januari 1673 schreef ze dat Van Ginkel een aderlating heeft ondergaan. Nu schrijft ze dat hij in 48 uur maar liefst vier keer is adergelaten. Zoonlief had laten weten dat zijn ziekte te wijten was aan het feit dat hij in ijskoud weer 20 uur lang in het zadel heeft gezeten.
ick verlange he mijn soon te sien hij is in tijt van tweemael 24 Eure 4 mael gelaete had op deene sijde Een speesie van beroerte doch nu de heer sij gedanckt weerover en wel volgens sijn leste schrijfve, deese sieckte is door de groote koude die hij so geseijt wort 20 Euren aen Een te paert sittende in dat felle weer veroorsaeckt, sij hebbe Een seer swaere mars ge hadt[, nu seijt me dat mompelijan het luijtenant]
Een kabinet met specerijen
Klaarblijkelijk heeft Godard Adriaan een de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een dienst bewezen. Margaretha sluit haar brief af met de mededeling dat ze als bedankje hiervoor een kabinet met specerijen heeft ontvangen. Ze heeft het kabinet nog niet geopend, maar aangezien de specerijen tegenwoordig heel duur zijn, komt het onverwachte geschenk zeker van pas.
so sende de heer van oostindishe kompangi aen mij en doen Een komplement maecke over Eenige dienste die sij segge uhE haer gedaen heeft, waer voor sij uhEd opt hoochste bedancke en sende mij tot Een teeken daer van Een kabijnet met Eenige speeserije dat ick noch niet geopent heb, maer wel te pas sal koome de wijlle de speeserije hier heel dier sijn
Bomen en specerijen. De prent is afkomstig uit een album met voorstellingen van planten, dieren en volkeren van West- en Oost-Indië. 1682-1733, Romeyn de Hooghe. Collectie Rijksmuseum
Margaretha en haar familie hebben 1672 overleefd maar de oorlog is nog niet voorbij. Margaretha’s vorige brief zat vol slecht nieuws: de vijand is een duister plan aan het smeden en ze heeft al weken niets gehoord van haar zoon. Zal 1673 een fortuinlijker jaar blijken dan 1672 of zakt de Republiek verder de rampspoed in?
Ziekte van Van Ginkel
De brief begint relatief goed: eindelijk hoort Margaretha weer iets van haar zoon! Ziekte teistert de familie zowel in Den Haag als in het verre Charleroi: zoonlief kon geen brieven schrijven omdat een flinke verkoudheid met koorts hem geveld had. De dokters zijn inmiddels langs geweest bij Van Ginkel en zij denken dat de ziekte voorbij het hoogtepunt is. Het gevaar is geweken. Haar zoon heeft veel geluk gehad: hij is niet de enige die getroffen is door ziekte in het Staatse leger. Meerdere hoge officiers zijn zelfs overleden hierdoor.
dat is dat de heer van ginckel volgens sijn schrijfve vande 27 wt bruijsel en die vande heere vrijberchge1Cornelis van Vrijberghe beeter en volgens t oordeel vande docktoore sijn sieckte opt hoochste is geweest en buijte prijckel2perikel: gevaar weer was, daer wij godt niet genoech voor konne dancke, sijn sieckte is hem int leeger voor schar =leroij met Een viemente3vehement: stevig verkoutheijt en konti =niweele koorts aengekoome alsmeede den luijte – nant generael weldere4Johan van Welderen en den ritmeester de gruijter5Onbekend, die sijn hoocheijt door de graef van werfusee6Floris Carel van Beieren Schagen, graaf van Warfusé en 60 ruijters naer bruijsel liet brenge, daer weldere en de gruijter den darde dach naer datsij daer waere, sijn gestorfve so den heere vrijberge die schrijft onse soon
Aderlating. Fragment uit Jacob Fransz. (ca. 1635-1708) en zijn familie in de chirurgijnswerkplaats, Egbert van (I) Heemskerck, 1669. Collectie Amsterdam Museum
Dat Van Ginkel het overleefd heeft is aan twee zaken te wijten, schrijft Margaretha: gezond verstand en een goed gestel. Toen hij hoorde dat er al mensen overleden waren omdat ze geen rust namen heeft hij meteen verzocht om logement bij iemand in huis te nemen in plaats van verder te reizen naar het barre, koude legerkamp bij Charleroi. Het laatste nieuws wat Margaretha heeft gekregen over haar zoon is dat hij een aderlating ondergaan heeft. Hoe hem dit bekomen is, dat is nog wachten tot de dag van morgen.
seer intstantelijck versocht te hebbe sijn loosgement in sijn huijs bij hem te neeme, het welcke hij Exk =useerde en in sijn herberch is gebleefve, seijt segge, de docktoore bij aldien de heer van ginckel niet Een bij sondere starcke natuer had ge= =hadt daer niet vande op soude gekoome hebbe hij is te bruijsel g Een Adergelaeten, nu ver lange wij seer naer den dach van mergen dat de bruijselse post komt om te hoore hoet nu is en hoet laeten hem is bekoome, [ijan sijn]
Over het ijs!
Helaas blijft het in deze brief niet bij enkel goed nieuws. Godard Adriaan krijgt eindelijk te horen welk vilein plan de vijand bekokstoofd heeft: doordat het zo hard gevroren heeft is de Hollandse Waterlinie stijf bevroren. De Franse troepen konden simpelweg over het ijs de Staatse troepen omzeilen. Holland lag wijds open! Zouden ze hun belofte om Den Haag te plunderen nu waar maken?
[sieck tot bruijsel gebrocht was,] daer op kree chge wij snachts hier den alarm dat de vijant overt ijs van achteren bij boodegraef7Bodegraven was in gebroocke dat konins merck8Kurt Christoph von Königsmarck met sijn volck tot Alphee9Alphen aan de Rijn was gereetireert10retireren: terugtrekken, den r p fagel11Raadspensionaris Gaspard Fagel
en andere heere die savonts te tien Eure deese tijdin al hadde en aenstonts derwaerts ginge, seekree teerde12secreteren: geheim houden het, [maer snachts ontrent Een Eur quam]
Den Haag is in rep en roer. De hoge heren zijn al verdwenen uit de stad, zij hadden het nieuws schijnbaar al eerder. Er ontstaan weer volksoproeren en de burgers nemen het heft in eigen handen. Niemand mag de stad uit. Margaretha weet niet wat ze doen moet: ze lag al wakker met zorgen om haar zoon maar nu komen ook de Fransen ineens heel erg dichtbij.
maer snachts ontrent Een Eur quam der post op post, en ick die door de bekomerin van mijn soon niet kost slaepe, hoorde de klapper man roepe harwt harwt, daermeede, Elck ten bedde wt de burgerij in wapene de klocke op alde dorpe luijde alles was in sulcken roer dat het mij niet licht vergeeten sal, ick was meest met de vrou van ginckel en de kindere be komert en kostse onmoogelijck niet wech krijge de burgers oft kanaelgecanaille: gepeupel wilde onmoogelijck niet lijde13lijden: dulden datter Eimant wt den haech ginck, [het huijs]
Gelukkig zet al snel de dooi in. Eindelijk lijken Margaretha’s gebeden om hulp vervuld. De Fransen moeten snel terugtrekken en moeten daarvoor langs de post van commandant Pain et Vin bij Nieuwerbrug. Alleen… hij blijkt gevlucht te zijn.
De vraag op ieders lippen: hoe kon dit gebeuren? Waar was het Staatse leger toen ze eindelijk de Fransen de pan in hadden kunnen hakken? Weer is het Staatse Leger ineffectief gebleken tegen een Franse invasie.
[schrijfve], doch moet noch segge dat godt almachtich ons op Een bijsondere manier sijn genade heeft ge toont door Een seer schielijcke14schielijk: snel en viemente doeij waerdoor den vijant niet voort noch te ruch en kost, en sonder dat pinevien15Moïse Pain et Vin, bevelhebber van het Staatse leger wat Bodegraven had moeten beschermen sijn post die hem aenden nieuwe bruch16Nieuwerbrug aen bevoolle was had verlaeten naer
oordeel van alle mense had de vijant so beset geweest datter geen of weijnich van hadde konne koomen nu hout me voorseecker dat sij die post diese in hadde gehoude teenemael hebbe verlaete en weer na wt= trecht sijn, [men meent dat de komst van sijn hoocheijt]
Margaretha moet even alle stress en spanning kwijt bij haar liefste hartje. Hoe lang zal deze verwoestende oorlog nog doorslepen? Zal 2023 1673 eindelijk geluk, zege en voorspoed brengen? Voor de dorpelingen van Zwammerdam en Bodegraven is het al te laat: de gefrustreerde Franse troepen hebben de dorpen geplunderd en afgebrand op hun terugtocht. Zonder huis zullen zij deze killer winter moeten zien door te komen.
[de] heer almachtich wil ons bij staen en geefve wij in dit ijaer 1673 meer geluck seegen en voorspoet mooge hebbe alst voorleeden ijaer, so lange den vijant inde provinsi van wttrecht is sulle wij ingeen rust sijn maer met de Eerst vorst die wij alledage hebbe te verwachte alweer inde selfde alarm weese, tis seer droefvich te sien so hier ontrent alles geruwineert wort de plantaesge uijleboome de koekamp alle die boome sijn afgehouwe legge inde wech, de dorpe boodegraef en swamerdam sijn so af gebrant door den vijant datter geen ses huijse sijn gebleefve en voort al die streeck lans afgebrant, die schoone huijse, wat is dit Een ru wineusen oorlooch int hartge vande winter so veel mens verijaecht, och ons liefve vaderlant is wel in Een seer droefvigen staet, het Eene droefheijt komt mij opt ander en heb niemant dien mij raet heb van uhEd ock in so lan niet gehoort hoop het wel sal sijn, en dat de heer almachtich ons sal te hulpe koome op wien alleen betrouwe blijfve uhEd getrouwe M Turnor
P.S. Toch geen verkoudheid?
Zoals wel vaker voegt Margaretha aan het einde van haar brief nog recenter nieuws toe. Zo heeft ze net meer nieuws over haar zoon gekregen. Het schijnt dat hij niet enkel last had van een flinke verkoudheid maar ook van enige “belabbertheijt aen sijn tong”. Het klinkt alsof Van Ginkel door alle ontberingen een lichte beroerte heeft gehad. Haar moederlijke instincten ontwaken meteen: moet ze naar haar zoon toe?
seijde dat hij beeter was maer Eenige belabbertheijt aen sijn tong hadt wisle wist niet te segge waer wt het selfve ont staet, dat mij nu weer nieuwe bekomeringe geeft vreesende het Een nieuwe toe val sal sijn daerom ick seer beducht ben niet weeten de wat ick doen sal of daer nae toe gaen of niet gaen ick souder konne bevriese en niet weeten hoe weerom te koo =men, sal de post van merge afwachte, daer seer nae verlan
P.S. Gelukkig nieuwjaar!
Margaretha mag Kerst dan wel negeren, voor het nieuwe jaar is ze niet blind:
ick wensche uhEd hiermeede Een geluck salich nieuwe ijaer met meerder rusten minder sonde te beleefve,
Een gelukzalig nieuwjaar met meer rust en minder zonde…
In haar vorige brief had Margaretha een brief van Welland opgenomen. Welland had geschreven dat de Spanjaarden met Frankrijk gebroken hadden. Oftewel: de Spanjaarden zouden officieel partij hebben gekozen voor de Republiek en zelfs al een offensief en defensief verbond gesloten hebben. Goed nieuws! Of toch niet?
Het beleg van Charleroi
Helaas blijkt ook het nieuws over het verbond met Spanje te goed om waar te zijn. Maar het is ‘abuijs en so breet niet’, aldus Margaretha. Hoewel Spanje nog niet officieel met Frankrijk gebroken heeft, lijken de Spanjaarden wel op de hand van de Republiek te zijn. Margaretha weet te vertellen dat de Spanjaarden Charleroi berend hebben! De stad is in handen van de Fransen en wordt gebruikt als bevoorradingsplaats voor het Franse leger. Charleroi veroveren… Wat zou dat een mooie opsteker zijn voor de Republiek, zo aan het eind van het jaar! Prins Willem III heeft zich inmiddels met een deel van het Staatse leger bij de Spanjaarden gevoegd. Dat is goed nieuws! Of toch niet? Margaretha spreekt haar vrees uit. Ze gelooft dat ‘deese plaats seer veel volck sal koste’: de gouverneur van de vesting zal Charleroi tot de laatste man willen verdedigen…
Mijn heer en lieste hartge met mijne laeste heeft de heer van wellant1Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha uhEd ge =schreefve dat de spaense tegens vranckrijck gebroo cke en met ons Een liege garantij offensijf en de= fensijf soude gemaeckt hebbe2Een offensief en defensief verdrag het welcke hem wt Maestricht geschreefve is, doch tis abuijs en so breet niet, maer wort geseijt hetselfve op goede voet te staen, dat de spaense scharleroij berent hebbe en sijn hoocheijt voort met sijn leeger daer bij is gekoome is waer, en dat hij voorleede sondach Een kontersch =erp3Conterscherp/Contrescarp: een talud aan de buitenzijde van een (vestinggracht) in had hout men ock seecker, en dat de gouver= =neur van scherleroij die bine tongere was met 60 man door Eene senisterheijt4Van sinister/sinisterlijk: op slinkse wijze is inde stat gekoome staet mij niet aen, hij is so geseijt wort Een vande braefste5Dapperste/moedigste offisiers die int fransen dienst is ick en veel wijse liede vreese deese plaets seer veel volck sal koste om dat dien gouverneur het tot de wtterste toe sal wille deffendeere [, al mijn]
De vesting te Charleroi, veroverd door de Fransen of Munstersen, Gaspar Bouttats, 1672. Collectie Rijksmuseum.
Kou
Is het wel een goed idee om nu aan een beleg te beginnen? Het is ontzettend koud: ‘Mensen moete van koude vergaen en doot vriesen’, uit Margaretha haar zorgen. Zo koud is het in jaren niet geweest − de wateren zijn reeds bevroren. Wat zal er gebeuren als het Franse leger de weersomstandigheden ten volle benut? In Utrecht verwacht men dat de Fransen nog dit jaar van plan zijn om Holland binnen te vallen. Margaretha hoopt dat de Heer almachtig het kwade voornemen van de vijand wil beletten en de inwoners van Holland voor een overval wil bewaren. Toch bereiden de Hollanders zich voor op het ergste: met degens, roers (vuurwapens) en bijlen. Maar in hoeverre zal dit helpen wanneer − God verhoedde − de Fransen aanvallen? Margaretha is niet erg hoopvol: iedereen zal alleen zijn eigen huis beschermen, en de rest aan de vijand overgegeven.
harde en felle weer, och ist nu tijt om beleegerin te doen de mense moete van koude vergaen en doot vriesen ock ist onmoogelijck datse met Een schop of spae inde aerde konne, tis hier so fel en scherp kout als ick in Eenige ijaere beleeft heb al de watere legge toe men schrijft wt wttrecht datse daer noch starck voor hebbe dit saijsoen te wille waerneeme en in hollant te wille koome, de heer almachtich wil haer quaet voorneeme belette en ons voor Een overval be= waere men sit hier in groote vrees, alde burge =rij en de sepooste is aengeseijt haer met Een deege Een roer en Een bijl gereet te houde maer als der op aen sou koome dat godt verhoede wil wat sout helpe Elck sou naer sijn Eijgen huijs loope en de rest ten beste geefve[, de griffier fagel]
Soldaat die zijn roer op zijn schouder draagt, Jacob de Gheyn (II) (atelier van), naar Jacob de Gheyn (II), ca. 1597 – 1607. Collectie Rijksmuseum.
Geld
Gelukkig valt er ook nog iets positiefs te melden: griffier Hendrik Fagel − de broer van raadpensionaris Gaspar Fagel − heeft aangegeven bezig te zijn een nieuwe rustwagen voor Godard Adriaan te regelen. Hendrik heeft tevens, op verzoek van Margaretha, zijn broer gesproken over de betaling van de ordinantie. Maar de kasteelvrouwe verwacht niet dat de raadpensionaris zich aan zijn woord zal houden. Vervolgens begint Margaretha over de Staten van Holland. Er sijpelt sarcasme door in haar woorden: de Staten van Holland hebben eindelijk door dat de militie in dit weer niet zonder geld kan. Er zijn verbeteringen doorgevoerd waardoor de soldij voortaan op tijd betaald wordt.
[loope en de rest ten beste geefve,] de griffier fagel heeft mij doen segge beesich te sijn met het versoeck tot Een rustwage voor uhEd geloof hij daer toe al konsent heeft bekoome, o ock dat hij den heer r p fagel op mijn versoeck heeft ge sproocke weegens de betaeline van beijde uhE ordinansie die hem belooft heeft mij deese weeck kontentement te doen hebbe so hij woort hout salt heel goet sijn maer hij heeft het so dick mael en so lan belooft dat icker geen staet op
kan maecke, men heere de state van hollant beginne nu te dencke dat haer meliesi in dit weer niet sonder gelt konne sijn, hebbe die voorsienine ge daen dat al haer meliesie betaelt wort tot dees loopende maent en de ordinansie die in dees maent vervalle sijn sullense laete loope sonder op te maecke deese maent wt en die tot den leste deesem in kluijs op maecke en betaelle en dan voortaen alle maent voort pront betael dat wel Een goede saeck sal sijn[, maer de track]
Ziekte en beterschap
Godard Adriaan moet ongerust zijn geweest toen hij de woorden van Margaretha las. In haar brief van 22 december schrijft ze dat ze een aantal dagen last heeft gehad van ‘een seer swaere defluxsi op de halfve sijdt van mijn aensicht en tande’. Ook had ze ontzettende hoofdpijn, vond ze zichzelf niet om aan te zien, was haar oog gezwollen en had ze rode plekken rond haar mond. Waarschijnlijk had ze last van een huidinfectie door stafylococcen (mogelijk streptokokken). Een combinatie met gordelroos (vaak getriggerd door een andere aandoening of verminderde weerstand) is ook mogelijk. Gelukkig is Margaretha ten tijde van het schrijven van de huidige brief weer aan de beterende hand. Met Reijniera gaat het ook stukken beter, maar nu begint Antge weer uitslag te krijgen. Gelukkig is het kindje er (nog) niet ziek van. Margaretha zou niet weten wat ze moet doen als ze zou moeten vluchten. In de kou, met de zieke kinderen…
[te bedancke,] ick heb Ettelijcke dage Een seer swaere defluxsi op de halfve sijdt van mijn aensicht en tande met Exstreeme pijn int hooft gehadt ijae so dat ick niet toonbaer ben mijn Een ooch is bij naest toe sien maer met het Een ooch so is die sij geswolle en rontom mijn mont met viericheijt wt geslage, met de roos aent geswolle ooch, dant hart is de heer sij gedanckt gesont nu de pijn over is weet ick niet waer ick ben , het kint raniertge is haest weer wel maer nu begint Antge weer wt te slaen doch isser sonder lin niet sieck van hoop het maer wint of steenpockges sulle sijn, gist dat wij Eens met dit harde weer moste vluchte sou niet weete hoe ickt met de siecke kinderen sou maecke, de heer hoope ick salter niet toe laete koome[, gistere]
Het laatste nieuws
Margaretha sluit haar brief af met slecht nieuws uit Amerongen. Uit een brief van de secretaris heeft ze vernomen dat er vorige week vier doden zijn gevallen. Tot overmaat van ramp is de predikant, Keppel, ook nog eens ziek…
In een Post Scriptum voegt Margaretha nog toe dat ze hoopt snel iets van Van Ginkel te horen. Ook is ze benieuwd naar het verloop van het Beleg van Charleroi en wil ze graag weten waar Godard Adriaan van de winter zal verblijven. Daarna volgt het allerlaatste nieuws over het Beleg van Charleroi, afkomstig uit de brieven uit Maastricht. Maar men weet niet meer wat waar is. Er wordt zo veel gelogen, het is een schande…
ons verlanckt seer hoet met de heer van ginckel is en hoet met scharleroij staet, ock waer uhE noch sijn winter quartier sal hebbe dat nu wel tijt wort[, men is hier noch blijde dat de gou]
Vier dicht beschreven kantjes, een P.S en nog twee later toegevoegde blaadjes: De brieven van Margaretha worden steeds langer terwijl de winter gaat strengen en de dreiging toeneemt. Ook boven Amerongen komen donkere wolken te hangen, hoewel het voorlopig nog overeind zal blijven staan. Dit in tegenstelling tot een kasteel veel verder zuidelijk…
Garnizoen van Maastricht neemt Valkenburg in
Willem III is met het leger Maastricht gepasseerd en op weg naar Tongeren. Ook vijf regimenten van het garnizoen van Maastricht moeten zich gereed houden met proviand voor vijf dagen.
[rhijn al soude gepasseert sijn], de briefve van Maestricht brenge vandaech meede dat sijn hoocheijt wt lant van guijlijck1Het land van Gulik (Jülich), ten oosten van Heerlen opgebroocke en Maestricht passeert om ist niet met het heelle leeger met Een gedeelte naer tongere2Tongeren, Vlaamse plaats 20 km ten zuidoosten van Maastricht te gaen 5 reesgemente wt Maestricht was aengeseijt haer op de tromslach gereet te houde en haer voor 5 dage te proviandeere,
Margaretha neemt aan dat haar man gehoord zal hebben dat datzelfde garnizoen een paar dagen eerder Valkenburg heeft ingenomen.
[toelaetinge niet en geschiet, moet zijn], dat het garnisoen van Maestricht valckenburh3Valkenburg heeft ingenoome sal uhEd hebbe gehoort, [nu aen=]
Het kasteel Valkenburg vanuit het oosten, Josua de Grave, 1669. Collectie RHCL
Eindelijk erkenning voor Godard Adriaan
De Duitse troepen zijn helaas nog steeds niet over de Rijn. Margaretha is echter zeer verheugd te horen dat haar echtgenoot een brief van dank van officiële zijde heeft ontvangen voor het feit dat hij de Keurvorst überhaupt zo ver heeft gekregen om tegen de Fransen in het geweer te komen. Een belangrijk deel van zijn missie is dus geslaagd, terwijl Dijkveld in Engeland minder succesvol is geweest.
tis mij seer lief dat uhEd sul =cken oblijgante brief van danckseggin heeft ontfange dit geeft geen kleijn kon =tentement maer wel groote gerusticheijt en konne godt niet genoech dancke dat uhEd sijn doen met geen attestasie4verklaring omtrent de feiten hoeft te defendeere5verdedigen gelijck ick sie dat den heer van dijckf6Everard van Weede van Dijkveld doet
Portret van Everard van Weede, Jacob Houbraken, naar Aert Schouman, ca. 1750. Collectie Rijksmuseum
Water wegmalen onder het ijs
Koning Winter blijft dreigen. Gisteren en eergisteren heeft het weer flink gevroren. Margaretha hoort zeggen dat men het ijs op elk gewenst moment onder water kan laten lopen, daar waar de vijand er overheen zou kunnen komen. Bovendien kan men het water er onder vandaan malen. Ze moet het nog zien en is er niet gerust op. Maar gelukkig is het nu weer ‘vuil dooiweer’.
[hoe meer beschuldicht,] gistere en Eergistere begost7begon het hier scherp te vriese, daer door me seer bekommert was hoewel geseijt wert dat men de passaesge daer de vijant door sou moete koome alle Eure8alle uren, elk moment het water over t ijs kan doen loope, ent water ondert ijs wech maelle, dan dit is maer segge alst ter op aen quam sout te besien staen, nu de heer wil ons bewaere, het is weer vuijl doeij weer, [t is mij seer lief dat uhEd sul]
Amerongen in gevaar
De zoon van Teunis Huibertse heeft geschreven dat het in Amerongen ondertussen weer een poosje rustig is geweest omdat er geen troepen meer doorheen zijn getrokken. Hij heeft een sauvegarde gekregen: een (aantal) Franse solda(a)t(en) die hij moet onderhouden met zeven gulden in de week en die er dan (hopelijk) voor zorgen dat hij niet door andere Fransen wordt uitgekleed. Een maffiose beschermingsregeling dus. Daarnaast heeft hij een schriftelijke verklaring van bescherming gekregen, die hij Margaretha heeft toegestuurd en waarvan hij denkt dat deze ook voor het Kasteel geldt. Maar Margaretha leest er het tegenovergestelde in: de sauvegarde geldt voor huizen, meubelen en vee van het dorp Amerongen, maar uitdrukkelijk niet voor het kasteel. Ze had liever gehad dat het kasteel helemaal niet genoemd was! Ze vermoedt dat de secretaris niet goed Frans verstaat, of in ieder geval geen Franse drukletters begrijpt. “Daardoor vrees ik dat ze niets goeds met ons huis in de zin hebben, en dat ik daar nooit meer terug zal komen”
doch dat hij Een savegarde9Sauvegarde: bescherming van goederen of personen heeft bekoome die sij seeve gul sweecks10zeven gulden per week op sijn Eijgekost en dranck ock Een schrijftelijck die hij heeft laete drucke en mij Een gedruckte kopij van toegesonde hij seijt speesiael de konservasie11het behoud vant huijs te Ameronge daer in begreepe te hebbe, maer nu ick die wel nae sien bevinde niet min als ons huijs daer in begreepe, maer ter kontra =rije12in tegendeel, se is voor de huijse meubele en beestiaele13veestapel van Ameronge, behalfve voort kasteel dat sij wt druckelijck daer in sette, het waer mijns oordeels beeter geweest het kasteel daer niet in genoemt waer, het is int frans het welck geloof de seekreetaris niet verstaen heeft of noch int gedruckte niet en verstaet, hier door vrees ick datse noch al niet goets met ons huijs int sin hebbe en ick daer noijt weer op sal
In een P.S. komt ze er weer op terug, na tussen neus en lippen door even gemeld te hebben dat het met alle kinderen weer goed gaat. Ze citeert de letterlijke Franse tekst.
de kindere sijn alle de heer sij gedanckt weer wel inde savegarde14Sauvegarde: bescherming van goederen of personen is wtdrucklijck met deese woorde le village d ameronge maijson meubles bestiaux E fourages, al la reserve du chateau du a lieu nous deffendons tres Expressement a tous gens de guerre qui sont sous notre commendement de ne rien prendre enlever15het dorp Amerongen [met] huis, meubels, dieren en voorraden, met uitzondering van het kasteel ter plaatse, nemen wij uitdrukkelijk in bescherming tegen soldaten die onder ons bevel staan, om niets weg te nemen Etc voeraesge16fourage:voorraad (van o.a. veevoer) hoeft geen savergerde want dat is altemael wech
Alle beesten op één na verkocht
Ze stelt bitter vast dat voor de voorraad niet eens een sauvegarde nodig was, want alles is toch weg. Hun hele agrarische bedrijf in Amerongen is opgedoekt. Alle dieren, op één na, zijn verkocht, omdat ze er geen voer meer voor konden krijgen. Al het personeel is afbetaald en uit dienst. Wat Teunis Huijbertse zelf nog doet zal voortaan in daghuur zijn. Op wat over is zal hij zo goed mogelijk proberen te letten.
ons menaesge17ons veehouderijbedrijf is te Ameronge teenemael op gebroocke alde beeste op Een naer verkocht want sij kosten18konden daer geen voer voor houd of krijgen, altvolck is af betaelt en wt onsen dienst gegaen, tgeene teunis voor taen sal doen sal in dach huer sijn hij heeft aengenoomen op alles te sulle lette en sien so veelt moogelijck is noch te konserveere t geene daer noch over =rich is, [men seijt sijnhoocheijt het]
En dan, zonder overgang, volgt er nog een regeltje van grote betekenis over een heel ander kasteel: Willem III heeft Valkenburg in de lucht laten vliegen! Ze maakt er verder geen woorden aan vuil, maar achteraf kun je er een voorafspiegeling van het lot van haar eigen kasteel in lezen. Alleen staan hier de daders aan de andere kant. In het geval van Valkenburg was het ook nog eens tevergeefs: Maastricht werd in 1673 alsnog door de Fransen ingenomen, iets wat Willem III met de vernieling van voorpost Valkenburg had willen voorkomen.
[=rich is,] men seijt sijnhoocheijt het kasteel te valckenburch19Valkenburg, Zuid-Limburg heeft doen springe20Op 6 december liet Willem III het kasteel opblazen en de stadswallen verwoesten. Het was voor de Fransen de uitvalsbasis voor de inname van Maastricht. Willem III wilde dat voorkomen. Helaas, in juni 1673 werd Maastricht alsnog door de Fransen ingenomen.
Landschap met ruïne van Kasteel Valkenburg, Paulus Lauters, ca. 1840. Collectie Rijksmuseum
De ordinantie is nog steeds niet binnen. Margaretha vraagt zich af wat de intenties van raadpensionaris Fagel zijn. Waarom houdt hij haar zo lang op en vertelt hij niet waar het aan schort? Het enige wat de raadpensionaris haar verzekert, is dat hij snel zal betalen…
met de laeste post heb ick uhEd Een meemoorije1Memorie: financieel overzicht vant geene ick seedert deselfs vertreckt heb ontfange en wtgegeegve, de bekende ordinansie 2verordening heb ick noch niet kan niet dencke wat den heere r pensionaris 3Raadpensionaris Gaspar Fagel intensie is dat hij mij so van dach tot dach op hout sonder te segge waert aen hapert maer verseeckt kert gestadich dat hij mij die sal bestelle [, de]
Geld voor Van Ginkel
Maar er zijn nog meer geldzorgen. Margaretha’s zoon heeft moeite geld voor zijn compagnie of regiment te ontvangen; de betaling loopt inmiddels drie maanden achter! Maar Van Ginkels mannen zijn niet de enigen die klagen; de hele militie wordt slecht betaald. Margaretha hoopt dat het snel zal verbeteren. In ieder geval moet eerst orde op zaken worden gesteld. In Den Haag was men al bezig om de financiën – die volgens Margaretha onder Johan de Witt ‘in het verloop waren geraakt’ – in orde te brengen.
[kert gestadich dat hij mij die sal bestelle,] de heer van ginckel kan ock geen betaelin voor sijn kompangi of reesgement krijge is bij de drije maende ten achtere, de ruijters konne niet wachte so dat hij int verschot moet sijn doch hij ist niet alleen de heelle meeliesie klaecht seer van quade betaeline, wij moete hoope dat Eens beetere sal men heere van hollant sij bee =sich om ordere op haere finansie die bij den oude r p de wit4Raadspensionaris Johan de Witt teenemael int verloop is ge raeckt te stelle, so geseijt wort ist op Een goede voet, [maer aldewerlt klaecht seer over]
Kaartspelende soldaten, Cornelis Bloemaert (II), naar Abraham Bloemaert, na ca. 1625. Collectie Rijksmuseum.
De wapenen neerleggen, of opnemen?
Van het leger van de Prins van Oranje heeft Margaretha sinds haar laatste brief niets meer gehoord. Hij schijnt zich met zijn leger ergens rond de Roer op te houden. Ook van de vloot is er geen nieuws. Wel zijn de Zweedse ambassadeurs inmiddels gearriveerd. Zit er dan toch een vredesverdrag aan te komen? Margaretha heeft vernomen dat de ambassadeurs een wapenstilstand zullen gaan voorstellen. Maar is dat wel zo’n goed idee? ‘De wijste lieden oordelen dat wij de vrede met de wapenen in de hand behoorden te maken’, aldus Margaretha. Vechten tot de laatste man, geen wapenstilstand!
Een goede vreede wwas ons wel nodich maer de wijste liede oordeelle dat wij de vreede met de wapenen inde hant behoorde te maecke en geen stilstant van wapenen hoore toe te staen[, men seijt tot wttrechten die proo]
De komst van de Zweedse ambassadeurs staat ook in de Oprechte Haarlemse Courant van 10 december. De heren extra-ordinaris Zweedse ambassadeurs worden vanuit Rotterdam verwacht in Den Haag. Of ze echt een publieke intrede zullen doen, weet men nog niet. Men zegt dat ze zullen logeren in het huis waar de Franse ambassadeur gewoond heeft.
Bericht uit de Oprechte Haarlemse Courant van 10 december 1672 over de Zweedse ambassadeurs. Via Delpher.nl
Een brief van de koning
In Utrecht zijn brieven van de Franse koning verschenen. De koning eist niet alleen dat de opgelegde som geld tot op de laatste stuiver wordt betaald, maar dwingt de Utrechtenaren ook nog eens 1600 bedden te regelen.
[te staen,] men seijt tot wttrecht en die proo =vinsie brijefve vande koninck van vranckijk sijn gekoome met last dat sij daer de ge= =Eijste som tot Een stuijver toe soude doen betaelle, daeren boove Eijschen sij noch 1600 bedde daer van 300 inde buerkerck tot behoef vande siecke soude geleijt worde
Turenne, Condé en de keurvorst
Margaretha verlangt zeer naar de brieven uit Duitsland en Maastricht. Ze is niet de enige. Iedereen wil weten of het leger van de keurvorst van Brandenburg de Rijn al is gepasseerd. Waarom is het Brandenburgse leger nog niet slaags geraakt met de Franse troepen? Er gaat geruchten rond. Margaretha gaat niet in op de inhoud van de geruchten, maar het heeft er alle schijn van dat veel onderdanen geen hoge pet meer op hebben van de keurvorst. ‘Men kan alle mensen de mond niet stoppen’, schrijft Margaretha. Wat kan de kwalijk sprekers het ongelijk bewijzen? De Brandenburgse generaal-majoor Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach is in elk geval goed bezig: hij heeft in Münster veel buit gemaakt. ‘Altijd een goed teken’, vindt Margaretha. Ze hoopt dat de keurvorst hetzelfde zal doen en dat dit de kwaadsprekers de mond zal snoeren.
[duijster te leesen,] en men kan alle mense de mont niet stoppe, dat den heere Eller 5Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach int sticht Munster so ageert en sulcken buijt maeckt is, altijt Een goet teijcken hoope de keurvorst het ver met sijn volck ver= volchge sal en daer door de qualijck spreeckers den mont stoppe, [onse tietge]
Panorama van Münster, Pieter Nolpe, naar Johannes van Alphen, 1648 – 1653. Collectie Rijksmuseum.
Het thuisfront
Tietge is weer helemaal beter. Met Fritsje valt het gelukkig ook allemaal mee. In haar brief van 5 december schreef Margaretha nog dat het jongetje de pokken leek te hebben. Gelukkig blijkt hij niet besmet te zijn; het was slecht een maagkoorts (waarschijnlijk een buikgriepje).
Wederom krabbelt Margaretha iets op het papier als ze haar brief al heeft afgesloten. Dit keer geen oorlogsnieuws, maar nieuws over de stad die ze nog niet zo lang geleden verlaten heeft: in Amsterdam is een stuk van de stadswal omvergevallen. Gelukkig zijn de reparatiewerkzaamheden al in volle gang.
te Amsterdam is Een stuck vande stats wal om veerge valle het welcke weer opgemaeckt wort