Categorie: Oorlogsverhalen

  • Nog meer verwoesting

    Na de brand in februari 1673 stonden er nog muren overeind. Op 9 juni 1673 schrijft Margaretha al over verdere verwoestingen. Daarmee is het leed nog niet geleden. In september 1673 wordt Amerongen weer geplunderd.

    Margaretha op stap met Blanche

    Op 23 november 1673 schrijft Godard Adriaan aan Eller1Wolfgang Ernst zu Lauerbach dat hij met zijn schoondochter en de vijf kleinkinderen in Den Haag is, Margaretha is met Godard Adriaans secretaris Izaäk de Blanche op weg naar Amerongen om de verbrande en geruïneerde goederen weer in bezit te nemen. De Fransen zijn vertrokken, dus de familie kan weer aan de herbouw gaan denken.

    Links een onderdeel van een muur. Rechts een vervallen muur.
    Vervallen muur, Adrianus Eversen, ca. 1828 – 1897. Collectie Rijksmuseum

    Het is niet helemaal zeker of ze ook in Amerongen geweest zijn. Helaas gaat ook het vertrek van de Fransen uit Utrecht niet zonder slag of stoot: begin december trekken de troepen door Amerongen. Zij geven de nog staande muren een zetje en stoten ze om. Godard Adriaan heeft het in een brief aan Le Maire2Jacob le Maire, staats resident in Denemarken in Kopenhagen over 150.000 gulden schade. In december is Margaretha weer met Blanche op weg naar Amerongen. Naast het bezoek aan de ruïne staat een bezoek aan de “predicatie” in de Andrieskerk op het programma.

    De Andrieskerk

    De Andrieskerk is ook niet ongeschonden door het Rampjaar heen gekomen. De kerk staat weliswaar nog fier overeind, maar de Fransen hebben wel alle kerkbanken verwijderd en onder andere gebruikt als aanmaakhout voor het in brand steken van het kasteel. Een maand na deze actie van de Fransen werden er alweer diensten gehouden in de kerk.

    Links boven een kale beukentak met nog wat bruine bladeren. In de tuin allemaal kale bomen. Recht voor de kale fruitbomen, links de muur met daartegenaan het leifruit. In de verte in de zon tegen de donkere wolkenlucht de toren van de Andrieskerk.
    De Andrieskerk vanuit de tuin van Kasteel Amerongen, 2020. Foto: Annemiek Barnouw

    Nog steeds niet veilig

    In het voorjaar van 1674 komt er nog een bericht van dorpsgenoot Jan Quint. Hoewel het gebied niet meer door de Fransen bezet is, is het nog steeds niet veilig. Er wordt nog steeds geplunderd en gebrand en Ingen (dorp aan de overkant van de Nederrijn) is wederom gebrandschat.

    Er moet nog heel wat water door de Nederrijn stromen voor de herbouw daadwerkelijk van start kan gaan.

    De prent bestaat uit drie aparte voorstellingen. Op de achtergrond staat een stad in brand en aanschouwt een heerser zijn legertroepen. Op het middenplan wordt een boerderij geplunderd, het vee gedood en de waterputten geledigd. Op de voorgrond bewaken een hond en een haan een kar met roversbuit in plaats de boerderij. Links op de voorgrond doen soldaten het werk van boeren: een soldaat strooit graan voor de kippen, een jonge schildknaap slacht een van de kippen en twee soldaten dorsen het koren. De prent heeft een Duits opschrift dat het volk waarschuwt voor slechte leiders. In de marge een onderschrift met drie Duitse teksten over de verschillende voorstellingen van deze omgekeerde wereld.
    Allegorie op oorlog, Johann Sadeler (I), naar Jost Amman, 1579 – 1595. Collectie Rijksmuseum
  • Komt deze brief nog aan?

    DatumPlaats
    Geschreven25 september 1673Den Haag
    Ontvangen1 oktober 1673
    Lees hier de originele brief

    De post uit Hamburg was vertraagd en daardoor weet Margaretha pas net dat haar man besloten heeft naar huis te komen! Ze schrijft deze brief nog op hasaert (hazard) dat Godard Adriaan inmiddels vertrokken is uit Hamburg. Margaretha denkt dat de kans klein is dat de brieven die de raadspensionaris, de griffier en de stadhouder beloofd hebben nog vestuurd zijn. Ze waarschuwt haar man maar vast: sinds zijn laatste bezoek aan de Republiek is er veel veranderd! Hij zal ervan opkijken.

    Zijn Hoogheid’s plannen

    Het zou fijn geweest zijn als Godard Adriaan de stadhouder, die Margaretha structureel Zijn Hoogheid noemt, had kunnen zien. De kans dat dat gebeurt is klein, want het leger is in opperste paraatheid gebracht. Alle troepen zijn zich aan het verzamelen en er wordt opgeroepen om geen tijd te verliezen en zo snel mogelijk naar Bergen op Zoom te gaan. Wat het uiteindelijke doel is, is niet duidelijk. Sommigen zeggen dat ze naar Brabant gaan om Frankrijks grootste veldheer de Prins van Condé en zijn leger bij Lille een afranseling te geven. Anderen zeggen dat de Staatse legers naar Duitsland gaan en daar samen zullen gaan met de legers van Keizer Leopold. Margaretha leeft mee met de vermoeide soldaten en paarden op de modderige wegen.

    [=wonderine sien,] ick wenste deselfve voort vertreck
    van sijn hoocheijt hier had konne weese, dan ver
    =midts men seijt hij int midde van deese weeck
    van hier gaet salt niet konne sijn, louvenijeij1Antoine Charles IV de Gramont, graaf van Louvigny
    is Eergister hier van bruijsel gekoome, menseijt ock
    om te versoecke dat onse ruijterij met de spae
    spaense hr die hier geweest sijn haer so veel
    soude spoeije en int marscheere haer nergens
    op houde alst moogelijck soude sijn, sij hebbe alle

    haer randevoes2Rendezvous: ontmoeting tot berge op soom, somige segge dat
    sij naer brabant gaen om de prins van kondee3Louis II van Bourbon, prins van Condé
    die te rijsel4Lille of daer ontrent veel volck bij Een
    vergadert op te kloppe5Opkloppen: Slaan, afranselen , en andere weer datsij
    naer duijtslant sulle om haer met de keijserse6Keizer zijn (troepen): de troepen van Keizer Leopold I van het Heilige Roomse Rijk
    te konsgongeere7Conjugeren: samenvoegen , dat sijn hoocheijt mee gaet hout
    men voor seecker maer waerse noch heen sulle
    niet, altijt is seecker dat ons volck met deese
    marsch so mense als paerde seer gefatigeert
    sijn hebbe verscheijde paerde die inde weege blee
    =fve steecke daer moete wt trecke, de heere
    wilse geleijde en bijstaen [sij gaen dan waer]

    Gezicht op een landschap met gezadeld paard, twee soldaten en een derde figuur met hoed op de achtergrond. Links plast een soldaat tegen een boom terwijl de tweede soldaat het paard bij de teugels vasthoudt.
    Gezadeld paard met soldaten, Pieter Bodding van Laer, 1609 – 1642. Collectie Rijksmuseum.

    200ste penning

    Een probleem met het leger blijft de betaling. Het geld is er gewoon niet. Margaretha is blij dat ze uiteindelijk naar Amsterdam geweest is, anders had ze nooit geld gehad. Er is wel toegezegd dat het regiment van Van Ginkel geld zal krijgen, maar daar mag ze niets over zeggen, want het is een persoonlijke gunst. Ook komt er weer een 200ste penning (vermogensbelasting) aan, dat gaat haar toch weer 200 gulden kosten. Tijdens het schrijven van de brief komt Gaspar van Kinschot langs die vertelt dat hij een halve maand soldij voor het regiment van Van Ginkel heeft en een volle maand voor zijn compagnie. Margaretha is hem en ene Sonk dankbaar. Kinschot presenteert zijn dienst aan Godard Adriaan (doet hem de groeten). Hij ging er eigenlijk vanuit dat Godard Adriaan al onderweg zou zijn, anders had hij zelf wel geschreven.

    [gul weesen te betaelle,] dus int schrijfve komt
    den heere kinschot8Gaspar van Kinschot mij segge dat sij het reesge=
    =ment vande heer van ginckel Een halfve maen
    sols sulle betaelle en sijn kompangi de volle
    maent, voorwaer wij hebbe hem en den heer
    sonck9Onbekend oblijgasi sij doen al heel wel bij de heer
    van ginckel, kinschot preesenteert sijn
    dienst aen uhEd seijt niet beeter geweete
    te hebbe of uhEd waert al op wech soude
    anders geschreefve hebbe, [so gaet ock den]

    Een rijtje koeien die vel over been zijn en daarachter twee boeren die met elkaar praten.
    Spotprent over de lege schatkist van de regering, 1884, Johan Michaël Schmidt Crans, 1884. “Onze schatkist… (die millioenen) welcke in haeren buyck inkwamen, maer men en merckte niet dat zy in haeren buyck ingekomen waren, want haer aensien was leelyck gelyck in het begin. Toen ontwaeckte ick.” Collectie Rijksmuseum.

    Thuiskomst

    Margaretha heeft nauwlijks tijd om een brief te schrijven, want ook collega-diplomaat Coenraad van Beuningen komt langs. Hij weet te vertellen dat de heren van de Staten Generaal akkoord zijn met de thuiskomst van Godard Adriaan. Ze schijnen alleen het gevraagde jacht om hem op te halen niet te kunnen zenden. Margaretha schampert er een beetje over. Godard Adriaan kan dat best zelf regelen, hij weet als geen ander dat hij geen schip te verwachten heeft.

    [anders geschreefve hebbe,] so gaet ock den
    heer van beuninge10Coenraad van Beuningen van mijn, die seijt uhE
    aende staet geschreefve heeft gereesolveert11Resolveren: besluiten
    te sijn om t op haer demissie12Demissie: ontslag uit dienst, verlof om (uit dienst) te vertrekken thuijs te koome
    het welck hij seijt heel wel bij haer hooch Mo13Haar Hoogmogenden: ‘gedeputeerde ter Staten-Generaal‘ en hadden de titel ‘Hunne Hoogmogende Heren’. De afgevaardigden kwamen met duidelijke instructies van hun provincie naar Den Haag en voerden desgewenst opnieuw overleg over hun standpuntbepaling 
    op genoome wort maer dat sij tot haer
    leetweese uhEd het versochte jacht om hem over
    te brenge niet konne sende vermidts der niet
    Een is, meene uhEd daer wel Eenich vaertuijch
    sult konne krijge of anders noch wel sekuer

    over lant konne koome, het welcke uhEd best
    sult weete altijt van hier heeft hij geen schip
    te verwachte, [wij sijn geluckich dat uhEd sijn]

    Windstilte. Een Statenjacht met een grote vaandel en andere kleinere en grotere schepen in kalm water vlak bij land. Een volle sloep komt bij het jacht langszij. Op de voorgrond enkele mannen in een vissersbootje.
    Windstilte, Willem van de Velde (II), 1650 – 1707. Collectie Rijksmuseum. Links een statenjacht.

    Tot slot

    Margaretha gaat nog even terug naar het oorlogsnieuws. Het schijnt dat Willem III aanvoerder van zowel het Staatse als het Spaanse leger wordt. Er zijn mensen die zich zorgen maken omdat hij het land uit gaat en er zijn mensen die denken dat het niets uit maakt. Margaretha maakt zich sowieso zorgen. Ze bidt dat de Heer de legers wil bijstaan en hun zoon in gezondheid weer thuis brengt. En ook dat Godard Adriaan een goede reis heeft.

    Uit de PS blijkt dat ze er niet helemaal op vertrouwt dat haar man nu echt thuiskomt: ze hoopt dat Willem III tevreden is en de komst goedkeurt.

    Brieffragment Willem III aanvoerder

    [is,] sijn hoocheijt seijt me sal generaellisme
    vande speaense so wel als vande onse sijn veel
    hier sijn seer swaerhoofdich indeese tocht
    en insonderheijt dat sijn hoocheijt wt het
    lant gaet, somige meene noch dat den staet
    niet lijde sal dat hij mee sou gaen, tis hoet
    is ick ben int Een Ent ander seer bekomert
    de heer almachtich wilse geleijde en onse soon
    in gesontheijt weederom bij ons ent sijne
    brenge, die uhEd ock Een geluckige en
    spoedige reijs wil geefve, dit bidt

    Mijn heer en liest hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor
    ick hoop uhEd
    komste sijn hoocheijt
    ock aengenaem sal sijn
    en dat hijt selfve aprobeert14Approberen: Als overheid, gezagdrager of hoogere instantie goedkeuren

  • Friese hoofden

    DatumPlaats
    Geschreven28 augustus 1673Den Haag
    Ontvangen2 september 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    De brief begint met Margaretha’s reactie op commentaar dat ze van Godard Adriaan gehad heeft. Waarop hij commentaar had weten we niet, maar waar Margaretha eerder nog wel eens haar excuses aanbood, doet ze dat nu niet. Het was haar goed recht te schrijven wat ze schreef en ze zegt er geen woord meer over! Zo.

    brieffragment uitbrander Godard Adriaan

    uhEd schrijfvens vande 22 deeser heb ick ontfange, het
    doet mij leet daer wt te sien uhEd so qualijck neemt
    het geene ick tot Enckele waerschouwine heb ge=
    schreefve , waer toe ick oordeelle niet alleen verplicht
    maer ock gerechticht te weese doch sal hier niet
    meer van segge, [ick verstaen haer hooch Mo]

    Regelement voor ambassadeurs

    De Hoogmogende Heren1De afgevaardigden van de provincies in de Staten Generaal hebben een nieuw regelement gemaakt voor de uitlandse ministers en dat lijkt nogal wat gedoe te geven. De informatie die Margaretha geeft over het reglement is niet heel helder. Dat kan drie oorzaken hebben: ze formuleert rommelig, ze begrijpt het zelf niet of het is voor iedereen onduidelijk. Om te beginnen schijnen de Hoogmogenden Godard Adriaan alle informatie toegestuurd te hebben met de vraag of hij terug wil komen. Maar Margaretha waarschuwt: ze bedoelen niet dat hij thuis mag komen, maar ze willen de nieuwe regels niet zomaar toezenden. En ze waarschuwt ook dat hij een beetje rekening moet houden met die nieuwe regels en zich daar vast naar moet voegen.

    [meer van segge,] ick verstaen haer hooch Mo
    met de laeste post uhEd haer reesolusie2Resolutie: besluit hebbe toe
    gesonde waer bij versocht wort opt spoedichste
    Een keer herwaerts te doen waer op mij wat
    naerder heb geinformeert maer so ick bericht
    werde ist selfve niet met intensie om uhEd
    weerderwaerts te sende, maer om dat se niet
    wel wiste met wat fatsoen sij uhEd de nieu
    =we reesolusie opt nieuwe gemaeckte reegle=
    ment voorde wt lantse3voorde wt lantse: voor de uitlandse, ofwel voor de ministers in het buitenland menistrees4Ministers: In toepassing op den vertegenwoordiger van een staat bij eene vreemde mogendheid of op eene internationale conferentie; ook publiek minister geheeten. Thans (1906) alleen nog in den titel van ministerresident, en in den hoogeren van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, in rang volgende op dien van gezant. soude
    toesende geschiet, waer op uhEd belieft ver=
    =dacht te sijn en sijn affaerees5Affaires: zaken aldaer
    wat naer te deerijgeere6Dirigeren: inrichten , [deese merge is den]

    In de PS blijkt dat ze dacht de resolutie met de vorige brief gezonden had, dat was niet zo, dus sluit ze hem nu bij. Het nieuwe reglement wordt naar alle ambassadeurs gestuurd, maar dus niet naar Godard Adriaan.

    Een stoet met mensen te paard komt een heuvel op, rechts boven en vooraan een hollander met een grote zwarte hoed naast een man met een tulband op.
    De Nederlandse ambassadeur op weg naar Isfahan, Jan Baptist Weenix, 1653 – 1659. Collectie Rijksmuseum

    Geld

    Er zal ook eens geen gedoe om geld zijn. Eén van de officiers van de troepen die Godard Adriaan geworven heeft, heeft aan de Staten een brief geschreven dat hij nog geen geld ontvangen heeft van Godard Adriaan. Caspar van Kinschot waarschuwt Margaretha voor deze brief en geeft aan dat ze haar man moet waarschuwen. Hij gaat ervan uit dat Godard Adriaan nog geen actie hoeft te ondernemen, dat kan ook nog als hij thuiskomt.

    De lachende kop is iets naar links gewend. Hij draagt helm en harnas; een sjaal is losjes over de schouders gedrapeerd. Een palmblad bedekt horizontaal rug en snijrand. Een haakje vooraan op het harnas.
    Borstbeeldje van een soldaat (schaakpion), Adriaen van der Werff, ca. 1678 – ca. 1722. Collectie Rijksmuseum

    Friezen hebben wondere hoofden

    Van de vloot heeft Margaretha nog niets gehoord, want de gedeputeerden zijn nog niet terug. Over de voortgang van de oorlog in Friesland weet ze des te meer te vertellen. Het schijnt in Friesland te haperen. En ze weet ook hoe het komt: de Friezen hebben wondere hoofden. Er ligt een flinke troepenmacht van Bommen Berend (de bisschop van Münster) en de Fransen, maar de Friezen wilden niets weten van een waterlinie. Dat was het advies geweest van de gecommitteerden die daar geweest waren. Als er iets gebeurt, is het dus hun eigen schuld.

    Twee vrouwen in Friese klederdracht, de rechter vrouw verkoopt boter uit een doosje. Onderdeel van een gebonden uitgave van de reeks van vierentwintig platen van Nederlandse klederdrachten in het Koninkrijk der Nederlanden aan het begin van de negentiende eeuw door Maaskamp, 1829.
    Friese boterverkoopster, Ludwig Gottlieb Portman, naar Carel Jacob van Baar van Slangenburg, naar Jan Willem Pieneman, 1829. Collectie Rijksmuseum

    De Friezen hadden zeker wel aan hun waterlinie gewerkt, alleen was er daar net zoveel gedoe over als in Utrecht en Holland. Een groot probleem was dat het water dat voor de Friese waterlinie gebruikt werd, uit de Zuiderzee kwam en dus zout was. Geen wonder dat de Friese boeren daar niet blij mee waren.

    Brieffragment betaling geworven troepen

    [gekoome,] in vrieslant vreest me dat het hapert
    men seijt dat de Munsterse die net 5 a
    6000 franse so men seijt versterckt sijn
    in vrieslant somige segge in oostvrieslant
    andere int ander vrieslant ingevalle sou
    =de sijn, daer gaen weer Eenige ruijterij na
    toe alste maer niet te laet koome, de
    vriese hebbe wondere hoofde , wij hebbender onse
    gekomiteerdees gehad daer kinschot Een
    w van is geweest om haer te perswadeere7Persuaderen: Overtuigen
    dat sijt daer de meeste prijckel8Perikel: Dreigend gevaar was onder
    water soude sette maer sij hebbe niet gewilt
    so dat soder nu Eits overkomt het haer Eijge
    schult sou sijn, [tis wel bedroeft men hoort]

    Kaas

    Tijd om af te ronden. Het is niets dan ellende, gelukkig geeft de vloot nog wat hoop. Mag de Heer haar lieve man maar een goede reis geven en zorgen dat ze elkaar gezond weerzien.

    PS: De Parmezaanse kaas!!! Dit feuilleton loopt dus al sinds april! De laatste keer dat ze erover schreef was in mei en toen had ze nog niks van de kaas gehoord. En nu is dan eindelijk de tweede kaas aangekomen en hij is groot…

    Kennelijk heeft Godard Adriaan een Christoffel in dienst, want zijn vader heeft Margaretha geschreven…

    Brieffragment met afsluiting en parmezaanse kaas

    [schult sou sijn,] tis wel bedroeft men hoort
    alwat te lande raeckt niet als swaericheij
    ter see konne wij godt niet genoech dancke
    voor sijne genade, die uhEd Een geluckige
    en spoedige reijs wil geefve dat wij deselfve
    in gesontheijt hier mooge sien ondertusche
    blijfve
    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor
    gistere heb ick
    weer van breeda Een schoone groote permesaense kaes gekreechge
    veel grooter als de Eerste, stoffels vader
    schrijft in lange geen briefve van sijn soon
    gehadt te hebbe

    Een vrij onduidelijk schilderij. Rechts staat trots een stuk parmezaanse kaast op een tinnen bord en daarnaast liggen een abrikoos en een mandarijn. Op de voorgrond een dode fazant en wat kleine vogels. Links hangen twee grijze vogels (duiven?).
    Stilleven met wild en een stuk parmezaanse kaas, Bartolomeo Arbotori. Collectie Museo del Parmigiano Reggiano
  • De markies van Montpouillan

    DatumPlaats
    Geschreven24 juli 1673Den Haag
    Ontvangen30 juli 1673Gortrop1Waarschijnlijk Gottorf in Sleeswijk
    Lees hier de originele brief

    Dat met dat geld van de vorige week, dat is dus niet gelukt. De ontvanger geeft het gewoon niet. Echt niet. Hij kan het niet, want hij heeft het niet. De drie graven uit het Staatse leger, Waldeck, Van Nassau en Van Horne zijn wel uitbetaald. Montpouillian en Langerak hebben in de winter nog geld gekregen, maar Margaretha en haar zoon krijgen niks. Noppes. Nada. En dan nog klagen de buitenlanders dat ze slecht betaald worden. Dat is dus gewoon niet waar, want ze worden beter betaald dan de eigen mensen.

    Mompeljan

    Deze inleiding was maar een opwarmertje tot een complete tirade aan het adres van Armand de Caumont, markies van Montpouillan, door Margaretha Mompeljan genoemd. In het Noorden spreken ze zeer slecht over hem, het schijnt dat hij de troepen van de bisschop gewoon liet vertrekken zonder zelfs maar hun bagage te veroveren. Eerlijkheidshalve hebben we hier niets over gevonden: niet over het verhaal, maar ook niet over de roddel. De arme markies zat Margaretha al langer dwars, maar haar opmerkingen over hem redden het maar zelden tot dit blog. En wij zijn niet de enigen, ook chroniqueurs van deze periode als Luc Panhuysen en Olaf van Nimwegen noemen hem niet. Kennelijk valt hij net niet genoeg – positief of negatief – op om in de 21ste eeuw genoemd te worden.

    In een klassieke ruïne zitten twee mannen aan een tafel. Rechts een soldaat met een helm op en een kuras aan. Hij draagt een rode cape, heeft de wijsvinger van zijn rechterhand op zijn wang  en kijkt ons aan. tegenover hem zit een jonge man met een witte doek om zijn hoofd en slordige kleren en afgezakte kousen. Op een steen zit een jonge man met zijn rechterbeen opgetrokken ter luisteren naar de man met de lap om zijn hoofd. Op tafel staat een fles wijn, een glas wijn en er ligt een stuk brood. Links staat een vrouw met een grote schaal waarop waarschijnlijk vlees ligt.
    Het verhaal van de soldaat, Karel Dujardin, 1650-1660. Collectie Yale University Art Gallery.

    Margaretha’s grootste grief is waarschijnlijk dat hij een geduchte concurrent is bij eventuele promoties van haar zoon. Armand is de zoon van Franse hugenoten. Zijn vader vecht echter wel in het Franse leger onder Armand’s grootvader die Maarschalk van Frankrijk is. Armand zelf vecht aan protestante zijde in het Hollandse leger en trouwt met Amelia Wilhelmina van Brederode. Zij is een dochter van Wolfert van Brederode, één van de laatste telgen van het illustere geslacht Van Brederode, heren van Vianen. Hij doet het kennelijk zo goed in het leger dat Margaretha steeds vermoedt dat hij gepromoveerd zal worden, maar hij doet het niet zo goed dat hij een glansrijke carrière heeft.

    Uiteindelijk wordt hij in 1688 luitenant-generaal en hij gaat mee met Willem III naar Engeland. Daar schopt hij het tot Lord of the Bedchamber van Koning Willem III. De Armand en Amelia hebben alleen een dochter en zij trouwt met een Engelse edelman. Dat is ook een nadeel voor je plek in de geschiedenis: als je mannelijke nazaten krijgt, ben je een stuk minder interessant. Er zijn van hem, zijn vrouw en zijn dochter geen afbeeldingen bekend. De familie De Caumont gebruikt als familiewapen het wapen van hun andere titel Duc de Force. Die titel heeft Armands oudere broer gekregen.

    Silhouet van het dorp Zwartsluis. Een pentekening van eenvoudige lijnen, het dorp is vooral breed en niet hoog, allemaal lage huizen, een kerktoren en veel bomen. In de verte een molen.
    Gezicht op Zwartsluis (fragment), Abraham de Haen (II), 1732. Collectie Rijksmuseum

    Goed nieuws uit het noorden

    Naast de kritiek op Mompeljan is er ook goed nieuws uit het Noorden: Nieuweschans is bestormd en ingenomen. Gelukkig hebben ze de bewoners niet slecht behandeld en alleen de militairen alleen in de kerk opgesloten. Johan Maurits was met zijn compagnie op weg van Friesland naar het zuiden en zij hebben en passant een aanslag op Zwartsluis afgeslagen.

    brieffragment over de strijd in het noorden

    [van hem geschreefve wort,] nu seijt me dat wij
    de nieuwe schans weer in hebbe wil hoope het
    waer sal sijn, donse soudense stormender hant
    ingenoome hebbe doch de menschge niet qualijck
    getrackteert hebbe de meliesie gevancklijck inder
    kerck gesloote hebbe, ock seijt me dat donse
    troepees die in vrieslant ondert komande van
    prins mouris2Johan Maurits van Nassau Siegen sijn en op wech waere om weer hier
    te koome kontree komande kreechge en Een
    aenslach op swarte sluijs soude gehad hebbe daer
    sij af soude geslage sijn, wat hier van is salme
    haest hooren, [wat de vreede handelin belanckt wort]

    Verovering van Nieuweschans door de Staatse troepen onder Rabenhaupt op het Bisschoppelijke leger in de nacht van 21 op 22 juli 1673. Gevechten rond het fort. Op de vogrond de bestorming en kanonnen die de vesting beschieten. Links een roeiboot met aanvallers, op de achtergrond schietende zeilboten.
    De verovering van Nieuweschans 1673 (fragment), anoniem, 1673 – 1675. Collectie Rijksmuseum

    Vredesconferentie van Keulen

    Wat de Keulse vredehandel betreft heeft Margaretha goed door wat er speelt. Zowel Lodewijk XIV als Willem III willen eigenlijk helemaal geen vrede. Voor Holland zou eigenlijk Coenraad van Beuningen naar Keulen gaan, maar hij wilde echt vrede. Omdat Willem III dat niet wilde, ging uiteindelijk Hieronymus van Beverningh. De opdracht was om alleen en vooral te onderhandelen met eventuele bondgenoten.

    Stadsgezicht van Keulen. Op de achtergrond een kerk, op de voorgrond een pleintje met een laag gebouw zonder noemenswaardige ramen. Pontificaal rechts de gigantische basis van een toren met daarop een kraan. Op het pleintje voor een kraampje, wandelaars een ruiter en een paard en wagen.
    De Dom in Keulen, Lambert Doomer, ca 1663. Collectie: Boijmans van Beuningen. De rechter toren van de dom werd maar niet afgebouwd en was bijna 3 eeuwen te zien met een kraan erop.

    De gezanten van Lodewijk XIV hadden juist de opdracht om alleen met De Republiek te onderhandelen en niet met de andere partijen. Lodewijk legt gelijk in de eerste ronde van overleggen al exorbitante eisen op tafel: zes miljoen gulden en de Republiek moet afstand doen van de Generaliteitslanden (Brabant en Limburg). De Engelsen eisen de veiligstelling van hun handelspositie. De Münsterse bisschop was niet eens uitgenodigd, dus hij kan geen eisen stellen.

    De Hollandse onderhandelaars kunnen en willen niet op deze eisen in gaan. Zij vertegenwoordigen het Hollandse standpunt dat de Fransen de oorlog op onrechtmatige gronden begonnen zijn. Lodewijk XIV doet dit af met ‘Ambitie en gloire zijn een vorst altijd te vergeven’. Van Beverningh en Van Haaren reizen terug naar de Republiek om te overleggen met de Staten Generaal. Die nemen hun tijd en pas twee maanden later keren de diplomaten terug aan de onderhandelingstafel.

    ‘Neef’ Frederik van Renswoude heeft van zich laten horen. En weer kan hij niet op Margaretha’s goedkeuring rekenen. Margaretha zegt nog net niet hardop dat hij de familie te schande maakt.

    Eerste brieffragment Vredesconferentie Keulen

    [haest hooren,] wat de vreede handelin belanckt wort
    geseeckreeteert, dan van buijten af seijtme dat
    den koninck3Lodewijk XIV sulcke horijbele Eijsche doot die heel
    on aeneemelijck sijn, en so ick kan mercken soude
    het in gelt te geefve moete bestaen, de heer van
    schoonouwe4Frederik van Reede van Renswoude soude gistere in seecker salet5Salet: salon publijck
    geseijt hebbe dat hollant en seelant soude segge
    onmogelijck te sijn die Eijsch vande koninck te voldoe
    en dat sij ock niet langer inde oorlooch koste kontini
    =weere oversulcks de vreede soude soecke te maecke
    alleen tot konservaesie van haere provinsie laet
    =tende de overheerde provinsie so sij sijn, ick wil

    Tweede brieffragment Vredesconferentie Keulen

    niet geloofe het so gemeent sal sijn of wij so
    qualijck aen sijn, mij verwondert sijn hEd sulcke en
    diergelijcke diskoerse so publijck derft segge, men
    had geseijt hij seekreetlijck naer Enlant was gesonde
    maer is niet waer, den spaense Ambasadeur of
    anvoije6Envoye (Frans): gezant isser naer te men seijt noch datter desensie7Dissentie: onenigheid
    tusch vranckrijck en Enlant soude sijn waer wtmen
    wat goets hoopt, [uhEd schrijfve vande 18 deeser heb]

    Compagnieën en de bouwmeester

    Margaretha gaat ook nog in op vragen van Godard Adriaan over de compagnie die hij gezonden heeft en over hun zoon. Margaretha doet nauwkeurig verslag van wie waar is en welk geld gekregen heeft (of niet gekregen heeft). Kennelijk heeft Godard Adriaan ook geïnformeerd naar Michiel Mattheus Smits, de bouwmeester van de keurvorst. Margaretha denkt niet dat Van Ginkel hem gesproken heeft, zelf heeft ze niets meer van hem gehoord nadat hij in Den Haag bij haar langs geweest is. Kennelijk heeft hij Margaretha ook niet meer geïnformeerd of hij wat over haar Parmezaanse kaas gehoord heeft. De kaas was een belangrijk onderwerp, maar is inmiddels uit de brieven verdwenen. Zou hij al aangekomen zijn of niet?

  • Leve de belastingbetaler!

    DatumPlaats
    Geschreven30 juni 1673Den Haag
    Ontvangen5 juli 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Godard Adriaan heeft Margaretha een kopie van een door hem verzonden brief mee gestuurd. Aan wie die gestuurd is en wat er precies in staat weten we niet, maar het heeft te maken met zijn demissie1Demissie: ontslag. Margaretha heeft de brief gelezen en is benieuwd naar het antwoord. Ze geeft haar man, uiteraard, groot gelijk.

    De geworven troepen

    Het Regiment Baron van Reede is nog op weg naar de Republiek. Margaretha zal blij zijn als het er eenmaal is, want dan kan Godard Adriaan zich ontheffen van die belangrijke, maar vooral prijzige taak. De legerkosten werden in eerste instantie door de eigenaars van de regimenten betaald. Het lijkt of Margaretha er een beetje zenuwachtig van wordt: het gaat om zo veel geld dat Godard Adriaan moet verantwoorden. Wat nou als hij het zelf om wat voor reden dan ook niet kan? Dan zouden Margaretha en haar zoon helemaal afhankelijk zijn van Godard Adriaans secretaris Isaäc de Blanche. Margaretha kijkt dagelijks naar de wind of die gunstig genoeg om de troepen vanuit Hamburg naar de Republiek te zeilen.

    Eerste brieffragment troepen geworven door Godard Adriaan
    Tweede brieffragment troepen geworven door Godard Adriaan

    [ontmoet en geseijt wort,] sal wel blijde sijn alst
    gewerfvene volckere hier int lant sulle weesen
    en uhEd hem sal konne deschersgeere2Dechargeren: ontheffen van so Een
    notabele some gelts die deselfve heeft te ver=
    antwoorde, bij leefven of sterfve ick of onse soon
    soude het teenemael wt blaensche3Isaäc de Blanche moeten hebbe
    om te verreeckene, wil hoope en godt bidde

    uhEd het selfver ingesontheijt sult konne verEffene
    , ick sien dagelijcks naer de wint die noch al kon
    =traerije blijft omt volck van hamburch af te sende

    Een gravure met links twee fluiten vanaf de achtersteven gezien, en rechts een fluit van voren gezien. Rechts vooraan vaart een groepje mannen in een sloep. De boten zijn wel op getuigd, maar de zeilen zijn gestreken.
    Hollandse fluiten (Naues Mercantoriæ Hollandicæ, vulgo VLIETEN), Wenceslaus Hollar, 1647. Collectie: The Met, New York

    Toch nog een keer Schooneveld

    De winst van onze vloot bij de Tweede Slag op het Schooneveld is kennelijk toch niet onbetwist. Maar Margaretha is stellig: de overwinning ligt bij ons. De Engelse vloot is gehavend terug naar Chatham gevaren. Een aantal van onze schepen zijn ter controle naar de monding van de Thames gevaren, maar zijn nu weer terug op het Schooneveld.

    Interessant is haar overweging waarom ‘we’ gewonnen hebben: de onzen hebben met de meeste orde van de wereld gevochten en de vijand heeft het omgekeerde gedaan. De chaos was daar zo groot dat met de grootste verwarring door elkaar voeren. Men vindt zelfs dat ze de afstraffing verdiend hebben.

    Brieffragment over de Tweede Slag bij het Schooneveld

    ,dat d Engelse segge sij de vicktoorije te see soude gehadt
    hebbe is mis en blijcklijck genoech dat die volckoome
    aen onse kant is geweest want sij seer gedevaeli
    seert4Devaliseren: ernstig beschadigd zijn, zwaar verlies aan manschappen (eigenlijk bij schip), kan ook zijn dat men buiten bezit gesteld is van zijn uitrusting (ontwapend) de see hebbe moete verlaeten en sijn naer
    de reevier van londe tot voor schattam5Chatham geseijlt
    onse scheepe die tot inde voorseijde reevier sijn geweest
    sijn weer tot schoonevelt in heel goet postuer6Posturen: een goed figuur maken , den
    Admirael de ruijter is de heer sij gedanckt heel
    wel gelijck al onse hooft ofisiers, donse hebbe
    met de meeste ordere vande werlt gevochten daer
    de vijant kontraerij heeft gedaen en so deesorde
    derlijck datse met de meeste konfusie7Confusie: verwarring door
    Een hebbe geslage, ijae so dat sij alle so geschreefe
    wort gemeerijteert8Meriteren: verdienen hebbe gestraft te worden,

    Foto met twee rijen slagschepen van achteren gezien. Links de Hollanders, Rechts de Engelsen.
    Still uit de film Michiel de Ruyter (Roel Reiné, 2015). Hier vechten zowel de Hollanders als de Engelsen nog ordentelijk.

    De blije belastingbetaler

    De militaire overwinning op zee heeft wel een voordeel: iedereen betaalt zonder morren de honderdste penning (vermogensbelasting). Mensen betalen zelfs te vroeg! Margaretha staat te kijken van de hoeveelheid geld die binnenkomt.

    Eerste brieffragment betalen belasting
    Tweede brieffragment betalen belasting

    [gedocht dat men ondert volck sou devulgeere ,] uhEd sou
    niet geloofve wat Een vreuchde en kontentement
    deese vicktoorije onder de gemeente heeft veroor
    saeckt

    men siet het int geefve en betaelle vande honder
    =sten peninck die nu int begin van ijuli moet
    betaelt worden, tis ongelooflijck hoe de lieden
    die alreets betaelle en wat en gelt der te
    kantoor gebrocht wert, so dat deese vicktoorije
    noijt beeter te preepoost heeft konne koomen
    de heer almachtich wil ons liefve vaderlant
    voort seegenen, inwiens heijlige protexsi uhEd
    beveelle en blijfve

    Op de afbeelding een kantoor met overal papier en mensen. Links zit een deur waardoor iemand heel voorzichtig binnen komt. Naast de deur staat een man met zijn hoed in de hand te wachten voor hem ligt allemaal papier op de grond. Links achter zit iemand achter een tafel vol papier te schrijven. Achter hem een volle kast met allemaal bundels papier en hangende zakken. Rechts een vergelijkbare tafel, maar daarachter staat een man die mensen te woord staan. Aan de wand achter hun een plank vol papier en hangende zakken. Voor de tafel rechts staat een groepje mensen te wachten. Ze hebben allemaal hun hoed in de hand. Een vrouw zoekt in haar tas, terwijl ze een mandje eieren aanreikt aan een man die vooraan staat. Een andere man draagt een geplukte kip over zijn arm.
    De boerenadvocaat/het belastingkantoor, (naar) Pieter Breughel de jongere, 1615-1622. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / NK2843

    Afgeschoten been

    Na dit einde in majeur, nog een PS in mineur: er is nieuws uit Maastricht. Het schijnt dat de zoon van Johan van Gent, Adriaan, bij een uitval zijn been is kwijt geraakt. Als het waar is, spijt dat Margaretha zeer.

    Brieffragment afgeschoten been

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    het geene de
    luijckse briefve
    vant belech van
    Maestricht segge
    sal uhEd wt dees vande heer
    van ginckel sien waer toe
    mij reefereere, hier is Een
    roep dat de heer van oosterwee9Adriaan van Gent
    outste soon vande heer ijan van gent10Johan van Gent
    die binne Maestricht is in Een
    wtval sij Een been sou afgeschoote sijn, daerme
    geen seeckerheijt van kan hebbe, soot waer is jam
    mert mij seer

    Hij staat op het rechterbeen en leunt op twee krukken; het pijnlijk vertrokken gelaat is naar rechts gewend. Over een kapje draagt hij een grote pelgrimshoed, waarvan de opgeslagen rand een schelp tegen twee kruiselings geplaatste pijlen vertoont. Zijn haveloze, niet geheel definieerbare kleding bestaat o.a. uit een buis met gerafelde mouwen en dito broek. Aan het been zit een afgezakte kous en aan de voet een muil. Om zijn nek hangt een grote tas, waarvan de inhoud door een gat naar buiten steekt; om het middel een riem, waaraan een messchede(?).
    Bedelaar met houten been, anoniem, anoniem, naar Jacques Callot, ca. 1625 – ca. 1700. Collectie Rijksmuseum
  • A Dieu

    DatumPlaats
    Geschreven26 juni 1673Den Haag
    Ontvangen30 juni 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief (NB beste volgorde van lezen van de scans is 138, 142, 143, 140)

    Goed nieuws! De ‘s Gravezandse kaasjes zijn aangekomen! Er lagen er nog een paar bij Temminck, die ze door zou sturen. Hij heeft nu gevraagd of hij die zelf mocht houden. Margaretha heeft ze hem vereerd en geschreven dat hij ze vrij mag houden en gebruiken.

    Verloop van de oorlog

    Het laatste nieuws van onze vloot is dat die met nog tien extra schepen voor de Thames ligt. Zeker is dat er geen enkel schip van onze vloot vergaan is, terwijl de Engelsen en de Fransen wel 18 à 19 schepen kwijt zijn.

    Brieffragment vloot

    seedert mijne laeste is hier niet anders wt ons
    vloot als dat die met noch tien scheepe ver=
    sterckt sijnde en wel van volck met alle
    andere behoefticheede versien voor de reevier
    van londe legge, tis seecker datter van
    d onse niet Een schip in beijde de bataelie
    is gebleefve en vande vijant wel 18 a 19
    kapitaelle scheepe, [den overste raebenhooft]

    Een tekening met een wirwar aan schepen met gehesen en gestreken zeilen. Sommige met vlag, sommige zonder. Grote schepen, kleine schepen en sloepen. Het ligt allemaal door elkaar.
    De Engelse vloot op de Theems na de tweede Slag bij Schooneveld, 15 juni 1673, Willem van de Velde (I), 1673. Collectie Scheepvaartmuseum Amsterdam

    Münsterse troepen hebben geprobeerd Nieuweschans, dat al maanden belegerd wordt door Rabenhaupt, te ontzetten. Ze zijn door Rabenhaupt totaal verslagen en hij heeft alle wagens en bagage veroverd.

    Eerste brieffragment Nieuweschans
    Tweede brieffragment Nieuweschans

    [kapitaelle scheepe,] den overste raebenhooft
    heeft bij greuninge de nieuwer schans beleegert
    daer men seijt maer vier hondert man is in
    is, vandaech komt tijdinge dat het reesgement
    van meijn son onder de munsterse soude ge
    tracht hebbe de nieuwerschans te ontsette, doch

    dat sij van rabenhooft totaEliter soude geslagen
    sijn en al haer wagens en bogaesge van donse
    verovert, [van keule schrijfvense seeckere tijdine]

    Maastricht wordt nog steeds door Lodewijk XIV belegerd. Men zegt dat daar de Nederlandse en Spaanse een uitval vanuit de stad gedaan gedaan hebben en zij hebben 600 Fransen omgebracht. De Heer wil geven dat het waar mag wezen.

    Brieffragment Maastricht

    [verovert,] van keule schrijfvense seeckere tijdine
    te hebbe dat donse binne Maestricht door Een be=
    deckte poort so sijt noemen Een wtval soude ge
    =daen hebbe door de welcke sij wel bij de 600 vande
    konins gardees die daer haer quartier hade
    soude doot geslage hebbe ija so datter maer
    drij a 4 van ontkoome soude sijn de heere wil
    geefve het waer mach weesen, [de luijtenant vande]

    Op de voorgrond de koning te paard temidden van twee raadsheren. Op de achtergrond de stad Maastricht, die onder vuur wordt genomen door kanonnen.
    Koning Lodewijk XIV tijdens het beleg van Maastricht 1673, Adam Frans van der Meulen, 1673-1690. Collectie Limburgs Museum.

    Het ongeloof over het verraad van de Keurvorst lijkt alweer vergeten. Men gelooft nu dat de Spanjaarden zullen breken met de Fransen en dat de Keizer van het Heilige Roomse Rijk nu wél echt wat wil doen tegen de Fransen. Margaretha houdt het devies ‘Eerst zien, dan geloven’.

    Brieffragment Spanjaarden en Keizerlijke troepen

    [niet mee weer,] men gelooft de fra spaense in
    korte sulle breecke en dat de keijserse afkoome
    als ickt sien salt Een Ent ander geloofven,

    Kolonel Godard Adriaan baron Van Reede

    Margaretha is blij dat Godard Adriaan er echt werk van maakt om naar huis te komen, alleen er is haar iets ter ore gekomen. Stadhouder Willem III is heel blij met de regimenten die haar man in Duitsland en Denemarken geworven heeft. Alleen nou blijkt dat hij Georg Ernst von Wedel aangesteld heeft in ‘het regiment van de baron van Amerongen‘. Wat wil dat zeggen? Normaal gesproken werd een regiment genoemd naar zijn daadwerkelijke aanvoerder. Godard Adriaan is toch niet echt van plan om op zijn oude dag de oorlog in te gaan? Hij weet toch van zijn zoon dat de salarissen van de hoge militairen niet uitbetaald worden? Margaretha hoopt echt dat het alleen maar de naam van het regiment is en dat hij verder geen wilde plannen heeft. Hij weet waarschijnlijk zelf het best wat de bedoeling is.

    Eerste brieffragment kolonel baron van Reede
    Tweede brieffragment kolonel baron van Reede

    ick ben blijde uhEd staet maeckt nu haest
    thuijs te koomen, sijn hoocheijt verlanckt so
    ick hoore dat de kompangie die uhEd werft
    hier mooge sijn so der ses waeren wildese
    patent geefven, mij is geseijt vande geene

    die de ackte die sijn hoocheijt aenden baron
    wedel gegeefve heeft gesien heeft, dat hij hem daer in
    tijteeleert luijtenant kolonel vant reesge=
    =ment vande baron de Ameronge, wat dat
    segge wil kan ick niet dencke hoope niet
    uhEd in sijn oude dage noch inden oorlooch
    wil, ock worden de hoechge tracktemente niet
    betaelt, de heer van ginckel kan op sijn or
    =dinans niet Een stuijver krijge heeft al
    getracht die te verhanderen maer niemant
    wilder aen of Eits op geefve, wil hoope
    dit maer de naem sal sijn om dat dat
    reesgement als noch geen kolonel heeft
    of dat sijn hoocheijt de goetheijt mochte hebbe die
    apseluijt tot uhEd disposiesie te stelle, wat
    hier van is sal deselfve best weeten, [de sinten]

    Schilderijen in bruingrijze tonen, in de lucht een hoekje blauw. Helemaal links zien we een paard met een ruiter in een mantel. Daarachter een hondje, gevolgd door een ongeorganiseerd troepje soldaten. Ze lopen achter de ruiter aan, maar zijn ook met andere dingen bezig: hun geweer, elkaar, hun bagage...
    Rekruten op weg naar hun regiment, Jean-Antoine Watteau. Collectie: Glasgow Museums.

    Financiële zorgen

    Margaretha’s financiële zorgen blijven onverminderd. Het lukt nog steeds niet om geld te krijgen voor haar man’s werk. Terwijl ze het geld echt nodig heeft: binnenkort moeten de vermogensbelasting (100ste penning) en de OZB (verponding) weer betaald worden. Haar zorgen zijn echter niets vergeleken bij de financiële zorgen in de bezette provincies. De Fransen eisen in Utrecht drie maal 100.000 gulden. In Gelderland eisen ze van het Nijmeegs kwartier1Gelderland was in vier kwartieren opgedeeld: Nijmegen, Arnhem, Zutphen en de Veluwe 60.000 gulden en van het Arnhems kwartier 50.000 gulden. Momenteel deserteren er zo veel soldaten uit Franse dienst, dat ze er een regiment van zouden kunnen formeren. Het schijnt dat de Prins van Oranje dat half van plan is. Hij zou dat regiment dan in Friesland in kunnen zetten om tegen de Bisschop van Münster te vechten.

    Brieffragment over deserteren van soldaten in Franse dienst

    [waer sullent de mensche haellen,] tis ongeloof
    =lijck so veel volck so switsers als franse alse
    bij ons op alde poste koome dagelijxs overloope
    men seijt sijn hoocheijt half van meenin soude
    sijn daer Een reesgement van te formeere
    ent selfve naer vrieslant te sende om teege
    de bischopse volckeren te vechte, [hiermeede]

    A dieu

    Na de gebruikelijke groet van ‘uhEd getrouwe wijff’ en de altijd aanwezige opmerkingen onder de brief, voegt Margaretha nog een klein briefje extra toe. De inhoud is nogal oninteressant (iemand heeft een brief meegenomen, maar die niet bij zich ofzo), maar haar afsluiting van dat briefje is wel interessant. Enkel a dieu. Eigenlijk heel gewoon vaarwel, maar door de voor ons ongebruikelijke afbreking, realiseer je je waar het vandaan komt.

    ‘samenstelling van à Dieu, de woorden waarmede men iemand, bij ‘t afscheidnemen, aan Gods hoede aanbeveelt’ (Bron: Woordenboek Nederlandse Taal, Instituut voor de Nederlandse Taal)

    brieffragment a dieu

    [weeten hij is naer gorckom,] a
    dieu

    Een heer in een zwart pak met witte, sierlijke manchetten, rode laarzen en een hoed met veren in zijn hand, houdt de hand vast van een dame met een rood jakje, een gele rok en een wit schort. Op de achtergrond links een tamboer, daarachter drie losse soldaten. Rechts op de achtergrond een compagnie met een vaandel.
    Officier die afscheid neemt van een dame, Gesina ter Borch, ca. 1654. Collectie Rijksmuseum.
    De tekst boven de afbeelding luidt:
    Adieu juffrou mijn waerde lief
    De Heer wil u bewaren
    Voor tegenspoet en ongerief
    Opdat wij mogen paren
    In liefde vreughd en eenigheijt
    tot ons de doot weer van een scheijt
    Fijnis2Finis
  • Verslag

    DatumPlaats
    Geschreven12 juni 1673Den Haag
    Ontvangen16 juni 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Margaretha valt maar gelijk met de deur in huis. Sinds de vorige brief is er niks gebeurd. Er is alleen een brief van Michiel de Ruyter gepubliceerd, waarin hij eigenlijk hetzelfde zegt als wat Van Heteren vorige keer in zijn brief al zei. Toch vond ze het nodig om alles nog even te herhalen en het klinkt bijna alsof ze aan het begin van de vergadering het afspraken lijstje doorneemt.

    De Eerste Slag bij het Schooneveld

    • Cornelis Tromp is op zijn vierde schip over gegaan
    • Onze vloot is twee maal door de vijands vloot geslagen
    • De vijand trok terug en bleef op twee uur liggen, maar wel in het zicht van de onzen
    • Die wilden gelijk door
    • Onze vloot was moedig
    • Er zijn wat lieden die het niet overleefd hebben, waaronder de twee vice-admiraals Schram en Vlug
    Portret van Volkert Schram, Vice-admiraal van Holland en West-Friesland, Jan Veenhuysen, 1656 – 1686. Collectie Rijksmuseum
    Portret van David Vlugh, Schout bij Narcht van Holland en West-Friesland, onbekend. Collectie Skoklosters Slott, Skokloster, Zweden
    • Van de vijand zijn er meer omgekomen
    • De branders hebben nauwelijks iets gedaan
    • Het gevecht was op afgelopen woensdag de zevende en het begon rond één uur
    • Het begon hevig en ging door tot ‘s avonds negen uur

    Een nieuwe brief van Tromp

    Terwijl Margaretha aan het schrijven is, komen de berichten uit een brief van Tromp binnen. Ze weten nu dat de vijand twaalf grote schepen en een paar kleinere kwijt is geraakt. Vast staat dat de onzen absoluut gewonnen hebben. Bij Maassluis en andere zeehavens spoelt wrakhout aan waar de lelie1Frankrijk en de roos2Engeland op staat. Gisteren hebben ze weer horen schieten en drie schepen horen springen. Tot zover de verslagen van anderen, nu is Margaretha zelf aan de beurt. Zij begint natuurlijk met de Heer te vragen om ze bij te staan als er weer gevochten wordt en dat het eind maar net zo goed mag zijn als het begin.

    Brieffragment brief van Tromp

    [ten neegene,] nu so komter Een brief wt onse
    vloot van tromp dewelcke seijt nu Eerst te
    weeten wat schade den vijant heeft gehadt
    datter wel 12 van vijants kapijtaelle groote
    scheepe behalfve Eenige kleijne vaertuijch so ge=
    soncke als gespronge sijn en dat d onse tot dier
    tijt toe apseluijt de vicktoorije hebbe behoude, te
    maeslant sluijs en op andere seehavens komt
    meenichte van hout als stucke van scheepe aen
    drijfve daer so geseijt wort de leelije en de roos op
    staet, gistere hebbense weer seer hoore schieten
    en so sij meene perfeckt drij scheepen hoore springe
    de heer almachtich wisse3wil ze weederom bij staen so
    se weer aen malkandere sijn en geefve dat het
    Eijnde so goet alst begin geweest is mach sijn,

    Een vrij vage tekening van een veldslag op zee met vooral heel veel boten tot aan de horizon. Op sommige plekken zie rook en rechts voor staat een sloep in brand.
    De Eerste Slag bij het Schooneveld, 28 mei 1673, Willem van de Velde, 1684. Collectie National Maritime Museum, Greenwich, London, Caird Collection

    Jantje huilt, Jantje lacht

    De droeverigheid lijkt weg te zijn, iedereen is vrolijk: eerst zijn de Fransen tegen gehouden bij Nieuwersluis en nu hebben de Engelsen klop gekregen. Margaretha sloot haar vorige brief af met de melding dat Maastricht berend (belegerd) was, hier zegt ze daar niks over, alleen dat de Franse koning uit Brabant trekt en men vermoedt dat hij richting Maastricht gaat. Daar liggen voldoende troepen die goed zijn uitgerust, dus hij wordt opgewacht!

    Brieffragment vreugde
    Tweede brieffragment vreugde

    hier is sulcke vreuchde onder de gemeente4Gemeente: Bij overdracht. Het geheel der personen die met elkander eene gemeenschap vormen, waarbij niet aan gemeenschappelijk bezit, maar aan gemeenschappelijke rechten en verplichtingen gedacht wordt. dat
    niet te spreecke is, so goet is die groote godt dat
    hij ons tot hier toe so genadelijck heeft bij gestaen
    so wel te water als te lande, die wercke die de
    onse aende nieuwersluijs hebbe gemaeckt doen
    alreets sulcke operaesie dat die aen die post
    legge verscheijde vijande atackeere telckens
    met groot suckses en verlies vant vijantsvolcke
    men begint hier heel goede moet te krijge en
    seijt me dat den koninck met sijn volck wt brabant
    hoochger op treckt men meent het op Maestricht

    gemunt is daer sij so wel van volck en alderhande
    noottrufticheede5Nooddruftigheid: Wat nodig is tot levensonderhoud versien sijn dat sij hem getroost
    sijn te verwacht, [men meent dat me vandaech]

    In een heuvelachtig landschap trekken paarden, pakezels, lopende mensen en honden van links naar rechts. Er zit geen orde in. op de voorgrond loopt een vrouw met haar kind op de rug. Rechts kijken twee mannen toe met een hond aan hun voeten. Daarachter staat een ruiter te praten met een man waarnaast een vrouw knielt bij een kind.
    Het optrekkende leger, Hendrik Verschuring, 1678. Collectie Rijksmuseum

    Militaire zoon

    In een paar zinnen wordt ook duidelijk hoe ingewikkeld het is om moeder van een militair te zijn. Er zijn schoten rond Schoonhoven gehoord en haar zoon is gelegerd in Gorinchem. Hij ligt dus daar ergens op een post. Tegelijkertijd is er ook reden tot tevredenheid: ene van Benthem heeft Van Ginkel een compliment gebracht van Willem III zelf! Het zou fijn zijn als dat in de toekomst nog wat effect zou hebben.

    Een console met de vrouwelijke personificatie van Lof. Ze heeft een rozenkrans in het haar. In haar rechterhand een trompet waaruit licht komt. Met haar andere hand wijst ze. De prent maakt deel uit van een album.
    Personificatie van Lof, Robert van Audenaerd, 1673 – 1743. Collectie Rijksmuseum

    Werving en kraam

    In de afsluiting van de brief reageert ze op wat Godard Adriaan kennelijk geschreven heeft over de moeilijkheden die hij ondervindt bij het werven van troepen. Ze begrijpt hem en het moet ook maar eens gedaan zijn, maar ze begrijpt ook dat het nou eenmaal tijd kost. Het is inmiddels drie weken geleden dat schoondochter Philippota bevallen is. Het gaat goed met de kraamvrouw, ze hoopt morgen of overmorgen beneden te komen eten.

    Uiteindelijk rest de dankbaarheid.

    Brieffragment afsluiting brief

    wij konne godt niet genoech dancke voor alle
    sijne genade, inwiensheijlige bescherminge
    uhEd beveelle blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

  • Dagelijks leven in oorlogstijd

    DatumPlaats
    Geschreven2 juni 1673Den Haag
    Ontvangen7 juni 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Deze brief begint net als veel brieven met een overzicht van de brieven die ontvangen zijn. Anders dan een paar maanden geleden, komt de post tegenwoordig keurig op tijd aan. Als het goed gaat, is het eigenlijk geen onderwerp meer om over te schrijven, maar Margaretha noemt het deze keer toch maar even. Godard Adriaan heeft een brief bijgesloten voor zijn zoon, die Margaretha ook maar even gelezen heeft. We weten niet wat er in staat, maar ze vindt het wel nodig liefste hartje even te waarschuwen. Hij weet niet hoe het hier is, en je kan niet alles aan het papier toevertrouwen. Ach, kon ze hem maar even een uurtje spreken…

    Brieffragment over het ontvangen, doorsturen en schrijven van brieven

    [rec. 7. Junij in Hamburg]


    haech den
    2 ijuini 1673


    Mijn heer en lieste hartge


    uhEd schrijfvens van de 26 meij heb ick
    ter rechter tijt ontfange, en de ingeleijde
    aende heer van ginckel gesonde ick vinde
    deselfve wel heel wel gestelt maer mijn
    lieste hartge wij moete wel voorsichtich sijn
    uhEd kan hem niet inmaesgeneer1Imagineren: zich in den geest een voorstelling maken van hoet
    hier is dat hij de briefve alleen las en
    hielt waert wel, maer derf alle de pen
    niet vertrouwe wenste uhEd Eens maer
    Een Eur te konne spreecke d welcke
    niet weesen kan, [hoope als deese komisie]

    Het regelwerk

    Margaretha zou willen dat de missie van haar man nu eens voorbij was. Ze heeft gehoord dat ze er zelfs in de Staten Generaal over gesproken hebben. Wat betreft het nog openstaande geld is ze al eens naar Amsterdam geweest. Daar zit ‘ontvanger’ Uyttenboogaard2De schrijfwijze van zijn naam is divers, Margaretha schrijft zijn naam al vaak verschillend, maar ook op internet vind je verschillende schrijfwijzen. Een ontvanger int de belastingen en kan het geld uitkeren bij het overhandigen van een assignatie. Margaretha heeft nog steeds geen geld, dus eigenlijk moet ze weer eens naar Amsterdam. Ze heeft alleen een probleem: haar vers bevallen schoondochter durft ze niet alleen te laten. Later in de brief komt ze er op terug: Uyttenboogaard heeft laten doorschemeren dat er mogelijk geld beschikbaar is. Misschien kan ze dan over 14 dagen om de volgende ordinantie vragen…

    De dreiging blijft. Nu schijnt de vijand van vier kanten tegelijk aan te willen vallen. Alle posten schijnen goed voorbereid te zijn, maar Margaretha kan nog geen uur rustig op bed liggen van al die alarmen.

    [generael van gesproocken,] ick had
    al Eens naer Amsterdam geweest om

    te sien of gelt vande ontfanger wtdenboo=
    gaert koste krijge maer derf niet van
    hier en de kraem vrou met alde kinden
    alleen hier laeten dewijlle aende poste
    seeckere advijsen sijn dat den vijant
    voorneemens is vier vande selfve te
    gelijck t Ackateere hoewel men seijt
    die alle wel versorcht en versien sijn
    kan me niet weeten hoet gaen mocht
    tis wel bedroeft in sulcke gestadige
    allarm te sitten men leijt niet Een
    r uer gerust ofs op sijn bedt, sijn

    Portret van een man, vermoedelijk Augustijn Wtenbogaert (1577-1655), Govert Flinck, ca. 1643. Collectie Rijksmuseum.
    Lang is gedacht dat dit ‘Margaretha’s’ ontvanger Johannes Wtenbogaert was, ook de schilder was lange tijd onduidelijk. Toen men zeker wist dat Govert Flinck de schilder was, kon het Johannes niet meer zijn, want hij was in 1643 nog maar 35. De man op het schilderij is veel ouder, dus nu vermoedt men dat het Johannes’ vader Augustijn is.

    Nieuwersluis

    Wat het rusten wat zou moeten helpen, is dat Zijn Hoogheid, Stadhouder Willem III, waakt. Dat de Staatse troepen de post op Nieuwersluis hebben ingenomen, zint de Fransen allerminst. Er wordt rond Breukelen flink gevochten en Gunterstein wordt zo beschoten dat de muren naar beneden vallen.

    Brieffragment Willem III en Nieuwesluis

    [r uer gerust ofs op sijn bedt,] sijn
    =hoocheijt treckt ock en reijst gestaedich
    vande Eene post opt dander die post
    die wij aende nieuwersluijs hebbe ge
    noomen inkomodeert den vijant seer
    beschietense op gundersteijn datter
    stucke van muere vant huijs valle
    en belette haere wercke diese te
    breuckelen opwerpe te maecke, [de]

    Gezicht op het omgrachte kasteel Gunterstein te Breukelen uit het noorden, met links een gedeelte van de voorburcht en rechts op de achtergrond de Vecht, vóór de verwoesting in 1672.
    Kasteel Gunterstein, Willem van Drielenburg, 1655-1665. Collectie: Het Utrechts Archief. Dit is een digitale reproductie van het schilderij dat op een schoorsteenboezem in het tegenwoordige huis is bevestigd.

    De Fransen samen met…

    Ook de oorlogsontwikkelingen buiten de Republiek houden Margaretha bezig. Iedereen heeft het over de Keurvorst die achter de rug van de Republiek om een verdrag sloot met de Fransen. Van de eigen vloot horen ze niets. Wel gaat het gerucht dat de Engelse en de Franse vloot geconjugeerd zijn: dat ze samen gegaan zijn tot één grote vloot.

    Brieffragment over de Fransen en de Keurvorst en de Franse en de Engelse vloot

    uhEd kan niet geloofve hoe groot en
    kleijne hier vant doen vande keurvorst
    spreecken men schrickter van te hoore
    bij konsequensie krijge wij ock al vrij
    wat, van onse scheeps vloote hoore wij
    niets als dat somige wille segge dat
    de Engelse met de franse soude ge
    konsgingeert3Consigneren: in bewaring geven. Ze bedoelt waarschijnlijk conjugeren: zich verenigen sijnde doch niet seeckers

    Veld van achtenveertig tegels met schepen, anoniem, ca. 1650 – ca. 1680. Collectie Rijksmuseum

    Opgeluchte PS

    Margaretha eindigt haar brief met de gebruikelijke huishoudelijke mededelingen: neef Van Wulven is in Rotterdam en moeder en kind maken het goed. Groene kaasjes zijn onderweg naar Duitsland en is het blikken servies al aangekomen?

    Kennelijk is Ursula Philippota inmiddels uit haar kraambed opgestaan en is tijdens het schrijven van de brief uit bed gebleven. Daardoor is Margaretha duidelijk opgelucht in de PS. Als de kraamvrouw 11 dagen na de bevalling een hele middag op kan zijn, dan kan ze ook mee in de koets als ze onverhoopt moeten vluchten.

    Twee panoramaglazen in een houten vatting. Links: een span paarden, waarvan een paard met ruiter, trekt een rijtuig met man en vrouw. Achter het rijtuig loopt een man met staf. Rechts: een gesloten koets met drie span paarden. Op één van de voorste paarden zit een ruiter, op de bok zit een koetsier.
    Toverlantaarnplaat met twee rijtuigen, anoniem, ca. 1700 – ca. 1790. Collectie Rijksmuseum
    Brieffragment met de opgeluchte ps

    sulle sijn, de groene kaes heb ick gesonde
    hoop het blickwerck wel overgekoome is
    , sal hier meede Eijndige blijfve

    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    de vrou van
    ginckel die nu
    11 dage kraems
    is, is de heere sij
    gedanckt so wel
    alstder op aen
    sou koome dat godt
    verhoede souse wel
    inde koetse konne sitte
    sij is al heelle naer middage op

  • Blijvende dreiging

    DatumPlaats
    Geschreven17 april 1673Den Haag
    Ontvangen21 april 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Willem III is naar Zeeland om de betaling van het leger te regelen. Anders dan nu was er niet echt een nationale begroting. De Staten Generaal konden wel beslissen, maar waren afhankelijk van de betaling door de provincies. Tot nu toe klaagde Margaretha vooral over de Staten Generaal en de officieren die hun troepen niet uitbetaalden, maar ook de Zeeuwen stonden niet vooraan om mee te betalen. Gelukkig stelt Margaretha’s “Zijn Hoogheid” orde op zaken.

    Brieffragment over Willem III in Zeeland

    sijn hoocheijt is naer seelant so men seijt om die heere
    te persosideere1Persuaderen: Ervan overtuigen tot betaeline van haer quote inde
    leeger poste daer sij noch niet Een stuijver in
    betaelt hebbe, het komt al ophollant aen, dat
    oorsaeck is de meliesi so qualijck betaelt wort doch
    door de goede direxsi van sijn hoocheijt is daer nu
    ordere op gestelt, en begint de betaeline nu te
    gaen, [te wttrecht wort meenichte van plat boomde]

    Zes mannen zitten met hoeden op aan een ronde tafel. Ze lijken een geanimeerde discussie te voeren. de ruimte is groot en langs de wand staan lege stoelen. Op de achterwand hangt tussen de ramen het wapen van Zeeland. Boven de gravure staat Etats de Zelande.
    De vergadering van de Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland gedurende het tweede stadhouderloze tijdperk (de representant van de Eerste Edele ontbreekt) in de Abdij te Middelburg, met op de achtergrond het wapen van Zeeland, 1702-1744. Collectie Zeeuws Archief

    Kattendans

    In Utrecht zijn de Fransen platbodems aan het vorderen. En met platbodems kan je die ondiepe, maar verraderlijke Hollandse Waterlinie oversteken. Bovendien wordt de prins van Condé, Lodewijk II van Bourbon, in Utrecht verwacht. Hij zal het bewind van de Hertog van Luxemburg over Utrecht overnemen. Ze zegt het niet letterlijk maar ze legt wel een directe link tussen het één en het ander: een nieuwe bevelhebber, betekent een opleving van de oorlog. De laatste keer dat het de Fransen bijna lukte om de waterlinie over te steken, ligt nog vers in Margaretha’s geheugen. Dus ze vreest weer ‘Een kattendans’. “De dans ontspringen” was in de 16e eeuw “De kattendans ontspringen”, een kattendans is dus aanduiding van iets onaangenaams, iets hachelijks, iets gevaarlijks.

    Brieffragment over de kattendans

    [gaen,] te wttrecht wort meenichte van plat boomde
    schuijtges bij den vijant gemaeckt, den prinse
    van konde wort daer verwacht daer sijnde
    vreese ick dat wij weer Een kattendans sulle
    hebbe de heer wil ons behoeden, [ick ben meest met]

    Een afbeelding van een feestje met allemaal katten in gala die aan het dansen zijn. Links achter staat een piano waar een kat achter zit en op de stoel ernaast staat een kat viool te spelen. Op de achtergrond bekijken katten het dansgewoel. In een inzet links onder zitten een katdame en een katheer aan tafe;. Op tafel staat een fles wijn en een oberkat komt eten brengen.
    Fragment uit Hoe de poesjes zich vermaken, Arie Willem Segboer, 1903 – 1919. Collectie Rijksmuseum

    Een veilige plek

    Het risico van de kattendans maakt Margaretha onrustig. Philippota is hoogzwanger. Dat reist al niet makkelijk, maar je weet al helemaal niet wanneer een pas bevallen vrouw weer in staat is om te reizen. Margaretha wil dus het liefst dat Philippota op een veilige plek bevalt en dat is in Amsterdam. Ze is eind mei uitgerekend, dus wil Margaretha volgende week naar Amsterdam. Ruim op tijd voor de bevalling. En als ze daar dan is, kan ze gelijk bedenken wat ze met alle spullen daar moet en of ze weer een huis gaat huren in Amsterdam. De huur van het huis dat ze heeft loopt immers eind mei af.

    Brieffragment over de veilige plek voor de zwangere schoondochter

    [hebbe de heer wil ons behoeden,] ick ben meest met
    het kraeme vande vrou van ginckel bekomert het
    welcke int lest van meij sal sijn, int laest van
    deese of int Eerst van de toekoomende weeck sal
    ick met godts hulpe weer naer Amsterdam
    moeten om te sien waer ick met mijn goet sal
    blijfve weet niet of ickt al weer hier derf
    brengen of hoe ick der meede sal doen daer
    koomende sal ick sien hoet sal maecken, [de ordi]

    Schilderij van een oudere vrouw die de hand vast houdt van een jonge, hoogzwangere vrouw. De zwangere vrouw kijkt treurig naar beneden. Op de achtergrond een landschap met een meertje en een heuvel. In de lucht vliegt de heer vergezeld door drie engeltjes.
    De visitatie, Rafael, 1517. Collectie El Museo Nacional del Prado, Madrid

    Salaris en declaraties

    Margaretha is nog steeds druk met de assignaties en ordinanties, het wil allemaal niet vlotten. Ook heeft ze gesproken met een collega van Godard Adriaan: Johan van Gent, heer van Oostwedde. Hij heeft zijn declaratie ingediend en daar is grof in geschrapt. De arme man is er mistroostig van en ook dan praat ook nog heel Den Haag over zijn zoon die een ongepaste flirt heeft.

    Brieffragment over de declaratie en de zoon van de Heer van Gent

    [fange alst moogelijck is,] de heer van gent heeft nu
    Eerst sijn dickleeraesi afgedaen gekreechge hebbe
    ongelooflijck daer op geroijeert2Royeren: Schrappen van geldelijke posten , alsde wasvrou
    en in plaets van tot sijn equipaese 800f doense
    hem maer 400f goet en veel meer andere
    poste diese geroijeert hebbe het welcke sij
    mij hebbe laeten sien, sijn hEd is so melanckolijck
    over alt miskontentement3Miscontentement: Ontevredenheid dat hij heeft dat on
    gelooflijck is, daer bij komt dat sijn soon frits4Frederik Willem van Gent
    de Amoers aende dochter van hooft diese Juff van
    budtine5Onbekend (helaas nog…) noeme maeckt dat heel teegens haer
    beijde sin is daer den heelle haech van waecht6Wagen: Ophef maken

    Blikken servies

    Tot slot houdt Margaretha haar man nog op de hoogte over de voortgang van de voorbereidingen over de vredesonderhandelingen in Aken. Margaretha heeft er een hard hoofd in, met al die oorlogsvoorbereidingen van de Fransen.

    Een ronde platte tinnen plaat met een heel klein opstaand randje.
    Teljoor van tin, anoniem, 1400 – 1600. Collectie Rijksmuseum

    Het blikken servies dat Margaretha voor haar man heeft laten maken is klaar! Zodat hij weet wat er verstuurd gaat worden schrijft ze dat even op: 6 dozijn teljoren, 24 ovalen schotels en twee paar kandelaars. Het woord teljoor, telloor of tailloor kennen we in de Nederlandse taal nauwelijks meer, maar in Vlaanderen en dialecten komt het woord nog wel voor. Slechts 8% van de Nederlanders herkent het woord en 53% van de Vlamingen. Een teljoor is een tafelbord. Margaretha wacht ondertussen op de zadels en de wijn die Godard Adriaan naar haar gestuurd heeft.

    Eerste brieffragment over de vrede
    Tweede brieffragment over de vrede en het blikken servies

    [hartigen,] hoewel ick vreese van die handelin

    niet veel sal koome, om dat so men seijt de franse sulcke groote
    preeperaesi tot den oorloch maecken, en ock dat sij Aernhem
    so verstercke, se hebbe dartich duijsent mael hondert
    duijsent steen geEist tot de fortifikaesi van Aernhem
    te maecken, het blicke servijese te weete 6 dosijn talijoore en
    24 ovaelle schootels met twee paer kandelaers sal ick
    deesen avont naer Amsterdam sen aende heer Teminck
    sende omtselfve voort op hamburch te bestelle, de wijn
    en sadels sien wij noch int gemoete, ondertussche blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    MTurnor

    sijn hoocheijt seijtme dat
    en woonsdach of donderdach
    toekoomende weer hier sal
    sijn

  • Huis in de hemel

    DatumPlaats
    Geschreven13 maart 1673Den Haag
    Ontvangen21 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    Leek Margaretha in de vorige brief de wanhoop nabij, deze brief is de wanhoop tastbaar: als de Heer almachtig niet te hulp schiet, zijn allen verloren. Toch is er een klein wondertje: ze heeft drie brieven van haar man gekregen!

    Soldatenleven

    Het begint met de droevige staat van het Brandenburgse leger. Juist nu het zo nodig is, lijkt daar niet veel van over. Met het Staatse leger lijkt het niet beter gesteld. De staat is tergend traag. Nu zijn de milities aangeschreven dat de rekrutering van het leger voor 15 april gereed moet zijn. Dat is leuk bedacht, maar er wordt geen cent uitbetaald. Er zijn compagnieën bij die al meer dan een jaar niet uitbetaald zijn. Bij de cavalerie zijn ze drie à vier maanden achter met betalen. Daar verkopen ze zelfs hun laarzen om voer voor de paarden en brood voor zichzelf en hun familie te kopen. Die arme prins. Hij denkt met een goed leger voor de dag te komen, maar door de traagheid van de regering, zit hij met de gebakken peren.

    Brieffragment over financiën leger
    Brieffragment over teleurstelling Willem III

    is, de meliesie is aengeschreefve haer reekruijteerin
    te doen en sonder wtstel teegens den 15 April ge=
    =reet te sijn, men geeftse niet Een stuijver gelt
    daer sijn kompangie die 12 a 14 maende ten achter
    sijn de ruijterij is meest 3 en 4 maende ten
    achteren moeten alles versette wat sij hebbe tot haer
    steefvels in kluijs omt voer voor haer paerde en
    broot voor haer selfs vrou en kindere te kooppe, de
    heer van ginckel al wat hij grijpe en vange kan gaet
    tot betaelline vande kompangi, en de kantoore
    sijn op gepropt van gelt men seijt der meer als
    vier mielijoene kontant leijt tot betaelline vande
    meeliesi en daer komt geen ordere omt gelt wt
    te telle, tis meer als bedroeft de traecheijt die bij
    de reegeerine is, sijn hoocheijt is ongeluckich sal meene

    Een leeger te velt te brenge het welcke te vreese staet door
    de wan betaelline so kompleet niet sal konne sijn

    Godard Adriaan heeft gezegd dat ze misschien niet zo op “de vleselijke arm” moet vertrouwen12 Kronieken 32:8, in de statenvertaling en in moderne taal. Ofwel: vertrouw minder op het leger en meer op God.

    Brieffragment over de vleselijke arm

    uhEd seijt heel wel dat wij so seer niet op de vleeslijcke
    arm moete sien vreese wij dat te veel gedaen hebbe
    en noch doen dat dat almeede oorsaeck is dat godt
    de heere die en onse wapene niet en seegent, den

    Tekening van een boerderij met een strooien dak. In het raam boven de voordeur zit een oude man. Voor de gesloten voordeur staan twee soldaten met een boomstam klaar om de deur in te slaan. Naast de boerderij staan twee soldaten met geweren en zit er één op de grond zijn geweer te controleren. Achter de soldaten met de boom twee soldaten te paard. Ook met hun geweer in de hand.
    Plunderende soldaten bij een boerenwoning, Adriaen van de Velde, 1669. Collectie Rijksmuseum

    De Heer geeft, de Heer neemt

    Uit Amerongen is er verder geen nieuws, alleen de schoorsteen van de keuken is omgevallen, maar de planten en de tuinen zijn nog in goede staat, zelfs de beelden staan er nog. En ze heeft nog een nieuwe uitspraak van de intendant Robert tegen secretaris Van den Doorslagh. Op de vraag hoeveel geld er nodig was om het huis te bewaren, gaf hij als antwoord dat het huis sowieso moest branden.

    Brieffragment over Kasteel Amerongen

    [van sal segge] de seeckreetaris is hier seijt de
    muere vant boove en beneede huijse noch vier
    kant staen alleen dat de schoorsteen vande keucke
    opt booven huijs ingevalle is, voort al de plante
    en hoofve sijn noch in Esse2In esse zijn: in goede staat zijn tot de beelde inde hof
    staen noch wel, macht maer so blijfve, [want so]

    Ze moeten maar een voorbeeld nemen aan Job, hij verstaat als geen ander de kunst om lijden, pijn, tegenspoed, of enige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen. Daarnaast vertrouwt ze erop dat God genoeg middelen geeft om hun huis weer op te bouwen en bidt ze om ooit een huis in de hemel te hebben dat door geen mens afgebrand of afgenomen kan worden.

    Brief fragment over de Heer geeft, de Heer neemt

    [vorste teegens sijn koninck op hitste,] in soma
    het ongeluck heeft ons gedient, wat sulle wij doen
    al met den verduldige3Verduldig: De eigenschap of gezindheid bezittend om lijden, pijn, tegenspoed, of eenige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen; lijdzaam, geduldig, berustend. Vooral in religieus verband waarbij het lijden dat iemand overkomt als een goddelijke beschikking en beproeving wordt gezien waarvan het kalm verdragen als een zedelijke deugd geldt. jopt segge godt gaf god nam
    de naeme des heere sij gepreese4Job 1:21, in de statenvertaling en in modern Nederlands ist sijn godlijcke wil
    heeft middele genoech omt ons weer te geefve so niet
    moete wij vretrouwe en bidde Een huijs inden heemel
    te hebbe dat ons van geen mensche kan gebrant of
    genoome worde, [ick kan niet segge of dencke of dit]

    Een geluk bij een ongeluk is dat mensen nu minder kwaadspreken over Godard Adriaan. Ze hielden hem verantwoordelijk voor de dure mislukking van de Brandenburgse veldtocht. Maar nu ze zien dat hij alles is kwijtgeraakt, zijn hun stemmen verstomd.

    Gravure van jubelende mensen op wolken en engeltjes in de wolken daarboven. Op de achtergrond een vierkante, symmetrische ommuurde tuin.
    Het hemels Jeruzalem met lofzingende engelen en verlosten, Jan Luyken, 1687. Collectie Rijksmuseum

    Orde op zaken

    Het uitbetalen van het geld voor Godard Adriaans werk blijft moeizaam. Er liggen ordinanties klaar, er zijn ordinanties aangevraagd, maar er gebeurt niets. Margaretha moet maar weer zelf naar Amsterdam om het te regelen. Als wat van de laatste 6000 gulden uitgegeven is, heeft ze nauwkeurig genoteerd en stuurt ze mee als een Memorie. Ze doet het zo zuinig mogelijk aan, maar het was een zware periode. Gelukkig is iedereen weer beter. Kennelijk heeft Godard Adriaan voorgesteld dat ze met de hele menage naar Duitsland komt. Ze lijkt er niet afwijzend tegenover te staan, maar ze denkt dat ze haar schoondochter niet mee krijgt. Van Ginkel heeft nu ook aan de stadhouder gevraagd of Godard Adriaan thuis mag komen, maar ook tegen hem is gezegd dat hij moet wachten tot de Graaf van Waldeck5Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg terug is.

    Brieffragment over Margaretha's eigen financiën
    Laatste zin over Graaf Waldeck

    [geen tijt tot de derde te setten,] ick ben van meen
    =nine int lest vandeese weeck selfs naer Amster
    =dam te gaen om te sien wat ick van hem sal
    konne krijge, sal uhEd met de naeste post Een mee
    =moorije sende wat ick wt de ontfangene ses duijs=
    sent gulde heb betaelt dit alles volgens uhEd
    ordere, daer niet of weijnich van over is gebleefe
    ick lech hier alles so naeu aen alst Eenichsins
    moogelijck is maer heb al de winter een seer
    swaere meenaesge6Menage: huishouding, maar ook zuinig beheer der inkomsten gehadt, al de siecke sijn
    de heere sij gedanckt weer wel, de heer
    van wellant drijcht7Dreigen is hier in de betekenis van talmen naer seelant te gaen
    en blijft al, ick sal geen swaericht maecke
    om naer duijtslant te gaen maer geloof
    de vrou van ginckel daer beswaerlijck toe
    sou konne reesolveere , de heer van ginckel
    heeft sijn hoocheijt wt mijne naem verlof versocht
    voor uhEd om Een keer herwaerts te mooge doen
    die hem seijde uhEd tot de weerkomste vande

    graef van waldijck daer sou moete blijfve,

    Weinig hoop van leven

    Margaretha is ook weer naar Rotterdam geweest om de vrouw van Wulven8Anna van Renesse van Moermont op te zoeken. Daar gaat het niet goed mee, de dokters hebben haar opgegeven. Helaas is haar man9Hieronymus van Tuyll van Serooskerken nog in Utrecht, want hij zit klem in de Franse mangel. Haar broer zit weliswaar in Amsterdam, maar die komt haar ook niet bezoeken. Ach, die vijf arme kinderen…

    Brieffragment over de doodzieke vrouw van Wulven

    [niet anders te sechgge valt,] ick ben gistere
    alweer bij de vrou van wulfve tot rotterdam
    geweest die ick so sooberen10Sobere staat: zwakke, flauwe staat staet heb gevonde
    en gelaete dat de docktoore segge datter
    weijnich hoop van leefve is, haer man blijft
    of is noch te wttrecht de heer vander A11Frederik van Renesse van Moermont haer
    broer tot Amsterdam en komt ock bij sijn
    suster niet mij jamert haer vijf kleijne
    kinderen, de heer wilse Een genaedige wt
    komste geefven, [den heere schade verte]

    Een interieur met links een brede trap omhoog, de trap komt uit op een soort overloop met een rode stoel en schilderijen aan de wand. Direct bovenaan de trap staat een deur open waar we nog net een doorkijkje hebben naar een schouw met een schilderij. Rechts zit een vrouw in het wit met een goudgeek jasje aan, ze is bijna net zo bleek als haar jurk. Haar linker voet staat op een stoof waar een bruin  aardenwerken bakje in staat. Naast haar op de grond ligt een grijze kat met de voorpoten opgetrokken onder het lijf. Ze heeft haar handen gevouwen en leunt met haar linkerarm op een tafel waar een tapijt op ligt met daarop een witte doek. Achter haar staat een man in het zwart met een baret op. In zijn rechterhand heeft hij zijn handschoenen, in zijn linkerhand houdt hij een kolf met urine omhoog. Hij kijkt serieus. Naast hem staat een man met een bruine (kamer?)jas aan die beteuterd naar de urine kijkt.
    ‘De bleekzuchtige dame’, Samuel van Hoogstraten, 1660 – 1678. Collectie Rijksmuseum