Categorie: Oorlogsverhalen

  • De Slag om Woerden

    DatumPlaats
    Geschreven18 oktober 1672Amsterdam
    Ontvangen25 oktober 1672Frankfurt
    Lees hier de originele brief

    Eindelijk zijn er brieven van Godard gearriveerd, van 28 september en 1 oktober. Er is meer mis geweest met de post, want één van haar eigen brieven ontbreekt ook. De belangrijkste onderwerpen uit die brief herhaalt ze voor de zekerheid. Om te beginnen is er de mislukte aanval op Woerden tussen 11 en 13 oktober. Daarnaast was er de gelijktijdige overval op het Franse bolwerk bij Vreeswijk.

    Van Ginkel schittert bij Vreeswijk

    Van Ginkel heeft in Vreeswijk een prominente rol gespeeld en Margaretha is in de wolken dat dat niet onopgemerkt is gebleven. Prins Willem heeft hem in Schoonhoven persoonlijk bedankt, en Margaretha hoopt dat het daarbij niet blijft. Nu mag de loopbaan van haar zoonlief nu wel in een stroomversnelling komen.

    Brieffragment over de Slag bij Woerden en het succes van Van Ginkel bij Vreeswijk

    [gepaseert ,] wij konne godt niet genoech dancke
    voorde genaede die hij aen onse soon heeft be=
    =weese hem wt sulcken swaeren gevecht met
    so veel Eer en reeputaesi1reputatie onbeschadicht heeft
    ge brocht, sijn hoocheijt te schoonhoofve2Schoonhoven koomende
    ont boodt den heer van ginckel bij hem en heeft
    hem met de meeste sievielliteijt3Civiliteit: beleefdheid bedanckt
    voor sijn goede dierexsie4Directie: leiderschap en genereuse acksie
    die hij int gevecht aende vaert5De vaart is de Vaartse Rijn bij Vreeswijk hadde gehou
    de en getoont met verseeckerin dat hijt altijt
    soude gedencke versocht daer in te wille
    kontintweere6Continueren, [so dat Een ijder de heere sij ge=]

    Zuylestein gesneuveld bij Kruipin

    Margaretha is zeer verslagen over het sneuvelen van hun buurman, en vroegere mentor van Willem III, Frederik van Nassau Zuylestein. Zijn legeronderdeel bewaakte tijdens de belegering van Woerden tussen 10 en 13 oktober een vooruit geschoven post aan de weg naar Utrecht, om te voorkomen dat van die kant Franse versterking zou kunnen komen. Hij had echter verzuimd rugdekking te regelen. Hierdoor piepte de Franse versterking onverwacht vanuit het noorden alsnog tussen Woerden en Zuylesteins post. Het liep uit op een vreselijk gevecht waarbij Zuylestein omkwam. Volgens Margaretha had hij nog drie steken na gekregen van de verrader Montbas.

    Brieffragment over de dood van Frederik van Nassau-Zuylestein bij Kruipin

    ick kan niet segge hoeseer mij den goeden heer van
    suijlisteijn jamert7Jammeren: verdriet doen, dien schemse8Schelmse: had vroeger een hardere connotatie, schurkachtig, gewetenloos momba9Jean Barton de Montbas heeft
    hem nae sijn doot noch drije steecken gegeefven
    denck van so Een traeter10Traeter is ongeveer treiter, de zin wordt dan ongeveer: Wat denk je van zo’n verrader/rotzak , nu seijt men dat het

    Portret van Frederik van Nassau-Zuylestein. Ingekleurde gravure van een man met een vlassig snorretje en golvend haar tot op de schouders.
    Fragment uit Dodelycke Uytgang van Syn Hoogheyt Fred. Hendrik Prince van Oranje etc. Anno 1647, Cornelis van Dalen (I), naar Adriaen Pietersz. van de Venne, 1647. Collectie Rijksmuseum

    Margaretha betreurt het extra dat het Zuylestein zelf zo wordt aangerekend. Behalve dat hij bij Kruipin geen wachtpost had gezet, zou er in zijn legeronderdeel wanorde en gebrek aan discipline hebben geheerst. De officieren hadden geen overwicht op de soldaten. Maar, vindt Margaretha, hij heeft het duur genoeg betaald.

    Brieffragment over wat er bij Kruipin gebeurd is en het vermeende verzuim van Frederik van Nassau-Zuylestein

    [denck van so Een traeter ,] nu seijt men dat het
    ongeluck voorwoerde11voor Woerden is door puer versuijm ge
    koomen en deesordere12Desordre: wanorde het welck int quartier
    vande heer van Suijlisteijn was alwaer deen ofisiere13hier en dander daer de soldate vangelijcke waere al waar de ene officier en de andere daar aan de soldaten gelijk waren. Soldaten en officieren hebben dus even hard gevochten
    men hadt het altemael met Een post te besette
    met 15 a 16 man konne voorkoome, het schijnt
    dat de heer almachtich niet belieft heeft, en
    heeft den heer van Suijlisteijn versuijmt hij heeft
    het dier14duur genoech betaelt, [hij was alte goet]

    Delfts blauw bord. Links een herberg met een uithangbord waarop staat "Hier is Kruipin". Binnen staat een man met een glas in zijn hand. Buiten staat een man die het glas inschenkt van een man te paard: de kwartiermeester. Op de voorgrond blaft een hond naar twee mensen. Rechts ligt een zeilboot aangemeerd.
    Schotel met de herberg Kruipin, anoniem, 1675. Collectie Rijksmuseum.
    De plek waar Zuylestein een post hadden moeten bezetten om de verrassing uit het Noorden te voorkomen, was bij de herberg Kruipin, waar de Kameriker Wetering op de Oude Rijn aansluit. De oranjegezinde herbergier laat in 1675 dit bordje maken. Het is niet helemaal duidelijk of dit een herinneringsbordje is en waar het dan aan zou herinneren.

    Duizend ruiters door Amerongen

    Ondertussen hebben de Fransen, om een Nederlandse succes bij Woerden te voorkomen, wel bijna hun hele bezetting uit Utrecht moeten laten overkomen. Dat gat moest gevuld worden met legeronderdelen uit Amersfoort en Wijk bij Duurstede. Duizend man ruiterij trok van Wijk bij Duurstede naar Utrecht. Onder andere door Amerongen waar ze een nacht gebleven zijn, met alle gevolgen van dien. Uit Margaretha’s beschrijving lijkt alsof er een sprinkhaanplaag voorbij gekomen is: er is niet meer te wezen.

    Brieffragment over de ruiterij die door Amerongen trekt

    [wt wijck en Amersfoort getrocke,] nu hebbense
    weer Een duijsent ruijterij in wttrecht gekree
    chge, welcke weer door Ameronge sijn gepasseert
    en Een nacht geweest so dat daer noch niet
    wel te weesen is, [men verlanckt noch Evenseer]

    Enige weken heel niet wel

    Margaretha hoopt met gods hulp in de komende week met ‘de menage’, dus de hele huishouding inclusief schoondochter, kinderen, personeel, naar Haag te gaan. Ze heeft zich een paar weken niet goed gevoeld, anders was ze al lang in Den Haag geweest. Ze eindigt met de wens snel van haar man te horen over de hulptroepen van de keurvorst.

    Brieffragment: ick ben de heere sij gedanckt vrij beeter als voor dees

    Waarschijnlijk is ze bang dat ze Godard misschien iets te bezorgd maakt door de mededeling dat ze zich een paar weken niet goed had gevoeld. Dus krabbelt ze nog even snel onder haar handtekening dat het nu veel beter gaat.

  • Een veldtocht in de winter

    Aan een veldtocht beginnen in het herfstseizoen is over het algemeen niet zo’n heel goed idee. Het is voor de soldaten lastig om aan eten te komen — voor zichzelf én voor de paarden —, het is koud en de wegen zijn slecht begaanbaar. Toch besluit de keurvorst van Brandenburg om in september 1672 aan de mars te beginnen. De mars die de Republiek zou moeten bevrijden… Althans, dat is de perceptie van Margaretha en veel andere tijdgenoten. Godard Adriaan reist met de veldtocht mee en houdt de Republiek (raadpensionaris Gaspar Fagel) en zijn familie op de hoogte.

    Reconstructie van de reis van Godard Adriaan

    Vaak is het heel onduidelijk waar het leger zich precies ophoudt. Godard Adriaan schreef op de brieven die hij van onder meer Margaretha en Van Ginkel ontving, de datum en plaats van ontvangst. Daarnaast schreef hij op de brieven die hij aan Gaspar Fagel verzond verzenddatum en -plaats. Door deze brieven te bekijken, is het mogelijk de reis van Godard Adriaan met het leger van de keurvorst te reconstrueren. In september 1672 verzamelen de legers van de keurvorst en de keizer zich in Halberstadt, om vervolgens half september door te marcheren richting Hildesheim (zie kaart onderaan, kaart is aanklikbaar en je kunt inzoomen).

    Gravure van de vesting Hildesheim.
    Plattegrond van Hildesheim, anoniem, ca. 1657-1728. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam (Objectnummer RP-P-2018-972)

    Marcheren in de regen

    Hildesheim valt onder het gezag van de bisschop van Keulen. Een gigantische stoet, niet alleen bestaande uit soldaten, maar ook uit vrouwen en kinderen en een hoop geschut, trekt door het land van de vijand. Overal waar mogelijk, wordt het land kaalgevreten. Maar met de mars wil het nog niet echt vlotten. Het is ontzettend slecht weer. In een brief aan raadpensionaris Gaspar Fagel, gedateerd 22 september 1672, schrijft Godard Adriaan dat het zodanig hard heeft geregend, dat de wegen onbegaanbaar zijn geworden. Het is volgens de man van Margaretha dan ook onmogelijk om meer dan drie uur op een dag te marcheren. De soldaten moeten het legerkamp elke dag in het ‘natte velt’ opslaan. Het zal volgens Godard Adriaan mettertijd mensen én paarden parten gaan spelen, schrijft hij vanuit Wispenstein, waar het leger zich ophield, aan de Hollandse raadpensionaris. Ook Margaretha krijgt te horen over de verschrikkellijke weersomstandigheden. Ze maakt zich zorgen; het zou haar man zelfs wel eens op kunnen breken.

    Een schilderij met veel mensen. Er zitten  een aantal ruiters te te paard, er staan afgetuigde paarden en er staan tenten met vlaggen erop. Er staan diverse mannen en een enkele vrouw. Op de voorgrond aait een jongen een hond.
    Een legerkamp in de 17e eeuw, Philips Wouwerman, ca. 1665-1668. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam (Objectnummer SK-C-272).

    Een andere route

    Tot overmaat van ramp besluit de keurvorstelijke krijgsraad eind september dat er een andere route zou worden genomen. Conform de afspraken die zijn gemaakt, zou de mars via Hildesheim richting Münster gaan. Maar de keurvorst had vernomen hoe wanordelijk het er in de Republiek aan toe ging. Was het het allemaal nog wel waard om de Republiek te hulp te schieten? Nu zou eerst de bisschop van Keulen een lesje geleerd worden. Door de gewijzigde route werd de mars alleen maar langer.

    Naar het zuiden

    De mars gaat vervolgens richting het zuiden. Uit de reconstructie weten we dat Godard Adriaan zich op 13 oktober ophoudt rond Frankfurt am Main. Zijn brieven zijn vervolgens afwisselend geschreven en beantwoord in Frankfurt, Bergen (de huidige buitenwijk Bergen-Enckheim) en Rüsselsheim. De rustwagen waarmee Godard Adriaan lange tijd het ruwe soldatenleven van zich af heeft weten te houden, is hij dan inmiddels al kwijt. Zouden de hulptroepen ooit nog in de Republiek aankomen?

  • Men seijt

    DatumPlaats
    Geschreven8 oktober 1672Amsterdam
    Ontvangen21 oktober 1672Frankfurt am Main
    Lees hier de originele brief

    Hoewel er niks noemenswaardigs is voorgevallen, gonst het weer van de geruchten in Amsterdam. En dan schrijft Margaretha “men seijt”. En wat men al niet zegt!

    Men seijt…

    Dat er een complete Engelse vloot klaar ligt om te landen. Michiel de Ruijter wordt er op af gestuurd om de boel te redden.

    Brieffragment waarin men seijt dat er een Engelse vloot klaar ligt.

    seedert is hier niet voorgevalle, als dat men
    seecker seijt datter weer Een groote quantiteijt
    Engelse scheepe in see soude sijn die deseijn1Dessein:doel hebbe
    om noch hier te lande waerom den Admirael
    de ruiter gelast is hem met al sijn volck
    opt spoedichste ou scheep te begeefve, [gistere is]

    Men seijt…

    Dat Zijne Hoogheid het gemeentebestuur van Amsterdam gewaarschuwd heeft voor een mogelijke aanslag. Het plan zou zijn om de schepen die aan de wal liggen in brand te steken. De wachten zijn daarom verdubbeld.

    Eerste brieffragment over het alarm in Amsterdam

    [spoedichste ou scheep te begeefve,] gistere is
    hier omet de klock afgeleese dat de burgers
    haer wachte moeten verdobbelen de rechte oorsae
    =cke weet men niet, dan wort geseijt dat sijn
    hoocheijt de heere Magistraeten alhier soude
    gewaerschout hebbe op haer hoede te sijn dat
    den vijant Een aenslach heeft om de scheepe
    die hier aende wal tegge aen brant te
    steecken de offisiers, of kapteijns vande
    burgerij sijn gelast snachts alle Eure selff
    de ronde te doen so datter wel Eits te doen

    Tweede brieffragment over het alarm in Amsterdam

    moet weesen, en wij hier in Een geduerigen alarm
    sitten niet weetende waermen best sal sijn t [gister]

    Twee vrouwen staan voor een raam te praten, de één heeft een kind op de arm en een kind aan haar rok. Vanuit het raam kijkt iemand toe. Op de voorgrond een vrolijk hondje. Op de achtergrond een vrouw die iets op raapt.
    Twee vrouwen in gesprek voor een huis, Herman Saftleven, 1619 – 1685. Collectie: Rijksmuseum

    Men seijt…

    dat er veertig schepen met nieuw volk uit Bremen gekomen zijn en dat dat betekent dat er 10.000 nieuwe soldaten voor het leger van de prins zijn. Ze heeft geen idee wat voor volk het is, maar er zijn zelfs nog drie compagnieën door het land van Münster gekomen. Hoe dat kan begrijpt Margaretha ook niet, maar als er zo veel gebeurt, moet Zijne Hoogheid wel een plan hebben. Nu maar hopen dat dat een groter succes wordt dan de mislukte aanslag op Naarden.

    Brieffragment over de aangekomen troepen

    [sitten niet weetende waermen best sal sijn t] gister
    is hier veertich scheepe met volck die so geseijt
    wort van breeme koome, aengekoome men seijt
    datse tienduijsent man in hebbe die so geseijt
    wort naert leeger van sijn hoocheijt sijn, wat
    volckeren het is kan ick niet weeten, hier
    is ock aengekoome den graef van witgesteijn2Ernst Philip Graf zu Sayn Wittgenstein Homburg met
    drij kompangie paerde die men seijt doort sticht
    van munster gekoomen te sijn het welcke ick niet
    kan begrijpen, men wil ick noch segge dat sijn hooch
    Eenich deseijn3Dessein: doel op hande heeft ick wil hoope het
    Een beeter suckses alst voorgaende sal hebbe,

    Men seijt…

    bovendien allemaal onaangename dingen over de jonge Rijngraaf, Carel Florentijn van Salm. Hij zou volgens Margaretha in “vuile huizen” hebben zitten wachten tot de wind ging liggen, zodat hij niet meer op tijd ter plekke kon zijn.

    Brieffragment met roddels over de jonge Rijngraaf

    ick kan niet segge hoe men hier spreeckt en
    van den jonge rhijngraef die se segge doen den
    aenslach op naerden was sijn volck hier op
    naerder ordere liet scheep legge, ondertusche
    sat hij hier bij de juff en andere segge in ande
    =re vuijle huijse tot dat de wint ginck legge en
    den tijt verloopen was om op sijn post te koome

    Men seijt…

    Voor ze eindigt met een paar onnavolgbare roddels roept Margaretha nog dat haar man niet kan bedenken hoe men in de Republiek spreekt. Ze wenst Zijne Hoogheid wijsheid en voorzichtigheid toe, want als hij nog wat wil, dan moet het snel gebeuren. Door het natte weer hebben de milities in Weesp en Muiden het zwaar. Men seijt dat Zijne Hoogheid net naar Muiden vertrokken is, dus daar zal wel wat ophanden zijn… Zegt men.

    Ruiterstandbeeld van laag standpunt met bomen en wolkenlucht op de achtergrond. Willem III, met grote hoed, rijdt op zijn paard naar rechts, paard heeft zijn bek half open, Willem III heeft zijn maarschalksstaf in de rechter hand en de teugels in zijn linker hand. In de staart van het paard zit een grote knot. Tussen de poten van het paard zitten herfstachtige spinnenwebben.
    Stadhouder Willem III gereed om op veldtocht te gaan. Standbeeld bij Kasteel Amerongen. Foto: Annemiek Barnouw
  • Wanorde en Haagse roddels

    DatumPlaats
    Geschreven6 oktober 1672
    Ontvangen20 oktober 1672Frankfurt
    Lees hier de originele brief
    Let op: de scans zitten een beetje door elkaar. Logische leesvolgorde is: 169, 170 links, 172, 170 rechts, 171

    Margaretha heeft de brieven van Godard Adriaan van 23 en 24 september ontvangen. In Amsterdam was het 10 à 11 dagen droog geweest, maar de wegen waarop het leger van de keurvorst marcheerde moesten wel erg slecht zijn. Het heeft immers wekenlang geregend. Ze voelt mee met haar man en het hele leger. De zware mars zou Godard Adriaan wel eens op kunnen breken, vreest Margaretha. Toch verlangt ze ontzettend naar de komst van de bondgenoten. In de Republiek gaat het namelijk niet zo best…

    Waar blijft het leger van de keurvorst?

    Het leger van de keurvorst moet zich, volgens de berekeningen van Margaretha, nu niet ver meer van de stad Münster of de Rijnoever begeven. Met zo’n immense legermacht, op zulke slechte wegen… Dan is drie à vier mijl best veel. In de Republiek verlangt iedereen zeer naar de komst van de Brandenburgse troepen. Zonder hulptroepen geen verlossing, alleen het vooruitzicht van een ellendige en miserabele winter. Wat moet Margaretha doen als er niet snel verlossing van het Franse juk komt? Ze koestert weinig hoop dat de stad Utrecht en de gelijknamige provincie, zelfs de kleinste steden, vóór het invallen van de winter bevrijd zullen worden.

    Eerste brieffragment over het leger van de Keurvorst

    ick beklaech uhEd en het heelle leeger int 
    binenste van mijn hart vreese het uhEd ock 
    noch wel sal opbreecken sulcke tochte en reijse
    te doen, nu moet den heere keurvorst met
    het leeger naer mijn gissine en reeckenin so 
    het daer op aengeleijt is, niet verde vande stat 
    munster of den rhijnkant1Waarschijnlijk de rijnoever weesen, tis 
    noch wel veel in sulcken weer en weegen noch 
    drij a vier mijlen daechs net so swaere leeger

    Tweede brieffragment over het leger van de Keurvorst

    te marscheere, och hoe verlanckt men hier te lande
    naer deselfve volckeren, sonder dewelck wij
    geen de minste verlosinge te verwachten
    hebbe of konne sien, het sal wel Een Elendi
    ge en mieserablewinter sijn voor veelle
    ijae voor ons alle, [ick weet noch niet hoe ickt met]

    ‘Een deseijn’

    Het Staatse leger bestaat tegenwoordig uit zeer goede militairen, heeft Margaretha vernomen. Maar ze hebben nog helemaal niets nuttigs gedaan. Ja, er was een poging gedaan om Naarden te veroveren, maar de poging was op niets uitgelopen. Margaretha voegt een belangrijk detail toe dat niet in haar eerdere brief over de aanslag op Naarden stond: het was allemaal de schuld van Antoine Charles IV de Gramont, graaf van Louvigny. De prins van Oranje had het plan willen doorzetten, en had volgens velen de stad kunnen veroveren, maar Louvigny raadde het af. De onderneming was té gewaagd. Er stond simpelweg te veel op het spel voor de jonge prins. Maar de Fransen zijn ook niet gek… Ze weten dat de prins het hier niet bij gaat laten. De hertog van Luxembourg heeft het garnizoen in Naarden versterkt met verse manschappen, voedsel en geschut.

    Eerste brieffragment over Willem III bij Naarden

    weer niet voort en koste, waer om den
    heere louvengie niet goetvont met het de
    =seijn voorte te gaen sijn hoocheijt wildender
    Erenwel op aen, da en soude so de meeste
    opijnie sijn de stat verovert hebbe, maer

    Tweede brieffragment over Willem III bij Naarden

    loeuvengi raedent af segende dat het te veel voor 
    sijn hoocheijtdie Een jonck heer is en sijn Eerste
    Exsploot soude sijn te veel gewaecht sou weese

    Nog steeds geen orde

    De poging van Willem Adriaan II van Horne – de graaf van Hoorn – om Montfoort aan te vallen was door de Franse troepen afgeslagen. Het bleek dat de graaf van Hoorn geen kruit had. Dat was hem, zei hij, wel beloofd… Margaretha vat het kort samen: er ontbreekt nog altijd het een of het ander. Veel is er niet veranderd sinds haar brief van een week geleden. Het lijkt er dan ook op dat de dood van de gebroeders De Witt nog niet veel soelaas heeft geboden. Zelfs na de dood van Johan en Cornelis de Witt wordt er nog zeer kwalijk over de broers gesproken! En dan de prins… Hij heeft zulke slechte raadgevers. Er zijn er maar weinig die het behoud van het land op de eerste plaats zetten. Er gaan ook zeer wonderlijke praatjes rond. Margaretha durft ze niet aan de pen toe te vertrouwen, schrijft ze, dus we zullen helaas nooit weten wat ze precies heeft gehoord.

    Brieffragment over de wanorde in het Staatse leger bij Montfoort

    [en vijfverees in gebracht,] den graef van hoorn
    heeft ock Een deseijn2Dessein: doel gehadt op monfoort ijae
    Een atacke daer op gedaen maer isser afge=
    slage, in de welcke kapteijn lockoert3Onbekende kapitein met Eeni
    =ge weijnige soldaete sijn doot gebleefve, doen
    donse daer voor quaeme bevont den graef van
    hoorn dat hij geen kruijt en hadt hetwelcke so
    hij seijt se hem belooft hadde te sende, insom
    ma4In somma: kortom daer ontbreeckt noch altijt het Een oft
    ander het schijnt dat met het wechneeme vande
    heeren de witte alde deesorderees5Desorder: ongeordendheid, ordeloosheid, wanorde noch niet
    wech sijn, het welcke wel bedroeft voor ons alle
    is, men spreeckt hier te lande noch seer qualijck
    van den heere bE6De adel spreek Margaretha aan me hE (hoog edele) bijvoorbeeld shE is dan zijn hoog edele, of wel “hij”. Of als ze haar man aanspreekt gebruikt ze uhEd, u hoog edele, of wel “u”. Hier gebruikt Margaretha bE, wat zou ze daarmee bedoelen? burgere edele? bestuursedele? Of iets heel anders? wil hoope men hent ongelijck
    doet, [ock van onsen buermans soon den heer]

    ‘In duijsent beraede’

    De Fransen lijken Utrecht steeds steviger in hun greep te hebben en hebben Naarden versterkt. Ook gaat het gerucht dat Engelsen bij Den Briel willen landen. Margaretha twijfelt dan ook of ze er goed aan doet om al haar spullen naar Den Haag te verhuizen, richting de kust waar mogelijk de Engelsen landen. Zal ze De Gulden Troffel nog even aanhouden? Maar de Fransen in Naarden zijn ook wel erg dichtbij…

    Toch moet Margaretha wel een keer naar Den Haag. Als ze de kinderen van haar schoondochter Philipotta niet bij zich had, dan had ze het wel geweten. Dan was ze allang richting Den Haag gegaan om het geld op te eisen waar Godard Adriaan recht op heeft. Ze belooft Godard Adriaan op de hoogte te houden. Ten minste, als de brieven aankomen… De brieven van 13 en 17 september hadden Godard Adriaan namelijk nooit bereikt. Ze hoopt dat ze De Gulden Troffel voor iets minder huurgeld dan dat ze nu betaalde kon aanhouden, al was het maar voor de winter. Ze blijft in duijsent beraede…

    Eerste brieffragment verhuizen naar Den Haag of niet?

    [men nu seijt is niet met al geweest,] so omt
    Een alst ander derf ick mij so met persoone
    als goet niet teenemael in den haech begeef
    maer heb gedocht of ick dit huijs hier dat

    Tweede brieffragment verhuizen naar Den Haag of niet?

    noch niet verhuert is voor de winter als ickt voor
    Een mindere prijs kost krijge noch in huer
    hieldt en liet de muebel hier in met den
    drost en sijn vrou en vader om die te bewaere
    en dat wij met de kindere naer den haech
    gingen op deerste onraet aldaer koste
    Wij weer hier koomen, so uhE dit so goet
    vint salt selfve met de Eerste post van
    uhEd verwachte te verstaen, dewijl den tijt
    vant verhuijse seer nadert sal ick naer
    uhEd antwoort hier op verlange, hebt al

    Haagse roddels

    Direct na Margaretha’s opmerking over de kwalijke praat over de gebroeders De Witt, schrijft ze een curieus verhaal. Ze beschrijft mensen omfloerst, waarschijnlijk omdat ze vermoedt dat er mogelijk mee gelezen wordt. Ze zegt niet letterlijk dat er een relatie is met de verhalen over de gebroeders De Witt, maar door de overgang laat ze je het wel vermoeden.

    Portret van Abraham de Wicquefort gezeten, driekwart naar rechts. Een man helemaal in het zwart, met een witte vierkante kraag. Grijzige krullen tot op de schouders en priemende ogen richting de kijker. Zijn rechterhand rust op een tafeltje met twee boeken, zijn linkerhand heeft hij op de borst.
    Portret van Abraham de Wicquefort. Caspar Netscher, 1660-1690. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / AA1474

    Ze schrijft over de zoon van een buurman ‘die zijn wijn van de avond tot de morgen graag lust’7Mogelijk wordt met de buurman Frederik van Nassau-Zuylestein bedoeld. Zijn kasteel Zuylenstein staat vlakbij Kasteel Amerongen.. Samen met een vriend van haar zoon Godard, die één oog heeft, gaat de onbekende zoon van de onbekende buurman laat in avond naar het Noordeinde. Helaas wordt uit de brief niet duidelijk wie Margaretha bedoelt en of ze het heeft over haar Haagse, Amsterdamse of Amerongse buurman. Maar een saillant detail is dat de twee genoemde personen naar ‘fickfoort’ gaan, die op het Noordeinde woont. Zeer waarschijnlijk bedoelt Margaretha hiermee diplomaat Abraham de Wicquefort, een zeer illuster figuur in de zeventiende eeuw, die inderdaad op het Noordeinde woonde. Margaretha weet niet of het waar is, maar het is wel een vreemd verhaal, te meer omdat Abraham de Wicquefort toentertijd toch wel bekend stond als een vertrouweling van wijlen Johan de Witt. Het past in de lijn van de rest van de brief. Wordt zijne Hoogheid wel goed gediend?

    [doet,] ock van onsen buermans soon den heer
    die sijn wijn vande avont tot den merge so wel
    mach die int voorhout woont en ons kinder
    goede vriendt met Een ooch, dat die alle
    nacht of heel laet inde avont komperijsi8Comparitie: een gelegenheid of plaats waarbij men verschijnt int
    noordijnde bij fickfoort9Van Wicquefort via Wickfoort en Vickfoort naar Fickfoort houde, oft waer is
    weet ick niet altijt se sijn seer int ooch, [sijn]

  • De Polen en de Turken

    DatumPlaats
    Geschreven4 oktober 1672Amsterdam
    Ontvangen
    Lees hier de originele brief

    Er is voor Margaretha weinig nieuws om te melden aan Godard Adriaan, maar zoals beloofd slaat ze geen post over. Na de Slag bij Naarden blijft het stil. Willem III is weer naar Zwammerdam “of daer on trent” getrokken met zijn leger en er schijnt iets op handen te zijn. Wat dat is, dat weet Margaretha niet.

    De prinselijke boot (met een heel grote driekleur) vaart rustig langs wat wat boeren schuren lijken t e zijn.
    Gezicht op het kwartier van prins Willem III te Bodegraven, Valentijn Klotz (manier van), 1672. Collectie: Rijksmuseum

    Nieuws uit Polen

    Wel besteed Margaretha tijd om te schrijven over wat er speelt tussen de Polen en de Turken. De Poolse koning Michaël I vecht daar een oorlog uit tegen de Ottomanen en het gaat niet de goede kant op.

    Brieffragment over de Polen en de Turken en Keizer Leopold I

    de quade tijdine die wt poo
    =len[1] komt maeckt hier onder de koopliede
    geen kleijne ontsteltenis en vreest men
    dat de keijser1De Oostenrijkse keizer Leopold I daer door so veel te doen
    mochte krijge dat ons die volckere mocht

    Tweede deel van brieffragment over de Polen en de Turken

    ontrocke worden, andere segge weer dat dat
    geen noot sal sijn dewijlle so geseijt wort de muskovijter2Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië den pool te hulpe sal koome

    Voor de Republiek lijkt deze verre oorlog die zich afspeelt in Oekraïne op het oog niet heel relevant. Toch zien de kooplieden — en Margaretha — hier wel reden voor zorgen. De oorlog woedt dicht bij de grenzen van het Heilige Roomse Rijk, waar Leopold I over heerst. Bovendien liggen gebieden van de Keurvorst van Brandenburg ook relatief dichtbij het oorlogsgewoel. Deze twee Duitse vorsten zouden bij een Ottomaanse doorbraak op hun eigen gebieden moeten letten en minder aandacht en troepen over hebben voor de Republiek. Die langverwachte Brandenburgse troepen zouden dan toch nog weggetrokken worden.

    Een strijdveld vol met paarden. Op de voorgrond een Turk met een tulband in een rode jas en een krom zwaard in zijn hand, die af stormt op een Pool met een helm en een langs. Achter hun zwaait iemand met een zwarte vlag met daarop een halve maan.
    Gevecht om een Turkse Standaard, Jozef Brandt, 1905. Collectie: Muzeum Narodowe w Krakowie

    Na het delen van dit onheilspellende nieuws gaat Margaretha snel weer over tot de orde van de dag. Godard Adriaans salaris, wat ze nu al maanden probeert te innen, is immers nog steeds niet binnen.

  • Naarden, Turenne en zadels

    DatumPlaats
    Geschreven1 oktober 1672Amsterdam
    Ontvangen
    Lees hier de originele brief

    De postbezorging gaat wederom niet zo soepel. Godard Adriaan heeft in zijn laatste brief aangegeven dat hij Margaretha’s brieven van 3 en 10 september heeft ontvangen, maar Margaretha schrijft dat ze daartussen nóg een brief verstuurd heeft; ze heeft immers nooit verzuimd haar man te schrijven. Merkwaardig is dan ook dat de brieven van 6 en 10 september wel bewaard zijn gebleven, maar de brief van 3 september niet.

    wt Amsterdam den Eerste ockto
    1672

    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd mesiefve vande 18 dee pasato is mij behandicht
    wt leeuwenburch1Slot Leeuwenburg int stift heijldersheijm2Hildesheim, onder Hannover geschreefve
    uhEd schrijft de mijne vande 3 en 10 ontfange te hebbe
    daer moet noch Een tuschen beijde geweest sijn
    want heb niet Eene post gemankeert te schrijfve

    De brief van 1 oktober 1672 bevat veel oorlogsnieuws. Wat is de burggraaf van Turenne van plan? Wat is er precies in Naarden gebeurd? Is het allemaal wel waar wat er verteld wordt? En wanneer vindt die conjunctie van de Brandenburgse en Keizerlijke troepen nu eindelijk plaats?

    De manœuvres van Turenne

    Portret van een man, Turenne, tegen een bruine achtergrond. De man met lang krullend haar, snor en een sikje kijkt dromerig naar rechts weg.
    Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne, Charles le Brun, na 1664. Collectie: Versailles

    Aan de vorige brief (uit het kasteel Leeuwenburg in het Stift Hildesheim) kan Margaretha zien dat de troepen van Brandenburg eindelijk op pad zijn. Ze maakt zicht wel zorgen, want Hendrik de la Tour d’Auvergne, de burggraaf van Turenne, trekt met een leger naar het oosten. Hoe veel man telt de legermacht van deze Turenne (Margaretha noemt de legeraanvoerder ‘tureijne’)? In de Republiek gelooft niemand dat Turennes leger meer dan 20.000 man sterk is. Volgens Margaretha wil Turenne geen slag leveren, maar is hij van plan om in het defensief te gaan en de Rijn te bezetten.

    Tijdens het schrijven van deze brief, ontvangt Margaretha de brief van Godard van 20 september uit Bockenem. De wegen moeten wel erg slecht zijn, nu het zo langdurig geregend heeft. God staat nog niet aan de kant van de Republiek… Maar de samenvoeging van de Brandenburgse en de Keizerlijke troepen heeft inmiddels plaatsgevonden, weet ze.

    De aanslag op Naarden

    Op dinsdag 28 september hebben de Staatse troepen een poging gedaan om Naarden op de Fransen te heroveren. Het plan heeft geen doorgang kunnen vinden, schrijft Margaretha. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste heeft de jonge rijngraaf van Salm, Carel Florentijn, zijn regiment de opdracht gegeven om te wachten. Het plan voor dit regiment was om de Naarden via het water aan te vallen. Maar de rijngraaf heeft te lang gewacht: het was ondertussen windstil geworden. Ten tweede waren de schepen door het geschut dat erop geplaatst was te breed geworden. Er ontbrak te veel en het plan kon niet doorgaan. Degene die voor dit mislukte plan verantwoordelijk is, moet de volgende keer wat beter plannen, vindt Margaretha. Het lag volgens de kasteelvrouwe in ieder geval niet aan prins Willem III: de prins is waakzaam, maar heeft geen goede assistentie.

    Fragment 1 over de aanslag op Naarden.
    Fragment 2 over de aanslag op Naarden

    [rhijn te besette,] voorleeden dijnsdach snachts

    schijnt hier Een aenslach op naerden geweest te
    sijn dewelcke niet aen heeft gegaen ter oorsaecke
    dat den jongen rhijngraef3Carel Florentijn van Salm sijn volck dat scheep was
    en door deese stat wilde daerse buijten om hade
    konne vaeren, order had gegeefve om hier tot
    naerder ordere te wachte ondertusche ginck de
    wint heel legge dat se niet voort en koste, het
    geschut dat op vloot scheepe was geset waeren
    de vlotte te breef datse niet door de boomen
    kosten, so datter veel ontbrack ent deseijn4Dessein: plan geen
    voort gan kost hebbe die de dierexsi5Directie: leiding daervan
    heeft gehadt had voor alles wat beeter sorch
    moeten dragen, ick hoope sij hier door geleert
    sulle weesen op alles beeter acht te neemen,
    sijn hoocheijt is vigelant6Vigilant: waakzaam genoem en sal niet licht
    Eits versuijmen maer is ongeluckich geen beeter
    Asistensie te hebben, [nu seijt men of men naerde]

    Gravure vanaf de Zuiderzee naar Naarden. Op de voorgrond een roeibootjes, daarachter zeilbootjes. Op de achtergrond de kerk en de bastions van Naarden.
    Gezicht op Naarden vanaf het water, Gaspar Bouttats (1674). Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen
    Tekst onder het origineel: Naerden in Hollant light een goede myle van Muyden en Weesp, is de Hooft-stadt van Goeylandt welck Balieuschap sijnen naem heeft van Goedele Abdisse van ‘t Clooster Altena. Een wel bekent Stedeken door de drappery en Naerdsche laeckenen. Heeft sijn beginsele uyt de ruine van het oude Naerden bij de Zuyder Zee, het welck eertydts door den Bisschop van Vtrecht gheruineert is. Anno 1572 wiert het Stedeken door Don Frederico Sone van den Hertogh van Alba ghedwongen ende Borghers tusschen branden en moorden meestendeel hun huysen gheplundert, dan is daer nae weder aen den Staet van Holland ghecomen: Nu verovert door LOVYS den XIV, Coninck van Vranckryck Anno 1672

    Ook heeft Margaretha vernomen dat gisteren Staatse en Franse troepen slaags waren geraakt op de hei. De Fransen waren door ‘de onze’ verslagen en op de vlucht geslagen. In Muiden hadden de Staatse militairen enkele Franse krijgsgevangen binnengebracht. Hoewel Margaretha hoopt dat het verhaal waar is, twijfelt ze. Er wordt immers zo veel gelogen, niets is meer met zekerheid te zeggen.

    Het leger van Willem III telt ondertussen 20.000 man, en zal bovendien versterkt worden met mariniers. Ook zijn er in Amsterdam acht vaandels aangekomen. Sommige zeggen dat de troepen afkomstig zijn uit Groningen, andere zeggen dat het troepen zijn van de hertog van Holstein. Vermoedelijk heeft Margaretha de troepen gezien, want ze weet de vaandels goed te beschrijven: violette vaandels met op de hoek van ieder vaandel een leeuw, en een wit vaandel met oranje sjerpen.

    ‘Saels en ander paerde tuijch’ naar Hamburg

    Gisteren, dus 30 september, heeft Margaretha op verzoek van Godard Adriaan manden met zadels en ander paardentuig naar Hamburg verzonden. Ze voegt bij haar brief een kopie van een brief die ze naar Temminck heeft gezonden toe.

    Adriaan Temminck was de bankier van de familie. Deze van oorsprong Duitse familie regelt de geldzaken. Kennelijk zit er ook een telg Temminck in Hamburg. Godard Adriaan zal goed contact met deze Temminck gehad hebben, aangezien hij tijdens het begin van deze missie Hamburg als thuisbasis had.

    Margaretha wist niet naar welk adres ze de manden kon sturen, dus heeft ze ze aan de Hamburgse Temminck geadresseerd, met het verzoek de manden zo spoedig mogelijk naar Godard Adriaan door te sturen. Ook in deze brief gaat Margaretha in op de oorlog.

    Dat de relaties met de familie Temminck zijn goed blijkt uit de afsluiting van de brief: ze doet de hartelijke groeten aan zijn vrouw.

    Brieffragment over de zadels, uit de brief aan Temminck.

    en dat wij noch voorde winter van de vijande wt
    de provinsie van wttrecht mooge verlost
    worde, of ick sie ons Een seer Elendich
    leefve ijae vreese so sij daer blijfve dat men
    hier op den volle middach de stats poorten
    niet sal durfven open laete, het welcke
    de heer almachtich wil verhoeden, in wiens
    heijlige bescherminge vE beveelle en
    blijfve
    Men heer teminck
    uE gans geafexsioneerde
    vriendin MT E vrij vrou
    van Ameronge ginckel en
    Elst Et

    ick versoecke
    toch mijn harte=
    lijcke groetenis
    aen uE liefve huijsvrou
    en so uE heer en me vrou swaen
    siet mijn dienst te
    preesenteere

  • Nat weer en boze vrouwen

    DatumPlaats
    Geschreven20 september 1672Amsterdam
    Ontvangen
    Lees hier de originele brief

    Net als met de brief van de 17e is de aanhef van deze brief summier: verder dan “Mijn heer en” komt Margaretha niet. Ze begint met een dienstmededeling: de post doet er lang over. De brief die Margaretha gisteren van haar man heeft gekregen is meer dan tien dagen oud. Gelukkig kan ze met goed nieuws beginnen.

    Modderige wegen

    Eindelijk! Via de gezanten van de keurvorst in Den Haag is er nieuws over de Brandenburgse troepen. Margaretha schrijft dat ze gehoord heeft dat de gezanten tegen Willem III hebben gezegd, dat er een samenvoeging heeft plaatsgevonden van de keizerlijke1Keizer Leopold van het Heilige Roomse Rijk bemoeit zich inmiddels ook met de strijd. Hij vreest voor teveel macht van Lodewijk XIV in Europa. en de Brandenburgse troepen en dat ze eindelijk zo ver zijn om te gaan marcheren. Hoewel ze verheugt is door dit nieuws, steken de zorgen ook weer snel de kop op. De langdurige regen zal het de legers niet gemakkelijk maken zich snel te verplaatsen over de modderige wegen die zijn ontstaan. Margaretha weet het weer helder te omschrijven:

    Brieffragment over het natte weer, transcriptie staat eronder

    [ons dan helpen,] och wij verlange en snacke
    naer de droochte als een visge naert water, en dat
    om van ons swaere en onverdrachlijcke ijock2juk der
    franse ontlast te worden, hoewel geseijt wort
    dat dit natte en onstuijmich weer de franse ock
    so inkomoodeert3hindert dat het meerendeel van haer
    volck versmelt4de moed verliest] [en meest al aende roode loop]

    Een pentekening met ongeveer 3/4 lucht. Onderaan is met pen aan de linker kant een paar kleine gebouwtjes en een hooiberg getekend en aan de rechterkant een kloostergebouw met trapgevel en spitse toren. Eronder stat geschreven St Servaas klooster Binnen Uijtregt
    Het St.-Servaasklooster te Utrecht. Tekening van J. Stellingwerf uit ca.1725. Bron: Het Utrechts Archief

    Suchten en kermen

    Het Franse leger verzwakt ook door de ‘roode loop’, ofwel de dysenterie, die rond gaat. Margaretha stelt dat de greep op Utrecht hiermee ook verzwakt, omdat de helft van de Fransen ziek in gasthuizen of in het Servaasklooster ligt. Maar burgers klagen (‘suchten en kermen’) vooral over de zware inkwartiering die hen is opgelegd. Burgers zijn verplicht vier tot vijf mannen in huis op te nemen. Dat brengt nu al veel last mee, maar in de wintermaanden zal dat alleen maar erger zal worden.

    Tweehonderd vrouwen

    Het was een aantal vrouwen opgevallen dat er in het huis van Burgermeester Hamel5Nicolaas Hamel echter geen enkele Fransman was ingekwartierd. Ze denken dat hij dit te heeft afgekocht. Hierop riepen de vrouwen, dat ze hem hetzelfde willen aandoen als wat er in Den Haag met de gebroeders de Witt is gebeurd! Dit opstootje veranderde razend snel in een flinke opstand van zo’n tweehonderd vrouwen die voor de deur van de burgemeester stonden. Het had zomaar mis kunnen gaan, maar Franse soldaten wisten ze weer uit elkaar te drijven.

    Brieffragment over het boze vrouwen, transcriptie staat eronder

    Elck moet daer 3 a 4 en 5 man in huijs hebbe
    het welcke se segge niet langer te konne op bren
    =gen, daer over Een deel wijfver6wijven: vrouwen aent huijs vande
    burgemeester hamel sijn geweest vragende naer
    haman7ha man=haar man? die sij wilde spreecken als hij quam seijdese
    hem wat hij met haer int sin had ha dat hij se ver
    kocht had en nu so swaer belast wierde en
    sijn huijs vrij van volck was, maer datse hem
    soude doen gelijck de witte inde haech geschiet waert
    want dat sij hem die verkoopine soude doen betaele
    de in Een ochgenblick tijts waerender meer als
    twee hondert vrouwe daer quam terstont
    krijsvolck in wapene voor de deur daer meede het
    gestilt wiert, [hier ist ock noch niet soot wel hoort]

    Een seer ongeluckige stant

    Margaretha wijdt verder uit over haar zorgen. Als de hulptroepen niet snel de kant van de Republiek op komen, kan het maar zo dat de Fransen ook nog in de winter in Utrecht huishouden. Ze vreest dat Den Haag dan niet lang meer stand kan houden. Aan de andere kant vermeldt zijne hoogheid wel dat hij een leger van zo’n 30 duizend man bijeen heeft gebracht. Maar ook hier noemt Margaretha het natte weer, dat een snelle overwinning in de weg zal zitten.
    Ze eindigt haar brief met dat er huizen en landerijen in brand zijn gestoken (mogelijk in Maarn) en dat ze vreest voor haar arme dorp Amerongen. Het is de eerste keer dat ze expliciet schrijft over branden die door de Fransen in Utrecht gesticht zijn. Geen wonder dat ze weer kortaf is in haar afsluiting: meer dan “UhEd getrouwe” krijgt ze niet uit haar pen.

    Nachtelijke brand in een dorp, Adam Colonia, 1650 – 1685. Collectie Rijksmuseum
  • De Hertog van Luxemburg dreigt

    DatumPlaats
    Geschreven10 september 1672Amsterdam
    Ontvangen18 september 1672
    Lees hier de originele brief

    De post loopt helemaal niet soepel! De laatste die brief die Margaretha van haar man ontvangen heeft was van 25 augustus. Als er bij de volgende post geen brief van haar man zit, heeft ze al vier keer geen brief ontvangen. Ze is bang dat haar man al onderweg is naar Saksen. Kennelijk weet ze dat de afspraak is dat hij met het Brandenburgse leger mee zal trekken. De grote vraag is of hij, als hij onderweg is, überhaupt post kan ontvangen. Ze wacht met smart op een brief, want ze wil graag weten wanneer de troepen van de keurvorst in actie komen want dat wil iedereen graag weten!

    Brieffragment over de Brandenburgse troepen

    [theijt s heeft om de poste aen te treffe,] ondertus
    =sche verlange ick seer naer deselfs briefve en daer
    wt te hoore wanneer de troepees van den heere keur
    =vorst aent ageere1Ageren: militair optreden sulle sijn, daer Een ijder hier
    seer naer verlanckt, [binnewijlle laet den hartooch]

    Brandschatting en contributie

    Gravure van een man in harnas die naar rechts gedraaid staat en ons droevig aankijkt. Op de achtergrond zijn de Franse troepen de Utrechtse bevolking aan het afslachten.
    Portret van F.H. de Montmorency, geboren 1625, hertog van Luxemburg, gouverneur van Utrecht in 1672, overleden 1695. Te halve lijve rechts, staande. Anonieme prent uit 1674. Bron: Utrechts Archief

    Er is ook (weer) een aanmaning van de Hertog van Luxemburg2François Henri de Montmorency Bouteville. De eis is niet mals: 30.000 gulden, 300 karren hooi, 400 karren stro en 300 mud haver (een mud is ca. 36000 liter, 360 hectoliter, dat betekent ruim 15.000 kg haver). En of ze dat binnen acht dagen willen betalen, op straffe van plunderen en branden. Over dat eerste is Margaretha vrij nuchter: plunderen dat mogen ze, veel is er niet te halen, alles is toch al kaal geplunderd.

    Tot nu toe heeft ze nog niet gehoord dat ze bij andere Edelen meer eisen, maar wel bij sommige Amsterdammers: de rijke koopmannen die hun buitenhuis in Utrecht aan de Vecht hebben.

    Brieffragment over de Hertog van Luxemburg en de brandschatting of contributie

    [seer naer verlanckt,] binnewijlle laet den hartooch
    van lutsenburch3Hertog van Luxemburg niet mij aente doen maene omde
    brant schattine of kostreebuijsie opt spoedichste
    te betaelle daer ick uhEd voor dees van heb ges
    schreefve en bestaet in 30000f aen gelt
    en 300 karre met hoeij 400 met stroij 300 molder4Mudde/malder: inhoudsmaat, een Wijks mud voor graan is 150,5 liter, een Utrechts mud voor graan is 117,3 liter
    havere dit alle in 8 dage op te brenge op peene
    van5Op straffe van plondere en brande, het Eerste moogen
    wel doen sulle niet veel vinde want hebben
    der wel so geplondert datter niet gebleefve
    is, ick kan niet hooren datse dit aen Een
    =nige Edele haer huijse meer doen als ons

    Brieffragment over de Hertog van Luxemburg en de brandschatting of contributie en de mogelijke gevolgen

    maer wel aen somige Amsterdamers die haer
    huijse en goet aende vecht hebbe legge, en
    anders niemant of geen, ick sorch al mijn hart
    ontstucken6On(t)stucke: gebroken so sij dit ter Exsikusie stelle dat
    men heere de staten ons noch sulle disputee
    =ren het selfve te vergoeden om dat het de
    naem van Een b kontrubuijsie heeft, datse
    sulle sustineere7Sustineren: beweren het ter oorsaeck van uhEd
    wt landicheijt8uitlandigheid niet is, ick kander niet toe
    doen moet verwachte wat sij doen sulle kan
    niet opbrenge gelijcke die koopliede hier ock
    niet en doen, ick bender so van ontstelt bender
    half sieck van , [die dochter van joncker baerent]

    Acte van garantie

    Niemand kan de eisen van de Fransen opbrengen en dat baart Margaretha zorgen. En die zorg is vooral zakelijk. Godard Adriaan en Margaretha hebben een afspraak met de Staten (de Staten van Holland of de Staten Generaal): mocht er iets met hun huis gebeuren door het werk van haar man, dan krijgen ze een vergoeding voor de schade. Nu is Margaretha’s angst dat zoveel huizen door een contributie in plaats van een brandschatting vernietigd zullen worden, dat de Staten dan zullen zeggen dat hun schade niet komt door de “uitlandigheid” van haar man. Dat zou betekenen dat ze de vergoeding niet zouden krijgen. Ze is er zo van ontsteld dat ze er half ziek van is.

    Verstrooiing

    Margaretha besluit de brief met een smeuïge roddel over de dochter van ene jonker Barend. Die woonde ongehuwd samen met Van der Parre, maar is een maand geleden toch getrouwd. Zijn we weer helemaal op de hoogte.

  • Inkwartiering

    DatumPlaats
    Geschreven16 augustus 1672Amsterdam
    Ontvangen21 augustus 1672Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Deze brief van Margaretha is kort, twee kantjes maar. Ze herhaalt nog even dat ze met de vorige post de kopie van de eisen van de Hertog van Luxemburg heeft doorgestuurd én een geborduurde ster die ze uit Den Haag heeft ontvangen. Waar die precies voor bedoeld is maakt ze niet duidelijk. Ondertussen is er nog eentje binnengekomen die ze nog even bewaart.

    Burgemeester Nellesteyn was net bij haar en is net vertrokken, hij is net als veel andere Utrechters geheel vertwijfeld. Moet hij naar Utrecht terug, met het risico dat hij een eed aan de koning van Frankrijk moet afleggen? Of om die reden in Amsterdam blijven en dan gegarandeerd zijn bezittingen verliezen?

    Onderhoud en Inkwartiering

    Ondertussen blijkt dat het de Fransen ernst is met hun eisen ten aanzien van onderhoud van het leger én de inkwartiering van de soldaten.

    Fragment over inkwartiering in brief van Margaretha
    Aanvulling fragment ingekwartierd

    [laeten konfeskeeren,] so ick hoor persesteere
    de franse noch bij haeren Eijsch1Houden de Fransen nog steeds vast aan hun eis van alle
    maent hondert duijsent gul2Gulden tot onderhout
    van haer melisie3Militie: leger tot 30000 man wt de provinsie van wttre4Utrecht
    te wille hebbe, of willens daer in quartiere die
    haer dan kost en dranck sulle moete geefven,

    Het Franse bezettingsleger bestaat uit tienduizenden manschappen die allemaal gevoed en gehuisvest moeten worden, grotendeels op kosten van de provincie Utrecht, zowel in geld als in natura. In de eerste maanden kamperen er nog veel soldaten in tenten rond de stad Utrecht en op de Heuvelrug. In Woerden zitten soldaten in hutten van takken, zeil en beddengoed op de stadswallen. Officieren, vaak met eigen lakeien en koks, zijn ondergebracht bij rijke burgers. In Montfoort, Wijk bij Duurstede en Woerden zitten veel soldaten in de kastelen waar eerder Nederlandse garnizoenen gelegerd waren. Maar voor de winter bieden deze niet genoeg ruimte.

    Gezicht op het slot te Woerden in 1672
    Slot van Woerden. Fragment van een gezicht op Woerden ingenomen door het Franse leger in 1672. Foto door de Frères Moreau van een tekening van Adam Frans van der Meulen 1900-1903. Collectie Rijksmuseum

    Inkwartiering van soldaten

    Vanaf eind september zullen steeds meer mannen in gewone huisgezinnen in de steden ingekwartierd worden. Zij moeten voorzien worden van bed, vuur, licht, zout, peper en azijn en ‘behoorlijk voedsel’ en nog zakgeld bovendien.

    Franse verordening over inkwartiering
    Eerste pagina van een Franse verordening over inkwartiering in Utrecht. Collectie: Het Utrechts Archief XX B 4. Uiteindelijk telt het maandelijkse bedrag dat er in wordt genoemd inderdaad op tot 100.000 gulden, exclusief huisvesting.

    Brood w0rdt door de Fransen zelf centraal geregeld. Daarvoor hebben ze grote voorraden (geroofd) graan en meel opgeslagen in de kerken en de gasthuizen. In de stad Utrecht komt de inkwartiering neer op drie tot vijf soldaten per huis, terwijl sommige inwoners zijn vrijgesteld. In Woerden echter is het aantal soldaten volgens tijdgenoten in november al opgelopen tot 8000 man, terwijl er maar 700 huizen zijn, zodat er vaak meer dan tien soldaten bij een gezin zijn ondergebracht. “Zij moesten op bedden leggen, als slaept den Burger met vrouw en kinder op stroo. De burgers worden ver boven hun macht met krijgsvolk belast, kraamvrouwen van hun bed afgetrokken”, schrijft een vrouw uit Woerden aan een vriendin.

    In theorie is de inkwartiering netjes gereguleerd. Drie soldaten mogen bijvoorbeeld samen niet meer dan één bed opeisen, niet méér licht en vuur vragen dan er al in huis was en niet ‘s avonds laat nog binnenkomen. Dat deze regels in juli 1673 nog overal in het Frans en Nederlands worden opgehangen, wijst er wel op dat het in de werkelijkheid anders loopt…

    Lijst met regels voor inkwartiering
    Plakkaat met regelement voor inkwartiering, juli 1673. Collectie Het Utrechts Archief XXVI E 8.

    Inkwartiering van officieren

    De hoogste officieren worden bij de rijkste burgers ondergebracht. De Hertog van Luxemburg trekt in het sjieke Paushuize, waar hij prachtige tapijten met jachttaferelen aan de muur heeft, die hij zonder te betalen ‘overneemt’ van een rijke weduwe. Het stadbestuur belooft de weduwe borg te zullen staan, wat ze in een notariële akte laat vast leggen.

    Schilderij van Paushuize in 1736
    Paushuize te Utrecht in 1736 door Jan de Beijer. Collectie Het Utrechts Archief Beeldbank 35332

    Als het zo uitkomt laten de ongenode gasten zelfs muren doorbreken, als een statig herenhuis hen nog niet statig genoeg is. Zo wordt op de Drift van twee regentenhuizen één gemaakt.

    Het ongenoegen is ook wel eens wederzijds. In het dagboek van regentenzoon Everard Booth klaagt een majoor, die is ingekwartierd bij Booth’s neef van Benthem, dat hij “noyt in een huys hadde ingequartiert geweest, daer so veel gecken bijeen woonden”. Maar de Utrechters en de Fransen zijn nog lang niet van elkaar af.

    Brandenburgse troepen

    Want waar blijft de buitenlandse hulp? Margaretha heeft gehoord dat de reis van de Keurvorst van Brandenburg tot de 22e is uitgesteld. Ze wil nu wel graag van haar man horen of hij zelf goed is aangekomen en hoe groot hij de kansen inschat dat de Keurvorst daadwerkelijk met de hulptroepen zal verschijnen. Ze meldt dat prins Willem weer uit Amsterdam is vertrokken.

    Brieffragment over de troepen van de keurvorst

    men verlanckt hier seer naer de verwachte
    troepees, vandaech is hier tijdine van hambur5Hamburg
    gekoome dat den keurvorst sijn reijs weer
    tot den 22 deeser soude hebbe wtgestelt,
    ick verlange met seer groote inpaesijensie uhE
    geluckige overkomste te hoore, en wat hoop wij
    tot de komste vande keurvorst en sijn volckere
    hebbe, [sijn hoocheijt is gistere weer van hier]

    Cornelis de Witt

    Ondertussen zit Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag. Naar men zegt doet hij als of hij gek is geworden, maar er wordt ook gezegd dat hij wordt gedreigd met de pijnbank. “Laat de Heer Almachtig alle vrome mensen tegen zulk ongeluk beschermen”, schrijft Margaretha. Ook al zitten de Van Reedes niet in hetzelfde politieke kamp als de De Witts, het blijven vrome mensen…

    [geefven dat beswaerlijck sal vallen,] den
    ruwaert van putte6Cornelis de Witt sit inde haech7Den Haag op de poort8Gevangenpoort
    so men seijt hout hij hem selfve als geck,
    doch soude men hem met de pijnbanck hebbe
    gedreijcht, de heer almachtich wil alle vroome voor sulcke
    ongeval bewaeren, inwiens heijlige bescherminge uhEd be=
    veelle en blijfve

  • Heel in de klem!

    DatumPlaats
    Geschreven9 augustus 1672Amsterdam
    Ontvangen14 augustus 1672Bremen
    Lees hier de originele brief

    Margaretha heeft in Amsterdam afscheid genomen van haar man, die naar Harlingen is vertrokken om daar de boot te nemen naar het oosten. Direct is er weer de gebruikelijke zorg of hij veilig zal aankomen op zijn bestemming.

    Neef van Welland

    Als Godard Adriaan al onderweg is, krijgt Margaretha bezoek van haar pleegzoon Welland, Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, en de Amerongse buurman, de heer van Bergesteijn, Jan van der Does. Beide heren zitten in een benarde situatie sinds ze bij Lodewijk XIV op bezoek zijn geweest om te onderhandelen over Utrecht. Ze worden met de nek aan gekeken en ze hoopten advies te krijgen van Godard Adriaan voor hij zou vertrekken, maar ze zijn net te laat. Godard Adriaan blijkt overigens weinig sympathie te hebben voor het gedrag van zijn neef. Inmiddels is het standpunt van de Republiek duidelijk: er mogen geen onderhandelingen meer plaatsvinden met de vijand en elke twijfelaar of enigszins Frans gezinde wordt zelf vijand. Zijn neef leek hierbij aardig in de buurt te komen.

    deese merge heb ick uhEd aengenaeme wt herline1Harlingen
    ontfange, waerwt met aengenaemheijt sien
    uhEd geluckige overkomste tot daer toe, gistere
    is de wint wel drije mael goet en weer quaet
    geweest, hoope de heer almachtich uhEd verder
    sal geleijde en ter gewenste plaetse sonder on=
    geluck brenge het welcke wel met verlange
    sal verwachte te hooren, voorleedene sondach
    kort aende middach is den heere van bergesteijn
    en wellant hier gekoomen met hoope van uhEd
    noch te vinde den derde is noch tot wttrecht ge=
    bleefve, voorleedene saterdach waeren de state

    van wttrecht gelaede2laden=uitroepen door den intendant3De intendant was door de Fransen aangesteld om een gebied te besturen om
    naerde middach ter vergaderen, wt vreese
    dat hij haer den eet soude voorgeleijt hebbe te
    doen sijn deese twee vertrocke en harwaerts
    aengekoomen, den darde had belooft haer
    aenstonts te schrijfve tot wat eijnde die ver
    gaderinge was geleijt, het welcke tot gister
    avont toe niet is geschiet, [daerdoor sij in]

    De Fransen hebben de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen maar Bergestein en Welland durven niet te gaan. Ze vermoeden dat ze een eed van trouw aan de Franse koning moeten afleggen en dat willen ze niet. Ze zitten in een vergelijkbare klem als alle Utrechters in Holland: blijven ze in Utrecht dan zijn ze een verrader van de Republiek, blijven ze in Utrecht dan raken ze waarschijnlijk al hun bezittingen in Utrecht kwijt. Godard Adriaan raadt ze per brief nog aan zich in ieder geval laag bij de grond te houden.

    10.000 man in en om de stad

    Inmiddels vestigen de Fransen zich steeds dieper in en om de stad Utrecht. De Fransen hebben geëist dat de provincie Utrecht de Franse militie betaalt. Margaretha heeft er een hard hoofd in en vraagt zich af hoe de provincie het geld ooit zal kunnen opbrengen. En tussen de bedrijven door beklaagt ze nog het lot van de arme neef van Welland: hij zit nu wel heel in de klem!

    [willense geensins doen] de tijdinge van wttrecht
    sijn dat de franse begeere dat die provinsie haer
    meelijsie die sij in en om de stat hebbe bestaende in 10000 man of daer ontrent sulle
    betaelle, waer sijt haelle sulle dewijlle alles
    bedurfven is weetense niet mij ijamert onsen
    armen neef van wellant die nu heel inde klem
    is [neffens dees neefensgaende vanden heer]

    De Mauritspoort van het Binnenhof met rechts het hek van het Mauritshuis. Het gebouw daarachter is de Kastelenij. Foto: W.F. Vinkenbos (ca. 1885). Collectie Haags Gemeentearchief
    De kastelein moet zorgen voor mensen die in voorlopige hechtenis zijn genomen. De kastelenij zoals die op de foto staat is tussen 1600 en 1630 gebouwd.

    Van de Kastelenij naar de Gevangenpoort

    Tot slot heeft ze het over een brief die ze mocht ontvangen van de heer van Renswoude. Deze stuurt ze naar haar man door en de inhoud zal hem vast een frons op zijn gezicht bezorgen. In de brief staat dat Margaretha gehoord heeft dat Cornelis de Witt van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is gebracht. Dit betekende dat hij van “gewoon” arrestant opeens officieel verdachte is geworden. Of zoals Margaretha schrijft: er zijn grote ‘beswaernisse tot sijne laste’ ingebracht. Voelt Margaretha de gewelddadige storm die de broers de Witt zullen treffen al aankomen?

    [is] neffens dees neefensgaende vanden heer
    van rhijnswoude die ick opende om te sien ofse
    waert was voort te sende, schrijft vos dat
    hij saterdach savonts ontrent de klock
    half elf heeft gesien den ruwaert van
    putte wt de kastelenij op de poort brenge
    daer bij voechgende dattergroote beswaer=
    =nisse tot sijne laste waeren ingebracht,
    voort weete ick niet meer, de heer almachtich wil
    uhed geleijde en een voorspoedige en geluckige
    reijse verleene, dit bidt en wenst van
    ganscher harte