Categorie: Oorlogsverhalen

  • De heer almachtig wil ons een goede vrede geven

    DatumPlaats
    Geschreven1 december 1672Den Haag
    Ontvangen9 december 1672
    Lees hier de originele brief

    Is de keurvorst van Brandenburg eigenlijk nog wel van plan slag te leveren tegen de Franse troepen? Margaretha heeft vernomen dat het keurvorstelijke leger, tot verbazing van eenieder, de Rijn nog niet overgestoken is. Volgens Margaretha gelooft bijna niemand meer dat de keurvorst überhaupt nog van plan is de Rijn over te steken en Turenne een lesje te leren.

    Brieffragment aanval keurvorst

    men seijt haer hoocheijt 1Dorothea van Sleeswijk Holstein Sonderburg Glücksburg vande keurvorst
    van brandenburch briefve vande 23 heeft waer bij ver
    staen wort dat die troepees noch den rhijn niet waere
    gepasseert tot verwonderin van ijder, nu gelooft men
    hier niet dat den heere keurvorsts meeninge is die te
    passeere veel min slach teegens tureijne 2Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne te leefvere

    Oorlog kost geld

    En wat doet Willem III? Margeretha heeft alleen vernomen dat de Prins zich met zijn leger ergens in of rondom Tongeren ophoudt. Ze hoopt in ieder geval dat de Heer hen wil bijstaan en alle (krijgs)plannen wil zegenen. Vervolgens vertelt ze dat de Staten van Holland hebben vergadert over, zo heeft Margaretha gehoord, een nieuwe belasting. De 200ste penning, een extra belasting die wordt geheven wanneer er geldnood is, moet vóór 1 mei 1673 twee maal betaald zijn. Maar er komt dus een extra belasting bij. Deze belasting zal geheven worden over het salaris van ambtenaren. Zij moeten hiervan een vierde deel afstaan ‘tot dienst van het land’. Margaretha moet eerst maar eens zien of het allemaal wel doorgaat.

    Brieffragment belastingen

    [helpe en bijstaen en alle de deeseijne3Dessein: doel seegene,] men
    heere van hollant sijn weer vergadert, so geseijt wort 
    opt inwilge van nieuwe schattine en soude den 
    twee honderste penin4Vermogensbelasting weer noch twee mael voor
    meij Eerstkoomende moete gegeefve worde, en alle 
    ofijsante en seepooste5Officiant en suppoost betekenen allebei ambtenaar of beamte Een vierde part van haer 
    tracktemente6Traktement: salaris moete geefve tot dienst vant lant 
    of dit al deur sal gaen staet te sien, [de raete]

    Gravure van twee mannen die met een bij een grote mand staan, daar zakjes uithalen en die overleggen aan iemand die nauwkeurig aantekeningen maakt met een ganzenveel. Op de voorgrond staat een grote (geld)kist.
    Het innen van belastingen (?), detail, Bernard Picart, 1704. Collectie Rijksmuseum.

    Vredesonderhandelingen

    Gelukkig lijkt er wat betreft de oorlog licht aan het einde van de tunnel te zijn: Zweden zal in het conflict gaan bemiddelen. Margaretha schrijft dat de strijdende partijen in Aken bijeen zullen komen. Ze hoopt dat de Heer hen een goede vrede zal geven.

    Brieffragment vredesonderhandelingen

    [soude aen Appelboom geschreefve hebbe] dat de
    koninck van Engelant de mediaesie7Mediatie: Bemiddeling; tusschenkomst met geneegen
    theijt heeft aengenoomen, en dat men meent de plae
    =ts van bij Een komst tot Acken sal genomineert worde, de heer
    almachtich wil ons Een goede vreede geefve [die in sijne]

    Kolonel Bampfield

    In haar brief van 28 november heeft Margaretha reeds geschreven over de Franse aanval op Ameide. De Staatse kolonel te Ameide, de Brit Joseph Bampfield, zou zwaar zijn mishandeld. Anderen zeggen zelfs dat hij dood is, schrijft Margaretha. Het is allemaal zo naar, en ze weet niet meer wat waar is en wat niet.

    Gravure van Ameide. Helemaal links de kerk en daarnaast allemaal huisjes. Op de voorgrond een pad mensen die richting het dorp lopen. Naast het pad is de grond afgekalfd, op de grond die ca 2 meter lager ligt staat veel en zit een man te vissen. Daarnaast stroomt de rivier met daarop bootjes. In de verte bij het dorp liggen boten aangemeerd.
    Gezicht op Ameide, Roelant Roghman, ca. 1643 – 1677. Collectie Rijksmuseum

    Tietge wordt beter

    Margaretha vervolgt haar brief met nieuws over het thuisfront. Tietge is gelukkig bijna van de pokken af. Het kindje zal er waarschijnlijk geen of weinig littekens aan overhouden. De Here zij gedankt, ze is er genadig van afgekomen! En met de andere kleinkinderen gaat het ook nog goed.

    Brieffragment over de beterende Tietge.

    [volgens uhEd begeerte,] ons tietge begint weer
    heel wel te worde de pockges sijn meest al af
    gevalle ick kan niet sien ofse sal geen of heel
    weijnich pock putte houde, is de heere sij gedanckt
    daer tot noch toe heel genadelijck afgekoomen
    de andere kinder sijn ock noch wel, [deese inge]

    Hout uit Middachten

    Er is ook bericht uit Gelderland: het garnizoen uit Doesburg is flink bezig geweest in het Middachtse bos. Het Dierense bos is inmiddels al door de Franse troepen kaalgekapt. Ze maken van het hout palissades en gebruiken het als brandhout.

    De sterkte van de Fransen

    Margaretha sluit haar brief af met de gebruikelijke groet. Maar ze voegt nog een notitie toe, waarschijnlijk wanneer ze de brief al heeft dichtgevouwen. De notitie gaat over Turenne. Men gelooft niet dat zijn leger meer dan 16.000 man telt. Het leger van Condé telt niet meer dan 8.000 man. Daarom is het volgens een ieder ook zeer verwonderlijk dat er nog geen slag geleverd is…

    Brieffragment met de PS.

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor
    tureijne8Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne hout me
    hier voor seecker
    dat booven de 16000 man
    niet sterck is en konde
    diemen niet weet
    dat noch van mets
    vertrocke is, geen 8000
    daer om men sich hier
    niet genoech kan verwondere
    datter niet geslage is

  • Ameide overvallen

    DatumPlaats
    Geschreven28 november 1672Den Haag
    Ontvangen6 december 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Onstuimig en vochtig weer

    Margaretha heeft de afgelopen nachten niet goed geslapen: het heeft een paar dagen gevroren zodat een Franse oversteek van de waterlinie als een zwaard van Damocles boven Holland hing. Gelukkig is het nu weer stromachtig en nat. Helaas is dat ook nadelig voor de voortgang van de troepen van Willem III en de Keurvorst van Brandenburg, want over modderige wegen marcheert het niet makkelijk. Margaretha verzucht dat het in de winter ( ‘t is winterdag) dus eigenlijk nooit goed is, of het nu vriest of dooit. De Heer zal ons bijstaan, want menselijke hulp komt veel te langzaam.

    Brieffragment over het onstuimig weer

    hier hebbe wij almeede Eenige dagen vorst en vries
    =sent weer gehadt dat ons seer bekomeerde1dat ons zeer bekommerde:waar we ons veel zorgen over maakten en
    ongerust deet slaepe, nu ist onstuijmich en voch
    =tich weer het welck geloofve niet goet voor de
    marchs so voor de troepees vanden heere keurvorst
    als voor sijn hoocheijt sal sijn, tis winter dach
    t moet vriese of nat weer sijn dat ons beijde moet
    inkomodeere2incommoderen:hinderen de heer almachtich wil ons bij staen
    en te hulpe koome menselijcke hulp isser voor ons
    niet dat komt alle so lancksaem bij datter niet
    te verwachte is, [men spreeckt hier seer wonderlij]

    Een ets van een landschap met rechts een boom die naar links waait. Links daarvan loopt een weg en links daarvan een beek. Links van de beek meer bomen die duidelijk bewegen in de wind. Voor op de weg een paar reizigers. Twee te voet en twee te paard. De ene te voet heeft zijn rug naar de wind gekeerd, de ander loopt met zijn neus in de wind.
    Landschap met reizigers verrast door onweer, Adriaen Frans Boudewyns, naar Adam Frans van der Meulen, 1666 – 1681 Collectie Rijksmuseum

    Groote papa

    Met het geld wil het nog niet lukken en van de nieuwe rustwagen voor Godard Adriaan hoort ze ook niets meer, maar gelukkig is er ook goed nieuws: Welland eet weer aan tafel en is gisteren zelfs naar de kerk geweest. Bij Tietge zijn de pokjes al aan het indrogen en af aan het vallen. De andere kleinkinderen en hun moeder zijn gezond. In een naschrift doen ze grootpappa allemaal de hartelijke de groeten, in het bijzonder Frits.

    Brieffragment met de ps en de groeten van Ursula Philippota en de kleinkinderen

    de vrou van
    ginckel met
    al haer kindere
    preesenteere haere dienst
    so doet insonderheijt frits
    aende groote papa
    vande rust wage hoor ick
    niet daerom geloof daer
    niet ingedaen is,

    De overval op Ameide of ‘de Slag bij Sluis’

    Maar na dit huiselijke ps-je volgt er nog een alarmerend tweede naschrift: Ameide, tot nu toe in handen van het Staatse leger, is overvallen door vijfhonderd Fransen! De troepen van kolonel Bampfield zijn er vandoor gegaan en nu hebben de Fransen de achtergebleven zieke soldaten vermoord en zowel het dorp als een boot van het Staatse leger in de fik gestoken. Er lijkt weer plichtsverzuim in het spel te zijn geweest.

    Fragment over Ameide

    nu komt tijdine3tijding:nieuws dat de franse met 500 man van ach=
    =tere sijn op Armeijde4Ameide ingevalle ent
    selfve van panfijl5 Joseph Bampfield, Brits kolonel en bevelhebber van Staatse troepen in Ameide die daer komandeerde
    en donse verlaete sijnde, hebbense
    het selfve aen brant gesteecke en al
    de siecke soldate en andere diedaer
    laechge vermoort den wtlegger6uutlegger, uitlegger: vaartuig met weinig diepgang, voorzien van geschut. Vanaf het water hield het Staatse leger hiermee de toegangswegen die tot achter de waterlinie liepen onder schot die
    daer lach hebbense ock aen brant gestee
    het schijnt hier alweer wat versuijm bij
    de onse is geweest,

    Met de hand getekend kaartje, onderaan de rivier in blauw met getekende golfjes. Bovenlangs loop rechts direct langs de rivier een bruine dijk/weg. Daarboven is een dorp getekend. Er staat met potlood Ameijde bij. Links van het dorp buigt de dijk af. Het stuk tussen de dijk en de rivier is geel en daar zijn zeven molens in getekend.
    Ameide aan de Lek. Fragment van een kaart (noorden beneden, zuiden boven) van de rivier de Lek ten oosten van Ameide en Jaarsveld, 1631, door Hz. de Hoy. Collectie Het Utrechts Archief . De afgebeelde molens, in het buurtschap Sluis, werden ook vernield. Zij waren van belang voor de waterlinie.

    Tweeduizend Koerlanders

    Her en der is er wel versterking voor het Staatse leger, maar dat is in de noordelijke provincies. Tweeduizend Koerlanders zouden een schans hebben betrokken waar eerst troepen van de bisschop van Münster zaten. Daarnaast is een deel van het regiment van Christiaan Brandt in Staatse dienst gekomen.

    Brieffragment over de Koerlanders

    opt aenkoome van de twee duijsent koer
    =landers7Koerland is een streek in het huidige Letland. De hertog van Koerland was een zwager van de Keurvorst van Brandenburg. Zijn zoon en opvolger, Frederik Casimir, voerde een regiment dragonders aan, waarvan later een deel in Alkmaar werd ingekwartierd. seijtmen dat het bischops volck de
    ijler schans8de ijler schans: waarschijnlijk de Dijlerschans, ofwel de Dielerschanze onder het plaatsje Diele , een paar km ten oosten van Bellingwolde over de Duitse grens. soude verlaete hebbe en dat
    de koerlanders daer ingetrocke sijn, men
    seijt ock datter Een gedeelte vant reesgement
    van brant9Dragonderregiment van de Deense officier Christiaan Brandt sou gekoome sijn in onse dienst

    Donker portret van een blozende man. De man heeft een lang gezicht met donkere ogen, blozende wangen en rode lippen. Hij heeft lang, stijl, bruin haar. Hij draagt een kanten sjaaltje met een knoop om zijn hals. Daaronder draagt hij een zwart harnas, in zijn hand heeft hij een zwarte maarschalkstaf. Op de achtergrond een helm met witte veren.
    Frederik Casimir, 1650-98, hertog van Koerland, onbekende schilder. Collectie: National Museum Zweden. Foto: Per-Åke Persson

    Terug naar Amsterdam?

    Deze versterkingen kunnen Margaretha’s zorgen niet wegnemen. Dat Ameide overvallen is, heeft haar doen schrikken. Aanwezigheid van het Staatse leger is blijkbaar geen garantie voor veiligheid. Wordt dit een trend? Ze is bang dat ze toch weer naar Amsterdam moet vluchten met haar bloedjes van kinderen.

    Brieffragment over vluchten naar Amsterdam

    als de vijant onse poste alhier so begint
    aen te doen weet ick niet hoet ons noch
    hier gaen sal vrees ick met de kindere wel
    weer naer Amsterdam sal moeten de
    heere wil ons en die kleijne bloetges maer
    gesontheijt geefve moete wij dan weer
    vluchte sijne wille geschiede hij doet met
    ons naer sijn wel gevalle

  • Pokken, zwijgen en de galg

    DatumPlaats
    Geschreven24 november 1672Den Haag
    Ontvangen29 November 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Margaretha schrijft een lange brief aan haar man. Hopende dat ook deze maar op tijd aan komt.

    De Ziekenboeg 2.0

    Ze deelt eerst maar het laatste nieuws over de ziekenploeg: eindelijk gaat het beter met de heer van Welland. Of nou ja, de man zelf blijft nog wel veel op zijn kamer en laat de dokter nog om de dag komen. Maar ondertussen eet en slaapt hij wel goed. Margaretha’s oordeel is dus: beter. Zou zij de eerste vrouw zijn geweest die tussen de regels door over een Man-Flu spreekt?

    Tietge maakt het ook enigszins beter, godzijdank. Haar handen zitten onder de pokken, waardoor het pijnlijk is iemand aan te raken. Maar ergens is dat fijn, want Margaretha is als de dood dat Tietge de andere kleinkinderen zal besmetten.

    de heer van wellant is mijns oordeels wel hoewel hij
    noch sijn kamer hout, hij staet seer opt segge vande
    docktoor die alledaechge en om den anderendach bij
    hem komt, hij Eet wel en slaept wel, onse liefve
    tietge is tot noch toe gesont van harte dan daer is so
    lange de neege dage niet voorbij sijn niet van te
    segge, sij is op haer hande van binne en van buijte
    so wtneemende vol pockges datse niet te sien sijn
    staen heel als Een lichte sweer int aensicht ist
    reedelijck ock so aentlijf maer is so vol pijndat
    mense niet kan aenraecken, [de heere wil haer]

    De politiek praat en de politiek zwijgt

    Uitzoomend naar de landelijke politiek: er is nog steeds geld gebrek voor de oorlogvoering. Zeeland betaalt niet, Friesland weinig en Groningen kan niks geven. Het komt dus op Holland aan. De heer van Ginkel schrijft dat de ruiters die op mars zijn al drie stuivers voor een kan water moeten betalen.
    Men begint nu hier te geloven dat Zijne Hoogheid en zijn leger eindelijk bij de keurvorst zal worden gevoegd. Maar Margaretha bidt er op los, ze durft het bijna niet te schrijven, maar ze ziet het allemaal zeer droevig in. Ze schrijft dat zelfs ‘de wijste en verdienste’ wonderlijke gedachten en speculaties hebben over de komende tijden. Margaretha schrijft die gedachtes maar niet op, dat durft ze ‘de pen niet te vertrouwe’. Helemaal niets opschrijven vindt Margaretha ook niet wenselijk, ze wil haar man toch wel enigszins op de hoogte houden van het gesmiespel in het land.

    Vertellen van een geheim, Noach van der Meer (II), naar Jacobus Buys, 1778 – 1785. Collectie: Rijksmuseum

    Nog geen ijs

    Van wonderlijke speculaties springt ze naar het weer. Het is een opluchting dat het weer nog zo goed blijft en dat het nog niet aan het vriezen is geslagen. Want zodra het ijs er ligt…

    [om gaet en watter al geseijt wort,] wij sijn geluck
    =kich dat hier noch so open weer blijft soot Eens be
    =gint te vriese ent ijs leijt salmen hier seer be=
    komert voor Een overval sijn, deen seijt dat den
    vijant het ooch noch seer op Amsterdam heeft en
    andere dat se hier Een roof sulle soecke te hae
    =lle insoma1In somma: kortom men weet niet wat men best doen
    sal, [ick raede de vrou van ginckel het gaen]

    Dat brengt haar ook weer bij een ander zorgenkind: Ursula Philippota praat nog steeds over een vertrek naar Gelderland. Ook andere dames spreken van een vlucht. Maar het blijft onzeker waar de vijand het eerste zal toeslaan zodra het water van de waterlinie in ijs is veranderd. Zucht, ze weet ook niet wat ze moet, en legt het daarom maar voor aan haar man, hopende op zijn wijsheid.

    Gezicht aan de Vecht, Abraham Rutgers, ca. 1682 – ca. 1699. Collectie: Rijksmuseum

    Galgje spelen bij de Dom

    Ondertussen zijn er geruchten uit Utrecht. Het lijkt erop dat Luxemburg van plan is te vertrekken, waarna hij vervangen zal worden. En er schijnt ook een hoop tumult te zijn onder de burgers van de stad. Ze keren zich fel tegen een aantal regenten en verbeelden wellicht iets te visueel hoe ze tegenover het lot van deze regenten aankijken. Voor de Dom(kerk) en op andere plaatsen hebben ze een grote galg geschilderd en daaronder de namen van de zeven regenten geschreven. Margaretha vindt het vreselijk dat ‘die mensen noch niet getemt sijn en so oproerich blijve’.


    Na deze visuele beschrijving sluit ze haar brief af.

  • De oude sleur

    DatumPlaats
    Geschreven21 november 1672Den Haag
    Ontvangen2 december 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    De brief van vandaag is heel bijzonder: de adressering is bewaard gebleven!

    Een velletje papier met in het midden een adressering:
Mijn heer van Ameronge
Etc bij sijn keurvorstelijcke
doorluchticheijt van brandenbur
int selfve 
leeger
Onder het adres zitten twee lakstempels waarmee de provisorisch gevouwen envelop verzegeld geweest is. Uit de bovenkant mist een stuk papier dat bij het openen onder één van de lakzegels is blijven zitten.
    Briefomslag

    Margaretha neemt een apart velletje papier om om haar brief te doen. Ze vouwt het zorgvuldig om de brief heen en sluit de brief dan af met zegellak. Ook de adressering is van een eenvoud die we nu niet meer kennen: meneer van Amerongen bij de keurvorst in het leger. En desondanks komen de brieven langzamerhand weer beter aan.

    De arts

    Het gaat steeds beter met Welland, hij blijft nog op zijn kamer, maar de koorts is weg en hij krijgt weer trek. En hoe!

    Margaretha’s angst is waarheid geworden: Tietge heeft de pokjes. De arts van Welland heeft er naar gekeken en die zegt ook dat het een kwaaie aard van pokjes is. Margaretha is duidelijk: ze luistert niet naar de arts, ze houdt zich gewoon aan de oude sleur. Is dit een sneer naar Welland die juist zo aan de arts hangt?

    Brieffragment over de zieken
    Laatste twee regels brieffragment over de zieken

    den heer van wellant is heel aent beeteren doch
    hout noch sijn kamer de koorts heeft hem ver
    laete ock krijcht hij smaeck int Eeten en ver
    lanckt daer middach en avont naer, onse
    liefve tietge heeft de pockges is heel vol
    wt geslage se sijn als punte van spelde so
    kleijn en wille niet wel op koomen den
    docktoor van wou die over de heer van
    wellant gaet seijt het Een seer vuijllen
    aert van pockges is, datse so quaelijck
    op koome bekomert mijn seer, wij gebruijck
    geen raet vande docktoor maer volgen den
    oude sleur, sij is gesont van harte nu se
    wtgeslage sijn, ick hou de andere kinde
    =ren daer heel af, so lan de 9 dage niet
    om sijn isser niet van te segge de heere

    hoope ick salse weeder tot gesontheijt brenge
    of geefve wat haer en ons salich is, [hoewel]

    Een man, de arts, kijkt aandacht naar een glazen kolf met urine. Voor hem op tafel staat een koperen schaal, een fles een een boek opengeslagen op de pagina van een skelet. IN het donker op de achtergrond een vrouw.
    De dokter, Gerard Dou (kopie naar), 1650 – 1669. Collectie: Rijksmuseum

    De veldtocht van Van Ginkel

    Het is weer niet gelukt om geld te krijgen, maar er is gelukkig wel een brief van haar zoon! En die brief komt uit Bernouw, ten zuidoosten van Eijsden. De mannen hebben het zwaar: eindeloos marcheren, slapen onder de blauwe hemel en er is nauwelijks hooi en stro voor de paarden meer te vinden. Nu hebben ze een paar dagen welverdiende rust. Waar ze heen gaan? Het blijft gelukkig geheim.

    Brieffragment veldtocht van Van Ginkel

    [vaeren sal te verwachte staen,] vandae
    hebbe wij briefve vande 18 deeser van de heer
    van ginckel gekreechge, wt barnau1Berneau/Berne/Bernouw ten zuidoosten van Eijsden Een
    half eur van navange2Navagne, Fort Navagne bij Eijsden, ook bekend als de Elvenschans , sijn hoocheijt lach
    op Eijsde ent hooft quartier int dorp tot
    Eijsde, ons volck so ick hoore was al vrij wat
    gefatigeert hebbe dach op dach gemarscheert
    en snachts onder den blauwen heemel moete
    rusten, daerse quamen weijnich voeraesge3Fourage: millitaire term, hooi en stro voor de paarden
    gevonde, so hebbe daerse nu sijn seedert
    heeden acht dagen gerust het welcke noot=
    saecklijck was, het deseijn4Dessein: doel van sijn hoocheijt wort
    noch heel geseeckreeteert5Secreteren: geheim houden dat goet is,

    Eindelijk gevechten!

    Wat betreft de troepen van de keurvorst hoopt Margaretha dat ze inmiddels bij de Rijn zijn. Bovendien is ze blij dat er eindelijk gevochten is. Het fijne van de gevechten komen we uit haar brieven niet te weten. We weten ook niet of Margaretha zich een beeld kan maken van hoe het er bij de veldtocht aan toe ging. Het diplomatieke spel ging ook tijdens de veldtocht door. Godard Adriaan had te maken met een belangrijke tegenkracht: Raimondo Montecuccoli, ervaren militair en geslepen diplomaat. Hij werkte voor de Keizer van het Heilige Roomse Rijk en had één opdracht: zorgen dat er niet gevochten werd. En hij was hierin erg succesvol.

    Het leger van de Keurvorst bestond ook niet alleen uit Brandenburgse troepen, maar ook uit troepen van de keizer onder Montecuccoli’s bevel. In dat leger was de Hertog van Lotharingen, Karel IV, vertegenwoordigd met ongeveer 2.500 ruiters. Lodewijk XIV had twee jaar tevoren Lotharingen ingelijfd. Hertog Karel IV wilde dus maar wat graag tegen de Fransen vechten. Het lukt zijn soldaten om in gevecht te raken met Franse troepen en succesjes te behalen. Waarschijnlijk doelt Margaretha op deze gevechten. Helaas werd dit eigen initiatief van de Hertog van Lotharingen half november door Montecuccoli de kop ingedrukt.

    Brieffragment over de overwinningen van het Brandenburgse leger

    men is hier verblijt overt reijnkonder6Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen. datter
    tuschche den heere keurvorst en volckere en de
    franse is geweest, te meer om datse nu feijtelij
    hebbe geageert7Ageren: krijgshandelingen verrichten , men hoopt de keurvorst met
    sijn volckeren nu over den rhijn sal sijn, en
    dat me nu alledaech wat goets sal hooren
    konde8Louis II van Bourbon, prins van Condé gelooft men niet dat noch so naer bij
    uhEd kan sijn, de heer almachtich wil den
    heere keurvorst uhEd ent ganse leeger bewaer
    het selfve vicktoorije en overwininge geefe
    daer hier wel hartelijck voor gebeeden wort

    Schaatsen

    Bij de serie “klein nieuws” hoort inmiddels het platbranden van dorpen: deze keer was Abcoude aan de beurt. Het was nu een militaire actie. In de Kasteel van Abcoude zaten Staatse militaire, die probeerden de Fransen eruit te krijgen. Dat is gelukkig niet gelukt. Verder wil de Vrouw van Ginkel nog steeds naar Gelderland en zijn de koopvaardijschepen uit de oost behouden binnen gekomen.

    In de serie “bijzonder nieuws” vertelt Margaretha dat de Fransen schaatsen hebben aangeschaft. Dat is vast niet vanwege de originele Hollandse ijspret. Ze hoopt maar dat ze de winter rustig doorkomt en in Den Haag kan blijven.

    Brieffragment over schaatsen

    [meer van hoope sij goede raet sal volgen,] en wij met rust
    deese winter hier sulle mooge blijfve, men seijt den vijant
    meenichte van ijspoore9IJssporen: metalen punten die je onder je schoenen, klompen of laarzen kunt binden om grip te krijgen op het ijs en schaetse laet maecken, [vermeer]

    Een tekening van Hollanders, geen Fransen, op schaatsen. vooraan een vrouw en een jongen, een man met een ijshockeystick. Er staat een kruiwagen met koek en zopie. Het ijs is vol met mensen, zo ver het oog rijkt
    IJsvermaak, ca. 1615 tot 1630, Hendrik Avercamp (1585-1634). Collectie: Teylers Museum
  • November slachtmaand

    DatumPlaats
    Geschreven14 november 1672Den Haag
    Ontvangen22 november 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Gezonde trek

    Patiënt neef Welland blijft kwakkelen. Hij ligt tot ’s middags op bed en komt niet uit zijn kamer. Margaretha vind dat hij minder naar de dokter moet luisteren en meer aandacht moet besteden aan wat uit de keuken komt. Sinds ze dat tegen hem gezegd heeft lijkt de koorts te minderen en krijgt hij wat smaak in ‘t eten. Wie weet wordt hij nu snel beter.

    Brieffragment over neef Welland

    Den heer van wellant leijt noch tot de middach opt bed
    hout dan voort sijn kamer staet al te seer op de
    ordere vande docktoore. Sint ick hem dat wat heb afge
    =raede en hij hem wat met de keucken meer hout be
    =gint het kontiniweel binekoortge1voortdurende verhoging, lichte koorts dat hem seer
    matteerde2afmatten, vermoeien wat te mindere en hij wat smaeck int
    Eeten te krijgen hoop het nu wel gaen sal,

    Margaretha slacht twee varkens

    Om de meer of minder gezonde trek van alle zieken en niet-zieken steeds te kunnen stillen, moet Margaretha natuurlijk wel zorgen dat in de keuken de voorraad steeds op peil is. Ze heeft een half beest (waarschijnlijk een koe) aan de haak gekocht en zal morgen twee varkens slachten. Het is tenslotte november, de slachtmaand. In een tijd zonder koelkasten is dat de tijd van het jaar dat je vlees makkelijker goed kan gaan houden omdat de temperaturen voorlopig laag zullen blijven. Margaretha hoopt dat de Heer hen het vlees in vrede zal laten genieten.

    Brieffragment over de slacht

    ick heb een half beest aenden haeck gekocht en
    sal merge twee verckens slachte de heere wil
    ons in vreede laete geniete

    Gewassen pentekening van een man en vrouw die op een kleine binnenplaats tussen de huizen gebogen staan over een bak. De mand heeft een bijl in zijn handen, de vrouw een varkenspoot.
    Varkensslacht, Cornelis Ploos van Amstel, naar Jan Saenredam, 1778 – 1787. Collectie Rijksmuseum

    Margaretha slacht de kinderen?

    In de bezette gebieden is de vrede voorlopig nog ver te zoeken. Drie dagen geleden is heel Loenen afgebrand, met uitzondering van een brouwerij. Ze haast zich meteen te zeggen dat ze dat alleen schrijft om hem op de hoogte te houden en niet om hem ongerust te maken. Blijkbaar hebben eerdere brieven die uitwerking gehad en heeft hij zich daarover beklaagd. Dat was helemaal niet haar bedoeling, ze meende dat ze naast God ook bij elkaar hun troost moesten zoeken.

    Brieffragment over Loenen en waarom Margaretha alle ellende schrijft

    [trackteert sulle worde,] drije dage geleede hebbe de
    franse het dorp loenen gans afgebrant daer niet
    als eene brouwerij is blijfve staen. ick schrijf dit
    alleen om uhEd bekent te maecken wat hier passeert
    en doet mij leet mijn breifve deselfve so veel onrust
    hebbe bijgebracht. Kan verklaere het met sulcke
    intentie niet is geschiet en sa maer meenende wij
    aen den andere ons troest naest god moste soecke

    Kinderen slachten

    Maar omdat het hem blijkbaar verdriet doet, zal ze ‘de kindere slachte’ hem om vergeving vragen en beloven dat ze het niet meer zal doen, wat er ook gebeurd, en God bidden dat Hij hen bij wil staan en haar met de vier lieve kinderen van de vijand wil bevrijden en Godard Adriaan voor alle ongelukken wil bewaren.

    Brieffragment over het slacht van de kinderen

    doch de wijlle uhEd dit faescheert3fascheren: verdriet doen sal ick de kindere
    slachte4op de manier van de kinderen, zoals kinderen doen en deselfve om vergifnisse bidde en segge
    dat ickt niet meer sal doen het gaet dan hoet
    gaet, god bidde dat hij ons wil bij staen en mij met
    mijn vier liefve kindere van den vijande bevrijde,
    in wiens heijlige bescherminge uhEd beveelle die de
    selfve voor alle ongelucke wil bewaeren dit bidt
    van harte

    Wat schrijft ze nu? Gaat ze de kinderen slachten? Is ze een soort Medea die haar kinderen doodt om haar echtgenoot te straffen? Of moet je het overdrachtelijk zien en lezen als ‘kill your darlings” (in de zin van laten vallen wat je belangrijk vindt) of als een variant op ‘van je hart een moordkuil maken’ (in de zin van je gedachten niet uitspreken, de boel opkroppen)? Hoewel dat laatste letterlijk is wat ze zegt te zullen doen, bedoelt ze hier met ‘de kindere slachte’ volgens de ‘kinderslag’: zoals de kinderen doen. Zoals we bijvoorbeeld ook ‘schoolslag’ (manier van zwemmen voor beginners) kennen of ‘met de Franse slag’ (op de Franse manier). Ze zal zich dus voortaan braaf als een kind opstellen, eigenlijk letterlijk zoals in het sinterklaasliedje ‘Sinterklaas is jarig‘: (…) ‘Maar wie het niet weer doet, en er spijt van heeft, kan er op vertrouwen, dat de Sint hem vergeeft‘.

    Nieuws uit het Zuiden

    Eigenlijk houdt de brief hier op. Ze heeft haar handtekening al gezet. Blijkbaar was het bedoeld als een kort briefje van nog geen anderhalf kantje, waarin ze naast het bovenstaande natuurlijk ook nog even aandacht heeft besteed aan de ordinantie van 6000 gulden die ze nu echt déze week verwacht. Maar er komt nog een extra anderhalf kantje achter aan: de post uit Maastricht is binnengekomen. Zijne Hoogheid en zijn leger zijn gisteren en eergisteren bij Mol en Balen gearriveerd, twee plaatsjes halverwege Antwerpen en Maastricht. Er zouden ook 6000 Spaanse soldaten in Luik zijn aangekomen, maar dat is een gerucht dat in Den Haag rond gaat en nog niet uit Maastricht is bevestigd. Niemand weet wat de plannen van de prins zijn, maar men twijfelt er niet aan dat de keurvorst van Brandenburg het ondertussen wel weet, want Willem heeft hem een boodschapper gestuurd.

    Brieffragment met het nieuws dat Prins Willem III in de Spaanse Nederlanden is.

    Met de post van
    Maestricht komt
    tijdine5tijding, nieuws dat sijn hoocheiijt
    gistere en Eergistere
    te mol6Mol (B) en bael7Balen(B) met het bij
    hebbende leeger is geweest het welck so geseijt wort
    wat ter sijde van Maestricht af, meer naer Anwerpen
    leijt, en datter 6000 Spaense binnen Luijk soude
    gekoome sijn dan dit leste sijn maer loopende ge=
    ruchte het welcke niet van Maestricht geschreefve
    wort, niemant weet hier noch het rechte deseijn8Dessein: doel, plan
    van sijn hoocheijt dat wel goet is, men twijfelt niet
    of den Edelman die sijn hoocheijt aende keurvorst
    van brandenburch gesonde heeft is nu al daer, so
    dat men daer nu het deseijn da weet, [de heer wilt]

    Gravure van een huis waar allemaal ladders tegenaan staan, de rechterkant is ingestort en slaan de vlammen uit. Op de voorgrond zijn allemaal mensen met emmers in de weer, emmers liggen ook overal op straat. Met de ladders worden mensen uit het huis gered.
    Burgers met ladders en brandemmers in de weer bij een brand in Amsterdam in 1652. Fragment uit: De brand in het Oude Stadhuis van Amsterdam, 1652. Collectie Rijksmuseum

    Geruchten uit Utrecht

    Verder gaat het gerucht de hele Franse ruiterij uit de provincie Utrecht zou zijn vertrokken. Turenne zou namelijk aan de Hertog van Luxembourg hebben gevraagd of hij alle troepen die hij in Utrecht kon missen naar hem toe zou willen zenden. Door ziekte was zijn leger sterk verzwakt en zou hij anders niet genoeg tegenstand tegen de Duitse troepen kunnen bieden. In het dagboek van de Utrechter Booth staat inderdaad tien dagen eerder vermeld dat 3000 man ruiterij is vertrokken. Een minder prettig gerucht uit Utrecht is dat de Fransen alle brandladders zouden hebben verbrand en alle brandemmers in hebben genomen en achter slot en grendel zouden hebben gedaan. Ze zouden takkenbossen onder de Domtoren hebben verzameld en wat dat zou beduiden… In het dagboek van Booth is hier niets over te vinden. Wel maakt hij die week melding van het feit dat alle brandemmers zijn verzameld in bepaalde huizen en dat voortaan alleen Zwitserse soldaten en speciaal aangewezen burgers branden mogen blussen, terwijl de rest bij brand binnen moeten blijven. Daar zou alsnog dat verhaal uit kunnen zijn ontstaan.

    Brieffragment over de situatie in Utrecht

    men seijt ock dat turaijne9 Turenne aen lutsenburch10Hertog van Luxemburg soude ge
    schreefve hebbe dat hij hem toch alt volck dat hij
    Eenichsins kost misse soude toe sende so dat hij sonder
    t selfve niet bestant was de duijtse troepees te rees
    sesteere11weerstaan doordien sijn leeger seer verswackt is door
    alde siecke die hij had, daer om al de ruijterij
    wt Sticht van wtrecht12Utrecht meest naer turaijne13Turenne toe soude sijn
    men seijt ock datse te wttrecht14Utrecht onder den doms
    toorn15domtoren vol tackebosse hebbe geleijt en alde brant
    leere16brandladders op Een geleijt17op elkaar gelegd hebbe verbrant, alde brant
    Emers18brandemmers op en bij Een gehaelt en wech gesloote
    wat dat beduijt staet te verwachte,

  • Complimentjes maar geen salaris

    DatumPlaats
    Geschreven10 november 1672Den Haag
    Ontvangen16 november 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Margaretha’s brief aan Godard Adriaan van 10 november is lang en is grotendeels gewijd aan de bureaucratie van Den Haag. Margaretha jaagt nog steeds achter Godard Adriaans salaris aan, maar lijkt maar geen geluk te hebben. Ze wordt keer op keer van het kastje naar de muur gestuurd en lijkt nog geen stap dichter bij die felbegeerde, welverdiende vergoeding te zijn.

    Complimentjes van de Staten-Generaal

    Geld krijgt Godard Adriaan niet van de Staten-Generaal, maar wel complimenten. De heren der Staten-Generaal bedanken Godard Adriaan voor het werk wat hij doet aan het hof van de Keurvorst. Ook spijt het hen, dat Godard Adriaan al in geen tijden brieven van hen heeft ontvangen. Griffier Fagel had afgesproken met Godard Adriaan dat hij hem op de hoogte zou houden van wat er speelt in Den Haag, maar dat is niet gebeurd. Fagel claimt wel dat het niet zijn schuld is, natuurlijk. Om de pijn wat te verzachten weet Margaretha te vertellen dat Fagel inmiddels wel heeft toegezegd zélf achter Godard Adriaans vergoeding aan te gaan. Of het dan echt gaat gebeuren, blijft natuurlijk de vraag. Fagel roept dit namelijk al langer.

    Brieffragment met de complimentjes van de Staten-Generaal

    doch heeft den grifier fagel mij be=
    looft daer nu sorchge vooor te drage en t selfe
    ter generaEliteijt voor te brenge, ock mij ge
    seijt uhEd met deese post de reesoluijsie van
    haer hooch Mo1Hoog Mogende Heren: leden van de Staten-Generaal alle die der sijn toe te sende, protesteert
    seer dat hem leet doet uhEd geen meer briefve
    krijcht, dat het selfve sijn schult niet is, seijde
    ock dat haer hooch Mo so wel voldaen sijn
    over de meemoorije die uhEd aende keurvorst
    heeft overgeleefvert gelijck deselfve wt de
    brief van haer hooch Mo in dato vande v24
    ockto sal hebbe gesien, [ick dancke godt dat het]

    Tekening van mensen die aan de oever van de rivier zitten. Links een zeilboot, daarachter een roeiboot. Aan de overkant een kerk en een paar huizen.
    Gezicht op het dorp Jaarsveld, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie: Rijksmuseum

    Oorlogsnieuws

    De Franse troepen houden het niet bij het plunderen en platbranden van Waverveen: ook Lexmond en Jaarsveld zijn aan de beurt. Lexmond is uitgeplunderd en in Jaarsveld hebben de Fransen een kerk met een huis afgebrand en het dorp geplunderd. Vianen blijft ongeschonden: de vrijstad Vianen maakt officieel geen deel uit van de Republiek en is dus neutraal is de oorlog.

    Terwijl de Fransen huishouden op het platteland is het leger van Willem III nergens te bekennen. Gerucht gaat dat het naar Luik op weg is.

    Brief over de aanval van de Fransen

    so voort laete kontiniweere, viaenne2Vianen is nuijterael
    en de franse hebbe lexmont teenemael wtgeplo=
    = ndert en ijaersfelt3Jaarsveld de kerck met Een huijs afgebrant
    en vangelijcke teenemael wt geplondert, sijnhoo4Zijn Hoogheid, Willem III
    is met sijn bij hebbende krijsvolckere daer de heer
    van ginckel bij is Eergistere opgebroocke waer
    sij heene gaen weet men noch niet men seijt
    wel naer luijck maer ick gelooft niet, de heer

    Tekening (gewassen pentekening) van het 18e eeuws Lexmond:: een pleintje met bomen en een pomp, daarachter de kerk. Rechts een rijtje huizen en links een poortje en een huis. De andere huizen zijn verborgen achter de bomen. Het is een zonnige dag.
    Gezicht op Lexmond, Cornelis Pronk, 1733. Collectie: Rijksmuseum

    Ook op zee is er nieuws. Een vloot bestaande uit dertig dubbel bemande fregatten en talloze branders is uitgevaren onder leiding van Michiel de Ruyter. Margaretha en ieder om haar heen hopen dat hier in de komende dagen goed nieuws uit komt. Ook hoopt ze dat er binnenkort iets meer bekend wordt over de aankomst van het leger van de Keurvorst. Dat is nu al maanden onderweg en lijkt maar weinig dichterbij te komen.

    Brieffragment over de vloot van Michiel de Ruyter

    almachtich wilse geleijde en voor haer trecke, den Admirael
    de ruijter5Michiel de Ruyter is ock met dartich frijgatte die dobbelt gemant6dubbel bemand sijn   
    en Ettelijcke branders7Brander: Een schip, geheel en al ingericht en met vuurwerken en allerlei spoedig brandbare stoffen toegeladen ten einde ‘s vijands schepen aan boord te leggen en ze in brand te steken. in see daer men alledaech verwacht
    en hoopt wat goets van te hoore, vant leeger van de keurvorst 
    verlanckt men nu ock te hoore wat koers die neeme, den heer
    van wellant heb ick hier sieck gevonde en is noch heel
    niet wel heeft Een loop  en Een kleijn koortsge ohoope het
    haest beeteren sal, hier meede blijfve

    Het ongeluk is nog niet klaar met neef Welland8Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha: na alle rampspoed van het afgelopen jaar is hij nu ook nog ziek geworden. Margaretha hoopt dat het snel beter zal gaan met hem. Voor nu valt het gelukkig mee, Welland heeft alleen een beetje koorts.

  • Och hadden wij maar vrede

    DatumPlaats
    Geschreven31 oktober 1672Amsterdam
    Ontvangen4 november 1672Frankfurt
    Lees hier de originele brief

    Het invullen van bovenstaand blokje lijkt meer een gewoontedingetje, een administratieve handeling, dan dat het echt inhoudelijk iets toevoegt aan dit blog. Deze keer is dat wat anders, omdat het er in het echt iets anders uit ziet dan normaal.

    Aanhef van de brief
    Bovenkant van de brief

    Het meest opvallende is dat er geen ‘Mijn heer en liefste hartge’ aanhef is, terwijl ze dat altijd doet. Daarnaast heeft Margaretha de dag niet ingevuld: ‘den ockto 1672’ staat er enkel. Gezien de regelmaat van haar brieven en hoe de berichtgeving zich verhoudt tot vorige en volgende brieven, moet de brief van 31 oktober geweest zijn.

    Links boven staat Godard Adriaans aantekening waar en wanneer hij de brief ontvangen heeft: rec. (receptie: ontvangst van document) 5 9bris (5 november) tot ffort (Frankfurt).
    De maandaanduiding die hij kiest is iets wat we eigenlijk helemaal vergeten zijn: novem van november staat gewoon voor negen. De negende maand. Dat is het al lang niet meer, maar we gebruiken het nog steeds. En zo is 7ber september, 8ber oktober en 10ber december. Een handige afkorting die waarschijnlijk tegenwoordig tot heel veel verwarring zou leiden.

    Gezicht op de stad Heusden, anoniem, ca. 1640 – ca. 1660. Collectie Rijksmuseum
    Het ‘randevoes’ voor het grote plan van Willem III is in Langstraat, vlak bij de vestingstad Heusden. Ook Godard van Reede van Ginkel moet zich daar melden.

    Oorlog

    De grote vraag blijft waar de Brandenburgse troepen blijven! Margaretha zit duidelijk in haar maag met de dood van Zuylestein. Na de zorg om de weduwe gaat het weer over hoe de functies van Zuylestein verdeeld worden. Ze kan er met haar hoofd niet bij, het is gewoon allemaal niet eerlijk. Ze schrijft het niet hardop, maar dat haar zoon er niets bij krijgt, dat is natuurlijk het minst eerlijk van allemaal. Ook haar zoon moet zich melden voor het grote plan van Willem III. Wat er gaat gebeuren, Margaretha weet het niet, maar ze jammert nog even door. Ze doet dat uiteraard wel op geheel eigen wijze. Gelukkig kan ze altijd nog vertrouwen op God. Ze moet wel, want van de mensen moet ze het niet hebben.

    Brieffragment met Margaretha's visie op de voortgang van de oorlog

    [van geadverteert sulle werde,] wat sal ick segge
    mijns bedunckens1Mijns bedunckens: een manier om het persoonlijke van een mening uit te drukken krijcht me nu op Een heel ander
    manier als voor dees, doen2toen plachtmen te segge
    met den oude te rade en met den jonge te strijdt3Margaretha’s eigen versie van Der ouden raad, Der jongen daad, Der mannen moed Is altijd goed.
    maer nu raet men met jonge en strijtme met jonge
    en alsmen ter plaetse komt daer men vechte sal
    ist prinsipaelste vergeete dat me van noode
    heeft en alles gebreck, [dat mij t meeste bedroeft]

    [weer noch hoochger op marscheere,] ick weet nu
    niet weer waer wij op sulle hoope als alleen op
    de genaede en bermharticheijt godts daer wij wel al
    tijt op moete vertrouwe maer nu schijnt bij ons alle
    menselijcke hulpe wt te sijn, so dit deseijn4Dessein: plan sijnhoo
    cheijt misluckt sijn wij mieseraebel, [hij geeft sijn sel]

    Op naar Den Haag

    Margaretha zet de verhuizing naar Den Haag voort. Ze heeft het huis in Amsterdam voor nog een jaar gehuurd. De drost komt daar met vrouw en vader wonen om op de spullen te passen die daar opgeslagen zijn. Als ze dan toch in Den Haag is, kan ze gelijk weer achter het geld voor haar man aan.

    Brieffragment over de verhuizing naar Den Haag.

    Het zal toch niet… Vrede?

    Net als vaker in Margaretha’s brieven zit het venijn in de staart. Uiteraard krijgt Godard Adriaan de groeten van zijn schoondochter. Over de schoondochter gesproken, Margaretha gelooft dat ze weer zwanger is. Zou het wat met dat spelevaren te maken hebben? De ondertekening bevat ook geen “Mijn heer en liefste hartge” deze keer, alleen het cryptische “Ik zal blijven die u kent”. Er broeit wat. Helaas weten we niet wat Godard Adriaan haar geschreven heeft. Misschien iets dat haar irriteert?

    In de PS staat pas echt verheugend nieuws.

    de vrou van ginckel presenteert haeren dienst
    geloofve sij weer swanger is, ick sal blijfve
    die uhEd ken

    uhEd getrouwe

    men seijt dat de konin van
    vranckrijck de mediasie5Mediatie: bemiddeling van
    sweede heeft aengenoome ock
    de stilstant van wapenen maer
    dat die bij deesen staet soude
    geweijgert en teenemael verworpe
    sijn, ock dat den heere van
    schoonouwe6Frederik van Reede van Renswoude met de menister vande
    heere keurvorst van brandenburch
    die hier laest is aen gekoome weer
    naer Engelant soude gaen, mijn
    dunckt niet dat onse kosijn7Kosijn: neef. Frederik van Reede van Renswoude is de zoon van Johan van Reede van Renswoude. Het begrip neef rijkt bij Margaretha duidelijk verder dan we het nu zouden gebruiken de man is
    om so Een saeck te verichte och hadde wij maer vreede
    aen alle kanten

    Het is wel weer een “men seijt” verhaal, maar dat de Franse koning open zou staan voor bemiddeling is mooi nieuws. Jammer dat men ook zegt dat hij een wapenstilstand ten enenmale weigert. Het bericht dat neef Frederik iets diplomatieks gaat doen, dat ziet Margaretha niet zitten.

    Och hadden wij maar vrede aan alle kanten.

  • Grootse plannen?

    DatumPlaats
    Geschreven28 oktober 1672Den Haag
    Ontvangen9 november 1672Russelsheim
    Lees hier de originele brief

    Na de Slag bij Woerden blijft het Staatse Leger ogenschijnlijk niet stil zitten. Volgens Margaretha wordt het leger opgebroken en naar elders verplaatst als onderdeel van een groots plan. Veel is er niet over bekend en Margaretha moet weer eens vertrouwen op roddels: men seijt dat het plan zo geheim is dat alleen Stadhouder Willem III en generaal van Waldeck weten wat er gaat gebeuren.

    Brieffragment over de plannen van Willem III

    [dencke sulle,] hier ismen seer beesich met
    het op breecke van Een gedeelte vant lee
    =ger men seit sijn hoocheijt Een groot de
    deseijn1desein: plan, denk aan het engelse woord design voor heeft het welcke men wt
    al de preeperaesie2preparatie: voorbereidingen die ders gemaeckt
    sijn wel kan oordeelle dant wort heel see
    kreet3sekreet: geheim gehoude en so geseijt wort souder nie
    =mant als sijn hoocheijt met de graef van
    waldijck4Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg van weeten, meest al onse ruijte
    =rij worde scheep gedaen, men seijt het ran
    =de voes5rendez-vous: afgesproken ontmoetingsplaats te breeda of te berge op soom6Bergen op Zoom, een plaats in West-Brabant sal
    sijn, tis waert is wij mooge godt wel bidde

    Een getekende tryptiek van Den Haag in vogelvlucht. Op de achtergrond de duinen, rechts de zee. In het midden de bomen van het Lange Voorhout. De Plaats ligt precies op de scheiding van de linker en de middelste tekening. Op de linker tekening het Binnenhof.
    Gezicht in vogelvlucht over ‘s-Gravenhage en Scheveningen vanuit het noordoosten (de drie rechter bladen van vijf). Johannes van Londerseel ca. 1614, uitgave Johannes Jansonius. Collectie: Haags Gemeentearchief
    In Den Haag kon Margaretha kiezen uit heel wat kerken om de Heer te vragen om zijn zegen. Het huis aan de Kneuterdijk ligt midden aan de linkerkant van het middelste deel. Daar zien we bovenaan de Grote of St. Jacobskerk en rechts in het midden de Kloosterkerk. Midden op de linker plaat het Binnenhof met de Hofvijver. Hieronder staat de middelste afbeelding groter afgebeeld.

    Zegen van de Heer

    De vrome Margaretha laat het succes van deze opkomende militaire actie het liefst niet alleen van de plannen van Willem III en zijn generaals afhangen. Een deel van haar brief vult ze met een uitgebreid gebed aan God voor Zijn zegen. Dat Hij eindelijk eens de Staatse wapens zegent waardoor de actie een succes wordt. Het welzijn van het land hangt hier namelijk van af, aldus Margaretha. Ook vraagt ze Hem of Hij Willem III voor kwaad wil beschermen. Ze kan zich niet voorstellen hoe het zou gaan met de Republiek als Willem III om kwam.

    Brieffragment over Margaretha's hoop de Heer

    dat het deseijn wil seegene en wel laete suxse
    deere7succederen: slagen want geloofve het wel vaere van ons
    liefve vaderlant hier aen sal hange, och
    dat wij Eens wat geluck mochte hebbe en dat
    god onse wapenen Eens wilde seegenen, uhE
    weet niet hoet hier noch staet, wij mooge ock
    wel bidde om de behoudenis van sijn hoocheijt
    hij waecht sijn selfve alte seer dat het onge
    luck hem Eens trefte dat godt verhoede
    wij waeren alle seer miserabel, ick hoop
    godt ons genadich sal sijn en sijne gunst
    noch weer toonen, somige wille segge of sijn
    hoocheijt met sijn volck naer vranckrijck sou
    dat ick niet kan geloofve ok niet wil hoop
    want de vijande hier te lande stercker sijn
    alsmen meent hoewel men seecker hout dat
    sints die reijnkonter8Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen. voor woerde en aende
    vaert sij vrij Een schrick onder haer volck
    hebbe ija so datter geen volck weer naer
    woerde wil of sij moetender om looten,

    Wat de actie in zal houden is een mysterie, maar de geruchten geven wel een idee van wat er gaat gebeuren. De Staatse legers zouden verzamelen bij Breda of Bergen op Zoom in het zuiden van het gewest Holland. Zijn Hoogheid zou dan met de legers richting Frankrijk trekken. Margaretha hoopt dat de geruchtenmakers daarin ongelijk hebben, dat zou de Fransen te zeer de overhand geven in de Republiek. Er is ook een lichtpuntje: door de, weliswaar mislukte, aanval op Woerden, weten de Franse soldaten wel dat je met het Staatse leger niet moet spotten. Het is weer eens afwachten…

    Getekend Den Haag met veel details: huisjes, bomen, tuinen, mensen op straat maar ook putten en karren. Het opvallendst is de kloosterkerk.
    Het middelste deel van het vijfluik van Londerseel. In het midden tegen de openruimte met wandelende mensen aan, op de hoek het huis aan de Kneuterdijk. De dichtstbijzijnde kerken zijn de Kloosterkerk rechts, tussen het huis en de Grote Kerk, aan het Noordeinde, de Engelse of Hoogduitse kerk en (niet op dit deel van de afbeelding) de Waalse kerk op het Binnenhof. De kans is groot dat Margaretha voor de Kloosterkerk koos.
  • In Den Haag

    DatumPlaats
    Geschreven24 oktober 1672Den Haag
    Ontvangen3 november 1672Bergen
    Lees hier de originele brief

    Margaretha is met de vier kleinkinderen in Den Haag aangekomen. En wat fijn! Den Haag is hun eigen huis, daar is ze thuis. Bovendien lagen daar twee brieven van haar man. Wat is ze blij te lezen dat het hem goed gaat.

    Huis op de Kneuterdijk, acquarel van een statig huis van twee verdiepingen en een souterrain en een zolder het is zeven ramen breedt en net links van het midden zit de ingang. Het huis heeft twee schoorstenen en om het dak staat een balustrade.
    Het huis aan de Kneuterdijk, Anoniem, eind 17e eeuw. Collectie Huisarchief Amerongen

    De troepen kom in beweging

    Haar zoon Godard is gisteren een halve dag langs geweest, hoewel hij daarna weer snel naar zijn kwartier terug moest. Hij kon haar niet veel vertellen over de gang van het leger van zijne hoogheid. Mogelijk marcheren ze naar Maastricht, zodat de Maas omsloten kan worden, maar ze weet er het bescheijt niet van (ze weet het niet zeker). Moge de Heer maar met ze zijn en het succes beter dan bij Woerden en Naarden.

    Brieffragment over Godard van Reede Van Ginkel

    [lotteringe soude gaen,] de heer van ginckel is gistere
    hier geweest doch maer Een halfve dach, is weer nae
    sijn quartier, heeft patent1Patent: Open brief (openbaar, niet verzegeld) geschreven door een autoriteit, in dit geval om naar een specifieke plaats te gaan om van daech met
    loefvingi2Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont en meest aldere kompangie ruijterij te
    marscheere waer heen weet men niet somige segge
    naer maestricht of die kant om de maes te sluijte
    doch hat rechte bescheijt3Bescheid weten: de zekerheid, de waarheid omtrent iets weten weet men niet, int leeger
    van sijn hoocheijt wort ock groote preeperaesie ge
    maeckt tot het Een deseijn4Dessein: plan oft ander, [de heer]

    Utrecht blijft voorlopig Frans

    Margaretha maakt zich ontzettend druk over hoe het ze de komende winter zal vergaan. Iedereen is seer swaerhoofdich en aprehendeere (vrezen) zeer dat Utrecht nog lang onder Franse bezetting zal blijven. Er zijn zo’n 15.000 tot 16.000 Fransen in het land en binnen Kuijlenburg (Culemborg) zeker nog 4.000.

    Eerste Brieffragment over de bezettingsmacht

    de, och ick ben weer so bekomert hoet ons deese
    winter noch gaen sal Een ijder is seer swaerhoof
    =dich en Aprehendeere5Apprehenderen: duchten, vrezen seer dat wttrecht so lange
    frans blijft, hier int lant houtmen voor seecker

    Tweede Brieffragment over de bezettingsmacht

    dat noch wel 15 a 16000 franse sijn binne kuijlenburch6Culemborg
    is noch over de 4000 man, en sij vechten seer alster
    opt aen komt, [noch heb ick de ordinansi van ses]

    Huis Zuylestein, Abraham Rademaker, 1685 – 1735. Collectie Rijksmuseum. Dit huis lag op een steenworp afstand van Kasteel Amerongen. Het landgoed bestaat nog steeds, het huis is aan het eind van de tweede wereldoorlog gebombardeerd.

    Zuylestein

    Nadat Margaretha haar man op de hoogte gehouden heeft van haar vorderingen om de vergoeding voor zijn werk te krijgen, sluit ze haar korte brief af. Ze bedenkt zich kennelijk en schrijft er nog een pagina bij. De troepen van die arme Zuylestein moeten verdeeld worden. Weer zit er geen echte promotie voor haar zoon in. Hij wordt in naam eerste brigadier, maar hij heeft natuurlijk meer verdiend. Gelukkig heeft Zijne Hoogheid iedereen die het horen wilde verteld over Van Ginkel’s heldendaden bij Vreeswijk. Aan het eind van de brief merk je toch dat Margaretha best ontdaan is over de dood van de buurman in Amerongen: de mensen spreken kwaad van hem en zeggen dat hij dronken was. Kennelijk is ze blij dat hij de laster zelf niet mee krijgt, want ze eindigt met: ‘hij is gelukkig dat hij dood is’.

    Brieffragment over Zuylestein en de complimenten van Zijne Hoogheid voor Godard van Reede van Ginkel

    sijn hoocheijt heeft het gouvernement van Breeda aen den jonge rhijngraef7Karel Florentijn van Salm
    so men seijt gegeefve ent reesgement van de heer van suijlisteijn8Frederik van Nassau Zuylestein
    aende graef van waldijck9Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg , de graef van hoorn10Willem Adriaan van Horne seijtme dat noch
    Een kompagni heeft gekreegen, voor die liede reegent het nu
    gout de heer van ginckel is mij vandaech geseijt dat sijn hoocheij
    de Eerste breegadier heeft gemaeckt als men hem geen mercke
    ongelijck wilde doen kost hij niet niet minder hebbe,
    hier koomende seijt men mij dat sijn hoocheijt aende gekomiteerde
    raede van hollant heeft gescheefven hoe wel hem den heer van
    ginckel heeft gedrage niet alleen inde acksi aende vaert maer
    ock hoe dat hij in de tijt van 14 dage sijn wercke hem aen be=
    voolle heeft heel loflijck opgemaeckt daer andere wel Een
    maent en langer over hebbe gewerckt, dit wort bij men heere
    van hollant so mij geseijt wort heel wel en tot groot lof van
    hem op genoome
    tis ongelooflijck so qualijck men hier vande heer van suijlisteijn
    spreeckt veel segge dat hij heel droncke was doen den aenval op
    sijn quartier geschiede hij is geluckich dat hij doot is

  • Dappere daden, maar geen zege(n)

    DatumPlaats
    Geschreven19 oktober 1672Amsterdam
    Ontvangen28 oktober 1672Frankfurt
    Lees hier de originele brief

    De brieven van Godard Adriaan beginnen nu binnen te stromen. Nu weer twee, van 2 en 5 oktober. En Godard Adriaan is gezond, ondanks alles! De ster van haar zoon is rijzende. Dat doet Margaratha’s humeur leesbaar goed en haar godsvertrouwen ook. ‘Die Godt bewaert staet in een vast Bollewerck’, een vrije interpretatie van Psalm 91:1.

    Die in Godes bewaring sterk
    Hem begeeft onbezweken,
    Die woont in een vast bollewerk;

    Ofwel: als je geloof sterk is, dan is je veiligheid, je verdediging groot. Dat hebben haar man en zoon deze dagen bewezen!

    Brieffragment over het ontvangen van de brieven van haar man

    [mij behandicht] kan godt de heere niet genoech dancke
    voor de genade die hij ons bewijst van uhEd so veel
    sterckte en gesontheijt te geefven in alle die
    swaere fatijchgees int reijse1vermoeienissen van het reizen dewelcke mij niet
    weijnich en bekomere, dan die godt bewaert staet
    in Een vast bollewerck, [gelijcke hij ons gistere en]

    Portret van Antoine Charles IV de Gramont, graaf van Louvigny (of Louvignies). Onbekende schilder, onbekend in welke collectie het zit (bron: wikipedia). Het is ongeloofelijk op hoeveel manieren Margaretha in één brief Louvigny kan schrijven…

    Vuur aan de vaart

    Meer dan in de brief van gisteren weidt Margaretha uit over de daden van Van Ginkel in Vreeswijk. Generaal Louvigny heeft Van Ginkels optreden ‘uitmuntend’ genoemd in een brief aan Willem III. Zelf schrijft Van Ginkel aan Philippota dat het enigszins uit de hand was gelopen met huizen die ze hadden aangestoken nadat de Fransen zich zelf hadden ingesloten. Het vuur sloeg over en een groot deel van het dorp brandde af. Als ze door hadden gezet hadden ze de hele vesting kunnen innemen, maar Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont, wilde manschappen sparen. De overval was eigenlijk ook alleen bedoeld om de Fransen van Woerden af te leiden.

    Eerste brieffragment over zoon Van Ginkel bij Vreeswijk

    [waert en bescherme heeft,] den heer van ginck
    =kel schrijft aen sijn vrou, dat de vijant haer self
    inde Eene hoeck vande vaert hadde afgesneede het
    welcke loefingi2Louvigny deede reesolveere3Resolveren: oplossen, Etlijcke huijse

    Tweede brieffragment over zoon Van Ginkel bij Vreeswijk

    aen brant te steecke niet denckende dat het so
    verde sich soude verspreijt hebbe, waer door
    de heelle vaert4het hele dorp aan de vaart: Vreeswijk is aengegaen en verbrant
    ock dat sij die plaets wel soude gekreechge
    hebbe bij aldiense hadde gekontiniweert5Continueren: voortzetten, maer
    dat loefving6Louvigny so veel volck niet meen wilde
    wagen, [buijten twijfel sal uhEd wt den]

    Vreeswijk of de Vaart bij Vianen. Gravure van drie mensen en een hondje op een kade bij een afgebrand huis en een afgebrande molen. Op de kapotte brug staan ook nog twee mensen te kijken.
    Vreeswijk gehavend in 1672, gravure van I. Sorious. Prent afkomstig uit: ‘t Ontroerde Nederlandt deel 2, uitgegeven in 1676. Collectie Het Utrechts archief, 200905. Anders dan vaak in de bijschriften staat, blijkt uit de brief van Godard van Ginkel dat de schade in Vreeswijk niet (alleen) door de Fransen, maar dus ook door het Staatse troepen veroorzaakt is.

    Schelmen van boeren

    Ook over de slag bij Woerden geeft Margaretha meer details dan gisteren. Het Franse leger uit Utrecht was 6000 man sterk en kwam, gewezen door ‘de schelme van boere’, via Kamerik door het ondergelopen land gewaad. Zowel de post van Zuylesteijn, Frederik van Nassau-Zuylestein als die van de graaf van Hoorn, Willem Adriaan van Horne, werden aangevallen en er werd ‘furieus’ gevochten, veel doden aan beide kanten. ‘De ‘goede heer van zuylesteijn’ zou wel dertig wonden hebben gehad. De legereenheid van de graaf van Hoorn bracht het er beter af, en er zijn 150 Franse gevangenen naar Oudewater overgebracht, maar uiteindelijk hebben ze zich toch weer moeten terugtrekken.

    Brieffragment over het gebeurde bij Woerden / Kruipin

    wagen, buijten twijfel sal uhEd wt den
    haech sijn geschreefve hoe sijn hoocheijts leeger
    voor woerden is geweest, waer van hij doort
    seckoers7Secours: hulp, bijstand dat ontrent 6000 man sterck w van
    wttrecht8Utrecht quam de wech van kamerick9Kamerik door
    t verdroncken lant10De (Oude) Hollandse Waterlinie de wech haer door de
    schelme van boere geweese sijnde, opt quartie
    vande heer van Suijlisteijn ende post vande graef
    van hoorn sijn aengevalle, [daer seer fuerijeus is]

    Nog geen zegen

    Ondanks haar dankbaarheid voor Gods genade voor haar familie, constateert ze ook dat Hij de plannen en acties van het Nederlandse leger blijkbaar nog niet zijn zegen wil geven. Ze maakt zich zorgen: zonder hulp van de Brandenburgse troepen, zullen ze de 15.000 Fransen in de provincie Utrecht niet kwijt raken.

    Brieffragment "Het schijnt de heer almachtig"
    Vervolg brieffragment over de zegen van de Heer

    het schijnt de heer almachtich
    ons deseijne11Dessein: doel en aenslaechge noch niet belieft te seegene
    ick vreese het der nu alledage Eerst op aen sal koo
    me, ick heb wel reede godt almachtich ten hoochste
    te dancke voor sijne genade, maer ben ock seer be
    =komert aen alle kante, verlange noch seer waer
    nu den heere keurvorst12Keurvorst van Brandenburg met sijn Aerme13Armee: leger is, het schijnt

    Afbetaling

    Margaretha eindigt haar brief zoals vaker met de financiële beslommeringen: ze heeft de vergoeding voor het werk van haar man nog steeds niet binnen. Ondertussen heeft Godard Adriaan haar blijkbaar laten weten op welke manier hij vindt dat het geld besteed moet worden. Ze is blij dat hij 1000 gulden wil vrij maken voor het afbetalen van schulden. Margaretha denkt dat dat wel genoeg is voor het betalen van de wijnkoper Vermeer in Utrecht (waar ze de rekening nog niet van heeft), een jaar huishuur en eten en, last but not least, de zadelmaker Meijtens, voor de zadels die ze twee weken geleden heeft verstuurd naar Hamburg, en waarover ze nu heel graag over zou willen vernemen of ze zijn aangekomen!

    De kamerheer en de lakei

    In een naschrijft meldt Margaretha nog even dat Van Ginkel heeft laten weten dat zijn kamerheer zijn lakei Roelof zo trouw met hem hebben meegevochten, en dat Louvigny veel aan hem over laat op de post in Ameide.

    Naschrift over de kamerheer en de lakei

    den heer van ginckel
    schrijft dat sijn kamerlin14Kamerling: kamerheer
    en roellof sijn lackeij
    so trou en wel met hem
    hebbe gevochten, en dat
    den heere loefvenge15Louvigny die sorch
    vande post daer hij tot aameijde16Ameide leijt meest op hem laet
    staen17Op hem laat staan: aan hem overlaat waer door hij so veel te doen vint dat hij geen tijt
    heeft om snachts te ruste

    Mineur

    Op het laatst sluit ze nog een extra bericht in: Er is een brief uit Den Haag gekomen waarin men schrijft het onbegrijpelijk te vinden dat de Duitse troepen naar het zuiden trekken terwijl Godard Adriaan weet hoe penibel de situatie is. Margaretha zegt er tegen op te zien om naar Den Haag te gaan, want dan zal ze dat nog meer te horen krijgen. Ze wil zo graag meer informatie van haar man, ze weet het nu niet meer en is van slag (ben er gans uut). De brief die zo hooggestemd begon, eindigt in mineur.

    Toevoeging over het leger van de keurvorst

    so dat kontiniweert18So dat continueert: als dat zo door gaat
    vrees ick weer in den haech te koome
    so salmen weer roepen, ick bidt
    laet toch met den Eerste19Den eerste: de eerstvolgende post/brief Eens weete
    hoe dat is
    ick weet n niet wat vant Een noch
    vant ander sal dencken, bender
    gans wt