Mijn heer en lieste hartge

Tag: Woerden

De Fransen verlaten Utrecht

Het was Lodewijks generaals al ruim vóór de verovering van Bonn in november duidelijk, dat de bezetting van de Republiek op den duur niet te handhaven was. De verovering van Maastricht en het beleg van Trier eind augustus zorgden voor een kentering. Deze eigenzinnige acties van Lodewijk XIV hadden zijn Duitse buren het laatste zetje gegeven voor het bondgenootschap met Willem III. De Duitse legers sloten zich nu daadwerkelijk aan bij het Staatse leger! In september en oktober moesten dan ook steeds meer Franse troepen noodgedwongen naar het zuiden: de Republiek begon langzamerhand leeg te lopen.

Op de achtergrond de stad Utrecht met de fiere domtoren. Op de voorgrond de vertrekkende Fransen met in hun gevolg de gijzelaars met hun knechten, katholieke geestelijken, bestuurders en bagagewagens. Eronder staat Gedenk-teyken, afbeeldende hoedanigh de Stadt (en dan in hele grote letters) UYTRECHT Door de Franse verlaten is, op den 23 November, 1673. na datse 5 dagen van te vooren, 15 der zelvervoornaamste Heeren, als Ostagiers, tot voeldoening der Brantschatting, hadden wech gevoert.
Fantasievoorstelling van het vertrek van de Fransen uit Utrecht, 23 november 1673. Anonieme prent, uitgegeven door Marcus Doornick te Amsterdam in 1673. Collectie Het Utrechts Archief

Karrenvrachten vol

Met lege handen vertrekken de Fransen niet. Behalve hun eigen voorraden munitie, graan en meel, die opgeslagen hadden gelegen in de kerken, nemen ze ook alle wapenrustingen van de Utrechtse garnizoenen mee. Een hele logistieke operatie: honderden karren en schepen zijn nodig om alles via de Rijn en de Veluwe richting Duitsland te krijgen. Everhard Booth, zoon van Utrechtse burgemeester en arts Cornelis Booth, doet er in de eerste helft van november dagelijks verslag van in zijn dagboek.

Dagboekfragment inladen door de Fransen

De Franschen sijn bij nacht ende dag besigh
met het inladen van haere magasijnen
in de schepen, maer men kan niet beseffen
hoe sij op sullen kunnen geraken met dese
oosten wind.

Op den naernoen1namiddag sijn hier gekomen over de
400 wagens van Zutphen, om mede volladen te werden.

Dagboekfragment komt wagens

Noch ettelijke 100 wagens sijn hier gekomen van
Grol, Brevoort ende andere dorpen, noch
verder om te laden al d’ ammonitie ende
voorraet van meel ende graen.

Dagboekfragment komst lege wagens en vertrek eerste schepen

Op den avond sijn hier wel over de 1000 ledige wagens
gearriveert van boven Nimwegen, ja Emmerik
ende daer rontsom,
Terwijle op desen dagh een mennichte van kleyn
der vaertuyg met ammonitie geladen,
den Crommen Rhijn op naer Wijk is
gevaren, daer onder vier Cromme Rhijn-schuyten alleen met
geblaude harnassen uyt het Staten Magasijn
dat sij gansch ledig hebben gemaekt, gelijk ook
dat van de Stad.

Prent vol met mensen. Links vooraan een wagen gevuld met beschermende legerkleding en een aambeeld getrokken door twee paarden. Rechts vooraan een liggende beladen kameel waarbij twee man proberen hem op te laten staan. verder lopende mannen met gereedschap en harnassen, paarden en ruiters.
Deel van een triomfprocessie met soldaten en paarden die karren met uitrusting trekken. Pietro Sante Bartoli, naar Giulio Romano, naar Francesco Primaticcio, 1680. Collectie Rijksmuseum

Een half miljoen gulden

Terwijl de logistieke operatie in volle gang is, slaan de Fransen nog één slag. Hoewel het aanvankelijk het plan was Utrecht en andere steden plat te branden, lijkt het voordeliger om ze allemaal nog een laatste grote heffing op te leggen. De provincie moet binnen een paar weken meer dan een half miljoen gulden hebben opgehoest, anders wordt de stad alsnog platgebrand. Zo goed als onmogelijk: er was het afgelopen jaar al een miljoen betaald en de stads- en provinciekassen waren leeg. Maar met behulp van particuliere leningen komt toch de helft van het geld bij elkaar.

Tekst van de prent van het vertrek van de Fransen uit Utrecht
Fragment uit de tekst onder de prent boven aan dit blog. Collectie Het Utrechts Archief

Om nu deze 250 duyzent guldens zo haast bij een te krijgen, was de Magistraat zeer bekommert, maar het geldt quam evenwel te voorschijn: en dede een aanzegging aan grooten en kleynen, dat ieder zo veel penningen als mogelijk was, aan de Provintie wilde te leen op brengen, tegen 6 ten hondert ‘s Jaars; en wel verwondert waren die Heeren, datze met der haast zo veel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 gulden, zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, een andere zo al voore, ja uyt kleyne Steegjes en Slopjes, quam zo veel te voorschijn, dat zij noyt hadden vertrout, zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van ‘t Jok der Fransen Slavernye te worden ontlast

Gijzelaars

Maar dat is dus nog maar de helft. Hoe kunnen de Fransen zich straks van de andere helft verzekeren, als ze zelf al vertrokken zijn? De oplossing is ingrijpend: gijzelaars. In Woerden worden op 7 november twaalf mannen gegijzeld. Een week later worden ook vijftien burgers uit bovenlaag van de stad Utrecht van hun bed gelicht. De predikanten, vroedschapsleden, oud-burgemeesters, een brouwer, een graanhandelaar, een arts, een advocaat en zo voort, worden opgesloten in het huis van de Zwitserse commandant. De volgende dag voeren de Fransen ze op vier wagens af naar het oosten. Na een meerdaagse tocht langs Arnhem en Doetinchem over besneeuwde karrenpaden, worden ze uiteindelijk honderd kilometer verderop vastgezet in de Duitse vestingstad Rees. Hoe lang ze daar zullen moeten blijven is ongewis…

Op de voorgrond een uitgesleten karrenpad. Het graanveld rechts ligt boven de weg. Helemaal rechts een boom. Links op de achtergrond de kerken en torens van Arnhem.
Gezicht op Arnhem, Aelbert Cuyp, 1630 – voor 1651 Collectie Rijksmuseum

Definitief vertrek

Er is ook goed nieuws. Op donderdagochtend 23 november (13 november Utrechtse kalender) tussen half 6 en 9 uur verlaten de laatste Franse infanteristen, ruiters en paarden de stad Utrecht door de Wittevrouwenpoort. De poort gaat daarna onmiddellijk op slot. Everard Booth slaat in zijn aantekeningen een zucht van verlichting:

den Almachtigen sij gelooft voor sijne genade
ons hierinne bewesen. Het is remar=
quabel dat de Franschen den 13 Junij 72,
sijnde donderdagh, hier in sijn gekomen, ende op
heden, sijnde mede donderdag, ende ook den 13,
weder de stad hebben gequiteert, alsulx
net 17 maenden de borgerye tot een on=
draechelijke last sijn geweest.

Rechts een stadspoort waardoor soldaten te paard vertrekken. Rechts voor twee Fransen die de hoed afgenomen hebben en een sleutelbos overhandigen aan drie heren met capes en hoeden.
Het Utrechtse stadsbestuur krijgt de stadssleutels terug. Anoniem prentje (ets), 18de eeuw, naar de gebeurtenis uit 1673, Collectie Het Utrechts Archief

Een koortsachtige verhuizing

DatumPlaats
Geschreven21 oktober 1672Amsterdam
Ontvangen31 oktober 1672Bergen
Lees hier de originele brief

Oh, oh, de troepen, de troepen. Waar blijven ze? De mensen verlangen er zo naar. Zonder de troepen van de keurvorst komt er geen verlossing, zo wordt gekermd. Margaretha noemt desalniettemin het leger van Willem III een ‘schoon leeger’, dat met het laatste treffen alsnog koraesgeuslijck heeft gevochten, ofwel fier heeft gevochten.

Problemen in Woerden

Maar het loopt zeker niet gesmeerd, ook nu heeft Margaretha weer meer informatie dan in haar vorige brief. In Woerden bleek men amper een goede kogel in bezit te hebben. Of ze waren te klein, of te groot, wat het raak schieten van de vijand nogal bemoeilijkt. Margaretha vindt dat zijne hoogheid niet fatsoenlijk wordt gediend. Angstig en onzeker blijft ze ook door de geruchten: afgelopen nacht zou er met kanonnen zijn geschoten en mogelijk zouden de Fransen bij Muiden staan. Maar zeker weten doet ze het niet.

[somige wille segge naer lotterine,] uhEd
Sou niet geloofve hoe wonderlijck de liede hier
spreecke, en so verdrietich veelle worde doort lan
ter deese en achterblijfve van die troeppees
want men hier sonder de selfve geen verlossi
en siet, hoewel men hier nu Een schoon leeger
bij Een heeft en ons volck so voor inde laeste
reijnkontere1Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen. voor woerde als aende vaert ge=
toont hebbe wel en koraesgeuslijck2Courageuselijk: vol goede moed te vechte
so schijnt dat de deesorderees noch aldaer sijn
want hoewel den goede heer van Suijlisteijn3Frederik van Nassau Zuylestein
het met sijn leefve betaelt heeft spreeckt men

noch seer dat sijn nonsilansie4Nonchalance alleen oorsaeck van
dat ongeval van voor woerde is geweest, daer hij
door sijn hoochheit genoech van gewaerschout was
ock doent geschut voor woerde quam seijt men
datter niet een kogel was daer men terdee
ge mee kost schieten of se waeren te groot
of te kleijn en meer diergelijcke abuijsen5Abuis: vergissing, dwaling
in soma sijn hoocheijt wort niet wel gedient
en wij al te saemen blijfven in den druck,
men heeft deese voorleedene nacht hier seer
met grof kanon hooren schieten, somige
wille segge dat de vijant voor muijen soude sijn
maer kan de waerheijt niet weeten, [so dat al]

‘Een schip vol goet’

Ondertussen bereidt Margaretha zich voor op de verhuizing naar Den Haag. Een maand geleden heeft ze al een schip gehuurd en dat is gisteren vanuit Amsterdam vertrokken naar het huis op de Kneuterdijk. Ze hoopt vandaag zelf met de kinderen te vertrekken. Maar ook hierin vindt ze tegenslag, want haar hoofd van de huishouding mevrouw Visbach en haar kamenier Angenis hebben beiden een brandende koorts te pakken. Omdat ziekte in de 17e eeuw onvoorspelbaar en gevaarlijk was, heeft ze veiligheidshalve de kinderen al buitenshuis onder gebracht.

Gezicht op Leidschendam met een trekschuit, H. Tavenier, 1784. Collectie Haags gemeentearchief
In Holland lag een netwerk van trekvaarten. Of Margaretha een trekschuit inhuurde weten we niet, maar waarschijnlijk kwam het schip wel langs Leidschendam.

[=ren sal,] gisteren heb ick Een schip vol goet
naer den haech gesonde, meen met godts hulp
vandaech met de kindere te volgen om die
daer te brenge also mijn dochters bisbach
en haer kamenier Angnis, heel dootlijck sieck
sijn geworde aen seer heefvige en brandende
koortse se slaen met roode vlacke wt, daerom
ick de kindere gistere al ten eerste wt den
huijs heb gedaen ender voort mee naer den
haech gaen [hoope de heer almachtich ons]

Waar blijft het goedvinden?

Dit brengt haar ook op het volgende onderwerp: moet het huis in Amsterdam worden aangehouden tot in ieder geval de komende winter? Op het moment huurt ze De Gulden Troffel, maar door alle onzekerheden over het huis in Amerongen en de onrust in Den Haag weet ze niet of het verstandig is haar veilige haven in Amsterdam op te zeggen. Al meerdere keren heeft ze Godard om zijn goedvinden voor dit plan gevraagd, maar tevergeefs, ofwel háár brieven met deze vraag, of zíjn brieven met zijn antwoord, komen niet aan.

Pools officierszadel uit de 17e eeuw in het Pools Leger Museum in Warsaw. (bron: Wikipedia)

En die onzekerheid geldt voor meerdere onderwerpen: de manden met zadels en ander paardentuig blijven ook in deze brief niet ongenoemd. Het is nu precies een maand geleden dat ze vanuit Hamburg verzonden zijn…

hier wil houd en laeten de drost in met de rest van ons
goet daer noch in blijfve want Elck seijt so wij wttrecht
niet weer en krijgen, dat wij inde haech gans niet seecker sijn, dit heb ick uhEd verscheijde maelle geschreefve en versocht deselfs goetvinde te mooge weeten doch tot
noch toe geen antwoort bekoomen, ick hoop uhEd nu alvan
franckvoort sal gekoome sijn en de mande met saels ent
ander paerde goet ontfange hebbe het welcke vandaech
Een maent is dat het van hier op hamburch heb gesonde
de heer almachtich wil uhEd in sijn heilige beschermin
en bewaerine neemen, blijfve
uhEd getrouwe wijff

M Turnor

Geen ‘Mijn heer een liefste hartge’ in de afsluiting deze keer. Loopt de spanning bij Margaretha weer op?

Dappere daden, maar geen zege(n)

DatumPlaats
Geschreven19 oktober 1672Amsterdam
Ontvangen28 oktober 1672Frankfurt
Lees hier de originele brief

De brieven van Godard Adriaan beginnen nu binnen te stromen. Nu weer twee, van 2 en 5 oktober. En Godard Adriaan is gezond, ondanks alles! De ster van haar zoon is rijzende. Dat doet Margaratha’s humeur leesbaar goed en haar godsvertrouwen ook. ‘Die Godt bewaert staet in een vast Bollewerck’, een vrije interpretatie van Psalm 91:1.

Die in Godes bewaring sterk
Hem begeeft onbezweken,
Die woont in een vast bollewerk;

Ofwel: als je geloof sterk is, dan is je veiligheid, je verdediging groot. Dat hebben haar man en zoon deze dagen bewezen!

Brieffragment over het ontvangen van de brieven van haar man

[mij behandicht] kan godt de heere niet genoech dancke
voor de genade die hij ons bewijst van uhEd so veel
sterckte en gesontheijt te geefven in alle die
swaere fatijchgees int reijse1vermoeienissen van het reizen dewelcke mij niet
weijnich en bekomere, dan die godt bewaert staet
in Een vast bollewerck, [gelijcke hij ons gistere en]

Portret van Antoine Charles IV de Gramont, graaf van Louvigny (of Louvignies). Onbekende schilder, onbekend in welke collectie het zit (bron: wikipedia). Het is ongeloofelijk op hoeveel manieren Margaretha in één brief Louvigny kan schrijven…

Vuur aan de vaart

Meer dan in de brief van gisteren weidt Margaretha uit over de daden van Van Ginkel in Vreeswijk. Generaal Louvigny heeft Van Ginkels optreden ‘uitmuntend’ genoemd in een brief aan Willem III. Zelf schrijft Van Ginkel aan Philippota dat het enigszins uit de hand was gelopen met huizen die ze hadden aangestoken nadat de Fransen zich zelf hadden ingesloten. Het vuur sloeg over en een groot deel van het dorp brandde af. Als ze door hadden gezet hadden ze de hele vesting kunnen innemen, maar Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont, wilde manschappen sparen. De overval was eigenlijk ook alleen bedoeld om de Fransen van Woerden af te leiden.

Eerste brieffragment over zoon Van Ginkel bij Vreeswijk

[waert en bescherme heeft,] den heer van ginck
=kel schrijft aen sijn vrou, dat de vijant haer self
inde Eene hoeck vande vaert hadde afgesneede het
welcke loefingi2Louvigny deede reesolveere3Resolveren: oplossen, Etlijcke huijse

Tweede brieffragment over zoon Van Ginkel bij Vreeswijk

aen brant te steecke niet denckende dat het so
verde sich soude verspreijt hebbe, waer door
de heelle vaert4het hele dorp aan de vaart: Vreeswijk is aengegaen en verbrant
ock dat sij die plaets wel soude gekreechge
hebbe bij aldiense hadde gekontiniweert5Continueren: voortzetten, maer
dat loefving6Louvigny so veel volck niet meen wilde
wagen, [buijten twijfel sal uhEd wt den]

Vreeswijk of de Vaart bij Vianen. Gravure van drie mensen en een hondje op een kade bij een afgebrand huis en een afgebrande molen. Op de kapotte brug staan ook nog twee mensen te kijken.
Vreeswijk gehavend in 1672, gravure van I. Sorious. Prent afkomstig uit: ‘t Ontroerde Nederlandt deel 2, uitgegeven in 1676. Collectie Het Utrechts archief, 200905. Anders dan vaak in de bijschriften staat, blijkt uit de brief van Godard van Ginkel dat de schade in Vreeswijk niet (alleen) door de Fransen, maar dus ook door het Staatse troepen veroorzaakt is.

Schelmen van boeren

Ook over de slag bij Woerden geeft Margaretha meer details dan gisteren. Het Franse leger uit Utrecht was 6000 man sterk en kwam, gewezen door ‘de schelme van boere’, via Kamerik door het ondergelopen land gewaad. Zowel de post van Zuylesteijn, Frederik van Nassau-Zuylestein als die van de graaf van Hoorn, Willem Adriaan van Horne, werden aangevallen en er werd ‘furieus’ gevochten, veel doden aan beide kanten. ‘De ‘goede heer van zuylesteijn’ zou wel dertig wonden hebben gehad. De legereenheid van de graaf van Hoorn bracht het er beter af, en er zijn 150 Franse gevangenen naar Oudewater overgebracht, maar uiteindelijk hebben ze zich toch weer moeten terugtrekken.

Brieffragment over het gebeurde bij Woerden / Kruipin

wagen, buijten twijfel sal uhEd wt den
haech sijn geschreefve hoe sijn hoocheijts leeger
voor woerden is geweest, waer van hij doort
seckoers7Secours: hulp, bijstand dat ontrent 6000 man sterck w van
wttrecht8Utrecht quam de wech van kamerick9Kamerik door
t verdroncken lant10De (Oude) Hollandse Waterlinie de wech haer door de
schelme van boere geweese sijnde, opt quartie
vande heer van Suijlisteijn ende post vande graef
van hoorn sijn aengevalle, [daer seer fuerijeus is]

Nog geen zegen

Ondanks haar dankbaarheid voor Gods genade voor haar familie, constateert ze ook dat Hij de plannen en acties van het Nederlandse leger blijkbaar nog niet zijn zegen wil geven. Ze maakt zich zorgen: zonder hulp van de Brandenburgse troepen, zullen ze de 15.000 Fransen in de provincie Utrecht niet kwijt raken.

Brieffragment "Het schijnt de heer almachtig"
Vervolg brieffragment over de zegen van de Heer

het schijnt de heer almachtich
ons deseijne11Dessein: doel en aenslaechge noch niet belieft te seegene
ick vreese het der nu alledage Eerst op aen sal koo
me, ick heb wel reede godt almachtich ten hoochste
te dancke voor sijne genade, maer ben ock seer be
=komert aen alle kante, verlange noch seer waer
nu den heere keurvorst12Keurvorst van Brandenburg met sijn Aerme13Armee: leger is, het schijnt

Afbetaling

Margaretha eindigt haar brief zoals vaker met de financiële beslommeringen: ze heeft de vergoeding voor het werk van haar man nog steeds niet binnen. Ondertussen heeft Godard Adriaan haar blijkbaar laten weten op welke manier hij vindt dat het geld besteed moet worden. Ze is blij dat hij 1000 gulden wil vrij maken voor het afbetalen van schulden. Margaretha denkt dat dat wel genoeg is voor het betalen van de wijnkoper Vermeer in Utrecht (waar ze de rekening nog niet van heeft), een jaar huishuur en eten en, last but not least, de zadelmaker Meijtens, voor de zadels die ze twee weken geleden heeft verstuurd naar Hamburg, en waarover ze nu heel graag over zou willen vernemen of ze zijn aangekomen!

De kamerheer en de lakei

In een naschrijft meldt Margaretha nog even dat Van Ginkel heeft laten weten dat zijn kamerheer zijn lakei Roelof zo trouw met hem hebben meegevochten, en dat Louvigny veel aan hem over laat op de post in Ameide.

Naschrift over de kamerheer en de lakei

den heer van ginckel
schrijft dat sijn kamerlin14Kamerling: kamerheer
en roellof sijn lackeij
so trou en wel met hem
hebbe gevochten, en dat
den heere loefvenge15Louvigny die sorch
vande post daer hij tot aameijde16Ameide leijt meest op hem laet
staen17Op hem laat staan: aan hem overlaat waer door hij so veel te doen vint dat hij geen tijt
heeft om snachts te ruste

Mineur

Op het laatst sluit ze nog een extra bericht in: Er is een brief uit Den Haag gekomen waarin men schrijft het onbegrijpelijk te vinden dat de Duitse troepen naar het zuiden trekken terwijl Godard Adriaan weet hoe penibel de situatie is. Margaretha zegt er tegen op te zien om naar Den Haag te gaan, want dan zal ze dat nog meer te horen krijgen. Ze wil zo graag meer informatie van haar man, ze weet het nu niet meer en is van slag (ben er gans uut). De brief die zo hooggestemd begon, eindigt in mineur.

Toevoeging over het leger van de keurvorst

so dat kontiniweert18So dat continueert: als dat zo door gaat
vrees ick weer in den haech te koome
so salmen weer roepen, ick bidt
laet toch met den Eerste19Den eerste: de eerstvolgende post/brief Eens weete
hoe dat is
ick weet n niet wat vant Een noch
vant ander sal dencken, bender
gans wt

De Slag om Woerden

DatumPlaats
Geschreven18 oktober 1672Amsterdam
Ontvangen25 oktober 1672Frankfurt
Lees hier de originele brief

Eindelijk zijn er brieven van Godard gearriveerd, van 28 september en 1 oktober. Er is meer mis geweest met de post, want één van haar eigen brieven ontbreekt ook. De belangrijkste onderwerpen uit die brief herhaalt ze voor de zekerheid. Om te beginnen is er de mislukte aanval op Woerden tussen 11 en 13 oktober. Daarnaast was er de gelijktijdige overval op het Franse bolwerk bij Vreeswijk.

Van Ginkel schittert bij Vreeswijk

Van Ginkel heeft in Vreeswijk een prominente rol gespeeld en Margaretha is in de wolken dat dat niet onopgemerkt is gebleven. Prins Willem heeft hem in Schoonhoven persoonlijk bedankt, en Margaretha hoopt dat het daarbij niet blijft. Nu mag de loopbaan van haar zoonlief nu wel in een stroomversnelling komen.

Brieffragment over de Slag bij Woerden en het succes van Van Ginkel bij Vreeswijk

[gepaseert ,] wij konne godt niet genoech dancke
voorde genaede die hij aen onse soon heeft be=
=weese hem wt sulcken swaeren gevecht met
so veel Eer en reeputaesi1reputatie onbeschadicht heeft
ge brocht, sijn hoocheijt te schoonhoofve2Schoonhoven koomende
ont boodt den heer van ginckel bij hem en heeft
hem met de meeste sievielliteijt3Civiliteit: beleefdheid bedanckt
voor sijn goede dierexsie4Directie: leiderschap en genereuse acksie
die hij int gevecht aende vaert5De vaart is de Vaartse Rijn bij Vreeswijk hadde gehou
de en getoont met verseeckerin dat hijt altijt
soude gedencke versocht daer in te wille
kontintweere6Continueren, [so dat Een ijder de heere sij ge=]

Zuylestein gesneuveld bij Kruipin

Margaretha is zeer verslagen over het sneuvelen van hun buurman, en vroegere mentor van Willem III, Frederik van Nassau Zuylestein. Zijn legeronderdeel bewaakte tijdens de belegering van Woerden tussen 10 en 13 oktober een vooruit geschoven post aan de weg naar Utrecht, om te voorkomen dat van die kant Franse versterking zou kunnen komen. Hij had echter verzuimd rugdekking te regelen. Hierdoor piepte de Franse versterking onverwacht vanuit het noorden alsnog tussen Woerden en Zuylesteins post. Het liep uit op een vreselijk gevecht waarbij Zuylestein omkwam. Volgens Margaretha had hij nog drie steken na gekregen van de verrader Montbas.

Brieffragment over de dood van Frederik van Nassau-Zuylestein bij Kruipin

ick kan niet segge hoeseer mij den goeden heer van
suijlisteijn jamert7Jammeren: verdriet doen, dien schemse8Schelmse: had vroeger een hardere connotatie, schurkachtig, gewetenloos momba9Jean Barton de Montbas heeft
hem nae sijn doot noch drije steecken gegeefven
denck van so Een traeter10Traeter is ongeveer treiter, de zin wordt dan ongeveer: Wat denk je van zo’n verrader/rotzak , nu seijt men dat het

Portret van Frederik van Nassau-Zuylestein. Ingekleurde gravure van een man met een vlassig snorretje en golvend haar tot op de schouders.
Fragment uit Dodelycke Uytgang van Syn Hoogheyt Fred. Hendrik Prince van Oranje etc. Anno 1647, Cornelis van Dalen (I), naar Adriaen Pietersz. van de Venne, 1647. Collectie Rijksmuseum

Margaretha betreurt het extra dat het Zuylestein zelf zo wordt aangerekend. Behalve dat hij bij Kruipin geen wachtpost had gezet, zou er in zijn legeronderdeel wanorde en gebrek aan discipline hebben geheerst. De officieren hadden geen overwicht op de soldaten. Maar, vindt Margaretha, hij heeft het duur genoeg betaald.

Brieffragment over wat er bij Kruipin gebeurd is en het vermeende verzuim van Frederik van Nassau-Zuylestein

[denck van so Een traeter ,] nu seijt men dat het
ongeluck voorwoerde11voor Woerden is door puer versuijm ge
koomen en deesordere12Desordre: wanorde het welck int quartier
vande heer van Suijlisteijn was alwaer deen ofisiere13hier en dander daer de soldate vangelijcke waere al waar de ene officier en de andere daar aan de soldaten gelijk waren. Soldaten en officieren hebben dus even hard gevochten
men hadt het altemael met Een post te besette
met 15 a 16 man konne voorkoome, het schijnt
dat de heer almachtich niet belieft heeft, en
heeft den heer van Suijlisteijn versuijmt hij heeft
het dier14duur genoech betaelt, [hij was alte goet]

Delfts blauw bord. Links een herberg met een uithangbord waarop staat "Hier is Kruipin". Binnen staat een man met een glas in zijn hand. Buiten staat een man die het glas inschenkt van een man te paard: de kwartiermeester. Op de voorgrond blaft een hond naar twee mensen. Rechts ligt een zeilboot aangemeerd.
Schotel met de herberg Kruipin, anoniem, 1675. Collectie Rijksmuseum.
De plek waar Zuylestein een post hadden moeten bezetten om de verrassing uit het Noorden te voorkomen, was bij de herberg Kruipin, waar de Kameriker Wetering op de Oude Rijn aansluit. De oranjegezinde herbergier laat in 1675 dit bordje maken. Het is niet helemaal duidelijk of dit een herinneringsbordje is en waar het dan aan zou herinneren.

Duizend ruiters door Amerongen

Ondertussen hebben de Fransen, om een Nederlandse succes bij Woerden te voorkomen, wel bijna hun hele bezetting uit Utrecht moeten laten overkomen. Dat gat moest gevuld worden met legeronderdelen uit Amersfoort en Wijk bij Duurstede. Duizend man ruiterij trok van Wijk bij Duurstede naar Utrecht. Onder andere door Amerongen waar ze een nacht gebleven zijn, met alle gevolgen van dien. Uit Margaretha’s beschrijving lijkt alsof er een sprinkhaanplaag voorbij gekomen is: er is niet meer te wezen.

Brieffragment over de ruiterij die door Amerongen trekt

[wt wijck en Amersfoort getrocke,] nu hebbense
weer Een duijsent ruijterij in wttrecht gekree
chge, welcke weer door Ameronge sijn gepasseert
en Een nacht geweest so dat daer noch niet
wel te weesen is, [men verlanckt noch Evenseer]

Enige weken heel niet wel

Margaretha hoopt met gods hulp in de komende week met ‘de menage’, dus de hele huishouding inclusief schoondochter, kinderen, personeel, naar Haag te gaan. Ze heeft zich een paar weken niet goed gevoeld, anders was ze al lang in Den Haag geweest. Ze eindigt met de wens snel van haar man te horen over de hulptroepen van de keurvorst.

Brieffragment: ick ben de heere sij gedanckt vrij beeter als voor dees

Waarschijnlijk is ze bang dat ze Godard misschien iets te bezorgd maakt door de mededeling dat ze zich een paar weken niet goed had gevoeld. Dus krabbelt ze nog even snel onder haar handtekening dat het nu veel beter gaat.

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén