Tag: Utrechtse politiek

  • Wispelturige vrienden

    DatumPlaats
    Geschreven9 oktober 1671Amerongen
    Ontvangen11 oktober 1671
    Lees hier de originele brief

    Margaretha heeft een brief van Godard Adriaan van 6 oktober binnengekregen en geeft hem het grootste gelijk van de wereld dat hij daarin verontwaardigd is over het handelen van Pieter Both en de zijnen. Sinds ze terug is uit Utrecht blijken ze al weer bijna bij de partij van Nellesteyn weg te hebben willen lopen, totdat Cornelis van Beeck zich opeens vóór Nellesteyn verklaarde. Toen kozen ze eieren voor hun geld en bleven ook.

    Brieffragment de strijd tussen Pieter Both van der Eem en Johan van Nellesteyn

    uhEd schrijfvens vande 6 deeser heb ick heede
    ontfange vinde uhEd het grootste gelijck vande
    werlt heeft misnoegen overde proseduere
    van bodt1Pieter Both van der Eem en de sijne te neeme, naer mijn
    vertreck van wttrecht verstaen ick dat sij
    al weer hebbe gedifukulteert2moeite hebben gehad de partij van
    nellisteijn3Johan van Nellesteyn te houde tot dat sij sagen dat de
    van beeck4Cornelis van Beeck hem voor nellisteijn deklaereerde
    en sij niet beeter en koste,

    Twee vrienden in antieke kleding geven elkaar een hand. De ene geeft een munt of een ander rond voorwerp aan de ander.
    Twee mannen schudden elkaar de hand, Abraham Bloteling, naar anoniem, 1670. Collectie Rijksmuseum

    Aan zulke vrienden heb je niets

    Margaretha heeft laten weten dat ze zich niets van zulke ‘variabele vrienden’, waar je toch niet op kunt rekenen, wil aantrekken. Ze hoopt maar dat Nellesteyn zonder hen ook wel aan zijn meerderheid komt, dan doen ze maar wat ze niet laten kunnen.

    Brieffragment variabele vrienden

    [en sij niet beeter en koste,] ick heb geseijt
    dat ons seer weijnich aen sulcke varijabelle5variabele: wisselvallige, wispelturige
    vriende of liede seer weijnich geleechge was
    daer men doch geen staet op kost maecke
    hoope nellisteijn6Johan van Nellesteyn het sonder haer wel te
    booven sal koomen laetse dan doen watse wille

    In de PS begint Margaretha er wéér over: nu blijkt Borre van Amerongen zich weer bij Both en Van Dinter te hebben aangesloten. Maar ja, dat was toen ze uit Utrecht vertrok, het kan nu zomaar weer anders zijn. Met zulke mensen weet je niet waar je aan toe bent.

    Brieffragment Diederik Borre van Amerongen met Pieter Bothe van der Eem en Jacob van Dinter

    de heer van sandenburch7Diederik Borre van Amerongen hout het nu heel met bot8Pieter Both van der Eem en
    van linteren9Jacob van Dinter , doen ick van wttrecht ginck wast
    so, maer men weet niet hoe ment met dat volck
    heeft

    Hoog bezoek op Zuylestein

    Bij de buren, Frederik van Nassau-Zuylestein en zijn vrouw, is prins Willem III op bezoek. Ze kennen elkaar goed, want Frederik, een onechte half-broer van Willems vader, was zijn gouverneur geweest tot hij zestien werd. De vrouwe van Zuylestein was hofdame van Willems moeder Mary. Het bezoek bezorgt Margaretha enige geluidsoverlast, want de vele paarden die gedrenkt moeten worden zorgen voor veel lawaai als ze naar het water rijden.

    Aquarel van het kasteel Zuilenstein bij Amerongen met links het poortgebouw, uit het zuiden. Er onder staat geschreven 'Het Huis Zuylestein boorenden aan den Graaf van Rochfort.
    Gezicht op het kasteel Zuylenstein bij Amerongen met links het poortgebouw, uit het zuiden. Anoniem, ca. 1800. Collectie Het Utrechts Archief
    Brieffragment Prins Willem III  op bezoek bij Frederik van Nassau Zuylestein

    sijn hoocheijt is
    noch op Suijlisteijn alwaer de heer en vrou
    van Suijllisteijn deese middach sijn gekoome
    hier is sulcken gerij van paerde diese te
    water brenge den gansen dach overt voorbu
    rch dat het niet te hade10niet te harden is sij breecken
    en maecken het voorburch en de singen
    als Een dijck datter niet door te koome
    is ock so de steech, [deese sendt ick tot]

    Portret van een staande vrouw, kniestuk, voor een landschap. Ze draagt een licht grijze jurk met een brede hals. Er omheen een blauwe omslagdoek die met een soort kralenketting om haar schouder en middel gebonden is. Ze kijkt serieus uit haar ooghoeken naar de schilder heeft opgestoken haar met krullen in haar nek, rode lippen en iets te roze wangen. In haar oren hangende parels en een parelketting om haar hals.
    De vrouwe van Zuylestein: Mary Killigrew (1627-1677) echtgenote van Frederik van Nassau-Zuylestein (1624-1672) door M. L. A. Clifford /A., Hanneman. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

    Regen

    Het is nog net zulk nat herfstweer als een paar dagen geleden. Op Amerongen hebben ze nog niet één van de diverse soorten wintergranen kunnen zaaien.

    Brieffragment regen

    het reegent hier alledaech noch so dat ick niet en
    weete hoe ment koorn weer in daerde11de aarde de sal krijge
    wij hebben noch niet Een kooren in daerde

    Landschap met een ruïne en een ploegende boer in de regen. Over een weg komt een koets aangereden en er loopt een man met een hond die zijn hoed vast houdt. De kale bomen buigen in de wind.
    Landschap met een ruïne en een ploegende boer in de regen, Izaak Jansz. de Wit, naar Jacob Cats, 1807. Collectie Rijksmuseum
  • Gekonkel en gekibbel

    DatumPlaats
    Geschreven6 oktober 1671Amerongen
    Ontvangen8 oktober 1671
    Lees hier de originele brief

    Margaretha is in Utrecht geweest, waar ze de perikelen rondom de burgemeestersverkiezingen heeft kunnen aanschouwen. Alle ‘bekende lieden’ wantrouwen elkaar. Margaretha houdt alles nauwlettend in de gaten, en deelt de verworven informatie met haar heer en liefste hartje. Wat zijn ieders belangen? Wie doet met wie zaken? Godard Adraain moet het gevoel hebben dat hij eigenlijk helemaal niet weg is uit de Republiek.

    Zaken en mannetjes

    Naast wantrouwen is er ook jaloezie. Blijkbaar is een aantal ‘vrienden’ jaloers dat Godard Adriaan achter hun rug om in het huis van Diederik Borre van Amerongen, de heer van Sandenburg, met anderen heeft gesproken. Uiteraard noemt Margaretha niet wat Godard Adriaan ongetwijfeld al weet, namelijk dat de heer van Sandenburg zijn broer wil kandideren voor het burgemeesterschap van Utrecht.
    Verder spreekt Margaretha van een ‘klein mannetje’ dat ze kennelijk niet bij naam wil of kan noemen. Het is helaas onduidelijk wie dit kleine mannetje is. Margaretha vat het allemaal nog even samen: er is jaloezie en er wordt flink gemord. Nu maar hopen op een goede verkiezingsuitslag.

    [van den andere hebbe is niet wt te spreecke] ende sijalosije1Jaloezie
    van dat uhEd int huijs vande heer van sandenburch2Diederik Borre van Amerongen
    met Eenige heeft gesproocke buijten kenisse vand andere
    vriende, en dat dien Eene inden haech sou koome konense
    niet op Eenen, en sijn tegens de sollisitaesi vande luijte
    -nant kolonel als vijanden ingenoomen, hoet daer noch me
    gaen sal weet ick niet geloofve uhEd konfrater daer
    onder roeijt, de partij meende en segge sij hadde het kleijne
    maneken daer nu heel onder en so dat hij der noeijt weer
    op sou gekoome hebbe en waerent werck heel te boofven
    komt hijder nu weer op dat hij sijn oude nucken niet
    sal konne laeten en Erger sal sijn als voor dees
    in soma de sijalosij en murmeraesij3Murmeren: morren, mopperen is so groot dat te be
    droefve is wil hoopen alles noch Een goeden wtslach sal neeme

    Gezicht op de Stadhuisbrug over de Oudegracht te Utrecht met de gebouwen die het oude stadhuis vormden - v.l.n.r. Klein Lichtenberg, Groot Lichtenberg en Hasenberg - en rechts het Oudkerkhof en een gedeelte van het hoekhuis Oudkerkhof-Vismarkt.
    Stadhuisbrug en stadhuis Utrecht, Jan van der Heyden, 1700. Collectie K.F. Heinfonds, bruikleen Gemeente Utrecht

    Factiestrijd

    Margaretha heeft, zoals ze in haar vorige brief al aankondigde, in Utrecht met oud-burgemeester Johan van Nellesteyn gesproken. Ook sprak ze met domheer Everard Both van der Eem. Both van der Eem was de broer van vroedschapslid Pieter Both van der Eem. Maar goed, de hele situatie is ingewikkeld en Margaretha schrijft dat ze er niet verder over wil uitweiden omdat het zo’n lang verhaal is. Typisch Margaretha, volgt vervolgens tóch een lang verhaal. Jacob van Dinter, blijkt bereid te zijn alles aan Everard en Pieter Both over te laten. Mits zij er vrede mee hebben dat Jacob van der Dussen, de huidige burgemeester, er voor zorgt dat de broer van Jacob van Dinter, Johan van Dinter, afziet van zijn sollicitatie.

    [Euren voor mijn vertreck noch seer disperaet] hoewel ick
    daechs te vooren de burgemeester Nellisteijn4Johan van Nellesteyn gesprocke hebende
    en daer Even te voorn den domheer bodt5Everard Both van der Eem niet ande dochte
    of alles sou wel sijn, alle die sirkomstansie6Circumstantie: omstandigheid sijn hier te
    lange te verhaelle, sal alleen segge dat bodt mij seijde
    dat van linteren7Jacob van Dinter alles aen hem bodt en sijn broeder
    differeerde als sij kontentement naeme dat hij te vreede
    was dat ock vander dusse8Jacob van der Dussen de burgemeester hem lintere
    en bodt gepreesenteert hadde van sijn broert de schouts9Johan van der Dussen, schout van Rhenen
    sollistaesie te disesteere10Desisteren: afzien van en haer wilde en koste versee
    ckeren vande nominaesije voor bodt [so sij sijn partij wil de]

    Het klinkt allemaal ingewikkeld en dat is het ook. In ieder geval weten we dat zowel Jacob van Dinter als Jacob van der Dussen niet willen dat Johan van Nellesteyn weer burgemeester wordt. Godard Adriaan, en daarmee dus ook Margaretha, is wél voor de benoeming van Van Nellesteyn.

    Verkiezingen in de 17e eeuw deden niet veel onder voor een hedendaagse verkiezingsstrijd…

    Tegen de het silhouet van de stad Utrecht zien we vier mannen. De voorste twee dragen een toga met een rode kraag en daarom een soort keten. Op hun hoofd dragen ze baretten. Daarachter mannen in het bruin met zwarte hoeden, zij dragen hellebaarden. Tegen de muur rechts het wapen van Utrecht.
    De burgemeesters van Utrecht met de stadsboden, Willem Cornelisz. van Swanenburgh,1658. Collectie Centraal Museum, Utrecht.

    De Berg bij Rhenen, of de Greb

    Nadat Margaretha nog een heel essay heeft geschreven over de burgemeestersverkiezingen, stapt ze over op een nieuw onderwerp: de berg bij Rhenen, oftewel de Grebbeberg. Utrecht heeft het voornemen om de Grebbeberg te ‘bekramen’. Dit houdt in dat de berg door rieten matten tegen de golfslag van het water beschermd zal worden.

    hier koomende verstaen ick dat men te wttrecht van
    sin is het bekramen11Bekramen: Het met strooien matten beschermen van bijvoorbeeld een dijk tegen golfslag van het water vanden berch bij rienen of de
    greb [int b publijck aen te besteede en dat de schout]

    Gezicht vanaf de Heimenberg bij Rhenen over de Rijn op de Betuwe met in het midden het dorp Lienden.
    Gezicht vanaf de Heimenberg bij Rhenen over de Rijn op de Betuwe met in het midden het dorp Lienden, anoniem, ca. 1690-1720. Collectie Het Utrechts Archief. Heimenberg is een ringwalburg op de Grebberg.

    Schade en schande

    Dan is er ook nog klein nieuws. Het heeft flink gewaaid maar Godzijdank is er heel weinig schade. Aaltje van Bemmel uit Amerongen is overleden. Aaltje had hoge schulden. Secretaris Kemp en predikant Keppel kibbelen over een aanzienlijk geldbedrag dat de kerk van haar tegoed zou hebben.

    [hier Eits verders in wilt gedaen hebbe,] de schade die
    hier door de stercke wint is geschiet is heel weijnich de
    heere sij gedanckt, die ons so genadelijcke heeft bewaert
    de doot van Aeltge van bemel heb ick uhEd geschreefve
    waerdoor groote desensie tuschen onse gesupstituweerde
    seeckreetaris12Secretaris Kemp en de preedikant13Predikant Keppel is ontstaen, en dat over
    de twee hondert gul die de kerck van haer heeft te pree
    tendeere [daer velpe borch voor staet die wel sufi]

    Avondmaalskan van tin. De onversierde buik van de kan gaat geleidelijk in de cilindrische hals over en wordt van deze gescheiden slechts door een ingegrifte lijn, evenals van de basis, welke als een cilindrische band om de bodem gegoten is. Om de bovenste rand een profiel dat naar boven breder uitloopt. Het flauw gewelfde deksel is voorzien van een duimstuk en wordt door middel van een tweekakig scharnier bevestigd aan het ongeveer rechthoekig gebogen handvat.
    Avondmaalskan (hoort bij twee bekers), anoniem, ca. 1630. Collectie Rijksmuseum

    Margaretha vindt het maar niets dat er zo gekrakeelt wordt. Komende zondag wordt het Heilig Avondmaal gevierd in de kerk, daar hoor je niet ruziemakend heen te gaan. En het gaat hier nog wel om de predikant en de schoolmeester!

    [ontboode sijn waer niet wel gedaen,] men sal hier toe
    koomende sondach het nachtmael14Heilig Avondmaal in de protestantse kerk dat maar een paar keer per jaar plaats vond wt deelle tis niet wel
    dat men teegens die tijt so krackeelt15ruzie maakt insonderheijt voor
    preedikant en schoolmeester dan sij sijn beijde vrij
    wat kreegel16halsstarrig , en de schoolmeester meent hij nu heel den baes is

    Een prinsje voor Fritsje

    Kleine Frits en zijn zusje Antje zijn bij oma Margaretha op bezoek. Fristje drinkt elke dag op opa’s gezondheid en hoopt dat opa hem een prinsje zal brengen. Vermoedelijk bedoelt hij een pop.

    onse joncker van Ameronge
    met sijn suster Antge sijn
    weer hier bij mijn
    sij preesenteere beijde
    haeren kleijne ootmoedige dienst aen groote papa en frits drinckt alledaech grootpapaes
    gesontheijt en hoopt grootpapa hem haest een prinsge sal
    brenge

    Een tekening van een elegant geklede vrouw aan een tafel, in haar rechterhand heeft ze een pop. Tegen de muur hangen ook een paar poppen.
    Vrouw met een pop, Leonaert Bramer, 1606 – 1674. Collectie Rijksmuseum
  • Zware en bekommerde tijden

    DatumPlaats
    Geschreven19 mei 1673Den Haag
    Ontvangen24 mei 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Het geld waar Margaretha in haar twee vorige brieven over heeft geschreven, ligt bij huisbankier Adriaan Temminck in Amsterdam. Margaretha denkt dat het geld voor de wervingen door Willem III eveneens aan Temminck is overhandigd, maar ze weet het niet zeker. Erg blij is ze trouwens niet met die Prins van Oranje…

    Geen nieuwe Tocht naar Chatham

    De Staatse vloot ligt ergens in de contreien van Schoneveld. Het plan was om de Engelsen, net als in 1667, te verrassen. Maar de Engelse schepen hadden de zeilen al gehesen; het plan viel in het water. We zullen zien of de Staatse vloot de vereniging van de Engelse en Franse vloot nog kan beletten.

    Brieffragment over de Staatse vloot

    [hebbe die dat ambacht daer doet,] onse scheeps vloot
    leijt ontrent of opt schoone velt, quaeme wat te laet
    omt deseijn1Dessein: plan te voltrecken de Engelse scheepe laechge
    al seijl ree, nu sulle d onse sien ofse de konsijonsi2Conjunctie: vereniging
    van de franse met dEngelse konne beletten

    Gravure van twee grote zeilschepen. Het enge vaart naar links en heeft drie zeilen en de fok gehesen. Het ander vaart van ons af achter een andere schip aan. Beide schepen hebben een vlag met drie banen, waarschijnlijk de Hollandse driekleur. Bij de schepen is duidelijk te zien dat de luiken van de kanonnen open staan.
    Twee grote oorlogsschepen, Reinier Nooms Zeeman, 1650-1667. Collectie National Gallery Prague

    Mopperen op Mompeljan

    Wat Margaretha echt niet begrijpt, is dat Willem III het vacante commissaris-generaalschap aan Armand de Caumant, markies de Montpouillan, heeft gegeven. Godard van Ginkel is er ook zeer verbouwereerd over, maar daar hoeft Margaretha niet over uit te wijden – Godard Adriaan zal dit vast wel uit de brieven van zijn zoon kunnen opmaken. Als het niet zulke zware en bekommerde tijden waren, dan had Van Ginkel – uiteraard met toestemming van zijn vader – het leger adieu gezegd. Het is niet eerlijk, vindt Margaretha. Van Ginkel heeft de post al die tijd als waarnemer bekleed, en nu gaat een ander er mee vandoor! Het gaat Margaretha niet eens om het ambt of het geld dat met het commisaris-generaalschap gepaard gaat, maar om de aantasting van de eer. Een ingezetene van het land, die goed en bloed inzet, wordt gepasseerd voor een buitenlander. Zijn dit nu de vruchten van de mooie woorden en beloften van de Prins aan Godard Adriaan?

    Eerste Brieffragment over Mompeljan
    Tweede brieffragment over mompeljan

    dat sijn hoocheijt het vakante komijsarisgenerael
    =schap aen mompelijan3Armand de Caumont, marquis de Montpouillan die gisteren sijn Eet heeft
    gedaen heeft gegeefve sal uhEd wt het schrijfve
    vande heer van ginckel sien die daer vrij over ver=
    =set is en niet weet wat hij doen sal, waerende tijde
    niet so swaer en bekomert om de leefven alse sijn
    hij sou met uhEd premisie quiteere maer wat sal
    hij nu doen men heeft hem die plaets al den tijt
    laeten bediene sijn hoocheijt heeft selfs teegens ver
    scheijde geseijt dat hij sijn post wel heeft waergenoo
    =men en nu gaet men en Een ander booven sijn hooft

    tis voorwaer hart Een ingeseeten vant lant die goet
    en bloet daer bij op set, ick kan niet segge hoeseer
    mij dit speijt niet so seer om dit amt oft inkoome
    van dien als om de smaet voorde werlt dit sijn
    de vruchte vande schoone woorde en belofte die uhE
    van tijt tot tijt sijn gedaen [doch paesijensi wij]

    Schets met op de voorgrond links die soldaten te paard die staan te kletsen. Rechts zitten twee soldaten op de grond. De soldaten staan voor een klein boerderijtje. Op de achtergrond meer mensen en ruiters en verschillende tenten.
    Bereden soldaten in hun kwartier, Pieter de Molijn, 1650 – 1660. Collectie Rijksmuseum

    De hand die alles bestiert

    Margaretha vindt dat we niet moeten kijken naar de stok die ons tegenslag op tegenslag geeft, maar naar de hand die alles bestiert. En dan zegt ze iets heel interessants: was het niet beter geweest als we bij ‘t onze waren gebleven? Oftewel, als ze thuis in Amerongen waren gebleven? Dan hadden ze het huis wellicht kunnen redden. Ach, het heeft vast allemaal een reden: we moeten hier volgens Margaretha de bestiering van de allerhoogste in zien.

    Brieffragment over de hand die alles bestiert

    [van tijt tot tijt sijn gedaen doch paesijensi] wij
    moete niet sien op de stock die ons so slach op
    slach geeft maer op die hant die alles bestiert
    wie weet oft ons niet best waer geweest dat wij bijt
    ons waere gebleefve hadent ons noch gekonserveer
    en ons moogen behelpe so men best had gekost wie weet
    hoet ons nu noch gaen sal doch wij moeten hier in
    al meede sien op de bestierine der alderhoochste

    Gravure van onderaf van een man met korte krullen en een baard die naar beneden kijkt en zijn handen ten hemel steekt (of wacht, hij is waarschijnlijk al in de hemel... omhoog dan). Een Engeltje vliegt boven hem, twee kijken om het bovenste randje en vier Engeltjes verschuilen zich achter hem en aan zijn zijde.
    God omringd door putti (detail), Nicolas Dorigny, naar Rafaël, 1695. Collectie Rijksmuseum

    Stank voor dank

    Trouwens, nog even terug naar die benoeming van Mompeljan… Dat is dus allemaal bekokstoofd door een neef van Margaretha’s heer en liefste hartje. Hij bemoeide zich met de benoeming op verzoek van Hedwig van Brederode, een zus van Amelia van Brederode. En Amelia Wilhelmina van Brederode was, je raadt het al, getrouwd met de markies van Montpouillan! Nog een saillant detail, die neef van Godard Adriaan, waarschijnlijk Frederik van Reede, een zoon van nestor Johan van Reede van Renswoude, bewoog een jaar geleden nog hemel en aarde om een wit voetje te halen bij de De Witten. En nu loopt hij te slijmen bij de Prins! Hij waait met alle winden mee, of zoals onze briefschrijfster het verwoord, hij ‘hangt zijn huik naar de wind’. Vorig jaar was Margaretha nog door vorst, sneeuw en hagel van Amerongen naar Utrecht gereisd om hem en zijn neef Van Rossem te helpen met hun sollicitatie! En nu? Krijgt ze alleen maar stank voor dank.

    Brieffragment over de neef met een neef en een verzoek van een vrouw

    onse kosijn die uhEd naeme draecht4Vermoedelijk Frederik van Reede. Dit is in ieder geval de meest waarschijnlijke kandidaat heeft dit schoo
    =ne werck opt versoeck van hetwich van breederoode
    almeede helpe fasiliteere, maer ick sal ock daer
    kan ent Eenichsins te pas komt niet verswijgen
    wat Een vrint hij is geweest weijnich meer als Een
    ijaer geleede doen hij noch heemel en aerde be=
    weechde om onse vriende inde partij vande witte5Aanhangers van Johan en Cornelis de Witt, Staatsen te
    trecken, en nu hanckt hij so de huijck naer de wint6De huik naar de wind hangen: ‘zijn overtuiging wisselen met de omstandigheden’. Een huik is een mantel zonder mouwen. Betekent hetzelfde als ‘met alle winden mee waaien’
    en ist beste kint, hoe liep hij mij de voorleeden
    winter Een ijaer ten ooren en deed mij door vorst
    sneeuw en hagel van Ameronge naer wttrecht
    reijse niet Eens maer vrij meer om niet alleen
    hem maer sijn neef van rossom7Waarschijnlijk Adriaan van Rossem in haer solisi
    =tasie te helpen, dit is nu de loon daer van

    Een elegante dame met een rode rok met lange biezen. Ze draagt een zwarte huik met een witte kraag en witte manchetten. Op haar hoofd heeft ze een zwarte shawl en in haar hand een blauwe veer.
    Vrouw in een huik (detail), Gesina ter Borch, ca. 1652. Collectie Rijksmuseum

    Het is immers het een op het ander

    Op een gegeven moment dringt het tot Margaretha door dat ze wel erg veel aan het klagen is. Ze verontschuldigt zich en vraagt Godard Adriaan het haar niet kwalijk te nemen. Maar ze heeft het zo zwaar, en er is haast geen levende ziel waar ze vrijuit tegen durft te spreken. Het is een en al ellende. Eerst dat gedonderd met de compagnie, en nu weer dit… Oh, kon ze haar man maar weer eens onder twee ogen spreken. Eén ding weet ze zeker: wie op God vertrouwt, zal niet verloren gaan.

    Eerste brieffragment over het klagen
    Tweede brief over het klagen

    nu mijn lieste hartge neemt het mij niet qualij
    de moet is mij so vol dat ick haest meen te bersten
    en heb imers geen leevende siel daer ick vrij
    teegens derf spreecken, tis imers teen opt ander
    Eerst met de kompangi en nu weer dit, och mocht
    ick uhEd Eens spreecken, nu dat kan niet sijn
    paesijensi, naer deese tijt Een beeter die op godt
    vertrout sal Evewel niet verlooren gaen[, ick wil]

    Nieuwersluis en Nyenrode

    De Fransen hebben geprobeerd om enige huizen in de omgeving van de pas door de Staatsen heroverde post te Nieuwersluis in te nemen, maar ze zijn door de Staatse troepen verdreven. Er zijn ook een paar Fransen gesneuveld. Margaretha heeft gehoord dat kasteel Nyenrode of het huis Ter Aa is afgebrand, maar dat gerucht is nog niet bevestigd. Wel schrijft ze dat de gravin van Waldeck, Elisabeth Charlotte van Nassau-Siegen, bij haar is geweest en heeft verteld dat ze via via heeft gehoord dat huis Ter Aa is afgefikt. De gravin heeft dit in een brief van haar man, de graaf van Waldeck, gelezen. De graaf heeft het op zijn beurt weer van de Johan van Stockheim, die het commando voert over Nieuwersluis. Vreemd, want zover Margaretha weet hebben de eigenaren van Ter Aa wel betaald om het huis te bewaren.

    Brieffragment over Nieuwesluis en Nyenrode

    de post aende nieuwersluijs wort bij d onse noch
    ingehoude8Nieuwersluis is op 13 mei 1673 ingenomen door de Staatse troepen den vijant heeft getracht daeron=
    trent Eenige huijse inte neeme maer sijn van
    donse daer wt gedreefve met verlies van Eenig
    volck, nu seijt me datseet huijs te nieuwenroij9Nyenrode
    oft huijs te dr A10Ter Aa soude afgebrant hebbe
    doch hier is geen seeckerheijt van, so gaet de
    graefvin van waldeck11Elisabeth Charlotte van Nassau-Siegen, gravin van Waldeck van mij seijt de graef
    van waldeck12Georg Frederik van Wakdeck-Eisenberg briefve gehadt heef van stockom13Johan van Stockheim
    die aen nieuwer sluijs komandeert dewelcke
    schrijft dat huijs ter d A afgebrant is vande
    vijant, sij hebbe so ick meen almee tot afkoop
    van brande en schade betaelt[, de sweetse]

    Gravure van een ruïne. Midden een poort van twee pilaren met een fronton. Daarachter een zwartgeblakerde muur van ruim een verdieping hoog en de gaten van ramen. Een deel van de toren staat nog wel maar is ook geruïneerd. Drie mannen met een hondje staan naar het kasteel te kijken, links voor in de schaduw zitten ook twee personen. Midden boven staat de tekst "t Huys te Niewen rode"
    Ruïne van Nyenrode, Isaac Sorious, 1672 – 1676. Collectie Rijksmuseum

    Ongehoorde dingen

    De Zweedse ambassadeurs die op weg zijn naar Aken voor de vredesbesprekingen, zijn bij de Bessemer hei tegengehouden door een partij Fransen. De Fransen wilden niet hebben dat de ambassadeurs door Maastricht trokken, waardoor de ambassadeurs nu een omweg moeten maken. Margaretha vindt het ongehoord, en eindigt vervolgens haar brief met de gebruikelijke afscheidsgroet.

    Briefragment over de Zweeds ambassadeurs

    [van brande en schade betaelt,] de sweetse
    Ambassadeurs die naer Acke sijn koomende
    op de bessemer heij14Bessemer ligt tussen Genk, Maasmechelen en Lanaken, tegen Nationaal Park de Hoge Kempen aan hebbe Een partij franse
    daer gevonde die niet wilde lijde dat sij door
    Maestricht soude passeere hebbense Een
    ander wech om doen gaen, ongehoorde dinge
    nu moet ick blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor


  • Half gasthuis

    DatumPlaats
    Geschreven17 november 1672Den Haag
    Ontvangen26 november 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Margaretha schrijft een korte brief want er gebeurt niets dat schrijvenswaardig is. Ze heeft het over de gebruikelijke bureaucratische beslommeringen en Welland blijft nog op zijn kamer maar is eerder beter als erger.

    Prent van drie artsen die behandelingen uitvoeren op de voorgrond (beenbreuk zetten, operatie aan steen en oogkwaal). Daarachter een zaal (het gasthuis) met links allemaal bedden met zieken en rechts de apotheek met een grote kast met potten
    Het gasthuis, ca. 1700, Johannes van Bevoort, 1690 – 1710 (fragment). Collectie Rijksmuseum

    Utrechtse politiek

    Twee Utrechtse heren, de heer van Aertsbergen en de heer van Zuylen, komen langs om de politieke banden weer een beetje aan te halen. De heer van Zuylen heeft Godard Adriaan geschreven, maar weet niet zeker of de brieven aangekomen zijn.

    Brieffragment zieke Welland en Utrechtse politiek
    Brieffragment heer van Zuylen en heer van Aertsbergen

    ordinansi kan krijge, de heer van wellant
    hout noch al sijn kamer doch is meer beeter
    als Erger, den heer van Aertber1Heer van Aartsbergen: Gerlach van der Capellen en suijle2Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken
    die vandaech hier geweest sijn preesenteere
    haeren dienst aen uhed den leste seijt wel
    drije a vier briefve aen uhEd geschreefve
    te hebbe die hij niet weet of uhEd heeft ont
    =fangen, vande heer van ginckel hoore wij

    Zorgen

    Aan het eind van de brief zijn er toch nog wat zorgen. Zo heeft Margaretha al niets van haar zoon gehoord sinds hij op veldtocht is.

    Andere zorgen zijn er over de ziekenboeg. De afgelopen brieven werden overheerst door het geweld van de Fransen en het ziektebeeld van Welland. Kennelijk gaat het inmiddels goed met het zieke personeel en zijn de kleinkinderen niet ziek geworden. Tot nu toe. Helaas is Tietge toch ziek geworden, ze doet niets anders dan slapen. Margaretha is bang voor de pokjes.

    brieffragment gasthuis

    seedert de marsch ock niet de heer hoope ick
    sal hem bewaeren, inwiens bescherminge
    uhEd beveelle, blijfve

    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    onse kleijne
    dochter tietge
    is vandaech sieck
    geworde doet haest
    niet als slaepe ben
    beducht oft pockges
    mochte sijn, Een knecht
    vande heer van wellant
    is ock sieck so dat wij hier
    het halfve gasthuijs hebbe
    hoope het haest beete sal

    Pokken

    Zwartwit foto van een dreumes met de oogjes dicht en het hele gezichtje vol met pokken
    Glasdia van een patient (gezicht kind) met pokken, Rotterdam 1929, maker Laboratorium voor Gezondheidsleer der Universiteit; Amsterdam. Collectie Rijksmuseum Boerhave

    Haar zorg om de pokjes is begrijpelijk. Wij denken aan de vrij onschuldige waterpokken, maar veel mensen gingen dood aan de “echte” pokken. Bovendien lieten die vaak littekens achter op je gezicht: letterlijk een pokdalig gezicht. De pokken waren erg besmettelijk, dus het is geen wonder dat Margaretha daar beducht op is. Pas halverwege de achttiende eeuw wordt er geëxperimenteerd met de inoculatie met koeienpokken, de voorloper van de huidige vaccinatie.

  • Lodewijk in het land

    Wanneer Godard Adriaan en Margaretha deze maand samen zijn, volgen ze op de voet de berichtgevingen over het verblijf en de plannen van Lodewijk XIV. Maar waar is de Zonnekoning eigenlijk en wat voert hij uit?

    Lodewijk XIV in vol ornaat voor een caravan.
    Lodewijk slaat zijn kamp op in ons land. (eigen impressie)

    Lodewijk begon zijn hele onderneming om de Republiek een lesje te leren: het kan niet anders dan dat dat kleine landje met die grote schatkist een makkelijke prooi is. Nadat hij, met behulp van de bisschoppen van Münster en Keulen, in een kort tijdsbestek zo’n zestig steden en zestien forten inneemt, verwacht hij een snelle en glorieuze overwinning. Holland zal snel op de knieën zijn gedwongen. Little did he know…

    De Zonnekoning in Zeist

    Nadat Utrecht is belegerd en de onderhandelingen met deze stad beginnen, vestigt Lodewijk zich met zijn hoofdkwartier tijdelijk in Zeist. Van 1 tot 10 juli is dit de belangrijkste plek in Europa. De Zeistenaren moeten hun ogen hebben uitgekeken toen de koning met groot gevolg, overladen met luxueuze kostuums en goederen, aankwam in het toen 28 huizen tellende dorp.

    Lodewijk neemt zijn intrek in ‘’Bogaerdslust’’, het latere Villa Veelzigt (op deze plek staat nu het politiebureau). Omdat lang niet iedereen daarin past, worden ook andere huizen en zelfs de Oude Kerk gevorderd. Ook al verblijft Lodewijk in een eenvoudig dorp, hij blijft een koning met basisbehoeften. Daarbij hoort uiteraard goed gezelschap: zijn maîtresse Madame de Montespan is met hem mee gereisd.

    Afbeelding van een bescheiden landhuis (twee verdiepingen) in een bosrijke omgeving. Er stuift een koets met vier paarden voorbij,
    Gezicht op de voorgevel van het huis Veelzicht te Zeist, voorheen stond hier ‘’Bogaerdslust’’, waar Lodewijk XIV verbleef, 1828. Bron: Het Utrechts Archief

    Lodewijk XIV denkt in een rap tempo te kunnen onderhandelen met Utrecht en Holland. Bij aankomst in Zeist is Utrecht al overmeesterd, maar het capitulatieverdrag moet nog wel worden gemaakt. Neef Welland, Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, en twee andere ongelukkige afgezanten gaan naar Zeist voor onderhandelingen. Het is niet de koning zelf die ze te spreken krijgen, maar zijn oorlogsminister Louvois. Daar horen ze ‘coninx wil’. De sauvegarde1een garantie dat de Franse soldaten de stad niet zouden platbranden en plunderen waar ze om vragen, krijgen ze niet. Bij terugkomst blijkt hun opdracht sowieso al tevergeefs…de stad heeft zich al overgegeven en de inwoners krijgen de beschamende naam ‘sleuteldragers’.

    Een ‘seer plaisante stad’

    Tijdens zijn korte verblijf in Zeist bezoekt Lodewijk ook tweemaal de Domstad, maar kennelijk met tegenzin. Zijn broer moet hem overtuigen deze ‘seer plaisante stad’ te gaan zien. De Zonnekoning vertrouwt het Utrechtse volk niet helemaal en vrees voor een aanslag. Die donkere werven bij die gracht zijn namelijk uiterst handige plekken om vanuit te schieten of een bom te plaatsen. Zo dribbelt Lodewijk eerst vooral rondom de stadspoorten, maar vervolgt zijn weg uiteindelijk langs de Oudegracht, de Neude, de Gansmarkt, het Janskerkhof en de Drift, door de Wittevrouwenstraat om zo weer stad te verlaten door de Wittevrouwenpoort.

    De Wittevrouwenpoort- en brug, op de achtergrond de Domtoren, tekening van Van der Heiden, 1668. Bron: Het Utrechts Archief

    Vertrek

    Op 10 juli heeft Lodewijk wel genoeg gezien van de Republiek. De onderhandelingen met Holland gingen niet vlot genoeg. Hij vertrekt en laat het verdere veroveren aan zijn leger over. Om vier uur in de ochtend gaat hij via Amerongen, Rhenen en Wageningen naar Arnhem, om weer wat later terug te keren naar zijn geliefde Frankrijk. Terwijl hij hobbelend in zijn koets naar huis wordt gebracht, laat hij zijn Franse leger achter in een land wat steeds verder onder water loopt….

  • Onrust in de steden

    DatumPlaats
    Geschreven17 juni 1672Den Haag
    Ontvangen27 juni 1672
    Lees hier de originele brief

    Eerder schrijft Margaretha al over de onrust in de steden. Nu het Staatse leger op de vlucht is geslagen en de eerste steden zijn gevallen, wordt de onrust alleen maar erger. Rotterdam, Haarlem, Leiden, Utrecht, Delft, overal heerst onzekerheid. Kwade geruchten over verraad vinden vruchtbare grond in de angst van het volk. Wagens worden geplunderd, schepen mogen niet aanmeren: het volk heeft de macht overgenomen van de regenten. Zelfs de vrij geliefde Willem III trekt aan het kortste eind: hij mag Utrecht niet binnen komen met zijn leger.

    Onwelkom in Utrecht

    Over de situatie in Utrecht schrijft Margaretha het meest. Ze heeft de chaos daar zelf aan den lijve meegemaakt. Ze moest immers Philippota en de kleinkinderen daar nog ophalen.

    [hij vertreckt merge naer Enlant,] hier is geen plaets
    daer men sich kan verseeckeren, te rotterdam haerlem
    leijden wttrecht is delft is alde gemeente1het gewone volk in op roer
    roepe niet ander als van veraet en dat ons lant
    verkocht is dat nu geleevert sal worde, hier plu
    =nderense de wagens met goet dewelcke wt gebrocht
    worde te delft houdense de scheepe aen willense
    niet laeten passeere de heere reegente2regenten: stadsbestuurders hebbe niet te
    segge, te wttrecht houdense de poorte toe wille sijn
    hoocheijt3Prins Willem III met de meliesie4militie die daer voor lege daer niet in hebbe
    dwinge de burgemeesters de sleutels af seggende
    dat die geen burgemeesters sijn maer sij selfs
    hamel5Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht seijt me dat geprikuliteert(?) heeft om hals
    te koome, dan is ontkoome, ick was voorleede dijns
    dach inde stat van wttrecht maer Een Euri6een uur, wist
    niet hoe daer weer wt te koome dorst7dorsten: durfen mijn
    naem niet bekent maecke trock mijn kap inde
    oochgen ginck so stilletges onbekent wt de stat
    daer terstont de poorte op, gesloote wierde hade sij

    geweeten ickt was, soude ongetwijfelt een affront8affront: belediging, krenking van de eer
    leeden hebbe, so roepense overde brandenburchse
    troepees dat die niet en koome en dat uhEd die pen
    -ninge in sijn sack gesteecke heeft, tis niet te bedencke
    so de mense spreecke op alle reegente ija op de prins 
    selfs, och oogeluckichge komissie voor ons dewelcke
    mij altijt so swaer opt hart heeft geleegen, [ick bidt]

    Prent van plunderende en vechtende mensen in een 17e eeuwse stad
    Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum (klik voor de volledige prent).

    Met haar kap voor haar ogen getrokken glipte Margaretha stilletjes uit de stad. Zelfs haar naam wilde ze niet gebruiken. Ze is een bekende in Utrecht maar de stad voelt erg vijandig aan. Haar identiteit wil ze dus geheim houden. Kwaad volk beschuldigt Godard Adriaan van het geld voor de Brandenburgse troepen in eigen zakken steken. Hij is duidelijk geen populair man meer in Utrecht en dat gebrek aan populariteit straalt af op zijn familie.

    Rust in Amsterdam?

    In meerdere steden heerst wanorde maar Margaretha schrijft ook dat het er in Amsterdam een stuk ordelijker aan toe gaat. De stad zit prop- en propvol met vluchtelingen maar door de voorzichtigheid van de regenten valt de onrust mee. Soldaten in dienst van de stad houden de orde. Margaretha is niet laaiend enthousiast over naar Amsterdam gaan — daar heersen immers dezelfde kwade geruchten als elders — maar het is een relatief veilige plek om heen te vluchten.

    [broeder te sijn], want om dewaerheijt te segge tis
    hier overal in sulcke oproer vande gemeente9gemeenschap die
    so vieleijn10vilein: gemeen spreecke en te Amsterdam selfs dat me

    niet weet waer te wende, doch daer is noch geen oproer
    maer de gemeente stil alleen spreeckense op de vluchte-
    -line dat sij nu als Elck sijn goet inde stat heeft ock
    Eens rijck sulle worden dan dat sijn woorde, ock sijn
    de heere van Amsterdam seer voorsichtich en stelle
    van nu aen daer al ordere op neeme alledaech
    volck aen om inde stat te blijfve en hoope noch
    Eenige ruijterij in haer stat te krijgen, tis onge
    looflijck dat volck en goet daer gevlucht in
    komt men sou segge het onmoogelijck was de
    stat het sou konne berge, [ick heb meest al ons]

  • Een tijd van ellende

    DatumPlaats
    Geschreven9 juni 1672Amerongen
    Ontvangen17 juni 1672
    Lees hier de originele brief

    Het is drie dagen sinds de laatste brief naar Godard Adriaan wanneer Margaretha hem weer schrijft. De gebeurtenissen in de Republiek zijn in een stroomversnelling beland en het tempo van Margaretha’s brieven laat dat goed merken. Zoals wel vaker begint Margaretha met familienieuws: ze is namelijk bij haar zoon in Arnhem op bezoek geweest. Met Godard Junior gaat het absoluut niet goed. Eeuwig plichtsgetrouw vraagt hij of Margaretha zijn excuses aan zijn vader kan aanbieden, hij heeft namelijk in geen 2 of 3 postrondes geschreven. Godard van Ginkel slaapt door alle drukte nog maar 3 uur per nacht en zit vrijwel constant in het zadel. Margaretha is bezorgd: als haar zoon nu maar gezond blijft.

    Mijn heer en lieste hartge
    tis mij lief wt uhEd mesiefve1missive: brief vande Eerste deeser21 juni te
    sien deselfve weer tot berlijn wel is gearijveert, ick ben
    gisteren op dien dach wecl en weer tot Aernhem3Arnhem ge-
    weest om den heer van ginckel noch Eens te sien die
    daer bij ons quam, hij bidt uhEd hem belieft te Excku
    seere4excuseren: vergeven dat hij in 2 a 3 poste niet heeft geschreefven
    heeft het omoogelijcke niet konnerbij brenge door sijn
    meenichvuldage affaerees5affaires: zaken, hij slaept geen drije
    Euren op Een nacht en is meest gedurich te paert
    als hij maer gesont blijft, [ist noch goet maer mijn]

    De Frans opmars

    Ondertussen verloopt de Franse opmars gestaag. In drie dagen tijd hebben Lodewijks troepen evenveel dorpen veroverd: het Rijnfort Wesel, een kernpunt van de verdediging van de Republiek is gevallen, net als Orsoy en Büderick. De Fransen trekken op langs de Rijn richting de stad Kleef en daarna Nijmegen. Margaretha vreest dat het op de IJssellinie aan gaat komen. Erg veel vertrouwen heeft ze niet daarin: haar zoons verwachte dood ziet ze als een nutteloos offer.

    Fragment kaart “De Rijn van Nijmegen tot Rijnberch”, collectie Leiden University Libraries. Voor de complete, scherpe afbeelding volg deze link.

    [maer] men gelooft, het almeede over is, en dat de
    koninck6koning Lodewijk XIV daer7Reijnberck inpersoon voor is geweest, die men seijt
    deese Middach van meeninge was binne kleefe8de stad Kleef ligt in het gelijknamige hertogdom. Hoewel de stad in modern Duitsland ligt was Kleef in 1672 de facto deels onder controle van de Republiek te
    Eeten, en so voort recht op Nimweechge9Nijmegen aen te
    Marscheere welcke stat so geseijt wort van alles
    wel versien is, en hoopt men die haer sal konne def
    – fendeere10defenderen: verdedigen, dan vreest ick het op den ijsel11rivier de IJssel en de IJssellinie aldaar aensal koomen
    mijn hart int lijf bloeijt als ick der aen denck och wat
    droefheijt is mij aenstaende ick derf niet al schrijfve

    Soldaten en generaals naar het front

    Ook over het Staatse leger heeft Margaretha nog iets te melden. Eindelijk, na lang dralen, is commissaris-generaal Montbas aangekomen bij zijn positie in het leger! Hij heeft het commando gekregen over de troepen in de Betuwe en heeft als hoofdkwartier de Schenkenschans. Volgens de geruchten wordt Montbas te veel verantwoordelijkheid toevertrouwt. De toekomst zal het leren. Ook is luitenant-generaal Van Steenhuizen aangekomen bij zijn troepen alsof hij alle tijd van de wereld heeft. Duidelijk neemt Margaretha de beide generaals nog niet serieus, haar zoon moest immers steeds hun werk doen.

    Kaart van Gelderland, omgeving van Nijmegen. 1664, Atlas van Loon. De Schenkenschans waar Montbas gestationeerd is ligt helemaal rechts op de kaart waar de Rijn splits in de Waal en de Nederrijn.

    Er gaan dagelijks nog steeds nieuwe troepen naar het (verwachte) front. Zo kwam er afgelopen nacht een troep Spaanse soldaten langs Amerongen. Deze soldaten dwongen de boeren om hun eten en drinken te geven, nog een teken dat het leger slecht georganiseerd is. Margaretha heeft de brug van het kasteel maar omhoog laten halen om moeilijkheid te voorkomen. Een stuk minder onbehouwen was een Zeeuws regiment dat eerder langs kwam. Het is wel duidelijk welk land de beste soldaten levert. Over de voortgang van de oorlog op zee is Margaretha kort: het schijnt dat de Staatse vloot verwikkeld is geweest in een zeeslag maar meer weet ze zelf ook nog niet. Hopelijk is het een overwinning.

    vreesende de poste aengehoude mochte worde, uhEd heeft sijn
    soon tot dienst vant lant op geoffert maer ick vreese
    hij wel Een rechte offerhande12offrande: offer sal sijn en vrees hem niet
    weer te sulle sien, momba13Commissaris-generaal Jean Barton de Montbas is Entelijck int leeger ge
    koome, die men het komanda overt alt volck dat inde
    beetuwe14Betuwe leijt15leijen: liggen heeft gegeegve daer niet weijnich op
    gesproocke wort dat men hem so veel tte vertrout
    steenhuijse16Luitenant-generaal Ludolf van Steenhuizen is op sijn muijltges int leeger gekoome17op zijn muiltjes komen: op zijn gemak, erg kalm
    ondertusche moet de heere van ginckel het werck
    doen en wat noot waert dat het daer noch gin soot
    hoorde maer de disordrees18disordre: wanorde sulle ons ruwineere19ruïneren: ten gronde richten
    hoe roept men nu om de troepees vande keurvorst en
    verlanck men daer naer die hier indeesen hoochgen
    noot wel van doen sijn, deese nacht is hier int dorp
    ontrent de 800 spaense voet knechte20De Republiek heeft in 1672 een bondgenootschap gesloten met Spanje. Er is afgesproken dat Spanje troepen levert tegen de Franse invasie. die naert leeger
    gaen en Een reesgement21regiment wt seelant geweest dewel
    – cke saeme over de 1600 man maeckte de seuwe ginge
    naer nimweege, die hebbe deminste insolensie22insolentie: onbeschaamdheid, onbetamelijkheid, lompheid niet
    gedaen maer deerste hebbe vrij wat deesordere23disordre: wanorde ge
    maeckt de boere mostense Eeten en drincke geefve
    of so dwongense, ick liet de bruchge vant huijs op treck
    vreesde voor swaericheijt24zwarigheid: moeilijkheden, problemen, vandaech krijch ick ock tijdine25tijdingen: nieuws
    dat onse scheeps vloote van Eengistere merge
    aen Een sijn geweest sonde dat men weet hoet daermee
    staet, als dat men seer fuijrijEus26furieus: op zeer krachtige, heftige wijze heeft hooren schiete
    ontrent doeversans27Doeverenschans, nabij Heusden de heer almachtich wilse bij staen
    ende vicktoorije28victorie: overwinning geefve, [gisteren isser te wttrecht]

    Onrust in Utrecht

    Ook binnen landsgrenzen begint het te rommelen. Waar Margaretha eerder nog in één enkel zinnetje schrijft over onrust in Utrecht wijdt ze nu flink uit. Daar ontstond een volksoproer toen een aantal regenten erop betrapt werden samen met hun bezittingen de stad te willen ontvluchten. De vrouwen van het houtsgilde, een onderdeel van het Utrechtse Zakkendragersgilde, vonden dat dit absoluut niet kon. “Zullen de heren die onze mannen hebben doen uitgaan om te vechten, vluchten en ons hier ten prooi achterlaten?” Zo luidde hun aanklacht. De vrouwen rukten koffers open en strooiden de bezittingen van de regenten uit op straat. Enkel met geweld werd de rust enigszins hersteld. Volgens Margaretha lijkt het er op dat nu iedereen die de stad Utrecht uit wil onderhevig is aan controle door de burgers.

    [ende vicktoorije29victorie: overwinning geefve], gisteren isser te wttrecht  
    inde stat ock geen kleijne ontsteltenisse30ontsteltenis: oproer, opschudding geweest door
    Eenich goet dat de luijtenant kolonel wel en andere wt
    de stat meende te vluchte, het welcke de vrouwe
    vande hout schilde31de houtsgilde is onderdeel van het Utrechtse zakkendragersgilde. Leden van het houtsgilde mogen zakken dragen tot 3 el. niet wildea lijde roepen sullende
    heere vluchte die onse mans hebbe doen wtgaen
    om te vechte en ons hier ten proij32prooi geefve dat wille

    wij niet lijden, een rockte de koffers open dat het silver ent gout
    dat daer in was door de weech verstroijde, de burgers moste inwa
    – pene om de vrouwe te stille, nu maegcher33mag er so geseijt wort niet wt
    of inde stat oft moet besichticht worde, [uhEd denckt Eens hoe men]

    Een tijt van elende

    Overal om heer heen ziet Margaretha de klauwen van de angst om zich heen grijpen. Zelf begint ze nu opniew te twijfelen of Amsterdam wel veilig is. Koning Lodewijk XIV heeft immers beloofd deze stad te zullen belegeren en plunderen. In de steden en op het platteland heerst een verslagen gevoel. Mensen pakken hun spullen en vluchten weg. Margaretha wil dat ook doen maar ze weet niet waarheen. Ze is ten einde raad.

    [of inde stat oft moet besichticht worde,] uhEd denckt Eens hoe men
    hier sit ock nu ist wel Een tijt van Elende , en derf ick met de
    kindere en vrou van Ginckel niet langer hier te blijfve en weet noch
    niet waer ons derf vertrouwe tot Amsterdam is meest al ons
    goet, en seijt men nu dat de konin34Koning Lodewijk XIV het daer teenemael op heeft
    aengesien, en dat hij die stat sal wille beleegeren, dat mij seer
    bekomert35bekommeren: zorgen maken want met vier sulcke kleijne kinderen in Een beleeger
    de stat te sijn sou wel benout36benauwd weesen, ock nu komt het de op
    aen en is den tijt van onse Elende voor hande hoe sit ick nu
    in Eensaemheijt en sonder raet en weet niet wat ick doen
    sal, heb sulcke koste met wech doen van mijn goet gehadt
    en weet nog niet oft verseeckert is, ick ben so bedroeft dat
    ick mij niet weet te laeten, hier te platte lande en inde steeden
    is sulcken verslagentheijt dats niet wt te spreecken alle mense
    packen hier en vluchten haer goet, och wat tijt beleefve wij
    de heer almachtich wil ons bijstaen en behoede dat wij in hande
    van die tierane37tirannen niet en valle want sij leefve groulijck38gruwelijk met
    de mense daer sij koome, hiermeede blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

  • Slappe en traeche politiek

    DatumPlaats
    Geschreven6 mei 1672Amerongen
    Ontvangen12 mei 1672Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Margaretha mist Godard Adriaan sterk. Het nieuws dat hij een nieuwe commissie (opdracht) had aangenomen om naar Saksen te gaan kwam dus zeer ongewenst. Gelukkig blijkt dit niet waar te zijn. Godard Adriaan schrijft in een brief van 26 april aan Margaretha dat hij niet van plan is om enige verdere opdrachten aan te nemen.

    uhEd vande 26 April is mij te rechter tijt geworden, ben blijde daer wt te sien de goede reesoluijsie1resolutie: voornemen die de selfve heeft van sich ingeen nieuwe komissie weer te laeten kan wel oordeelle uhEd noch in geen twee a drij maen thuijs sal konne sijn

    Het is niet enkel goed nieuws. Godard Adriaan zal minstens nog twee tot drie maanden in het buitenland verblijven voor hij naar huis zal kunnen gaan. Maar in vergelijking met een extra commissie valt deze tijd flink mee. Margaretha moet zich er maar gelukkig mee stellen.

    Trage politiek

    Margaretha klaagt regelmatig tegen Godard Adriaan over de trage bureaucratie van de Republiek. De overheid doet niets terwijl er een oorlog dreigt. Deze inactie duurt nu al maanden. Ze moet haar frustratie en klachten kwijt bij iemand, schrijven aan Godard Adriaan biedt voor haar een mogelijkheid tot opluchting.

    [watter op mocht koomen,] het doet mij leet
    ick uhEd bekomer met onse swaericheijt2zwarigheid: problemen
    maer deselfve sou niet geloofve hoet hier
    te lande staet en hoe slap en traech de order
    tot onse defensie toegaen, daerom bidt
    niet qualijck te neemen ick mijn klachte
    so dickmael aen uhEd doen, den noot drin
    so seer dat ick meen mij wat te verlichte als
    ickt Eens aen uhEd schrijfve, als nu den heer
    van Edijckvelt
    3Everard van Weede, heer van Dijkveld, is een belangrijk man in de Utrechtse politiek en een bondgenoot van Godard Adriaan. naer den haech is wie houde
    wij inde provinsie die sich Eenige affaerees4affaires: zaken
    vande staet sal behartige, bij de heere vande
    stat5De regenten van de stad Utrecht of de vroetschape6De vroedschap is een van de bestuurlijke organen in Nederlandse steden in de zeventiende eeuw. gaet het so wonderlij –
    toe dat niet te seggen is, den burgemeester
    hamel7Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht. Een nauw bondgenoot van van Dijkveld heeft niet ter werlt te seggen, in
    Een woort geseijt gisser niet als wiltsang8wiltsang: zoals het moet zijn, rechtvaardig
    aen niet me te doen is, en noch willensee9willen ze

    met haer hooft door en alles naer haer sin hebe
    de heer van berckesteijn10Jan van der Does, heer van Bergestein, is lid van de Staten van Utrecht en de Generaliteitsrekenkamer en wellant11Godard Adriaans neef en pleegzoon Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland, is sinds kort lid van de Staten van Utrecht sijn hier ge
    weest om haer afscheijt vande heer van ginckel
    te neemen, wat sijn sij geluckich bij deese tijde
    hebbe wel Een goet lot verkreechge buijten –
    andere die lijf en leefven moeten wagen nu
    de heer almachtich weet wat ons ter salicheijt
    best is, [voort gout willense niet min te Amster]

    Portret van twee mannen met paarden, jachthonden en bedienden door Cornelis Picolet (1664). Instituut Collectie Nederland. De voorste man zou mogelijk Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken kunnen zijn.

    De politici willen alles naar hun eigen zin hebben. Dat is Margaretha’s schampere conclusie. Het opbouwen van de verdediging gaat traag omdat het gezien wordt als een speelveld voor een politiek machtsspel. Het is als de onrust onder de generaals maar dan op het landelijke toneel. De politici hebben makkelijk praten: zij hoeven hun lijf en leven niet te wagen. Dat er mensen gaan sterven weten ze dan weer wel: zo neemt Godert Willem van Tuyll van Serooskerken alvast afscheid van zijn neef en pleegbroer Godard van Reede – Ginkel. Het staat er droevig voor.

  • Utrechtse verkiezingen

    DatumPlaats
    Geschreven22 februari 1672Amerongen
    Ontvangen29 februari 1672
    Lees hier de originele brief

    Margaretha schrijft regelmatig naar haar man met updates over de Utrechtse politiek, zo ook op 22 februari. De uitslag van de verkiezingen in Utrecht, waar Godard Adriaan en Margaretha zich al weken mee bezig houden, is dan bekend.

    [naer wttrecht doen,] voorleedene saterdach119 februari
    is de Elexsi2verkiezing bij de heere Edelen gedaen, en
    den raetsheer nieupoort3Gerard van der Nijpoort den heere van schoonou 
    =we4heer van Schonauwen rossom5Adriaan van Rossem en onse neef van wellant6Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland int
    Eerste lidt7de vertegenwoordigers van de kapittels, eerder hier besproken gestelt sij moogen wel van ge
    =luck spreecken sitten sacht en wel, dit is met
    Een paericheijt van steme8een parigheid van stemmen: unaniem geschiet so dat het
    schijnt de gemiskontenteerde9ontevreden heere haer be –
    docht hebbe siende10aangezien dat sij niet koste te weech
    brenge haer hebbe bij dandere gevoecht

    Voor Godard Adriaan bevat deze brief goed nieuws. De kandidaat die hij steunde, Gerard van der Nijpoort, is verkozen. Belangrijker nog: Godert Willem van Tuyll van Serooskerken, simpelweg (neef) Welland genoemd is ook verkozen! Welland werd na het overlijden van zijn vader en moeder, Godard Adriaans zus, als pleegzoon in huis genomen door Margaretha en Godard Adriaan. Hij is op Kasteel Amerongen opgegroeid met Godard van Reede – Ginkel. Margaretha wenst hem dus even veel voorspoed in het leven als haar eigen zoon.

  • Oorlogsvoorbereidingen

    DatumPlaats
    Geschreven22 december 1671Utrecht
    Ontvangen24 december 1671
    Lees hier de originele brief

    Godard Adriaan is na zijn bezoek aan de Staten Generaal weer vertrokken en Margaretha is blij dat hij veilig in Keulen is aangekomen, aan het eind van de brief wenst ze hem een goede reis, want hij moet nog door naar Berlijn. Zijn nieuwe missie is aan het hof van de keurvorst van Brandenburg. Reizen in de winter over bevroren zandwegen (waarschijnlijk meer modderwegen) is geen pretje.

    Oorlogsdreiging

    De heer van Ginkel (Margaretha’s zoon Godard) wordt opgeroepen om naar Wezel te vertrekken. Volgens Margaretha is hij al onder weg, maar het is raar, de compagnie heeft nog geen andere order dan gereed te staan. Volgens Willem III is het een foutje van de Raad van State geweest: het regiment moet wel gaan, maar Godard moest eigenlijk thuis blijven.

    (wil ons behoede,) de heer van ginckel heeft neffe1naast
    andere kolonels aenschrijfvens om hem aenstont
    naer weesel2Wesel een plaats in het hertogdom Kleef (hedendaags Duitsland)nabij de grens van de Republiek. De Republiek onderhoudt hier een fort aan de Rijn om het land te verdedigen te begeefve geloofve hij al op wech
    is, geen kompangie hebbe alsnoch patente3Lastbrief die worden uitgegeven ten behoeve van het verplaatsen en inkwartieren van troepen
    niet anders als last om haer gereet te houde
    om op deerste patent binne ses Eure te mars
    scheere4marcheren op peene5straffe van kassasie6Cassatie: ontslag van een officier, de heer van lan
    geraeck7Frederik Hendrik van den Boetzelaar, heer van Langerak had ock ordere vande raet van staten8Raad van State, een bestuursorgaan in de Republiek
    om naer weesel te gaen, dach heeft sijn hoocheijt
    hem door ouwerkercke9Hendrik van Nassau-Ouderkerk doen schrijfve dat het Een
    Abuijs10vergissing bij den raet is geweest, en dat sijn reesge
    ment11regiment wel sal gaen maer hij voor sijn persoon
    thuijs sal maete blijfve, …

    Hij is helaas al op weg en daardoor is zijn vrouw Ursula Philippota alleen thuis. Margaretha heeft haar geschreven om naar Amerongen te komen, voor het reizen over het platteland te gevaarlijk wordt door de aanhoudende vorst.

    Ook Prins Willem III is actief, hij logeert weer bij Zuylestein en gaat met een aantal officieren de grens aan de rijnoevers controleren.

    [wil hoope het dan beeteren sal,] sijn hooch
    heijt12zijne hoogheid: prins Willem III is vandaech met Eenige offisiers hier
    door gepasseert om te nacht op suijlisteijn13Slot Zuylestein, nabij Leersum en dus ook vlakbij Kasteel Amerongen
    te slaepen en voort op de rhijn14rivier de Rijn kant de
    frontiere15grenzen te be gaen besichtige, [mij sal]