Mijn heer en lieste hartge

Tag: Utrecht (Stad) Pagina 1 van 2

De Fransen verlaten Utrecht

Het was Lodewijks generaals al ruim vóór de verovering van Bonn in november duidelijk, dat de bezetting van de Republiek op den duur niet te handhaven was. De verovering van Maastricht en het beleg van Trier eind augustus zorgden voor een kentering. Deze eigenzinnige acties van Lodewijk XIV hadden zijn Duitse buren het laatste zetje gegeven voor het bondgenootschap met Willem III. De Duitse legers sloten zich nu daadwerkelijk aan bij het Staatse leger! In september en oktober moesten dan ook steeds meer Franse troepen noodgedwongen naar het zuiden: de Republiek begon langzamerhand leeg te lopen.

Op de achtergrond de stad Utrecht met de fiere domtoren. Op de voorgrond de vertrekkende Fransen met in hun gevolg de gijzelaars met hun knechten, katholieke geestelijken, bestuurders en bagagewagens. Eronder staat Gedenk-teyken, afbeeldende hoedanigh de Stadt (en dan in hele grote letters) UYTRECHT Door de Franse verlaten is, op den 23 November, 1673. na datse 5 dagen van te vooren, 15 der zelvervoornaamste Heeren, als Ostagiers, tot voeldoening der Brantschatting, hadden wech gevoert.
Fantasievoorstelling van het vertrek van de Fransen uit Utrecht, 23 november 1673. Anonieme prent, uitgegeven door Marcus Doornick te Amsterdam in 1673. Collectie Het Utrechts Archief

Karrenvrachten vol

Met lege handen vertrekken de Fransen niet. Behalve hun eigen voorraden munitie, graan en meel, die opgeslagen hadden gelegen in de kerken, nemen ze ook alle wapenrustingen van de Utrechtse garnizoenen mee. Een hele logistieke operatie: honderden karren en schepen zijn nodig om alles via de Rijn en de Veluwe richting Duitsland te krijgen. Everhard Booth, zoon van Utrechtse burgemeester en arts Cornelis Booth, doet er in de eerste helft van november dagelijks verslag van in zijn dagboek.

Dagboekfragment inladen door de Fransen

De Franschen sijn bij nacht ende dag besigh
met het inladen van haere magasijnen
in de schepen, maer men kan niet beseffen
hoe sij op sullen kunnen geraken met dese
oosten wind.

Op den naernoen1namiddag sijn hier gekomen over de
400 wagens van Zutphen, om mede volladen te werden.

Dagboekfragment komt wagens

Noch ettelijke 100 wagens sijn hier gekomen van
Grol, Brevoort ende andere dorpen, noch
verder om te laden al d’ ammonitie ende
voorraet van meel ende graen.

Dagboekfragment komst lege wagens en vertrek eerste schepen

Op den avond sijn hier wel over de 1000 ledige wagens
gearriveert van boven Nimwegen, ja Emmerik
ende daer rontsom,
Terwijle op desen dagh een mennichte van kleyn
der vaertuyg met ammonitie geladen,
den Crommen Rhijn op naer Wijk is
gevaren, daer onder vier Cromme Rhijn-schuyten alleen met
geblaude harnassen uyt het Staten Magasijn
dat sij gansch ledig hebben gemaekt, gelijk ook
dat van de Stad.

Prent vol met mensen. Links vooraan een wagen gevuld met beschermende legerkleding en een aambeeld getrokken door twee paarden. Rechts vooraan een liggende beladen kameel waarbij twee man proberen hem op te laten staan. verder lopende mannen met gereedschap en harnassen, paarden en ruiters.
Deel van een triomfprocessie met soldaten en paarden die karren met uitrusting trekken. Pietro Sante Bartoli, naar Giulio Romano, naar Francesco Primaticcio, 1680. Collectie Rijksmuseum

Een half miljoen gulden

Terwijl de logistieke operatie in volle gang is, slaan de Fransen nog één slag. Hoewel het aanvankelijk het plan was Utrecht en andere steden plat te branden, lijkt het voordeliger om ze allemaal nog een laatste grote heffing op te leggen. De provincie moet binnen een paar weken meer dan een half miljoen gulden hebben opgehoest, anders wordt de stad alsnog platgebrand. Zo goed als onmogelijk: er was het afgelopen jaar al een miljoen betaald en de stads- en provinciekassen waren leeg. Maar met behulp van particuliere leningen komt toch de helft van het geld bij elkaar.

Tekst van de prent van het vertrek van de Fransen uit Utrecht
Fragment uit de tekst onder de prent boven aan dit blog. Collectie Het Utrechts Archief

Om nu deze 250 duyzent guldens zo haast bij een te krijgen, was de Magistraat zeer bekommert, maar het geldt quam evenwel te voorschijn: en dede een aanzegging aan grooten en kleynen, dat ieder zo veel penningen als mogelijk was, aan de Provintie wilde te leen op brengen, tegen 6 ten hondert ‘s Jaars; en wel verwondert waren die Heeren, datze met der haast zo veel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 gulden, zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, een andere zo al voore, ja uyt kleyne Steegjes en Slopjes, quam zo veel te voorschijn, dat zij noyt hadden vertrout, zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van ‘t Jok der Fransen Slavernye te worden ontlast

Gijzelaars

Maar dat is dus nog maar de helft. Hoe kunnen de Fransen zich straks van de andere helft verzekeren, als ze zelf al vertrokken zijn? De oplossing is ingrijpend: gijzelaars. In Woerden worden op 7 november twaalf mannen gegijzeld. Een week later worden ook vijftien burgers uit bovenlaag van de stad Utrecht van hun bed gelicht. De predikanten, vroedschapsleden, oud-burgemeesters, een brouwer, een graanhandelaar, een arts, een advocaat en zo voort, worden opgesloten in het huis van de Zwitserse commandant. De volgende dag voeren de Fransen ze op vier wagens af naar het oosten. Na een meerdaagse tocht langs Arnhem en Doetinchem over besneeuwde karrenpaden, worden ze uiteindelijk honderd kilometer verderop vastgezet in de Duitse vestingstad Rees. Hoe lang ze daar zullen moeten blijven is ongewis…

Op de voorgrond een uitgesleten karrenpad. Het graanveld rechts ligt boven de weg. Helemaal rechts een boom. Links op de achtergrond de kerken en torens van Arnhem.
Gezicht op Arnhem, Aelbert Cuyp, 1630 – voor 1651 Collectie Rijksmuseum

Definitief vertrek

Er is ook goed nieuws. Op donderdagochtend 23 november (13 november Utrechtse kalender) tussen half 6 en 9 uur verlaten de laatste Franse infanteristen, ruiters en paarden de stad Utrecht door de Wittevrouwenpoort. De poort gaat daarna onmiddellijk op slot. Everard Booth slaat in zijn aantekeningen een zucht van verlichting:

den Almachtigen sij gelooft voor sijne genade
ons hierinne bewesen. Het is remar=
quabel dat de Franschen den 13 Junij 72,
sijnde donderdagh, hier in sijn gekomen, ende op
heden, sijnde mede donderdag, ende ook den 13,
weder de stad hebben gequiteert, alsulx
net 17 maenden de borgerye tot een on=
draechelijke last sijn geweest.

Rechts een stadspoort waardoor soldaten te paard vertrekken. Rechts voor twee Fransen die de hoed afgenomen hebben en een sleutelbos overhandigen aan drie heren met capes en hoeden.
Het Utrechtse stadsbestuur krijgt de stadssleutels terug. Anoniem prentje (ets), 18de eeuw, naar de gebeurtenis uit 1673, Collectie Het Utrechts Archief

Goed nieuws, Franse plannen en een klein paardje

DatumPlaats
Geschreven7 april 1673Den Haag
Ontvangen12 mei 1673
Lees hier de originele brief

De hoop op troepen uit Duitsland is na het verraad van Brandenburg nihil. Het enige wat naar de Republiek is gekomen, zijn wat losse manschappen, waaronder een stel knechten en ruiters die Godard Adriaan speciaal voor zijn zoon geronseld had. Toch nog een beetje goed nieuws dus. Als een echt goede vader wist Godard Adriaan precies wat zijn zoon hebben wilde.

Brieffragment over ruiters en paarden

Mijn heer en lieste hartge
uhEd aengenaeme sonder dato doch volgens die vande
heer van ginckel vande 31 pasato hebbe wij ontfangen
ock sijnde knechts en ruijters met de paerde wel over
gekoome gelijck uhEd wt het schrijfve van onse soon
sult sien, hij is bekomert uhEd sijn selfs sult ontrijft1ontriefd
hebbe met het paert dat van onse neef van reede
sali2neef Carel van Reede van Drakestein is gekoome om dat hij oordeelt het selfve seer
gemacklijck gaet en Een seer goet paert te sijn,

Paard met een teugel om in een landschap. Op de achtergrond mannen te paard.
Paard met teugel om, Stefano della Bella, 1620 – 1664. Collectie Rijksmuseum

Hier blijft het goede nieuws niet bij: het gaat ook een stuk beter met Godard Adriaan na zijn ziekzijn. Margaretha is opgelucht en dankt twee figuren hiervoor: de Here God én Jenneke, Godard Adriaans dienstmeid. Het hemelse en aardse hebben duidelijk samengewerkt in Margaretha’s ogen. Ondanks deze zegens mag Godard Adriaan nog niet naar huis. Hopelijk komt dit goede nieuws snel.

Brieffragment over de gezondheid van Godard Adriaan

ick ben van harte verblijt uhEd door de hulpe vande
meedesijne voornaemlijck de seegen des heere begint
te beeteren en de pijn vermindert ick kan niet segge
hoeseer mij uhEd indisposisie3Indispositie: (lichtelijke) ongesteldheid, niet (geheel) gezond zijn heeft bekomert, heb
jeneken te liefver en salt ock aen haer Eerkene dat
sij uhEd so wel heeft op gepast en gedient, den graef
van waldeck4Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg wort hier noch alle Eure verwacht
mij sal verlange op sijn komste of uhEd ordere
sult krijge om thuijs te koome of weer naer ber=
=lijn te gaen, [den heere penits is noch hier, uhEd]

Het verraad van Brandenburg

Dat de keurvost en zijn troepen de Republiek niet te hulp schieten blijft zwaar op Margaretha’s borst drukken. Toch laat de vrede tussen de keurvorst en de Franse zonnekoning nog even op zich wachten. De twee heersers zijn het oneens waar deze getekent zou moeten worden: Keulen of Aken. Het maakt natuurlijk niets uit, het is alleen een manier om de vrede uit te stellen. Wellicht kunnen de Fransozen dan een betere positie voor henzelf uithouwen. Hoe hard de Zweedse ambassadeurs ook roepen dat er vrede komt, Margaretha hoort dat Arnhem, Harderwijk en andere plaatsen versterkt zijn. Het lijkt er zo niet echt op dat de Fransen de Republiek willen verlaten.

Brieffragment over het verraad van Brandenburg

[=lijn te gaen, den heere penits is noch hier,] uhEd
sou niet geloofve hoe men hier spreeckt dat den
heere keurvorst5Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg ons bedroochge heeft uhEd kant best weete heere boecke sijn duijster te leesen6Herenboeken zijn zeer duister te lezen: Onderdanen kunnen niet oordelen over daden en beweegredenen van de overheid,
ick heb uhEd in mijne voorgaende geschreefve
hoe dat de stat van keulen vast gestelt en aenge
=noome was tot de bij Eenkomste vande vreede han delin

Brieffragment over de vredesonderhandelingen

nu brenge de franse briefve weermeede dat de konin7Lodewijk XIV
die plaets daertoe niet en begeert maer het te
Acken wil hebbe, daer ick geloof men hier weij=
nich differensi in sal maecke of vinde
maer men vreest dit alleen is om wtstel te vinden
onse Ambassadeurs preepereeren haer vast tot
die reijs, de sweetse Ambasadeurs segge haer sterck
te wille maecke dat wij de vreede sulle hebbe dat
ick en meer niet wel konne begrijpe om datse
Aernhem harderwijck en meer plaetse fortifiseere
doesburch hebbense teenemael geraeseert[9], te

Twee kanten van een zilveren munt. Links de kop van de Keurvorst van Brandenburg met naast hem twee mannen die een lauwerkrans boven zijn hoofd houden. Eronder staat in een cartouche "Keurvorst van Brandenburg". Rechts een ruiter 
op een  paard dat naar rechts stapt.
Het begon zo goed met deze historiepenning voor het Bondgenootschap tussen Brandenburg en de Staten Generaal, Wouter Muller, 1672. Collectie Rijksmuseum

Fort Utrecht

Ook in Utrecht is er veel gaande. De Fransen lijken het plan opgevat te hebben om vier citadellen te gaan bouwen op de Vredenburg. Wat voor fort zal Utrecht wel niet worden dan? Althans…

De gevel van Tivoli Vredenburg in Utrecht steek in een scherpe hoek af tegen de strakblauwe lucht. Rechts de gevel met de ronde raampjes, links een overhangend dak met een rode onderkant. Uit de glazen gevel, direct onder het dak, steekt een blauwgroene ronde vorm. Helemaal onderaan het beton van de oude concertzaal Vredenburg en daarvoor het beeld de verzekeringsengel van 'De Utrecht' (de 'Schele Maagd').
De nieuwste citadel op de plaats van de Vredenburg. Foto: D.C. Goosen, 2018. Collectie Het Utrechts Archief

Margaretha gelooft niet dat dit plan is wat het lijkt. Volgens haar is het gewoon een tactiek van de Fransen om meer geld los te krijgen uit de bevolking. Voor de citadellen zouden nog meer huizen afgebroken moeten worden maar als je betaalt, laten ze jouw huisje staan. De Fransen lijken vastbesloten om zo veel mogelijk geld uit de Republiek te halen.

Brieffragment over de geruchten over de citadellen in Utrecht

[doesburch hebbense teenemael geraeseert ,] te
wttrecht spreeckense van vier sitedelle te maecke
opt vreeburch hebense al materijaelle daertoe
laeten brenge daer soude tot die Eene wel
11 a 1200 huijse moeten afgebroocken worde,
doch veel meene dat dit maer tantefaere8Tantefèèr: druktemaker sijn
om de liede alweer gelt af te perse tot behou
denis van haer huijsen, sij hebbe wondere in
vensie om de liede voort te ruijneere, [de procku]

Dat merkt de arme procureur-generaal Abraham van Wesel ook. Eerder schreef Margaretha dat hij een flinke borgsom had betaald om Utrecht te kunnen verlaten voor een gesprek met de raadspensionaris. Helaas kwam hij van een koude kermis thuis: na vier lange dagen wachten heeft Van Wesel uiteindelijk niemand weten te spreken. Teleurgesteld moest hij weer afdruipen naar Utrecht.

Waar blijft dat geld toch?

Margaretha kan het wel begrijpen: zelf probeert ze nu ook al maanden Godard Adriaans salaris uitbetaald te krijgen, zonder succes. Nu ook nog eens haar kasteel is afbrand, is er nog een reden om de raadpensionaris te willen spreken. Hoe langer ze daarmee wacht, hoe groter de kans dat ze niet vergoed gaat worden voor de schade. Was Godard Adriaan maar in de Republiek om zijn politieke gewicht en connecties in de schaal te werpen. Of hij meer succes zou hebben blijft een raadsel: Margaretha schrijft hem nog dat hij de mensen niet meer zou herkennen.

Brieffragment over Abraham van Wesel

[de procku]
reur generael weesel9Abraham van Wesel is weer naer wttrecht ver
trocke sonder dat hij den r p fagel10Raadpensionaris Gaspard Fagel heeft konne
spreecken heeft hem 4 dage lanck op alle Euren
van den dach gaen op wachte ijae selfs niet Een
oochgeblick versuijmt vande tijt die hij hem gestelt
heeft, hij weesel dorst niet langer blijfve om de
pas die hij vande franse had en in Een dach a2
wt is hij heeft daer voor de som van 5000f
tot borch moete stelle dat hij in die tijt weer
daer soude sijn, ick had wel gewenst hij den

Brieffragment over het contact met Raadpensionaris Fagel

heere rp11Raadpensionaris weegens onse affaerees had konne
spreecke dan theeft met wille lucke, heb hem
deese meemoorije die hier neffens gaet laeten
opstelle op dat uhEd kont sien of gerade sal
vinde die in tijde en wijlle aen de generaeliteijt
so te preesenteere, kinschot12Gaspard van Kinschot kan men ock niet Eens
te spreecke koomen uhEd sou niet geloofve hoe de
mensche verandert sijn en hoe difisiel sij te
spreecken worde, de belofte en woorde van dien
heer aen uhEd geschreefve sijn goet alser het
Efeckt op volcht maer ick vreese in uhEd apsensi
ick niet veel op doen sal, ben ock seer beducht
of ick deese memoorije al sal derfve overgeefe
so lange het den r p niet goet en vindt, sal
uhEd goetvinde verwachte, [ick heb uhEd met]

Margaretha is alle bureacratische moeilijkheden zo zat dat ze maar een aanvraag heeft gedaan voor tienduizend guldens in plaats van zesduizend. Op dit punt maakt het niet uit meer welk bedrag je vraagt, het is allemaal even onmogelijk om gedaan te krijgen

Toch is er op bureaucratisch vlak ook goed nieuws te melden: eindelijk, eindelijk, zijn de pagadoors begonnen met het uitbetalen van de Staatse troepen. Van Ginkel heeft een deel van de salarissen voor zijn troepen gekregen en hoopt dat de rest snel volgt. Een eerste teken dat de reorganisatie van het Staatse leger goed uit aan het pakken is wellicht?

Brieffragment over de pagadors

[heb aen haer soon sijn getelt], de pagadoors13Pagador: van het Spaanse pagador = betaler, Hier geldschieters be=
ginne nu gelt te geefve de heer van ginckel heeft
500f voor sijn komnpangi voort Eerste gelt van
haer ontfange hoopt het resteerende van die maent
haest volgen sal, [al onse kindere sijn de heere sij ge]

Een jongetje in een rood pakje met een witte kraag, rijdt met zijn stokpaardje over een zwart-wit getegelde vloer. In zijn rechterhand heeft hij een zweepje,
De appel valt niet ver van de boom: Reinout Diederik van Tuyll van Serooskerken, kleinzoon van deze Fritsje, speelt met zijn stokpaard. Fragment uit schilderij van de kinderen van Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken en Ursulina Christina Reiniera van Reede ca. 1750, Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Amersfoort, C1030

Letters leren en dromen over een paardje

Het land is verwoest en Kasteel Amerongen ligt in puin maar er is hoop voor de toekomst. De kleine Fritsje kent namelijk het ABC uit zijn hoofd! Na alle deprimerende praat eindigt Margaretha met nieuws over de kleinkinderen. De vele ziektes in de winter hebben ze achter zich gelaten en het gaat nu stukken beter met ze. Fritsje is flink aan het groeien en leert veel van zijn “groote mama”, van Margaretha dus, en de groote Visbach, en van de huishoudsters. Nog belangrijker, Fritsje heeft door dat zijn grootpapa zijn vader een mooi paard heeft gegeven en nu wil hij er ook een! Wel maar een klein paardje, dan kan hij er ook op rijden.

Brieffragment over Fritsje

[haest volgen sal,] al onse kindere sijn de heere sij ge
danckt gesont fritsge wort seer groot en weesent
lijck, leert bij groote mama en de groote visbach sijn
vrage heel fraeij en ock al ommn o n onse kant
Ab al en alde letters seijt dat groote papa hem
Een kleijn paertge heeft gesonde daer hij met gewelt
op wil rijde bedanckt groote papa seer bidt alle
daech voor hem dat hij haest gesont mach worde en
weer thuijs koomen, het welcke godt wil geefve, blijf
Mijn heer en lieste hartge

uhEd getrouwe wijff

M Turnor

de graef van
waldeck is gistere
gearijveert

Geen man, geen geld, geen hoop op vrede

DatumPlaats
Geschreven31 maart 1673 Den Haag
Ontvangen5 april 1673Hamburg
Lees hier de originele brief

Godard Adriaan blijft in Hamburg

Tekening van een poort. Links staat dwars op de poort een huisje of schuur. De poort is hoog met ronde boog, Door de poort gaan net een man op een paard en een lopende man (met hond?). Boven de poort zit overdwars een overkapte loopbrug tussen twee ronde torens. De linker toren zit achter het huisje, on der de rechter toren zit een afgesloten luit. Helemaal links zien we dat er naast het huisje een aarden wal of dijk loopt: er staan hekken die schuin omhoog gaan. Bijna uit beeld staat een boom en op de achtergrond links zien we nog een gevel. Voor op de weg staat het monogram AW.
Stadspoort te Hamburg (?), vanuit de buitenzijde gezien, Anthonie Waterloo, 1619 – 1690 Collectie Rijksmuseum

Wat is Margaretha bedroefd dat haar man nog zo veel pijn heeft en ook dat het er toch niet op lijkt dat hij met Waldeck mee naar Den Haag zal komen! Griffier Fagel wist gisteren namelijk te melden dat de laatste brieven van prins Willem aan haar man de bestemming Hamburg hadden, terwijl Waldeck al volgende week verwacht wordt. Het is dan wel duidelijk dat Godard Adriaan niet bij hem zal zijn.

Brieffragment over de rustwagen

ick had al gehoopt uhEd met den graef van waldeck1Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg Een
keer herwaert2hierheen sout hebbe gedaen en weet niet wat ick
dencken sal want gistere bij ockasie3gelegenheid dat ick den heer
griffier fagel4Hendrik Fagel weegens uhEd rustwage ginck spreecke
seijde hij mij niet te konne dencke dat deselfve hooger
ginck5hoger gaan: eigenlijk stroomopwaarts reizen, in dit geval uit het buitenland naar Den Haag komen om dat sijn hoocheijt met de laeste post hem
briefve aen uhEd had gesonde en belast die op
hamburch te bestelle, en dat hij griffier niet
anders wiste of den graef van waldeck wort
noch deese weeck weer hier verwacht, daer om

Overigens had Margaretha de griffier eigenlijk aangesproken vanwege de rustwagen. Ook daar mogen ze niet te hard op rekenen, omdat Daniël van Hogendorp, nog steeds doodziek te bed in zijn huis te Rotterdam ligt. Wat Margartha niet weet, is dat hij op het moment dat ze dit schrijft, de vorige dag al is overleden.

Verbroken zegels

Gravure van een stapel papieren met daaraan allerhande zegels. Ernaast ligt een zegelring. De zegels liggen waarschijnlijk in de zon, want ze beginnen te smelten. Op de achtergrond een klassieke tuinvaas.
Gesmolten zegels en een zegelring, Vincent Laurensz. van der Vinne (II), 1714 Collectie Rijksmuseum

Overigens verzekerde griffier Fagel haar ook dat de Staten-Generaal erg tevreden over haar man zijn, zowel over zijn onderhandelingen als over zijn adviezen, en dat ze Fagel hebben gezegd Godard Adriaan vooral op de hoogte te houden van alle correspondentie. Behalve met Theodore Brasser, vertegenwoordiger bij Brunswijk en Osnabrück, omdat Godard Adriaan daar zelf al mee schrijft. Fagel zei echter ook te merken dat de brieven regelmatig worden onderschept en opengemaakt. Godard Adriaans brief van de 14e aan de Staten was open geweest en wel heel bot en plomp weer dichtgeplakt. Een brief waarin Godard Adriaan verzoekt om naar huis te mogen heeft hij trouwens nooit gezien…

Brieffragment over de correspondentie

[gedaen worde,] seijde mij ock dat men heere de state
volckoome kontentement6tevreden so van uhEd neegoosgasi7negotiatie: onderhandelingen
als advijse neemen en hem hebbe gelast van tijt tot
tijt alser Eits voorkomt uhEd kenise daervan
te geefven, gelijcke hij seijt te doen behalfve van
de briefve van brasser8Theodore Brasser, vertegenwoordiger van de Republiek bij de Hertogen van Brunswijk in Celle, Wolffenbütel en Hannover en bij de bisschop van Osnabrück om dat die selfs met uhEd
korespondeert, maer seijt te bemercke dat de
briefve worde geintersipiEert9intercipiëren: onderscheppen of op gebroocke gelijck
die vande 14 die uhEd aenden staet heeft gesonde
was open geweest en wel plomp bot weer toege
daen, hij seijt ock noijt geen briefve van uhEd
gehadt of ock niet aenden staet gesien te hebe
waer in uhEd sijn demissie10ontslag, verlof of om Een keer her
waerts te doen versocht heeft, so dat die daer
uhEd inde mijne van mensioneert11mentioneren:vermelden hetselfve aende
griffier versocht te hebbe niet moet ter hande
gekoome sijn, [weegens onse ackte van garant]

Geen geld voor Margaretha…

Zware houten tafel. de vier poten zijn met elkaar verbonden met latten, daarboven zitten sierlijke ronde vormen. Onder het tafelblad zit een grote kist, met daarop twee rechthoeken als versiering. De hoeken zijn geschubt. Voor op de 'onderlist' zit een zwart slot.
Betaaltafel waarvan de hoekstijlen boven de poten zijn geschubt met geldstukken, anoniem, 1640 – 1660 Collectie Rijksmuseum

Het is Margaretha nog niet gelukt het geld voor de derde ordinantie los te krijgen. Ze heeft hem bij de drost van Amerongen in Amsterdam achtergelaten om daarmee naar de ontvanger te gaan. De ontvanger beweert helaas dat het echt niet kan, en dat hij zelfs niet kan zeggen wanneer hij wel kan betalen. Ze vreest dat het hoe langer hoe erger zal worden.

Brieffragment over het ontvangen van geld door Margaretha en haar drost.

met de leste post heb ick uhEd geschreefve dat ick de
tweede ses duijsent gulde heb ontfange, de ordinansi
vande derde heb ick onder den drost van Ameron
geleate op om de peninge tot Amsterdam bij den
ontfanger in te vorderen, doch sien daer voor
Eerst noch geen raet toe, vermits den ontfange
seijt hem onmoogelijck te sijn alsnoch tijt te konne
stelle tot de betaelline, ick sal nae de hoochtijt
weese ses duijsent gul versoecke maer sien geen raet
tot gelt of ick schoon ordinansi heb en vrees het hoe
langer hoe erger sal worde, [dat de heer van ginckel]

… en ook niet voor van Ginkel

Voor van Ginkel is de geldkrapte nog erger. Margaretha weet niet hoe hij het zou rooien als hij met vrouw en kinderen niet bij haar terecht zou kunnen. Hij heeft nog steeds geen stuiver van zijn salaris gehad. Niet voor zijn functie als ritmeester en niet voor die als kolonel. Waar moet dat heen? Hij is zojuist teruggekomen uit Gorinchem, en wat hij vertelt over de omstandigheden waaronder mensen en paarden daar moeten leven doet Margaretha nog sterker wensen dat God alles ten goede zal keren.

Tekening van een water dat links van ons een bocht naar links maakt. Recht voor ons staat een poortgebouwtje met daarachter een houten brug die aan de overkant een ophaalbrug heeft. Rechts in de verte staat een molen. De brug gaat naar een hoog eiland, waar midden op een groot plomp gebouw ligt met een soort dubbele ui dak. In de eerste ronde ui zitten allemaal dakkapelletjes en daarboven zit een kleinere ui als een kers op de taart. Op het eiland staan verder wat bomen en een klein huisje. De oever van het eiland is afgezet met houten hekken.
Gezicht op Gorinchem, Willem Schellinks, 1637 – 1678 collectie Rijksmuseum
Brieffragment betaling Van Ginkel

[langer hoe erger sal worde,] dat de heer van ginckel
met sijn vrou en kinder niet bij ons was weet voor
waer niet hoe hijt maecken sou want krijcht alsnoch
niet Een stuijver van sijn tracktement noch als rit
=meester noch als kolonel, waer wil dit noch
heen, so aenstonts komt den heer van ginckel van
gorckom seijt het droefvich is te zien so de mense en
en beeste teweete paerde daer wt sien, de heere wil
ons alles ten beste schicke, [om weegens deese staet]

Wat vrede konnen wij maken?

Gaan de onderhandelingen in Keulen vrede brengen? Ze somt, net als in haar vorige brief, nog eens de namen van de personen op die zullen worden afgevaardigd. Margaretha heeft er niet veel vertrouwen in. Wat voor vrede zal dat worden, want wat valt er te onderhandelen met een koning die alles zo heeft als hij het hebben wil? Ze zeggen dat Spanje op het punt staat met Frankrijk te breken, maar dat hadden ze veel eerder moeten en of het gaat gebeuren is nog maar de vraag.

Brieffragment vrede

[hier in verwacht,] ick ben seer swaerhoofdich indeese vreede handel
konende niet sien wat vreede wij sulle konne maecke met Een
koninck diet alles naer sijn wens gaet, men spreeckt seer
dat spange12Spanje staet opt point om met vranckrijck13Frankrijk te breecken
haddense dat wat Eer gedaen en oft och geschiede maer men
heeft het so lan geseijt, [farije die gouverneur van Maestricht is]

Welland moet wieberen

Plattegrind net een gebied in groen gekleurd. Midden in het gebied is een dorp getekend: een kerk met huizen eromheen en veel groen. Net buiten het dorp ligt een molen. Verder liggen er in het gebied verspreide woningen. In de kaart zijn wegen ingetekend en de suggestie van afscheidingen van weilanden. Rechtsonder liggen meerdere huizen dicht bij elkaar als een soort dorp. Links net naast het groene gebied staat een kerk getekend waarbij staat Serooskerke en een familie wapen dat wit is met drie rode hondekoppen (familie Van Tuyll van Serooskerken). Midden boven staat ook een familiewapen boven een rode band met drie witte ruiten, het stuk daaronder zwart met een witte cirkel met een kruis erin. De tekst is slecht leesbaar. Rechts boven ligt ook  een kerk en daar staat Renesse bij. Daarachter: schoon dorp met hooge boomen en boogaerde. Daarboven een rood familiewapen met een gouden leeuw en onleesbare tekst ernaast. Onder Renesse nog een gebouw: het huis van Moermont.
Kaart van de heerlijkheid Noordwelle in Zeeland, eigendom van de heer van Welland, anoniem, 1649 – 1658 Collectie Rijksmuseum

Neef van Welland is naar Zeeland vertrokken, dat werd tijd. Margaretha merkt zuur op dat iedereen die uit Utrecht afkomstig is en er toe doet ondertussen al een keer prins Willem III eer is komen bewijzen, behalve hij. Waarschijnlijk kan hij het zich niet veroorloven en komt hij niet uit met zijn inkomen. Hij heeft de hele winter op Margaretha’s zak geteerd en dat in deze kwade tijden met zware belastingen! Als hij terug is zal ze hem zeggen dat ze de kamer niet langer kan missen. Wat ook waar is, merkt ze op, want ze moet de meubels uit Amsterdam straks toch ook ergens kwijt?

Brieffragment over Welland

[het gouvernement had hoore te geefve,] den heer van wellant14Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha
is Entelijck Eens naer seelant15Zeeland gegaen, al de werlt van wttrecht16al de wereld van Utrecht: iedereen uit Utrecht
gekoome sijnde hebbe sijn hoocheijt gesien en gesalweert17gesalueerd: begroet behalfven
hij, sien niet dat hij der nae tracht18er naar tracht:het probeert, wat soude hij sijn kost betaelle
ick vreese hij met sijn inkoome niet toekomt daer hij alde winter
de kost bij mij heeft gehadt, met deese quade ijaere indewelcke
so swaere schatine moete gegeefve worde, ick sal als hij weerkomt
hem segge dat wij die kamer niet langer konne misse gelijcke het
waer is so ick onse meubele en alt goet van Amsterdam hier
brenge salt daer op moete sette, nu ick verlange met de naeste
post te hoore in wat Ent vande werlt19aan welk eind van de wereld: waar in de wereld

uhEd is, hoope de heer almach
=tich deselfve sal geleijde, blijfve
uhEd getrouwe wijff
M Turnor

Broos ijs en brosse kanonnen

DatumPlaats
Geschreven20 februari 1673Den Haag
Ontvangen4 maart 1673Minden
Lees hier de originele brief

Vier brieven heeft Margaretha de afgelopen week geschreven en ze hoopt maar dat ze aankomen via de verschillende routes: die via de stalmeester van graaf Waldeck, via Matthias Romswinckel, en via de reguliere post van Bisdommer. De Hamburgse post van vrijdag (17 februari) is niet gekomen. Wie weet zouden daar brieven van Godard Adriaan tussen gezeten hebben, want zijn laatste is al weer van 2 februari. En men schreeuwt om nieuws uit Duitsland, want hoe zit het nu met Franse en de Duitse legers?

Tekening van een paar berken die tussen grote rotsen staan, Voorlangs stroomt een beekje waarin ook allemaal keitjes en stenen inliggen.
Groep berken bij een bergstroom, Jan Both, 1628 – 1652 Collectie Rijksmuseum

Geen Beukenboom maar Berkenboom

Ze herhaalt nog maar weer eens het gerucht dat met de Keulse post kwam dat Turenne zich met zijn leger tactisch heeft ingenesteld op een onbereikbare plek. Wat in haar vorige brief Beukenboom of Eikenboom was, noemt ze nu Berkenboom. (Inderdaad noemt Godard Adriaan zelf Berckenboom in een brief aan Willem III van 6 februari, ergens tussen Dortmund, Lünen en Unna) Van daaruit zou Turenne buiten schot kunnen blijven en tegelijkertijd de route naar Keulen in zijn macht kunnen houden, om te voorkomen dat dat in keizerlijke of Brandenburgse handen valt. Maar wat is hier van waar?

Brieffragment Turenne en Berckenboom

ondertusche loopen hier
verscheijde tijdine en geruchte die met de keulse
en Aekense1Akense poste koome als of den keurvorst sijn
volck in bataelge2Bataille: Slag, strijd, veldslag teegens tureijne3Turenne soude gestelt
hebbe, die geen slach sou hebbe derfve leeveren
maer so geseijt wort geweecke is naer de bercke
boome4Birkenbaum en daer post genoome heeft daermee
seijt men dat hide stat keulle5Keulen kan bewaere
datter van ons of den keurvorst en volcken
geen in en konne gebrocht worde, doch van
al dees tijdine kan niet gelooft worde dewijl
der niet seeckers van is, men verlanckt
seer naer uhEd briefve,

Fragment van een zwarte witte plattegrond met plaatsen, forten wegen en met stippellijnen en streepjes aangegeven bewegingen van troepen.
Toevallig zit Turenne ergens ter hoogte van de twee hoofletters T. Fragment uit een kaart uit 1782 waarop de militaire bewegingen van Turenne in 1672-1673 staan. Bron: Bibliothèque Nationale de France

Willems troepen zakken door het ijs

De grote plannen van Willem III zijn vanwege de dooi niet doorgegaan. Het ijs was zo broos dat er van de voorhoede die er vast op uit was gestuurd heel wat door het ijs zijn gezakt! Gelukkig was er geen grote schade.

Brieffragment over de troepen van Willem III

(sijn hoocheijts deseijn)

is ock doort veranderen vant weer belet sijn voort
ganck te hebbe, het ijs is so broos geweest dat
geen sins heeft wille drage, de voor troepees die
voor af ginge vielle daer met meenichte in doch
hebbe geen schade geleeden, [men wil segge dat]

Verraad in Sas van Gent

Beleg en inname van Sas-van-Gent door het Staatse leger onder Frederik Hendrik, 28 juli tot 5 september 1644. Gezicht op de versterkte stad met op de voorgrond het optrekkende Staatse leger. Met paginanummer 309.
De vesting van Sas van Gent in 1644, rond het beleg door Frederik Hendrik, anoniem 1662-1664 Collectie Rijksmuseum

Terwijl Margaretha zit te schrijven komt er bericht dat binnen de vesting Sas van Gent in Zeeuws-Vlaanderen, de sergeant en diverse korporaals hebben samengezworen met de vijand om een aanval te beramen. De vestingcommandant kreeg er echter lucht van, doordat een brief die voor de sergeant bedoeld was bij hem terecht kwam. Hij deed alsof hij niets door had, maar trof wel alle voorbereidselen om de aanval af te slaan, wat is gelukt, met veel verliezen aan vijandelijke kant! Margaretha wou maar dat de schrik er nu eens flink in kwam.

Brieffragment over Sas van Gent

komt hier tijdine, dat den vijaent met ko=
respondensi van Een sersijant6Sergeant ent ganse
korperaelschap inde stat Een aenslach opt
sas van gent soude gehadt hebbe, het welcke
door Een brief die aen voorschreefe sersijant
was gesonde, in verkeerde hande quam, ont
deckt is, en doort beleijt vande komandeur, die
seeckreeteerde7Secreteren: geheim houden daer kenisse van te hebbe
lietse aenkoome heeftse so geseijt wort
seer koraeseijeuslijck8Courageuselijk:dapper afgeslage met verlies
van veelle van den vijant , de heere gaf
datter Eens Een schrick in mochte koomen

Soldaten bij Voetius

Portret van Gijsbert Voet, geboren 1589, hoogleraar in de theologie aan de Utrechtse hogeschool (1634-1676), overleden 1676. Borstbeeld rechts, in toga, in ovaal.
Portret van Gijsbert Voet (1589-1676) hoogleraar in de theologie aan de Utrechtse hogeschool (1634-1676) Kopergravure van Joannes van Munnickhuysen, eind 17de eeuw, naar een schilderij van Nicolaas Maes uit ca.1665 Collectie Het Utrechts Archief

In Utrecht hebben ze ook bij de oude dominee Voetius soldaten in huis ondergebracht. Waarschijnlijk om zijn kleinzoon te dwingen om vanuit Den Haag weer naar Utrecht te komen. De heer van Wulven is weer vrij, maar heeft zesduizend gulden moeten betalen.

tot wttrecht9Utrecht seijt me dat se int huijs van den
oude voetsius10Gijsbert Voet Ettelijcke soldate hebbe gesonde
om dat sij begeere dat sijn soons soon die hier
inde haech11in Den Haag is daer sal koomen, de heer van
wulfve is weer los maer moet so men seijt
ses duijsent gulde geefve, [henderick van]

Er is meer triest nieuws over bekenden: Hendrik van Wijk, de vroegere rentmeester van de heer van Ginkel is na de laatste veldtocht ziek achtergebleven en gestorven. Margaretha maakt zich erg zorgen over zijn vrouw en kinderen die in Utrecht zitten.

Kanonnen gebarsten

Twee soldaten staan links van een kanon. Een van hen houdt een brandende lont bij het ontstekingsmechanisme. Deze prent is onderdeel van een serie van 12 (13 incl. titelprent) prenten met voorstellingen van militaire (wapen)exercities.
Exercities met een kanon: afvuren van een kanon, Jacques Callot, 1635 Collectie Rijksmuseum

Gelukkig zit het de Fransen ook niet altijd mee. In Utrecht wilden ze kanonnen uitproberen op de stadswal, en nu zijn er wel tien gebarsten en onbruikbaar! Dit verhaal is ook te lezen in het dagboek van de Utrechter Everard Booth. Van de twaalf kanonnen zijn er inderdaad zeven gebarsten en drie ontploft. De brokstukken vlogen ver in het rond en brachten veel materiële schade maar wonder boven wonder geen gewonden, terwijl de Hertog van Luxembourg met bijna al zijn officieren op het Vredenburg stond toe te kijken. Booth geeft een verklaring: door de vorst was het metaal van de kanonnen bros, en de Fransen hadden de achterkanten ingegraven, zodat de kracht van de terugslag geen kant op kon.

Brieffragment over de Fransen die hun eigen kanonnen kapot schieten.

te wttrecht hebbe de franse
haer kanon op de walle gebrocht
en int selfve te prooberen12In hetzelfde te proberen: bij het uittesten daarvan sijnder
tien stucke13Stukken: kanonnen so geborste datse gans
onbruijckbaer sijn

Een kind vuurt loodrecht in de grond geplaatste kanonnen af. Het heeft een lont in de hand. Een ander kind zit bij een kanon naast een schanskorf.
Twee putti met kanonnen, Cornelis Schut (I), 1618 – 1655 Collectie Rijksmuseum. Rechts eentje met een ingegraven kanon, links met een kanon op een affuit of rolpaard die de terugslag kan opvangen.

Pokken, zwijgen en de galg

DatumPlaats
Geschreven24 november 1672Den Haag
Ontvangen29 November 1672Rüsselsheim
Lees hier de originele brief

Margaretha schrijft een lange brief aan haar man. Hopende dat ook deze maar op tijd aan komt.

De Ziekenboeg 2.0

Ze deelt eerst maar het laatste nieuws over de ziekenploeg: eindelijk gaat het beter met de heer van Welland. Of nou ja, de man zelf blijft nog wel veel op zijn kamer en laat de dokter nog om de dag komen. Maar ondertussen eet en slaapt hij wel goed. Margaretha’s oordeel is dus: beter. Zou zij de eerste vrouw zijn geweest die tussen de regels door over een Man-Flu spreekt?

Tietge maakt het ook enigszins beter, godzijdank. Haar handen zitten onder de pokken, waardoor het pijnlijk is iemand aan te raken. Maar ergens is dat fijn, want Margaretha is als de dood dat Tietge de andere kleinkinderen zal besmetten.

de heer van wellant is mijns oordeels wel hoewel hij
noch sijn kamer hout, hij staet seer opt segge vande
docktoor die alledaechge en om den anderendach bij
hem komt, hij Eet wel en slaept wel, onse liefve
tietge is tot noch toe gesont van harte dan daer is so
lange de neege dage niet voorbij sijn niet van te
segge, sij is op haer hande van binne en van buijte
so wtneemende vol pockges datse niet te sien sijn
staen heel als Een lichte sweer int aensicht ist
reedelijck ock so aentlijf maer is so vol pijndat
mense niet kan aenraecken, [de heere wil haer]

De politiek praat en de politiek zwijgt

Uitzoomend naar de landelijke politiek: er is nog steeds geld gebrek voor de oorlogvoering. Zeeland betaalt niet, Friesland weinig en Groningen kan niks geven. Het komt dus op Holland aan. De heer van Ginkel schrijft dat de ruiters die op mars zijn al drie stuivers voor een kan water moeten betalen.
Men begint nu hier te geloven dat Zijne Hoogheid en zijn leger eindelijk bij de keurvorst zal worden gevoegd. Maar Margaretha bidt er op los, ze durft het bijna niet te schrijven, maar ze ziet het allemaal zeer droevig in. Ze schrijft dat zelfs ‘de wijste en verdienste’ wonderlijke gedachten en speculaties hebben over de komende tijden. Margaretha schrijft die gedachtes maar niet op, dat durft ze ‘de pen niet te vertrouwe’. Helemaal niets opschrijven vindt Margaretha ook niet wenselijk, ze wil haar man toch wel enigszins op de hoogte houden van het gesmiespel in het land.

Vertellen van een geheim, Noach van der Meer (II), naar Jacobus Buys, 1778 – 1785. Collectie: Rijksmuseum

Nog geen ijs

Van wonderlijke speculaties springt ze naar het weer. Het is een opluchting dat het weer nog zo goed blijft en dat het nog niet aan het vriezen is geslagen. Want zodra het ijs er ligt…

[om gaet en watter al geseijt wort,] wij sijn geluck
=kich dat hier noch so open weer blijft soot Eens be
=gint te vriese ent ijs leijt salmen hier seer be=
komert voor Een overval sijn, deen seijt dat den
vijant het ooch noch seer op Amsterdam heeft en
andere dat se hier Een roof sulle soecke te hae
=lle insoma1In somma: kortom men weet niet wat men best doen
sal, [ick raede de vrou van ginckel het gaen]

Dat brengt haar ook weer bij een ander zorgenkind: Ursula Philippota praat nog steeds over een vertrek naar Gelderland. Ook andere dames spreken van een vlucht. Maar het blijft onzeker waar de vijand het eerste zal toeslaan zodra het water van de waterlinie in ijs is veranderd. Zucht, ze weet ook niet wat ze moet, en legt het daarom maar voor aan haar man, hopende op zijn wijsheid.

Gezicht aan de Vecht, Abraham Rutgers, ca. 1682 – ca. 1699. Collectie: Rijksmuseum

Galgje spelen bij de Dom

Ondertussen zijn er geruchten uit Utrecht. Het lijkt erop dat Luxemburg van plan is te vertrekken, waarna hij vervangen zal worden. En er schijnt ook een hoop tumult te zijn onder de burgers van de stad. Ze keren zich fel tegen een aantal regenten en verbeelden wellicht iets te visueel hoe ze tegenover het lot van deze regenten aankijken. Voor de Dom(kerk) en op andere plaatsen hebben ze een grote galg geschilderd en daaronder de namen van de zeven regenten geschreven. Margaretha vindt het vreselijk dat ‘die mensen noch niet getemt sijn en so oproerich blijve’.


Na deze visuele beschrijving sluit ze haar brief af.

November slachtmaand

DatumPlaats
Geschreven14 november 1672Den Haag
Ontvangen22 november 1672Rüsselsheim
Lees hier de originele brief

Gezonde trek

Patiënt neef Welland blijft kwakkelen. Hij ligt tot ’s middags op bed en komt niet uit zijn kamer. Margaretha vind dat hij minder naar de dokter moet luisteren en meer aandacht moet besteden aan wat uit de keuken komt. Sinds ze dat tegen hem gezegd heeft lijkt de koorts te minderen en krijgt hij wat smaak in ‘t eten. Wie weet wordt hij nu snel beter.

Brieffragment over neef Welland

Den heer van wellant leijt noch tot de middach opt bed
hout dan voort sijn kamer staet al te seer op de
ordere vande docktoore. Sint ick hem dat wat heb afge
=raede en hij hem wat met de keucken meer hout be
=gint het kontiniweel binekoortge1voortdurende verhoging, lichte koorts dat hem seer
matteerde2afmatten, vermoeien wat te mindere en hij wat smaeck int
Eeten te krijgen hoop het nu wel gaen sal,

Margaretha slacht twee varkens

Om de meer of minder gezonde trek van alle zieken en niet-zieken steeds te kunnen stillen, moet Margaretha natuurlijk wel zorgen dat in de keuken de voorraad steeds op peil is. Ze heeft een half beest (waarschijnlijk een koe) aan de haak gekocht en zal morgen twee varkens slachten. Het is tenslotte november, de slachtmaand. In een tijd zonder koelkasten is dat de tijd van het jaar dat je vlees makkelijker goed kan gaan houden omdat de temperaturen voorlopig laag zullen blijven. Margaretha hoopt dat de Heer hen het vlees in vrede zal laten genieten.

Brieffragment over de slacht

ick heb een half beest aenden haeck gekocht en
sal merge twee verckens slachte de heere wil
ons in vreede laete geniete

Gewassen pentekening van een man en vrouw die op een kleine binnenplaats tussen de huizen gebogen staan over een bak. De mand heeft een bijl in zijn handen, de vrouw een varkenspoot.
Varkensslacht, Cornelis Ploos van Amstel, naar Jan Saenredam, 1778 – 1787. Collectie Rijksmuseum

Margaretha slacht de kinderen?

In de bezette gebieden is de vrede voorlopig nog ver te zoeken. Drie dagen geleden is heel Loenen afgebrand, met uitzondering van een brouwerij. Ze haast zich meteen te zeggen dat ze dat alleen schrijft om hem op de hoogte te houden en niet om hem ongerust te maken. Blijkbaar hebben eerdere brieven die uitwerking gehad en heeft hij zich daarover beklaagd. Dat was helemaal niet haar bedoeling, ze meende dat ze naast God ook bij elkaar hun troost moesten zoeken.

Brieffragment over Loenen en waarom Margaretha alle ellende schrijft

[trackteert sulle worde,] drije dage geleede hebbe de
franse het dorp loenen gans afgebrant daer niet
als eene brouwerij is blijfve staen. ick schrijf dit
alleen om uhEd bekent te maecken wat hier passeert
en doet mij leet mijn breifve deselfve so veel onrust
hebbe bijgebracht. Kan verklaere het met sulcke
intentie niet is geschiet en sa maer meenende wij
aen den andere ons troest naest god moste soecke

Kinderen slachten

Maar omdat het hem blijkbaar verdriet doet, zal ze ‘de kindere slachte’ hem om vergeving vragen en beloven dat ze het niet meer zal doen, wat er ook gebeurd, en God bidden dat Hij hen bij wil staan en haar met de vier lieve kinderen van de vijand wil bevrijden en Godard Adriaan voor alle ongelukken wil bewaren.

Brieffragment over het slacht van de kinderen

doch de wijlle uhEd dit faescheert3fascheren: verdriet doen sal ick de kindere
slachte4op de manier van de kinderen, zoals kinderen doen en deselfve om vergifnisse bidde en segge
dat ickt niet meer sal doen het gaet dan hoet
gaet, god bidde dat hij ons wil bij staen en mij met
mijn vier liefve kindere van den vijande bevrijde,
in wiens heijlige bescherminge uhEd beveelle die de
selfve voor alle ongelucke wil bewaeren dit bidt
van harte

Wat schrijft ze nu? Gaat ze de kinderen slachten? Is ze een soort Medea die haar kinderen doodt om haar echtgenoot te straffen? Of moet je het overdrachtelijk zien en lezen als ‘kill your darlings” (in de zin van laten vallen wat je belangrijk vindt) of als een variant op ‘van je hart een moordkuil maken’ (in de zin van je gedachten niet uitspreken, de boel opkroppen)? Hoewel dat laatste letterlijk is wat ze zegt te zullen doen, bedoelt ze hier met ‘de kindere slachte’ volgens de ‘kinderslag’: zoals de kinderen doen. Zoals we bijvoorbeeld ook ‘schoolslag’ (manier van zwemmen voor beginners) kennen of ‘met de Franse slag’ (op de Franse manier). Ze zal zich dus voortaan braaf als een kind opstellen, eigenlijk letterlijk zoals in het sinterklaasliedje ‘Sinterklaas is jarig‘: (…) ‘Maar wie het niet weer doet, en er spijt van heeft, kan er op vertrouwen, dat de Sint hem vergeeft‘.

Nieuws uit het Zuiden

Eigenlijk houdt de brief hier op. Ze heeft haar handtekening al gezet. Blijkbaar was het bedoeld als een kort briefje van nog geen anderhalf kantje, waarin ze naast het bovenstaande natuurlijk ook nog even aandacht heeft besteed aan de ordinantie van 6000 gulden die ze nu echt déze week verwacht. Maar er komt nog een extra anderhalf kantje achter aan: de post uit Maastricht is binnengekomen. Zijne Hoogheid en zijn leger zijn gisteren en eergisteren bij Mol en Balen gearriveerd, twee plaatsjes halverwege Antwerpen en Maastricht. Er zouden ook 6000 Spaanse soldaten in Luik zijn aangekomen, maar dat is een gerucht dat in Den Haag rond gaat en nog niet uit Maastricht is bevestigd. Niemand weet wat de plannen van de prins zijn, maar men twijfelt er niet aan dat de keurvorst van Brandenburg het ondertussen wel weet, want Willem heeft hem een boodschapper gestuurd.

Brieffragment met het nieuws dat Prins Willem III in de Spaanse Nederlanden is.

Met de post van
Maestricht komt
tijdine5tijding, nieuws dat sijn hoocheiijt
gistere en Eergistere
te mol6Mol (B) en bael7Balen(B) met het bij
hebbende leeger is geweest het welck so geseijt wort
wat ter sijde van Maestricht af, meer naer Anwerpen
leijt, en datter 6000 Spaense binnen Luijk soude
gekoome sijn dan dit leste sijn maer loopende ge=
ruchte het welcke niet van Maestricht geschreefve
wort, niemant weet hier noch het rechte deseijn8Dessein: doel, plan
van sijn hoocheijt dat wel goet is, men twijfelt niet
of den Edelman die sijn hoocheijt aende keurvorst
van brandenburch gesonde heeft is nu al daer, so
dat men daer nu het deseijn da weet, [de heer wilt]

Gravure van een huis waar allemaal ladders tegenaan staan, de rechterkant is ingestort en slaan de vlammen uit. Op de voorgrond zijn allemaal mensen met emmers in de weer, emmers liggen ook overal op straat. Met de ladders worden mensen uit het huis gered.
Burgers met ladders en brandemmers in de weer bij een brand in Amsterdam in 1652. Fragment uit: De brand in het Oude Stadhuis van Amsterdam, 1652. Collectie Rijksmuseum

Geruchten uit Utrecht

Verder gaat het gerucht de hele Franse ruiterij uit de provincie Utrecht zou zijn vertrokken. Turenne zou namelijk aan de Hertog van Luxembourg hebben gevraagd of hij alle troepen die hij in Utrecht kon missen naar hem toe zou willen zenden. Door ziekte was zijn leger sterk verzwakt en zou hij anders niet genoeg tegenstand tegen de Duitse troepen kunnen bieden. In het dagboek van de Utrechter Booth staat inderdaad tien dagen eerder vermeld dat 3000 man ruiterij is vertrokken. Een minder prettig gerucht uit Utrecht is dat de Fransen alle brandladders zouden hebben verbrand en alle brandemmers in hebben genomen en achter slot en grendel zouden hebben gedaan. Ze zouden takkenbossen onder de Domtoren hebben verzameld en wat dat zou beduiden… In het dagboek van Booth is hier niets over te vinden. Wel maakt hij die week melding van het feit dat alle brandemmers zijn verzameld in bepaalde huizen en dat voortaan alleen Zwitserse soldaten en speciaal aangewezen burgers branden mogen blussen, terwijl de rest bij brand binnen moeten blijven. Daar zou alsnog dat verhaal uit kunnen zijn ontstaan.

Brieffragment over de situatie in Utrecht

men seijt ock dat turaijne9 Turenne aen lutsenburch10Hertog van Luxemburg soude ge
schreefve hebbe dat hij hem toch alt volck dat hij
Eenichsins kost misse soude toe sende so dat hij sonder
t selfve niet bestant was de duijtse troepees te rees
sesteere11weerstaan doordien sijn leeger seer verswackt is door
alde siecke die hij had, daer om al de ruijterij
wt Sticht van wtrecht12Utrecht meest naer turaijne13Turenne toe soude sijn
men seijt ock datse te wttrecht14Utrecht onder den doms
toorn15domtoren vol tackebosse hebbe geleijt en alde brant
leere16brandladders op Een geleijt17op elkaar gelegd hebbe verbrant, alde brant
Emers18brandemmers op en bij Een gehaelt en wech gesloote
wat dat beduijt staet te verwachte,

Nat weer en boze vrouwen

DatumPlaats
Geschreven20 september 1672Amsterdam
Ontvangen
Lees hier de originele brief

Net als met de brief van de 17e is de aanhef van deze brief summier: verder dan “Mijn heer en” komt Margaretha niet. Ze begint met een dienstmededeling: de post doet er lang over. De brief die Margaretha gisteren van haar man heeft gekregen is meer dan tien dagen oud. Gelukkig kan ze met goed nieuws beginnen.

Modderige wegen

Eindelijk! Via de gezanten van de keurvorst in Den Haag is er nieuws over de Brandenburgse troepen. Margaretha schrijft dat ze gehoord heeft dat de gezanten tegen Willem III hebben gezegd, dat er een samenvoeging heeft plaatsgevonden van de keizerlijke1Keizer Leopold van het Heilige Roomse Rijk bemoeit zich inmiddels ook met de strijd. Hij vreest voor teveel macht van Lodewijk XIV in Europa. en de Brandenburgse troepen en dat ze eindelijk zo ver zijn om te gaan marcheren. Hoewel ze verheugt is door dit nieuws, steken de zorgen ook weer snel de kop op. De langdurige regen zal het de legers niet gemakkelijk maken zich snel te verplaatsen over de modderige wegen die zijn ontstaan. Margaretha weet het weer helder te omschrijven:

Brieffragment over het natte weer, transcriptie staat eronder

[ons dan helpen,] och wij verlange en snacke
naer de droochte als een visge naert water, en dat
om van ons swaere en onverdrachlijcke ijock2juk der
franse ontlast te worden, hoewel geseijt wort
dat dit natte en onstuijmich weer de franse ock
so inkomoodeert3hindert dat het meerendeel van haer
volck versmelt4de moed verliest] [en meest al aende roode loop]

Een pentekening met ongeveer 3/4 lucht. Onderaan is met pen aan de linker kant een paar kleine gebouwtjes en een hooiberg getekend en aan de rechterkant een kloostergebouw met trapgevel en spitse toren. Eronder stat geschreven St Servaas klooster Binnen Uijtregt
Het St.-Servaasklooster te Utrecht. Tekening van J. Stellingwerf uit ca.1725. Bron: Het Utrechts Archief

Suchten en kermen

Het Franse leger verzwakt ook door de ‘roode loop’, ofwel de dysenterie, die rond gaat. Margaretha stelt dat de greep op Utrecht hiermee ook verzwakt, omdat de helft van de Fransen ziek in gasthuizen of in het Servaasklooster ligt. Maar burgers klagen (‘suchten en kermen’) vooral over de zware inkwartiering die hen is opgelegd. Burgers zijn verplicht vier tot vijf mannen in huis op te nemen. Dat brengt nu al veel last mee, maar in de wintermaanden zal dat alleen maar erger zal worden.

Tweehonderd vrouwen

Het was een aantal vrouwen opgevallen dat er in het huis van Burgermeester Hamel5Nicolaas Hamel echter geen enkele Fransman was ingekwartierd. Ze denken dat hij dit te heeft afgekocht. Hierop riepen de vrouwen, dat ze hem hetzelfde willen aandoen als wat er in Den Haag met de gebroeders de Witt is gebeurd! Dit opstootje veranderde razend snel in een flinke opstand van zo’n tweehonderd vrouwen die voor de deur van de burgemeester stonden. Het had zomaar mis kunnen gaan, maar Franse soldaten wisten ze weer uit elkaar te drijven.

Brieffragment over het boze vrouwen, transcriptie staat eronder

Elck moet daer 3 a 4 en 5 man in huijs hebbe
het welcke se segge niet langer te konne op bren
=gen, daer over Een deel wijfver6wijven: vrouwen aent huijs vande
burgemeester hamel sijn geweest vragende naer
haman7ha man=haar man? die sij wilde spreecken als hij quam seijdese
hem wat hij met haer int sin had ha dat hij se ver
kocht had en nu so swaer belast wierde en
sijn huijs vrij van volck was, maer datse hem
soude doen gelijck de witte inde haech geschiet waert
want dat sij hem die verkoopine soude doen betaele
de in Een ochgenblick tijts waerender meer als
twee hondert vrouwe daer quam terstont
krijsvolck in wapene voor de deur daer meede het
gestilt wiert, [hier ist ock noch niet soot wel hoort]

Een seer ongeluckige stant

Margaretha wijdt verder uit over haar zorgen. Als de hulptroepen niet snel de kant van de Republiek op komen, kan het maar zo dat de Fransen ook nog in de winter in Utrecht huishouden. Ze vreest dat Den Haag dan niet lang meer stand kan houden. Aan de andere kant vermeldt zijne hoogheid wel dat hij een leger van zo’n 30 duizend man bijeen heeft gebracht. Maar ook hier noemt Margaretha het natte weer, dat een snelle overwinning in de weg zal zitten.
Ze eindigt haar brief met dat er huizen en landerijen in brand zijn gestoken (mogelijk in Maarn) en dat ze vreest voor haar arme dorp Amerongen. Het is de eerste keer dat ze expliciet schrijft over branden die door de Fransen in Utrecht gesticht zijn. Geen wonder dat ze weer kortaf is in haar afsluiting: meer dan “UhEd getrouwe” krijgt ze niet uit haar pen.

Nachtelijke brand in een dorp, Adam Colonia, 1650 – 1685. Collectie Rijksmuseum

Inkwartiering

DatumPlaats
Geschreven16 augustus 1672Amsterdam
Ontvangen21 augustus 1672Hamburg
Lees hier de originele brief

Deze brief van Margaretha is kort, twee kantjes maar. Ze herhaalt nog even dat ze met de vorige post de kopie van de eisen van de Hertog van Luxemburg heeft doorgestuurd én een geborduurde ster die ze uit Den Haag heeft ontvangen. Waar die precies voor bedoeld is maakt ze niet duidelijk. Ondertussen is er nog eentje binnengekomen die ze nog even bewaart.

Burgemeester Nellesteyn was net bij haar en is net vertrokken, hij is net als veel andere Utrechters geheel vertwijfeld. Moet hij naar Utrecht terug, met het risico dat hij een eed aan de koning van Frankrijk moet afleggen? Of om die reden in Amsterdam blijven en dan gegarandeerd zijn bezittingen verliezen?

Onderhoud en Inkwartiering

Ondertussen blijkt dat het de Fransen ernst is met hun eisen ten aanzien van onderhoud van het leger én de inkwartiering van de soldaten.

Fragment over inkwartiering in brief van Margaretha
Aanvulling fragment ingekwartierd

[laeten konfeskeeren,] so ick hoor persesteere
de franse noch bij haeren Eijsch1Houden de Fransen nog steeds vast aan hun eis van alle
maent hondert duijsent gul2Gulden tot onderhout
van haer melisie3Militie: leger tot 30000 man wt de provinsie van wttre4Utrecht
te wille hebbe, of willens daer in quartiere die
haer dan kost en dranck sulle moete geefven,

Het Franse bezettingsleger bestaat uit tienduizenden manschappen die allemaal gevoed en gehuisvest moeten worden, grotendeels op kosten van de provincie Utrecht, zowel in geld als in natura. In de eerste maanden kamperen er nog veel soldaten in tenten rond de stad Utrecht en op de Heuvelrug. In Woerden zitten soldaten in hutten van takken, zeil en beddengoed op de stadswallen. Officieren, vaak met eigen lakeien en koks, zijn ondergebracht bij rijke burgers. In Montfoort, Wijk bij Duurstede en Woerden zitten veel soldaten in de kastelen waar eerder Nederlandse garnizoenen gelegerd waren. Maar voor de winter bieden deze niet genoeg ruimte.

Gezicht op het slot te Woerden in 1672
Slot van Woerden. Fragment van een gezicht op Woerden ingenomen door het Franse leger in 1672. Foto door de Frères Moreau van een tekening van Adam Frans van der Meulen 1900-1903. Collectie Rijksmuseum

Inkwartiering van soldaten

Vanaf eind september zullen steeds meer mannen in gewone huisgezinnen in de steden ingekwartierd worden. Zij moeten voorzien worden van bed, vuur, licht, zout, peper en azijn en ‘behoorlijk voedsel’ en nog zakgeld bovendien.

Franse verordening over inkwartiering
Eerste pagina van een Franse verordening over inkwartiering in Utrecht. Collectie: Het Utrechts Archief XX B 4. Uiteindelijk telt het maandelijkse bedrag dat er in wordt genoemd inderdaad op tot 100.000 gulden, exclusief huisvesting.

Brood w0rdt door de Fransen zelf centraal geregeld. Daarvoor hebben ze grote voorraden (geroofd) graan en meel opgeslagen in de kerken en de gasthuizen. In de stad Utrecht komt de inkwartiering neer op drie tot vijf soldaten per huis, terwijl sommige inwoners zijn vrijgesteld. In Woerden echter is het aantal soldaten volgens tijdgenoten in november al opgelopen tot 8000 man, terwijl er maar 700 huizen zijn, zodat er vaak meer dan tien soldaten bij een gezin zijn ondergebracht. “Zij moesten op bedden leggen, als slaept den Burger met vrouw en kinder op stroo. De burgers worden ver boven hun macht met krijgsvolk belast, kraamvrouwen van hun bed afgetrokken”, schrijft een vrouw uit Woerden aan een vriendin.

In theorie is de inkwartiering netjes gereguleerd. Drie soldaten mogen bijvoorbeeld samen niet meer dan één bed opeisen, niet méér licht en vuur vragen dan er al in huis was en niet ‘s avonds laat nog binnenkomen. Dat deze regels in juli 1673 nog overal in het Frans en Nederlands worden opgehangen, wijst er wel op dat het in de werkelijkheid anders loopt…

Lijst met regels voor inkwartiering
Plakkaat met regelement voor inkwartiering, juli 1673. Collectie Het Utrechts Archief XXVI E 8.

Inkwartiering van officieren

De hoogste officieren worden bij de rijkste burgers ondergebracht. De Hertog van Luxemburg trekt in het sjieke Paushuize, waar hij prachtige tapijten met jachttaferelen aan de muur heeft, die hij zonder te betalen ‘overneemt’ van een rijke weduwe. Het stadbestuur belooft de weduwe borg te zullen staan, wat ze in een notariële akte laat vast leggen.

Schilderij van Paushuize in 1736
Paushuize te Utrecht in 1736 door Jan de Beijer. Collectie Het Utrechts Archief Beeldbank 35332

Als het zo uitkomt laten de ongenode gasten zelfs muren doorbreken, als een statig herenhuis hen nog niet statig genoeg is. Zo wordt op de Drift van twee regentenhuizen één gemaakt.

Het ongenoegen is ook wel eens wederzijds. In het dagboek van regentenzoon Everard Booth klaagt een majoor, die is ingekwartierd bij Booth’s neef van Benthem, dat hij “noyt in een huys hadde ingequartiert geweest, daer so veel gecken bijeen woonden”. Maar de Utrechters en de Fransen zijn nog lang niet van elkaar af.

Brandenburgse troepen

Want waar blijft de buitenlandse hulp? Margaretha heeft gehoord dat de reis van de Keurvorst van Brandenburg tot de 22e is uitgesteld. Ze wil nu wel graag van haar man horen of hij zelf goed is aangekomen en hoe groot hij de kansen inschat dat de Keurvorst daadwerkelijk met de hulptroepen zal verschijnen. Ze meldt dat prins Willem weer uit Amsterdam is vertrokken.

Brieffragment over de troepen van de keurvorst

men verlanckt hier seer naer de verwachte
troepees, vandaech is hier tijdine van hambur5Hamburg
gekoome dat den keurvorst sijn reijs weer
tot den 22 deeser soude hebbe wtgestelt,
ick verlange met seer groote inpaesijensie uhE
geluckige overkomste te hoore, en wat hoop wij
tot de komste vande keurvorst en sijn volckere
hebbe, [sijn hoocheijt is gistere weer van hier]

Cornelis de Witt

Ondertussen zit Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag. Naar men zegt doet hij als of hij gek is geworden, maar er wordt ook gezegd dat hij wordt gedreigd met de pijnbank. “Laat de Heer Almachtig alle vrome mensen tegen zulk ongeluk beschermen”, schrijft Margaretha. Ook al zitten de Van Reedes niet in hetzelfde politieke kamp als de De Witts, het blijven vrome mensen…

[geefven dat beswaerlijck sal vallen,] den
ruwaert van putte6Cornelis de Witt sit inde haech7Den Haag op de poort8Gevangenpoort
so men seijt hout hij hem selfve als geck,
doch soude men hem met de pijnbanck hebbe
gedreijcht, de heer almachtich wil alle vroome voor sulcke
ongeval bewaeren, inwiens heijlige bescherminge uhEd be=
veelle en blijfve

Heel in de klem!

DatumPlaats
Geschreven9 augustus 1672Amsterdam
Ontvangen14 augustus 1672Bremen
Lees hier de originele brief

Margaretha heeft in Amsterdam afscheid genomen van haar man, die naar Harlingen is vertrokken om daar de boot te nemen naar het oosten. Direct is er weer de gebruikelijke zorg of hij veilig zal aankomen op zijn bestemming.

Neef van Welland

Als Godard Adriaan al onderweg is, krijgt Margaretha bezoek van haar pleegzoon Welland, Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, en de Amerongse buurman, de heer van Bergesteijn, Jan van der Does. Beide heren zitten in een benarde situatie sinds ze bij Lodewijk XIV op bezoek zijn geweest om te onderhandelen over Utrecht. Ze worden met de nek aan gekeken en ze hoopten advies te krijgen van Godard Adriaan voor hij zou vertrekken, maar ze zijn net te laat. Godard Adriaan blijkt overigens weinig sympathie te hebben voor het gedrag van zijn neef. Inmiddels is het standpunt van de Republiek duidelijk: er mogen geen onderhandelingen meer plaatsvinden met de vijand en elke twijfelaar of enigszins Frans gezinde wordt zelf vijand. Zijn neef leek hierbij aardig in de buurt te komen.

deese merge heb ick uhEd aengenaeme wt herline1Harlingen
ontfange, waerwt met aengenaemheijt sien
uhEd geluckige overkomste tot daer toe, gistere
is de wint wel drije mael goet en weer quaet
geweest, hoope de heer almachtich uhEd verder
sal geleijde en ter gewenste plaetse sonder on=
geluck brenge het welcke wel met verlange
sal verwachte te hooren, voorleedene sondach
kort aende middach is den heere van bergesteijn
en wellant hier gekoomen met hoope van uhEd
noch te vinde den derde is noch tot wttrecht ge=
bleefve, voorleedene saterdach waeren de state

van wttrecht gelaede2laden=uitroepen door den intendant3De intendant was door de Fransen aangesteld om een gebied te besturen om
naerde middach ter vergaderen, wt vreese
dat hij haer den eet soude voorgeleijt hebbe te
doen sijn deese twee vertrocke en harwaerts
aengekoomen, den darde had belooft haer
aenstonts te schrijfve tot wat eijnde die ver
gaderinge was geleijt, het welcke tot gister
avont toe niet is geschiet, [daerdoor sij in]

De Fransen hebben de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen maar Bergestein en Welland durven niet te gaan. Ze vermoeden dat ze een eed van trouw aan de Franse koning moeten afleggen en dat willen ze niet. Ze zitten in een vergelijkbare klem als alle Utrechters in Holland: blijven ze in Utrecht dan zijn ze een verrader van de Republiek, blijven ze in Utrecht dan raken ze waarschijnlijk al hun bezittingen in Utrecht kwijt. Godard Adriaan raadt ze per brief nog aan zich in ieder geval laag bij de grond te houden.

10.000 man in en om de stad

Inmiddels vestigen de Fransen zich steeds dieper in en om de stad Utrecht. De Fransen hebben geëist dat de provincie Utrecht de Franse militie betaalt. Margaretha heeft er een hard hoofd in en vraagt zich af hoe de provincie het geld ooit zal kunnen opbrengen. En tussen de bedrijven door beklaagt ze nog het lot van de arme neef van Welland: hij zit nu wel heel in de klem!

[willense geensins doen] de tijdinge van wttrecht
sijn dat de franse begeere dat die provinsie haer
meelijsie die sij in en om de stat hebbe bestaende in 10000 man of daer ontrent sulle
betaelle, waer sijt haelle sulle dewijlle alles
bedurfven is weetense niet mij ijamert onsen
armen neef van wellant die nu heel inde klem
is [neffens dees neefensgaende vanden heer]

De Mauritspoort van het Binnenhof met rechts het hek van het Mauritshuis. Het gebouw daarachter is de Kastelenij. Foto: W.F. Vinkenbos (ca. 1885). Collectie Haags Gemeentearchief
De kastelein moet zorgen voor mensen die in voorlopige hechtenis zijn genomen. De kastelenij zoals die op de foto staat is tussen 1600 en 1630 gebouwd.

Van de Kastelenij naar de Gevangenpoort

Tot slot heeft ze het over een brief die ze mocht ontvangen van de heer van Renswoude. Deze stuurt ze naar haar man door en de inhoud zal hem vast een frons op zijn gezicht bezorgen. In de brief staat dat Margaretha gehoord heeft dat Cornelis de Witt van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is gebracht. Dit betekende dat hij van “gewoon” arrestant opeens officieel verdachte is geworden. Of zoals Margaretha schrijft: er zijn grote ‘beswaernisse tot sijne laste’ ingebracht. Voelt Margaretha de gewelddadige storm die de broers de Witt zullen treffen al aankomen?

[is] neffens dees neefensgaende vanden heer
van rhijnswoude die ick opende om te sien ofse
waert was voort te sende, schrijft vos dat
hij saterdach savonts ontrent de klock
half elf heeft gesien den ruwaert van
putte wt de kastelenij op de poort brenge
daer bij voechgende dattergroote beswaer=
=nisse tot sijne laste waeren ingebracht,
voort weete ick niet meer, de heer almachtich wil
uhed geleijde en een voorspoedige en geluckige
reijse verleene, dit bidt en wenst van
ganscher harte

Lodewijk in het land

Wanneer Godard Adriaan en Margaretha deze maand samen zijn, volgen ze op de voet de berichtgevingen over het verblijf en de plannen van Lodewijk XIV. Maar waar is de Zonnekoning eigenlijk en wat voert hij uit?

Lodewijk XIV in vol ornaat voor een caravan.
Lodewijk slaat zijn kamp op in ons land. (eigen impressie)

Lodewijk begon zijn hele onderneming om de Republiek een lesje te leren: het kan niet anders dan dat dat kleine landje met die grote schatkist een makkelijke prooi is. Nadat hij, met behulp van de bisschoppen van Münster en Keulen, in een kort tijdsbestek zo’n zestig steden en zestien forten inneemt, verwacht hij een snelle en glorieuze overwinning. Holland zal snel op de knieën zijn gedwongen. Little did he know…

De Zonnekoning in Zeist

Nadat Utrecht is belegerd en de onderhandelingen met deze stad beginnen, vestigt Lodewijk zich met zijn hoofdkwartier tijdelijk in Zeist. Van 1 tot 10 juli is dit de belangrijkste plek in Europa. De Zeistenaren moeten hun ogen hebben uitgekeken toen de koning met groot gevolg, overladen met luxueuze kostuums en goederen, aankwam in het toen 28 huizen tellende dorp.

Lodewijk neemt zijn intrek in ‘’Bogaerdslust’’, het latere Villa Veelzigt (op deze plek staat nu het politiebureau). Omdat lang niet iedereen daarin past, worden ook andere huizen en zelfs de Oude Kerk gevorderd. Ook al verblijft Lodewijk in een eenvoudig dorp, hij blijft een koning met basisbehoeften. Daarbij hoort uiteraard goed gezelschap: zijn maîtresse Madame de Montespan is met hem mee gereisd.

Afbeelding van een bescheiden landhuis (twee verdiepingen) in een bosrijke omgeving. Er stuift een koets met vier paarden voorbij,
Gezicht op de voorgevel van het huis Veelzicht te Zeist, voorheen stond hier ‘’Bogaerdslust’’, waar Lodewijk XIV verbleef, 1828. Bron: Het Utrechts Archief

Lodewijk XIV denkt in een rap tempo te kunnen onderhandelen met Utrecht en Holland. Bij aankomst in Zeist is Utrecht al overmeesterd, maar het capitulatieverdrag moet nog wel worden gemaakt. Neef Welland, Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, en twee andere ongelukkige afgezanten gaan naar Zeist voor onderhandelingen. Het is niet de koning zelf die ze te spreken krijgen, maar zijn oorlogsminister Louvois. Daar horen ze ‘coninx wil’. De sauvegarde1een garantie dat de Franse soldaten de stad niet zouden platbranden en plunderen waar ze om vragen, krijgen ze niet. Bij terugkomst blijkt hun opdracht sowieso al tevergeefs…de stad heeft zich al overgegeven en de inwoners krijgen de beschamende naam ‘sleuteldragers’.

Een ‘seer plaisante stad’

Tijdens zijn korte verblijf in Zeist bezoekt Lodewijk ook tweemaal de Domstad, maar kennelijk met tegenzin. Zijn broer moet hem overtuigen deze ‘seer plaisante stad’ te gaan zien. De Zonnekoning vertrouwt het Utrechtse volk niet helemaal en vrees voor een aanslag. Die donkere werven bij die gracht zijn namelijk uiterst handige plekken om vanuit te schieten of een bom te plaatsen. Zo dribbelt Lodewijk eerst vooral rondom de stadspoorten, maar vervolgt zijn weg uiteindelijk langs de Oudegracht, de Neude, de Gansmarkt, het Janskerkhof en de Drift, door de Wittevrouwenstraat om zo weer stad te verlaten door de Wittevrouwenpoort.

De Wittevrouwenpoort- en brug, op de achtergrond de Domtoren, tekening van Van der Heiden, 1668. Bron: Het Utrechts Archief

Vertrek

Op 10 juli heeft Lodewijk wel genoeg gezien van de Republiek. De onderhandelingen met Holland gingen niet vlot genoeg. Hij vertrekt en laat het verdere veroveren aan zijn leger over. Om vier uur in de ochtend gaat hij via Amerongen, Rhenen en Wageningen naar Arnhem, om weer wat later terug te keren naar zijn geliefde Frankrijk. Terwijl hij hobbelend in zijn koets naar huis wordt gebracht, laat hij zijn Franse leger achter in een land wat steeds verder onder water loopt….

Pagina 1 van 2

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén