Tag: Staten van Utrecht

  • De bureaucratie van ordinanties en assignaties

    Wij Nederlanders kennen een lange traditie van uitgekiende bureaucratie. Doen we het nu met regeltjes en zelfdenkende computers, in Margaretha’s tijd ging het om ordinanties en assignaties. Dit waren briefjes waarmee je van het kastje naar de muur gestuurd werd. Als iemand ooit een onderzoek naar bureaucratie in de Republiek gaat doen, dan zijn de brieven van Margaretha verplichte kost: je voelt de wanhoop.

    De theorie

    Godard Adriaan was in dienst van wat we nu “de overheid” zouden noemen. Alleen was net natuurlijk niet zo dat zijn salaris op een bankrekening werd overgemaakt. Hij had al helemaal geen praktische en/of-rekening met zijn vrouw. Hoe regel je dan een gezamenlijk huishouden verspreid over Berlijn, Amerongen, Amsterdam en Den Haag?

    Margaretha moest bij de werkgever regelen dat er een ordinantie kwam: een verordening dat Godard Adriaan (en dus Margaretha) recht had op het geld. Met die verordening kon Margaretha dan naar de griffier van de werkgever, die een assignatie schreef, een betalingsverzoek. Daarmee kon ze dan naar de ontvanger die op basis van die assignatie mocht betalen. Een ontvanger was een ambtenaar die over het innen (ontvangen) van belastingen ging en ze dus ook uit geld uit kon geven. Als Margaretha dan het geld had, kon ze een wissel regelen waarmee Godard Adriaan dan in het buitenland geld kreeg. Het lijkt een waterdicht systeem.

    De bureaucratische praktijk: de werkgever

    Een man in een zwart pak voor een kast vol papieren: de bureaucratie van ordinanties en assignaties
    Fragment uit De pachtbetaling, Quiringh Gerritsz. van Brekelenkam (toegeschreven aan), 1660 – 1668. Collectie: Rijksmuseum

    De “overheid” in de 17e eeuw was niet zo georganiseerd als nu. De provincies waren relatief autonoom en veel taken waren niet strikt gescheiden tussen landelijk en provinciaal. Het kon best dat Godard Adriaan op missie naar het buitenland ging, maar dat zijn missie betaald werd door Utrecht. Of dat meerdere provincies een eigen afgezant stuurden en die afgezanten vormden dan samen de missie.

    In 1672 werd Godard Adriaan betaald door de Staten van Utrecht. Toen de Fransen in juni Utrecht bezetten, werd Utrecht Frans, en daarmee viel de opdrachtgever van Godard Adriaan weg. Omdat zijn missie nationaal belangrijk was, werden de kosten overgenomen door de Staten Generaal en de Staten van Holland. Alleen waren de Staten Generaal ook weer een samenraapsel van provinciale belangen, dus daar konden provincies dwars gaan liggen voor specifieke betalingen. Het maakte het leven voor Margaretha niet makkelijker.

    De bureaucratische praktijk: de ordinantie

    Om een ordinantie te krijgen moet Margaretha meestal bij de raadspensionaris (of de secretaris van de Staten van Holland of Utrecht, maar die zijn intern natuurlijk weer niet hetzelfde georganiseerd) zijn. Die is natuurlijk altijd heel welwillend, maar kan formeel natuurlijk niets zelf beslissen.

    Ik denk dat Raadspensionaris Gaspard Fagel zich regelmatig door Margaretha gestalkt voelde. Zo schrijft ze op 24 april 1673:

    daer ick deese merge al voor seefven Eure over wtgeweest
    ben maer heb hem niet konne vinde men sou niet
    geloofve hoe qualijck deselfve aen te treffe is,

    Zou hij lastig aan te treffen zijn of zou hij zich effectief voor Margaretha verbergen?

    Margaretha vraagt altijd een ordinantie voor een specifiek bedrag. Daar denkt ze goed over na. Hoeveel geld heeft ze nodig? Hoe lang duurt het voordat je je geld krijgt? Meer geld kost waarschijnlijk meer tijd. Of toch niet? Heel 1672 is ze bezig om een ordinantie van 6000 gulden los te peuteren. Het is een terugkerende zin in haar brieven: de ordinantie van 6000 gulden heeft ze nog niet gekregen, met daarbij wat ze allemaal ondernomen heeft om die ordinantie te krijgen. Aan het eind van het jaar verzucht ze dat ze net zo goed 10000 had kunnen vragen, want dat zou evenveel tijd gekost hebben.

    De bureaucratische praktijk: de assignatie

    Als de ordinantie eindelijk binnen is, kan Margaretha daarmee naar de griffier om een assignatie te regelen: een betalingsverzoek. Dat wil zeggen: als er niet ook nog een “kontre ordinansie” gevraagd wordt. Kontre komt van conter-: een conterbrief is een brief in directe relatie met andere brief of verstrekt als verplicht dubbel. Er raakt ook wel eens een ordinantie kwijt en dan is er een duplicaat nodig, dan begint het hele circus weer opnieuw.

    Met de ordinantie, de kontre ordinansie en/of het duplicaat kan Margaretha de assignatie regelen. Meestal valt dit mee. De griffier kijkt vooral hoe de uitgave valt ten opzichte van de andere uitgaven. Zo nu en dan krijgt Margaretha te horen dat andere uitgaven belangrijker zijn en dat ze een week (of twee) moet wachten.

    De bureaucratische praktijk: het geld

    Met de assignatie kan Margaretha dan eindelijk naar de ontvanger om geld te krijgen. In het Rampjaar wordt door de inflatie geld schaars, dus dat kan dan nog problemen opleveren.

    Als ze Margaretha het geld in handen heeft, schrijft ze haar man heel trouw wat ze ermee gaat of wil doen. Uiteraard wacht ze op zijn toestemming en voegt ze een memorie (overzicht) bij. Zo kan hij zien dat ze niks verspilt en verstandig omspringt met zijn financiën. Een deel van het geld gaat met een wissel naar het buitenland voor Godard Adriaan. Hij moet de kosten van zijn missie zelf dragen. Hierbij kan je denken aan reiskosten, personeel, postzegels, maar ook officiële ontvangsten en dinertjes.

    De praktische uitvoering van de wissels en het beheer van geld ligt voor een deel bij de secretaris van de familie. Er zijn nog al veel mensen die aan die benaming voldoen. Het kan de secretaris van het dorp zijn of een solliciteur. Een solliciteur kan eenvoudige juridische en administratieve handelingen verrichten.

  • Utrecht geeft zich aan de koning

    DatumPlaats
    Geschreven25 juni 1672Amsterdam
    Ontvangen
    Lees hier de originele brief

    Margaretha heeft zich met Ursula Philippota en de kinderen gesetteld in Amsterdam. Gelukkig kunnen ze achter de waterlinie nog reizen, want ze hebben Van Ginkel samen nog gezien. Hij is inmiddels in Gouda gelegerd, maar ontmoette zijn moeder en vrouw bij Uithoorn en is met hen mee gereisd naar Amsterdam. Uiteraard moest hij ‘s avonds wel weer weg om op tijd terug in Gouda te zijn.

    Utrecht en koning Lodewijk XIV

    Het grote nieuws komt uit Utrecht: de stad heeft zichzelf en de provincie overgegeven aan de Franse koning. Margaretha heeft geen goed woord over voor de heren van de Staten van Utrecht. De sleutels van de stad zijn overgedragen en de Heeren ontmoeten de koning: met de hoed in de hand! Hoewel de politieke onrust van afgelopen winter niets is vergeleken bij wat er nu gebeurt, houdt Margaretha het goed bij. Ze weet precies wie wel en wie niet hun hoed afgenomen hebben. Pleegzoon Welland (Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken) was er niet bij, want hij was naar Lodewijk XIV gezonden, net als buurman Van der Does van Bergestein. En zoon Frederik van familielid en politiek vriend Johan van Reede van Renswoude was in het leger, dus die heeft zijn hoed ook niet hoeven afnemen.

    De overgave van de stad Utrecht aan de Franse legers op 24 juni 1672, Hondt II, Lambert de (1645 – 1708). Collectie Centraal Museum, Utrecht; aankoop met steun van het Mondriaanfonds en het K.F. Hein Fonds 2018 © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz 2018

    Catch-22

    De praktische gevolgen van deze overgave worden ook gelijk duidelijk en hebben grote gevolgen voor de familie. De Staten van Utrecht betalen het regiment van Van Ginkel. Als Utrecht Frans is, zijn de Staten dat dan ook en in wiens dienst vecht hij dan?

    Brief van margaretha over het dilemma van Van Ginkel

    [=ter gelaeten,] nu sit den heer van ginckel sonder betaelts
    heere weet niet wat hij doen sal, of te kiteere1quiteren: verlaten, weg gaan
    of niet , och mijn lieste hartge wat komt ons over
    wij sijn tenden2te enden: ten einde raet en weet niet Een mens te
    vragen alsmen wijse liede vraecht treckense
    de schouders op en swijgen, quiteert hij indeese
    hooch dringende noode van tijde wie weet hoet noch
    gaen kan en of de heer almachtich hem noch over
    ons mocht ontferme en Eenige genaedige wtkomste
    verleene hoewel daer geen hoope toe sien, son men het
    vieleijn en quaelijck spreecke niet konne ontgaen
    blijft hij in dienst moogen sij al sijn goederen voor altijt
    konfiskeeren so is hij met sijn vrou en kin=
    deren geruijwineert hoe sal ment nu doen
    sijn vrou sach seer gaeren dat hij quiteerde,
    men is hier in duijsent pijne, [voor ons ick hou –]

    Het is een catch-22 situatie: blijft hij in het Staatse leger dan vervallen zijn goederen aan de Fransen en is hij alles kwijt, gaat hij uit het leger dan is hij zijn inkomsten kwijt, gaat hij terug naar zijn goed (Middachten), dan moet hij trouw zweren aan de Franse koning en is hij een verrader.

    En wat doen de Fransen verder?

    Margaretha maakt zich zorgen over de volgende stappen van de Fransen. De Heer almachtig zal haar bijstaan, maar toch…

    Brieffragment van margaretha over koning Lodewijk XIV en Utrecht

    de heer Almachtich sal mij bij staen daer is alleen
    mijn betrouwe op, het water komt niet alleen op de
    lippe maert begint der al over te gaen, de konin
    seijt men dat merge in Persoon binne wttrecht
    sal koome en int duijtsen huijs loosgeere , en dat
    hij komt met sestich duijsent man om deese

    Brieffragment waarin Margaretha haar wanhoop uitspreekt over het lot van Amsterdam, haar familie en haar man die over de Wadden moet.

    stat3Amsterdam te beleegeren of te benauwe, dewelcke haer teenemael in defen
    sie stelt en vande buijten tot verders van veelle ront om onder
    water staet, het verse water sal ons t Eerst ontbreecke inder
    groote droochte, ick kan niet segge in hoe lange het niet gereegen
    heeft dat Eenich water bij kan brenge, de heemelen sijn als
    geslooten de heer is op ons merckelijck vertoornt, menseijt
    al de steeden in hollant gereesolveert sijn haer tot den
    wtterste toe te defendeere, altijt hier inde stat is Elck
    Even animeus4boos, vijandig maer wat salt al sijn, wij sijn verloore
    so de heer almachtich ons niet merckelijck en helpt, alle onse
    steede en foortresse gaen over sonder datter Een schoet
    op gedaen wort, daer is geen ordere, ick wenste mijn silver
    en linne tot gelt waer en dat ickt in Een ander lant kost
    over maecke maer siedaer geen raet toe wien ick daer van
    spreeck, in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,
    op de watte5de wadden ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
    onbruijckhaer sijn, [het reijnkonter dat de raetpensionaeris]

    Wanhoop

    Margaretha’s wanhoop wordt bijna tastbaar in de brief. En dan zijn ook De Wadden nog onveilig, terwijl haar man via die weg vanuit Hamburg naar huis zal komen… Daarna wijdt ze een paar woorden aan de moordaanslag op Johan de Witt van 21 juni, die ze een “reijkonter”, een rencontre, een ongeregeld gevecht, noemt. Ze maakt er zelf geen woorden aan vuil, maar stuurt waarschijnlijk een pamflet (neefensgaende) mee.
    Ook de ondertekening is luid en duidelijk.

    [spreeck,] in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,op de watte ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
    onbruijckhaer sijn, het reijnkonter dat de raetpensionaeris
    heeft gehad sal uhEd wt dit neefensgaende sien, daer is de
    jonste soon vande raetsheer vande graef bij geweest diese hebbe ge
    kreechgen , nu de heer wil ons voort bewaere, ick blijf

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd wel benoude en bedroefde
    wijff MTurnor

  • Bezet!

    DatumPlaats
    Geschreven20 juni 1672Amsterdam
    Ontvangen5 juli 1672Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Na een week komen de eerste berichten door over hoe de Fransen te werk gaan. Het rumoer onder de bevolking blijft, maar gelukkig treedt Amsterdam hard op. Uit Amerongen heeft Margaretha gehoord dat de Prins van Condé op het kasteel geslapen heeft. Het enige dat ze er echt belangrijk aan lijkt te vinden is dat het kasteel niet beschadigd is.

    Sauvegarde

    De sauvegarde doet zijn intrede. Letterlijk is sauvegarde een bescherming van goederen of personen. Tegen betaling kan je een sauvegarde aanvragen. Haar zoon wil dit wel doen, maar is dat verstandig?

    Brieffragment waar het over de sauvegarde gaat

    [van kan ick niet weeten,] de heer van ginckel schrij
    van verstaen te hebbe dat men wel safveguarde
    mach versoecke het welcke hij dan voort huijs ent dorp
    te Ameronge als ock voor Middachte wilde doen
    dat sal al veel koste maer wat raet tis noch
    beeter wat koste als dat seet huijs soude afbrande

    Utrecht

    Ook uit de stad Utrecht is er nieuws. De Staten van Utrecht hebben twee heren naar Lodewijk XIV gestuurd om de stad over te geven. De Staten van Utrecht bestonden enkel uit deze heren en een paar burgemeesters, de rest van de bestuurders is naar het westen gevlucht. Lodewijk accepteert hun voorwaarden niet, want hij vertrouwt het niet en stuurt ze terug.

    te wttrecht heeft den heer van soomere1Johan van Someren en sanden=
    burch2Diederik Borre van Amerongen met de burgemeesters, daer in doen maels
    door dapsensie vande andere heere, de staetse vergaderi
    bestont, aende koninck besonde en die stat doen
    preesenteere, het welcke hij niet heeft wille aen
    neeme, so geseijt wort, wt vreese van daer in niet
    verseeckert te sulle sijn, men sijn hoocheijt had bij de
    gemeente aldaer so veel te weege gebracht dat sij te
    vreede waeren datter 3 a 4 reesgemente krijs
    =volckeren inde stat soude koomen en dat sij die
    stat soude gedefendeert hebbe, dan daer quam
    terstont ordere op, vande state generael dat me
    wttrecht sou abandoneere en ons ganse leeger
    op de frontiere3frontier: grens van hollant trecke [het welcke]

    Stadhouder Willem III inspecteert de waterlinie (Oude schoolplaat)

    De Oude Hollandse Waterlinie

    De troepen zijn inderdaad richting Holland getrokken, Van Ginkel is naar Schoonhoven en andere zijn naar Weesp. Margaretha noemt de waterlinie niet letterlijk de waterlinie, maar beschrijft het proces wel. Veel vertrouwen lijkt ze niet te hebben in die waterlinie: ze verwacht de vijand nu elke dag voor de poort.

    in hollant wort alles onder water geset ge
    lijcke se hier om deese stat ock doen de saech
    moollens afgebroocke, de liede lijde seer groote
    schade het gekarm vande mense en beeste is so groot
    dat Een steene hart moet Eerberme, och wat tijt
    beleef ick, men verwacht hier alle daech den
    vijant voor de poorte doch stelle haer in defensi
    om beleegert te worde, dan sulle wij in Een
    beleegerde stat sijnde geen kleijne benautheijt
    hebbe, de heer wil ons behoede mij bekomert niet
    meer als die vier kleijne bloetges en met deese
    kontiniweelle droochte vreese verswater gebreck
    te sulle hebbe,owee wee wee die geene die oorsaeck
    sijn van alle ons ongelucke, [so aenstonts ontfan]

    Wees voorzichtig!

    Uiteraard is Margaretha ook weer achter de betaling van haar mans vergoeding aan gegaan, maar ook dat is moeilijk. Margaretha is zo in de bonen dat ze zelfs goed nieuws niet meer positief kan zien. Er zijn schepen naar Hamburg gezonden om haar man op te halen. Alleen zit de Waddenzee vol kapers, dus ze maant hem om vooral voorzichtig te reizen.

    Tot slot ook nu weer de vraag die op ieders lippen brandt:
    Waar zijn de Brandenburgse troepen?

    Weest verzekerd dat ik ben

    Zelfs de ondertekeningen van Margaretha’s brieven worden wanhopiger. Groeten van de kleinkinderen kunnen er nog net vanaf.

    gesonde, hiermeede bevele uhEd inde bewaerin
    des alderhoochste die ons alle in daesen hoochge
    noot wil bij staen, tsij int leefve of sterfae
    weest verseeckert dat ick ben
    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    int schrijfve dees
    beginne de liede
    hier so bij Een te troepen
    dat ick vreese offer al
    meede wat te doen mochte
    koomen, och hoe sit men in gedurige benoutheijt
    de vrou van ginckel en haer kinderkens presenteere haere
    dienst

  • De Utrechtse politiek

    DatumPlaats
    Geschreven29 januari 1672Amerongen
    Ontvangen8 februari 1672
    Lees hier de originele brief

    Als haar man van huis is, probeert Margaretha hem zo goed mogelijk op de hoogte te houden van alles wat er gebeurt en alles wat voor hem belangrijk kan zijn. Als heer van Amerongen heeft hij onder andere grote belangen bij de Utrechtse politiek.

    Staten van Utrecht

    Het belangrijkste bestuursorgaan van de provincie Utrecht zijn de Staten van Utrecht. De Staten van Utrecht bestaan sinds de middeleeuwen, toen bestonden de Staten uit:

    • Het eerste lid: de kerk, vertegenwoordigers van de vijf Kapittels
    • Het tweede lid: de edelen, vertegenwoordigers uit de Ridderschap
    • Het derde lid: de steden, vaak genoemd als “Utrecht en de vier andere steden”. De vier andere steden zijn Amersfoort, Rhenen, Wijk bij Duurstede en Montfoort.

    Na de reformatie werden de kapittels geseculariseerd en werden vanuit de kapittels vijf leden voor de Staten van Utrecht gekozen: de geëligeerden. Dit konden zowel edelen zijn als burgers. Een geëligeerde hield zijn positie in principe voor het leven. In 1672 komen er vier plekken vrij. Uit deze brief wordt duidelijk dat Godard Adriaan Gerard van der Nijpoort gesteund heeft en dat er heel veel “kuiperij” was om Van Rossem gekozen te krijgen. Kuiperij gebruiken we niet echt meer, maar met een blik in het historisch woordenboek, komen we veel te weten over hoe de verkiezingen er volgens Margaretha aan toe gingen: de toepassing van ongeoorloofde middelen om voor zichzelf of zijne vrienden iets te verkrijgen van dengene die de beschikking over de bewuste zaak heeft, in ‘t bijzonder een ambt enz.

    De geëligeerden die in 1672 gekozen zijn. (Fragment uit: Afbeelding van een wapenkaart met de wapens en namen van de geëligeerden, representtnten van de Ridderschap en Steden, voor de Staten van Utrecht vanaf 1528 tot 1709). Collectie Het Utrechts Archief, beeldbank 28827

    De belangrijkste kandidaat bij deze verkiezingen was voor Margaretha en Godard Adriaan hun pleegzoon: Godard Willem van Tuyll van Serooskerken.

    Hij seijt, ik seijde

    In de brieven doet Margaretha uitgebreid verslag van de Utrechtse politiek: de vroedschap, de burgemeesters, de ridderschap. Ze spreekt iedereen en probeert in de gaten te houden wie er op de hand van haar man is en wie niet. Veel brieven lezen dan ook als een “Hij zei… en toen zei ik…”.

    Kennelijk wordt het Godard Adriaan zo nu en dan te gortig en fluit hij haar terug. Zijn brieven aan haar zijn niet bewaard gebleven, maar op 13 oktober reageert ze naar hem:

    doch dewijlle het uhEd niet aengenaem is sal ick
    daer voortaen van swijge, en volgens deselfs be=
    geerte mij niet meer met het Een oft ander be=
    moeije,

    Ze voegt zich naar zijn wil en zal dus voortaan zwijgen en zich niet meer met het een of ander bemoeien. Het lijkt toch een beetje alsof ze het daar niet helemaal mee eens is. Vandaag doet ze alweer verslag van de politieke beslommeringen in het Utrechtse.