Mijn heer en lieste hartge

Tag: Provincie Utrecht

De trommel slaat

DatumPlaats
Geschreven26 december 1672Den Haag
Ontvangen16 januari 1673
Lees hier de originele brief

Bij een brief van 26 december schieten wij, 21e eeuwers, direct in een kersmodus: advent, het kerstverhaal, een ster, een boom, gezelligheid, kaarsjes, lekker eten, een kerstnachtdienst… Bij Margaretha niets van dat alles. Het was er natuurlijk ook de tijd niet naar met alle stress rondom de waterlinie, de vorst, de Fransen die Den Haag willen plonderen, Stadhouder Willem III helemaal bij Charleroi en al tijden geen nieuws van je zoon… Gelukkig zijn er sinds haar vorige brief twee brieven van haar man binnen gekomen, maar de laatste is ook alweer tien dagen oud.

Dreiging

Ach, was Godard Adriaan maar wat dichterbij… Als Margaretha zich voorstelt hoe haar arme man op reis is. De dreiging achter de waterlinie blijft. De rivieren zijn dichtgevroren en de vijand bereidt zich voor. Maar op wat?

Brieffragment zorgen om Godard Adriaan en dreiging invasie

[sal gesien hebbe,] ick verlange seer uhEd ons
wat naerder mochte sijn maer ben seer be
=komert hoet deselfve met sijn volck indeese
ongemeene felle koude op de reijs gaet de heer
hoope ick sal uhEd voor sieckte of ongelucke be
bewaere, hier te lande legge alle de wateren
toe en so geseijt wort maeckt de vijant groo
te preeperaesie om Een invaesie op deene plaets
of dandere te doen men weet niet waert hem

Tweede brieffragment over de invasie

gelde sal sij trecke seer veel volck bij Een en dat
binne woerde, so geseijt wort geefvense af dat
op den haech soude aengesien sijn andere meene
op Amsterdam so dat men niet weet waer
heen te gaen om seecker te sijn, altijt hebbense
meer als 24 Eure werck Eersij hier konne koome
en dat hoop ick salmen hoore alse op wech sijn
men wil hier niet geloofve dat se hier niet wel sulle
konne koome, hier leijt maer Eene kompangi
ruijters en dat ist al men verlaet sich tee
nemael op de poste die se g segge wel versie
=n te sijn maer ick betrouse niet want wij
sijn te ongeluckich in alles, [nu seijt me]

Gewassenpentekening van een ruine. Io de voorgrond spelende kinderen met twee honden, een boom met twee mannen erover, een weg waar een man over loopt en een koets over rijdt. Aan de weg staat een schuur tegen een een muur met een poort. Achter de muur staat de ruine: een gebouw zonder dak, nog anderhalve verdieping met gaten waar de ramen zaten. Aan de rechterkant een brede meerkantige toren waar nog een restant van een schoorsteen uit steekt. Achter een smallere hogere toren. Er is nergens meer een dak.
Gezicht op de ruïne van het in 1672 verwoeste kasteel Ter Meer te Maarssen van Adam van Lockhorst. Tekening van Louis Philip Serrurier uit ca.1730 naar een onbekende tekening uit 1676. Collectie Utrechts Archief

Utrecht

Wat ook tegenvalt is dat Turenne zijn winterkamp in de Betuwe schijnt te willen opslaan. Hij was met zijn leger naar Duitsland getrokken, vanwege de dreiging van het leger van de Keurvorst. Als er weer meer Fransen zijn, dan wordt er waarschijnlijk ook weer vaart gezet achter de tirannieke plakkaten… En in Utrecht zegt men dat ze dan met Amerongen zullen beginnen. Daar heeft Margaretha nog niets van gehoord, maar het rijtje kastelen dat inmiddels afgebrand is indrukwekkend: het huis van Tromp1Hoge Dreuvik, het huis van Lockhorst2Kasteel Ter Meer bij Maarssen, het huis van Reaal3De Nes bij Vreeland, allemaal tot de grond toe afgebrand.

En moet je nou terug naar Utrecht of niet? Door in Holland te blijven riskeer je alles kwijt te raken wat je hebt, maar als je in Utrecht bent betaal je je scheel aan belastingen. Het blijft een dilemma.

Eerst zin brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten
Pagina brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten
Laatste zin brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten

[weet men niet,] tureijne seijt me dat sijn

winter quartier in de beetuwe wil koome neeme
so hij daer koome kan geloof daer noch wel wat
sal winde want daer sijnse noch so niet ver
dorfve, maer wat miseerije wil dit alweer
aen ons geefve noch so veel vijande ons weer
so naer och dat men hem niet geslage heeft
doen men so wel kost, de tieranijcke plackate
wil de koninck ter Exsekusi gestelt hebbe opt
rijgereuste, so men ons van wttrecht schrijft
heeft den intendent daer toe last gekreege op
peene vande Een Euwige indiniteijt vande
koninck en dit soude hij vant huijs te
Ameronge beginne, daer ick Eeve wel
noch niet naerders van en hoore, maer wel
datse het huijs van tromp int schraefvelant
ent huijs vande heer van lier te maerse buijten wttre
het huijs van reeijael van Amsterdam
en meer andere tot de gront toe hebbe
afgebrant alse so voort gaen och wat sal
dit noch worde, den heer vande suijlle staet
ook in beraet om weer naer wttrecht te
gaen, men weet niet wat hij doen sal
tis Een swaere saeck alles te verlaete wat
men heeft daer me geen hoop van wtkomst
en siet, aen dander sijde alsme siet hoe de

mense daer sijnde met swaere belastine worde
gequelt ijae meer alse konne op brenge, is ock

Trommel…

De laatste brief van Margaretha van 1672 eindigt met de onheilspellende woorden:

Brieffragment over de trom die slaat en de onrust in de stad

[en alt gelt naer haer genoome,] vande
heer van ginckel hebbe wij inde 4 poste geen brief
gehadt dat sijn vrou en mij seer bekomert
sijne laeste is vande 10 deeser geweest wil hoope
hij noch wel is, men begint hier nu omsichtich
te worde de trom slaet om de burgerij in
wapene te doen koome en te waecke dat
ick vreese alster op aen sou koome niet
veel sou helpen, wij moete op godt vertrouw
en daer alleen de beste hulpe van verwacht
kost4kon uhEd5u eens overkoome wenste ick met
al mijn hart, ick ben weer wel6Margaretha was behoorlijk ziek daer de heere
voor gedanckt moet sijn, die uhEd en ons alle
in sijn heijlige bescherminge wil neemen dit
en alle, dit bidt wt7uut: uit gront haers harte
Mijn heer
uhEd8uw getrouwe Etc

Hoe groter de angst bij Margaretha, hoe korter de ondertekening van haar brief. Zij weet nog niet wat haar na het schrijven van haar brief van 26 december te wachten staat in het staartje van 1672.

Ets van een trommelslager van drie kanten. De figuur links zien we van op de rug, die in het midden van voren en die recht van zijn rechterkant. De trommelslager draagt een grote trommel waar hij op slaat, hij heeft een hoed met een veer, een jas die breed uitloopt en daaronder een broek tot net boven de kuit die met strikken is dichtgebonden. Hij lijkt ook een zwaard om te hebben.
Exercities met een trommel, Jacques Callot, 1635. Collectie Rijksmuseum

Amsterdammers in Utrecht

Eén van de redenen dat Lodewijk XIV bijzonder geïnteresseerd was in de Republiek, was dat de Republiek zo rijk was. En rijke mensen kunnen veel belasting betalen, dus leek het Lodewijk handig om deze rijke Hollanders als onderdanen te hebben.

Enorm rijke Amsterdammers

Wie waren nu die echt enorm rijken in de Republiek? Spoiler alert! Het waren vooral Amsterdammers. Lodewijk XIV had de pech dat Kees Zandvliet de Quote 500 van de 17e eeuw nog niet geschreven had. Wij kunnen wel gebruik maken van zijn werk: meer dan 80% van de rijken woonde in Holland en zij bezaten bijna 70% van het totale vermogen (als we de Oranjes mee tellen zelfs bijna 90%). En van die Hollandse rijken zat de meerderheid dan ook nog eens in Amsterdam. De helft van alle rijken van de Republiek woonde daar en zij bezaten ook de helft van al het vermogen. Zo op het eerste gezicht had Lodewijk dus echt pech met de waterlinie. Al dat geld, zo dichtbij en zo onbereikbaar…

Buitenplaatsen

In haar brief van 10 september schrijft Margaretha dat de Amsterdammers ‘die haer huys en goet aende vecht hebbe legge’ zwaarder belast worden dan de Utrechtse edelen. Al sinds de 16 eeuw is er een trend in de steden om “een buiten” te hebben: een plek om in de zomer buiten de stad te vertoeven. En naarmate Amsterdammers rijker worden, worden de buitenplaatsen steeds luxueuzer.

Een oude schoolplaat van Czaar Peter de Groote, die Petersburg1Petersburg dateert van na 1700 en ligt net aan de Noordhollandse kant van de Vecht in Nederhorst den Berg en staat daarom niet op het kaartje aan de Vecht bezoekt, door Nicolaas van der Waay.

Eén van de meest idyllische plekjes om je buitenplaats te bouwen was aan de Vecht. Hier lagen aan het begin van de 17e eeuw een tiental adellijke (Utrechtse!) kastelen. Al vanaf eind 16e eeuw koopt de familie Huydecoper grond direct gelegen aan de Vecht. Deze rijke Amsterdamse familie zoekt een plek om te investeren en dat doen ze (onder andere) hier. De familie Huydecoper is in de regio nu vooral bekend vanwege het feit dat ze de eerste buitenplaats aan de Vecht bouwden: Goudestein (nu het gemeentehuis van de gemeente Stichtse Vecht). Vanaf de jaren 1630/1640 worden er overal rond de Vecht hofsteden of “echte” buitenplaatsen gebouwd. In de jaren 60 van dezelfde eeuw reist Cosimo III de Medici reis per trekschuit over de Vecht. In zijn reisverslag schrijft hij over de vele symmetrische paleisjes met goede proporties en hun tuinen.

Afbeelding van een kaart met daar in getekend een buitenplaats langs de Vecht. De rijke Amsterdamse koopman Joan Huydecoper kocht het gebied en ontwikkelde buitenplaatsen die ze verkochten of ze verkochten direct de grond. Op de afbeelding staan kavels ingetekend met daarin de aanduiding hoeveel morgen het land groot is.
kaart door Balthasar Florisz. van Berckenroode van de buitenplaats Goudestein te Maarsseveen, 1629. Linksonder Goudestein rechts het dorp Maarssen en het kasteel Bolestein. De rest van het gebied is al verkaveld: op zoek naar kopers! Bron: Het Utrechts Archief

Na de inval van Lodewijk XIV en het vol laten lopen van de Waterlinie liggen de buitens aan de Vecht (en de Angstel) allemaal in Utrechts gebied. Voor de Fransen een uitgelezen kans om zo veel mogelijk geld uit die Hollanders te schudden.

Margaretha en de Amsterdammers

Margaretha zit weliswaar in Amsterdam, maar haar netwerk bestaat met name uit de Utrechtse adel, dus daar gaat de het grootste deel van haar berichtgeving over. Als het nieuwswaardig is, komen de Amsterdamse kooplieden en regenten wel aan bod.

De kaart is interactie (en uit te vergroten). Hierop staan de buitenplaatsen en kastelen die in het Rampjaar aan de Vecht lagen. Rood is Amsterdams, blauw is Utrechtse adel en geel is anders (Utrechtse notabelen of onbekend). Met het icoontje links boven is het mogelijk de buitenplaatsen te zien die ná het rampjaar nog aan de Vecht gebouwd zijn (grijs).

Inkwartiering

DatumPlaats
Geschreven16 augustus 1672Amsterdam
Ontvangen21 augustus 1672Hamburg
Lees hier de originele brief

Deze brief van Margaretha is kort, twee kantjes maar. Ze herhaalt nog even dat ze met de vorige post de kopie van de eisen van de Hertog van Luxemburg heeft doorgestuurd én een geborduurde ster die ze uit Den Haag heeft ontvangen. Waar die precies voor bedoeld is maakt ze niet duidelijk. Ondertussen is er nog eentje binnengekomen die ze nog even bewaart.

Burgemeester Nellesteyn was net bij haar en is net vertrokken, hij is net als veel andere Utrechters geheel vertwijfeld. Moet hij naar Utrecht terug, met het risico dat hij een eed aan de koning van Frankrijk moet afleggen? Of om die reden in Amsterdam blijven en dan gegarandeerd zijn bezittingen verliezen?

Onderhoud en Inkwartiering

Ondertussen blijkt dat het de Fransen ernst is met hun eisen ten aanzien van onderhoud van het leger én de inkwartiering van de soldaten.

Fragment over inkwartiering in brief van Margaretha
Aanvulling fragment ingekwartierd

[laeten konfeskeeren,] so ick hoor persesteere
de franse noch bij haeren Eijsch1Houden de Fransen nog steeds vast aan hun eis van alle
maent hondert duijsent gul2Gulden tot onderhout
van haer melisie3Militie: leger tot 30000 man wt de provinsie van wttre4Utrecht
te wille hebbe, of willens daer in quartiere die
haer dan kost en dranck sulle moete geefven,

Het Franse bezettingsleger bestaat uit tienduizenden manschappen die allemaal gevoed en gehuisvest moeten worden, grotendeels op kosten van de provincie Utrecht, zowel in geld als in natura. In de eerste maanden kamperen er nog veel soldaten in tenten rond de stad Utrecht en op de Heuvelrug. In Woerden zitten soldaten in hutten van takken, zeil en beddengoed op de stadswallen. Officieren, vaak met eigen lakeien en koks, zijn ondergebracht bij rijke burgers. In Montfoort, Wijk bij Duurstede en Woerden zitten veel soldaten in de kastelen waar eerder Nederlandse garnizoenen gelegerd waren. Maar voor de winter bieden deze niet genoeg ruimte.

Gezicht op het slot te Woerden in 1672
Slot van Woerden. Fragment van een gezicht op Woerden ingenomen door het Franse leger in 1672. Foto door de Frères Moreau van een tekening van Adam Frans van der Meulen 1900-1903. Collectie Rijksmuseum

Inkwartiering van soldaten

Vanaf eind september zullen steeds meer mannen in gewone huisgezinnen in de steden ingekwartierd worden. Zij moeten voorzien worden van bed, vuur, licht, zout, peper en azijn en ‘behoorlijk voedsel’ en nog zakgeld bovendien.

Franse verordening over inkwartiering
Eerste pagina van een Franse verordening over inkwartiering in Utrecht. Collectie: Het Utrechts Archief XX B 4. Uiteindelijk telt het maandelijkse bedrag dat er in wordt genoemd inderdaad op tot 100.000 gulden, exclusief huisvesting.

Brood w0rdt door de Fransen zelf centraal geregeld. Daarvoor hebben ze grote voorraden (geroofd) graan en meel opgeslagen in de kerken en de gasthuizen. In de stad Utrecht komt de inkwartiering neer op drie tot vijf soldaten per huis, terwijl sommige inwoners zijn vrijgesteld. In Woerden echter is het aantal soldaten volgens tijdgenoten in november al opgelopen tot 8000 man, terwijl er maar 700 huizen zijn, zodat er vaak meer dan tien soldaten bij een gezin zijn ondergebracht. “Zij moesten op bedden leggen, als slaept den Burger met vrouw en kinder op stroo. De burgers worden ver boven hun macht met krijgsvolk belast, kraamvrouwen van hun bed afgetrokken”, schrijft een vrouw uit Woerden aan een vriendin.

In theorie is de inkwartiering netjes gereguleerd. Drie soldaten mogen bijvoorbeeld samen niet meer dan één bed opeisen, niet méér licht en vuur vragen dan er al in huis was en niet ‘s avonds laat nog binnenkomen. Dat deze regels in juli 1673 nog overal in het Frans en Nederlands worden opgehangen, wijst er wel op dat het in de werkelijkheid anders loopt…

Lijst met regels voor inkwartiering
Plakkaat met regelement voor inkwartiering, juli 1673. Collectie Het Utrechts Archief XXVI E 8.

Inkwartiering van officieren

De hoogste officieren worden bij de rijkste burgers ondergebracht. De Hertog van Luxemburg trekt in het sjieke Paushuize, waar hij prachtige tapijten met jachttaferelen aan de muur heeft, die hij zonder te betalen ‘overneemt’ van een rijke weduwe. Het stadbestuur belooft de weduwe borg te zullen staan, wat ze in een notariële akte laat vast leggen.

Schilderij van Paushuize in 1736
Paushuize te Utrecht in 1736 door Jan de Beijer. Collectie Het Utrechts Archief Beeldbank 35332

Als het zo uitkomt laten de ongenode gasten zelfs muren doorbreken, als een statig herenhuis hen nog niet statig genoeg is. Zo wordt op de Drift van twee regentenhuizen één gemaakt.

Het ongenoegen is ook wel eens wederzijds. In het dagboek van regentenzoon Everard Booth klaagt een majoor, die is ingekwartierd bij Booth’s neef van Benthem, dat hij “noyt in een huys hadde ingequartiert geweest, daer so veel gecken bijeen woonden”. Maar de Utrechters en de Fransen zijn nog lang niet van elkaar af.

Brandenburgse troepen

Want waar blijft de buitenlandse hulp? Margaretha heeft gehoord dat de reis van de Keurvorst van Brandenburg tot de 22e is uitgesteld. Ze wil nu wel graag van haar man horen of hij zelf goed is aangekomen en hoe groot hij de kansen inschat dat de Keurvorst daadwerkelijk met de hulptroepen zal verschijnen. Ze meldt dat prins Willem weer uit Amsterdam is vertrokken.

Brieffragment over de troepen van de keurvorst

men verlanckt hier seer naer de verwachte
troepees, vandaech is hier tijdine van hambur5Hamburg
gekoome dat den keurvorst sijn reijs weer
tot den 22 deeser soude hebbe wtgestelt,
ick verlange met seer groote inpaesijensie uhE
geluckige overkomste te hoore, en wat hoop wij
tot de komste vande keurvorst en sijn volckere
hebbe, [sijn hoocheijt is gistere weer van hier]

Cornelis de Witt

Ondertussen zit Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag. Naar men zegt doet hij als of hij gek is geworden, maar er wordt ook gezegd dat hij wordt gedreigd met de pijnbank. “Laat de Heer Almachtig alle vrome mensen tegen zulk ongeluk beschermen”, schrijft Margaretha. Ook al zitten de Van Reedes niet in hetzelfde politieke kamp als de De Witts, het blijven vrome mensen…

[geefven dat beswaerlijck sal vallen,] den
ruwaert van putte6Cornelis de Witt sit inde haech7Den Haag op de poort8Gevangenpoort
so men seijt hout hij hem selfve als geck,
doch soude men hem met de pijnbanck hebbe
gedreijcht, de heer almachtich wil alle vroome voor sulcke
ongeval bewaeren, inwiens heijlige bescherminge uhEd be=
veelle en blijfve

Een brief van de hertog van Luxemburg

DatumPlaats
Geschreven13 augustus 1672Amsterdam
Ontvangen16 augustus 1672Hamburg
Lees hier de originele brief
NB: scan 145 rechts (= scan 146) is een los vel. Vermoedelijk hoort dat niet bij deze brief, maar gezien de gebeurtenissen die beschreven bij één van de brieven van 25 of 28 juni.

Een brief van de hertog

De klerk Monck had een brief van de Hertog van Luxemburg, gericht aan Godard Adriaan, richting Hamburg gezonden. Maar Margaretha twijfelt of de brief wel aan zal komen. Er wordt namelijk gezegd dat de Fransen de gewone post aan banden willen leggen; ze willen zelf toezien op het postverkeer.

Brieffragment waarin Margaretha schrijft over de brief van de hertog van Luxembourg

[de laeste post op hamburch beantwoort,] seedert
is Een brief de vanden hartooch van lutsenburchde1Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville den
teegenwoordige komandeur van wttrecht aen uhE
door de klerck monck gesonde, waervan de kopije
hier neffens gaen, vermidts so geseijt wort de
franse de ordinaerisse2Ordinaris=gewoon poste niet meer wille
laeten gaen maer selfs poste wille legge, vrees
de ick deese mochte vermist worde, en oordeelle
de selfve ons ontrent de bewuste Ackte in toekoo
=mende soude konne diene, heb ick goetgedocht
uhEd alleen de kopije daer van toe te sende en
de prinsipaelle bijde voorgaende brief vande state
van wttrecht te bewaere, [dewijlle hij schrijft]

Wat stond er in de brief van de Hertog van Luxemburg? Dat wordt niet helemaal duidelijk uit de brief van Margaretha. Maar omdat Margaretha spreekt van een ‘bewuste Ackte [die ons] in toekoomende soude konne diene’, is het zeer goed mogelijk dat Luxemburg hiermee gelast de uit de provincie Utrecht gevluchte inwoners terug te keren. In ieder geval is evident dat Margaretha waarde aan de brief hecht; ze besluit haar man een kopie van het schrijven van Luxemburg te sturen.

Afbeelding van een krantenartikel
Artikel uit de Amsterdamse Courant van 13 augustus 1672, met daarin de tekst die Margaretha over reis van haar man heeft laten plaatsen. Zou ze het erop volgende stukje verslaggeving ook geschreven hebben? Bron: Delpher

Voor de zekerheid heeft de vrouwe van Amerongen in de krant laten zetten op welke dag zij en Godard Adriaan uit Den Haag waren vertrokken en wanneer Godard Adriaan richting Bremen was gereisd. Zo kon de Hertog van Luxemburg zien dat zijn brief pas na het vertrek van Godard Adriaan was aangekomen en hij de brief dus niet had kunnen lezen. Toch vreest Margaretha voor Luxemburgs ‘quaet [kwaad] en onrechtmaetich deseijn [plan]’, ze had van Welland en Van der Does vernomen hoe het er in de provincie Utrecht aan toe ging.

Op de voorgrond woelige baren met een pier en daarachter Harlingen
Haven van Harlingen van de Zuiderzee te zien. M.D.D. de Jong, ca. 1780, Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Fragment waarin Margaretha schrijft over haar vertrouwen in de kwade bedoelingen van hertog van Luxemburg

[van wttrecht te bewaere,] dewijlle hij schrijft
wt de gasettees3gazettes gesien te hebbe Etc heb ick inde
korante4courant laeten sette den dach waneer wij wt den
haech sijn gegaen en ock deselfe dat uhEd van hier
is tseijl5te zeil, uitgevaren gegaen, op dat hij daer wt kan sien
sijn brief naer uhEd vertreck Eerst hier kan
sijn gekoomen, hoewel ick vreese het niet sal helpe
en sij met haer quaet6kwaad en onrecht maetich de=
=seijn7Dessein=plan, doel Evewel sulle voort gaen, so ick wt onse
twee vriende die hier geweest sijn gelijck wt
mijne laest sult sien, [heb verstaen, dieselfve]

Overigens zijn Welland en Van der Does weer naar Utrecht vertrokken, maar niet met de intentie daar lang te blijven.

Een exorbitant bedrag

Ook de intendant van Utrecht, Louis Robert (die overigens door Margaretha in deze brief niet bij naam genoemd wordt), verschijnt in deze brief op het toneel. De intendant had een vergadering van de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen. Voor het onderhoud en de betaling van de militie eiste hij een exorbitant bedrag van maar liefst 4000 gulden per dag. Margaretha vraagt zich af hoe Utrecht dit bedrag moet ophoesten.

Fragment waarin Margaretha schrijft over de eisen van de Franse intendant in Utrecht

ick hoore en wort voorseecker geseijt dat den inten=
=dant die tot wttrech voorleedene saterdach naer
de Middach de state had doen vergaederen
aldaer ter vergaderin vande selfve heeft geEijss
4000f daechs tot betaeline en onderhout van
haer meelijsie8militie, waer op hem soude geantwoort
sijn sulcks onmoogelijck te weesen de wijlle alles
bedurfven was so soude hij noch op 4000f daechs
gekoome sijn, hoe sij dat noch sulle op brenge sal te
besien staen, [den Advokaet de raet soude hier seer]

Gedenck-teecken hoedanich Zyn Hoogheyt de Hr. Prins van Oranje en Nassou etc. als Stadt-houder door de Hr. Burgermeesteren, Cavallery, en manhafte schutters der stadt Amsterdam aldaer, den 12 Augusty 1672 ingehaelt, en den 15 dito uytgeleyt is. Fragment uit gravure van Romeijn de Hooghe (1672). Collectie Stadsarchief Amsterdam

De Prins en de Ruwaard

In Amsterdam is de Prins van Oranje door de ruiterij en de schutterij met grote vreugde ontvangen. Ondertussen zat Cornelis de Witt, de Ruwaard van Putten, achter slot en grendel in de Gevangenpoort. Margaretha schrijft dat, zo werd gezegd, hij vanuit zijn cel zicht heeft op De Plaats. Ze zegt het er niet expliciet bij, maar hij kijkt uit op hun Haagse huis, op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk.

Heel in de klem!

DatumPlaats
Geschreven9 augustus 1672Amsterdam
Ontvangen14 augustus 1672Bremen
Lees hier de originele brief

Margaretha heeft in Amsterdam afscheid genomen van haar man, die naar Harlingen is vertrokken om daar de boot te nemen naar het oosten. Direct is er weer de gebruikelijke zorg of hij veilig zal aankomen op zijn bestemming.

Neef van Welland

Als Godard Adriaan al onderweg is, krijgt Margaretha bezoek van haar pleegzoon Welland, Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, en de Amerongse buurman, de heer van Bergesteijn, Jan van der Does. Beide heren zitten in een benarde situatie sinds ze bij Lodewijk XIV op bezoek zijn geweest om te onderhandelen over Utrecht. Ze worden met de nek aan gekeken en ze hoopten advies te krijgen van Godard Adriaan voor hij zou vertrekken, maar ze zijn net te laat. Godard Adriaan blijkt overigens weinig sympathie te hebben voor het gedrag van zijn neef. Inmiddels is het standpunt van de Republiek duidelijk: er mogen geen onderhandelingen meer plaatsvinden met de vijand en elke twijfelaar of enigszins Frans gezinde wordt zelf vijand. Zijn neef leek hierbij aardig in de buurt te komen.

deese merge heb ick uhEd aengenaeme wt herline1Harlingen
ontfange, waerwt met aengenaemheijt sien
uhEd geluckige overkomste tot daer toe, gistere
is de wint wel drije mael goet en weer quaet
geweest, hoope de heer almachtich uhEd verder
sal geleijde en ter gewenste plaetse sonder on=
geluck brenge het welcke wel met verlange
sal verwachte te hooren, voorleedene sondach
kort aende middach is den heere van bergesteijn
en wellant hier gekoomen met hoope van uhEd
noch te vinde den derde is noch tot wttrecht ge=
bleefve, voorleedene saterdach waeren de state

van wttrecht gelaede2laden=uitroepen door den intendant3De intendant was door de Fransen aangesteld om een gebied te besturen om
naerde middach ter vergaderen, wt vreese
dat hij haer den eet soude voorgeleijt hebbe te
doen sijn deese twee vertrocke en harwaerts
aengekoomen, den darde had belooft haer
aenstonts te schrijfve tot wat eijnde die ver
gaderinge was geleijt, het welcke tot gister
avont toe niet is geschiet, [daerdoor sij in]

De Fransen hebben de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen maar Bergestein en Welland durven niet te gaan. Ze vermoeden dat ze een eed van trouw aan de Franse koning moeten afleggen en dat willen ze niet. Ze zitten in een vergelijkbare klem als alle Utrechters in Holland: blijven ze in Utrecht dan zijn ze een verrader van de Republiek, blijven ze in Utrecht dan raken ze waarschijnlijk al hun bezittingen in Utrecht kwijt. Godard Adriaan raadt ze per brief nog aan zich in ieder geval laag bij de grond te houden.

10.000 man in en om de stad

Inmiddels vestigen de Fransen zich steeds dieper in en om de stad Utrecht. De Fransen hebben geëist dat de provincie Utrecht de Franse militie betaalt. Margaretha heeft er een hard hoofd in en vraagt zich af hoe de provincie het geld ooit zal kunnen opbrengen. En tussen de bedrijven door beklaagt ze nog het lot van de arme neef van Welland: hij zit nu wel heel in de klem!

[willense geensins doen] de tijdinge van wttrecht
sijn dat de franse begeere dat die provinsie haer
meelijsie die sij in en om de stat hebbe bestaende in 10000 man of daer ontrent sulle
betaelle, waer sijt haelle sulle dewijlle alles
bedurfven is weetense niet mij ijamert onsen
armen neef van wellant die nu heel inde klem
is [neffens dees neefensgaende vanden heer]

De Mauritspoort van het Binnenhof met rechts het hek van het Mauritshuis. Het gebouw daarachter is de Kastelenij. Foto: W.F. Vinkenbos (ca. 1885). Collectie Haags Gemeentearchief
De kastelein moet zorgen voor mensen die in voorlopige hechtenis zijn genomen. De kastelenij zoals die op de foto staat is tussen 1600 en 1630 gebouwd.

Van de Kastelenij naar de Gevangenpoort

Tot slot heeft ze het over een brief die ze mocht ontvangen van de heer van Renswoude. Deze stuurt ze naar haar man door en de inhoud zal hem vast een frons op zijn gezicht bezorgen. In de brief staat dat Margaretha gehoord heeft dat Cornelis de Witt van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is gebracht. Dit betekende dat hij van “gewoon” arrestant opeens officieel verdachte is geworden. Of zoals Margaretha schrijft: er zijn grote ‘beswaernisse tot sijne laste’ ingebracht. Voelt Margaretha de gewelddadige storm die de broers de Witt zullen treffen al aankomen?

[is] neffens dees neefensgaende vanden heer
van rhijnswoude die ick opende om te sien ofse
waert was voort te sende, schrijft vos dat
hij saterdach savonts ontrent de klock
half elf heeft gesien den ruwaert van
putte wt de kastelenij op de poort brenge
daer bij voechgende dattergroote beswaer=
=nisse tot sijne laste waeren ingebracht,
voort weete ick niet meer, de heer almachtich wil
uhed geleijde en een voorspoedige en geluckige
reijse verleene, dit bidt en wenst van
ganscher harte

Lodewijk in het land

Wanneer Godard Adriaan en Margaretha deze maand samen zijn, volgen ze op de voet de berichtgevingen over het verblijf en de plannen van Lodewijk XIV. Maar waar is de Zonnekoning eigenlijk en wat voert hij uit?

Lodewijk XIV in vol ornaat voor een caravan.
Lodewijk slaat zijn kamp op in ons land. (eigen impressie)

Lodewijk begon zijn hele onderneming om de Republiek een lesje te leren: het kan niet anders dan dat dat kleine landje met die grote schatkist een makkelijke prooi is. Nadat hij, met behulp van de bisschoppen van Münster en Keulen, in een kort tijdsbestek zo’n zestig steden en zestien forten inneemt, verwacht hij een snelle en glorieuze overwinning. Holland zal snel op de knieën zijn gedwongen. Little did he know…

De Zonnekoning in Zeist

Nadat Utrecht is belegerd en de onderhandelingen met deze stad beginnen, vestigt Lodewijk zich met zijn hoofdkwartier tijdelijk in Zeist. Van 1 tot 10 juli is dit de belangrijkste plek in Europa. De Zeistenaren moeten hun ogen hebben uitgekeken toen de koning met groot gevolg, overladen met luxueuze kostuums en goederen, aankwam in het toen 28 huizen tellende dorp.

Lodewijk neemt zijn intrek in ‘’Bogaerdslust’’, het latere Villa Veelzigt (op deze plek staat nu het politiebureau). Omdat lang niet iedereen daarin past, worden ook andere huizen en zelfs de Oude Kerk gevorderd. Ook al verblijft Lodewijk in een eenvoudig dorp, hij blijft een koning met basisbehoeften. Daarbij hoort uiteraard goed gezelschap: zijn maîtresse Madame de Montespan is met hem mee gereisd.

Afbeelding van een bescheiden landhuis (twee verdiepingen) in een bosrijke omgeving. Er stuift een koets met vier paarden voorbij,
Gezicht op de voorgevel van het huis Veelzicht te Zeist, voorheen stond hier ‘’Bogaerdslust’’, waar Lodewijk XIV verbleef, 1828. Bron: Het Utrechts Archief

Lodewijk XIV denkt in een rap tempo te kunnen onderhandelen met Utrecht en Holland. Bij aankomst in Zeist is Utrecht al overmeesterd, maar het capitulatieverdrag moet nog wel worden gemaakt. Neef Welland, Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, en twee andere ongelukkige afgezanten gaan naar Zeist voor onderhandelingen. Het is niet de koning zelf die ze te spreken krijgen, maar zijn oorlogsminister Louvois. Daar horen ze ‘coninx wil’. De sauvegarde1een garantie dat de Franse soldaten de stad niet zouden platbranden en plunderen waar ze om vragen, krijgen ze niet. Bij terugkomst blijkt hun opdracht sowieso al tevergeefs…de stad heeft zich al overgegeven en de inwoners krijgen de beschamende naam ‘sleuteldragers’.

Een ‘seer plaisante stad’

Tijdens zijn korte verblijf in Zeist bezoekt Lodewijk ook tweemaal de Domstad, maar kennelijk met tegenzin. Zijn broer moet hem overtuigen deze ‘seer plaisante stad’ te gaan zien. De Zonnekoning vertrouwt het Utrechtse volk niet helemaal en vrees voor een aanslag. Die donkere werven bij die gracht zijn namelijk uiterst handige plekken om vanuit te schieten of een bom te plaatsen. Zo dribbelt Lodewijk eerst vooral rondom de stadspoorten, maar vervolgt zijn weg uiteindelijk langs de Oudegracht, de Neude, de Gansmarkt, het Janskerkhof en de Drift, door de Wittevrouwenstraat om zo weer stad te verlaten door de Wittevrouwenpoort.

De Wittevrouwenpoort- en brug, op de achtergrond de Domtoren, tekening van Van der Heiden, 1668. Bron: Het Utrechts Archief

Vertrek

Op 10 juli heeft Lodewijk wel genoeg gezien van de Republiek. De onderhandelingen met Holland gingen niet vlot genoeg. Hij vertrekt en laat het verdere veroveren aan zijn leger over. Om vier uur in de ochtend gaat hij via Amerongen, Rhenen en Wageningen naar Arnhem, om weer wat later terug te keren naar zijn geliefde Frankrijk. Terwijl hij hobbelend in zijn koets naar huis wordt gebracht, laat hij zijn Franse leger achter in een land wat steeds verder onder water loopt….

Op zoek naar steun

DatumPlaats
Geschreven28 juni 1672Amsterdam
Ontvangen30 juni 1672Hannover/Berlijn
Lees hier de originele brief (let op: de volgorde is een beetje door elkaar gehusseld)

Margaretha lijkt wat meer grip op de wereld te krijgen, in zoverre dat ze begrijpt dat alles wat ze kent, op zijn kop staat. Haar eerste vraag is naar de troepen van de Keurvorst. Haar man schreef er niets over, dus ze gaat er vanuit dat ze zullen komen als het te laat is. Iedereen verwacht een belegering.

Consequentie van de Franse bezetting

Utrecht is inmiddels van Holland afgesloten, zelfs haar financiën krijgt Margaretha niet geregeld. Ze gaat ervan uit dat ze al haar goed in Utrecht kwijt is. Ook is het lastig om zo de financiën te regelen met Van Beusichem die nog in Utrecht is.

[benoutheijt daer men in is,] wttrecht is van hollant ge=
noechsaem af gesneede, daer mooge geende schuijten van
daer hier op vaeren ock niet van hier daer op van=
daech is hier noch Een schuijt die van wttrecht quam
aengehoude, ick heb al Een mael of drij aen beuse=
=kom geschreefve dat hij mij het gelt dat hij noch van
ons in hande heeft soude sende het welcke hij schrijft
niet seecker te konne doen, sal sien of ickt door wissel
kan krijgen want vrees als de koninck met sijn armee
te wttrecht komt dat daer noch wonderlijck sal af
loopen, die 1200f vande staten weegens uhEd equipaesge
vreese ick ock dat wij quijt sulle weesse, alsmeede de
kompangi paerde insoma wij sijn arm en verlaeten,

In de Hollandse steden is men er zeker van dat dat hun niet zal gebeuren: zij zullen wel vechten. Liever dood dan Frans. De gevluchte Utrechtse regenten: Utrecht heeft zich over gegeven, er is geen strijd geleverd. De geruchtenmachine in de steden draait overuren. Overigens krijgen ook de Hollandse regenten er alvast van langs, voor het geval ze van plan waren zich over te geven.

Een ander probleem voor de Utrechters in Holland is de vraag wat ze moeten doen. Terug naar Utrecht en de Franse bezetting ondergaan of in Holland blijven en alle bezittingen in Utrecht kwijt raken? Margaretha gaat ervan uit dat ze alles kwijt zullen zijn en ze hoopt dat ze alles wat ze in Holland heeft zal kunnen houden, want iedereen vreest een belegering.

Prent Kasteel Renswoude: een statige toren met twee vleugels en daarvoor twee bijgebouwen. Een koets met zes paarden draait net de brug over de gracht op.
Kasteel Renswoude door Casper Specht, ca. 1699. Collectie: Utrechts Archief
Johan van Reede van Renswoude kocht de Ridderhofstad Renswouden in 1623 en liet daar dit huis bouwen.

Een krijtende oude man

Ook de aanstelling van haar zoon speelt nog steeds en ze zou haar man hier graag over spreken voor advies, maar die is er niet. Margaretha gaat op zoek naar steun. Ze is bij Johan van Reede van Renswoude langs geweest, een oudoom van haar man. Daarnaast is hij ook de politieke steun en toeverlaat van Godard Adriaan in Utrecht. Hij is gepokt en gemazeld en je zou zeggen dat hij in zijn leven (hij is 89) wel gezien heeft. Maar nee. In Amsterdam wordt over hem gezegd dat hij arm is en probeert financieel beter te worden van de Fransen. De spanning loopt daar zo hoog op, dat hij de wijk genomen heeft naar Hoorn.

Brieffragment van het citaat waar Margaretha steun zoekt bij Johan van Reede van Renswoude

[niemant heeft, nu weer tot mijn voorijge,] ik ben te hoorn bij
de heer van rhijnswou geweest die daer bij de schout van hoorn is
geloosgeert, om sijn hEd advijs weegens het quitere van mijn
soon te hoore die ick in de grootste perplextiteijt1Perplexiteit: verbijstering vande werkt vont
en kreet2Verleden tijd van krijten: huilen dat het mij deerde te sien, seggende dat hij met sijn
kinderen nu soude moeten gaen bidde in sijn oude daegen, dat
onbequam was Eimant te raeden want dat hij sijn selfve
niet rade kon dat hij wel sach dat het aen beijde kante sijn swae
richeijt had in dienst te blijve en ock te quiteere, dat de
mense so vileijn int spreecke sijn dat hij niet kost segge wat
best voor ons gedaen sou sijn, so dat ick Even wijs ben en
niet weet wat hij doen sal, ick sien wel dat hij gedegoteert3Degouteren: irriteren, ergeren is

Kortom, Margaretha heeft niets aan hem. Ze besluit dat het het verstandigst is om af te wachten en te kijken wat de anderen doen. Philippota weet het wel, als het aan haar lag zou haar man uit dienst gaan. Haar redenering is dat ze dan Middachten kan behouden en hij veilig thuis is.

De staat van de oorlog

Aan het eind van de brief somt Margaretha nog alle ontwikkelingen van de oorlog op. In de oorlog met Engeland heeft Michiel de Ruyter na de Slag van Solebay gezegd, dat hij nooit meer uit zal varen met een gedeputeerde aan boord4Cornelis de Witt heeft de hele slag bij hem aan boord gezeten. Ook boeken de troepen van de Bisschop van Münster vooruitgang. En het meest saillante detail bewaard ze voor de laatste zin voor de benauwdste afsluiting tot nu toe: de Fransen, de bisschoppen en de Engelsen hebben de Republiek al onderling verdeeld.

scan van het citaat in de brief over de Staat van de Oorlog

[blijfve so qualijck spreecke,] men seijt dat de
provinsie van hollant en seelant voor de konin
van Enlant sal sijn en overijsel stat en lande5Stad en Lande is de oude naam voor de provincie Groningen
en vrieslant voor den bischop , de rest voor vranck
=rijck dit wort geseijt, den konin van Enlant
seijt me dat haest met sijn vloot weer in see
sal weesen, wij houdender 60 sp scheepe op
inde see de rest is op ontboode omt volck te
lande te gebruijcke,, nu weet ick niet meer
sal met groote droefheijt blijfve

uhEd bedroefde

Utrecht geeft zich aan de koning

DatumPlaats
Geschreven25 juni 1672Amsterdam
Ontvangen
Lees hier de originele brief

Margaretha heeft zich met Ursula Philippota en de kinderen gesetteld in Amsterdam. Gelukkig kunnen ze achter de waterlinie nog reizen, want ze hebben Van Ginkel samen nog gezien. Hij is inmiddels in Gouda gelegerd, maar ontmoette zijn moeder en vrouw bij Uithoorn en is met hen mee gereisd naar Amsterdam. Uiteraard moest hij ‘s avonds wel weer weg om op tijd terug in Gouda te zijn.

Utrecht en koning Lodewijk XIV

Het grote nieuws komt uit Utrecht: de stad heeft zichzelf en de provincie overgegeven aan de Franse koning. Margaretha heeft geen goed woord over voor de heren van de Staten van Utrecht. De sleutels van de stad zijn overgedragen en de Heeren ontmoeten de koning: met de hoed in de hand! Hoewel de politieke onrust van afgelopen winter niets is vergeleken bij wat er nu gebeurt, houdt Margaretha het goed bij. Ze weet precies wie wel en wie niet hun hoed afgenomen hebben. Pleegzoon Welland (Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken) was er niet bij, want hij was naar Lodewijk XIV gezonden, net als buurman Van der Does van Bergestein. En zoon Frederik van familielid en politiek vriend Johan van Reede van Renswoude was in het leger, dus die heeft zijn hoed ook niet hoeven afnemen.

De overgave van de stad Utrecht aan de Franse legers op 24 juni 1672, Hondt II, Lambert de (1645 – 1708). Collectie Centraal Museum, Utrecht; aankoop met steun van het Mondriaanfonds en het K.F. Hein Fonds 2018 © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz 2018

Catch-22

De praktische gevolgen van deze overgave worden ook gelijk duidelijk en hebben grote gevolgen voor de familie. De Staten van Utrecht betalen het regiment van Van Ginkel. Als Utrecht Frans is, zijn de Staten dat dan ook en in wiens dienst vecht hij dan?

Brief van margaretha over het dilemma van Van Ginkel

[=ter gelaeten,] nu sit den heer van ginckel sonder betaelts
heere weet niet wat hij doen sal, of te kiteere1quiteren: verlaten, weg gaan
of niet , och mijn lieste hartge wat komt ons over
wij sijn tenden2te enden: ten einde raet en weet niet Een mens te
vragen alsmen wijse liede vraecht treckense
de schouders op en swijgen, quiteert hij indeese
hooch dringende noode van tijde wie weet hoet noch
gaen kan en of de heer almachtich hem noch over
ons mocht ontferme en Eenige genaedige wtkomste
verleene hoewel daer geen hoope toe sien, son men het
vieleijn en quaelijck spreecke niet konne ontgaen
blijft hij in dienst moogen sij al sijn goederen voor altijt
konfiskeeren so is hij met sijn vrou en kin=
deren geruijwineert hoe sal ment nu doen
sijn vrou sach seer gaeren dat hij quiteerde,
men is hier in duijsent pijne, [voor ons ick hou –]

Het is een catch-22 situatie: blijft hij in het Staatse leger dan vervallen zijn goederen aan de Fransen en is hij alles kwijt, gaat hij uit het leger dan is hij zijn inkomsten kwijt, gaat hij terug naar zijn goed (Middachten), dan moet hij trouw zweren aan de Franse koning en is hij een verrader.

En wat doen de Fransen verder?

Margaretha maakt zich zorgen over de volgende stappen van de Fransen. De Heer almachtig zal haar bijstaan, maar toch…

Brieffragment van margaretha over koning Lodewijk XIV en Utrecht

de heer Almachtich sal mij bij staen daer is alleen
mijn betrouwe op, het water komt niet alleen op de
lippe maert begint der al over te gaen, de konin
seijt men dat merge in Persoon binne wttrecht
sal koome en int duijtsen huijs loosgeere , en dat
hij komt met sestich duijsent man om deese

Brieffragment waarin Margaretha haar wanhoop uitspreekt over het lot van Amsterdam, haar familie en haar man die over de Wadden moet.

stat3Amsterdam te beleegeren of te benauwe, dewelcke haer teenemael in defen
sie stelt en vande buijten tot verders van veelle ront om onder
water staet, het verse water sal ons t Eerst ontbreecke inder
groote droochte, ick kan niet segge in hoe lange het niet gereegen
heeft dat Eenich water bij kan brenge, de heemelen sijn als
geslooten de heer is op ons merckelijck vertoornt, menseijt
al de steeden in hollant gereesolveert sijn haer tot den
wtterste toe te defendeere, altijt hier inde stat is Elck
Even animeus4boos, vijandig maer wat salt al sijn, wij sijn verloore
so de heer almachtich ons niet merckelijck en helpt, alle onse
steede en foortresse gaen over sonder datter Een schoet
op gedaen wort, daer is geen ordere, ick wenste mijn silver
en linne tot gelt waer en dat ickt in Een ander lant kost
over maecke maer siedaer geen raet toe wien ick daer van
spreeck, in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,
op de watte5de wadden ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
onbruijckhaer sijn, [het reijnkonter dat de raetpensionaeris]

Wanhoop

Margaretha’s wanhoop wordt bijna tastbaar in de brief. En dan zijn ook De Wadden nog onveilig, terwijl haar man via die weg vanuit Hamburg naar huis zal komen… Daarna wijdt ze een paar woorden aan de moordaanslag op Johan de Witt van 21 juni, die ze een “reijkonter”, een rencontre, een ongeregeld gevecht, noemt. Ze maakt er zelf geen woorden aan vuil, maar stuurt waarschijnlijk een pamflet (neefensgaende) mee.
Ook de ondertekening is luid en duidelijk.

[spreeck,] in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,op de watte ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
onbruijckhaer sijn, het reijnkonter dat de raetpensionaeris
heeft gehad sal uhEd wt dit neefensgaende sien, daer is de
jonste soon vande raetsheer vande graef bij geweest diese hebbe ge
kreechgen , nu de heer wil ons voort bewaere, ick blijf

Mijn heer en lieste hartge
uhEd wel benoude en bedroefde
wijff MTurnor

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén