Tag: Prins Willem III

  • Inkwartiering

    DatumPlaats
    Geschreven16 augustus 1672Amsterdam
    Ontvangen21 augustus 1672Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Deze brief van Margaretha is kort, twee kantjes maar. Ze herhaalt nog even dat ze met de vorige post de kopie van de eisen van de Hertog van Luxemburg heeft doorgestuurd én een geborduurde ster die ze uit Den Haag heeft ontvangen. Waar die precies voor bedoeld is maakt ze niet duidelijk. Ondertussen is er nog eentje binnengekomen die ze nog even bewaart.

    Burgemeester Nellesteyn was net bij haar en is net vertrokken, hij is net als veel andere Utrechters geheel vertwijfeld. Moet hij naar Utrecht terug, met het risico dat hij een eed aan de koning van Frankrijk moet afleggen? Of om die reden in Amsterdam blijven en dan gegarandeerd zijn bezittingen verliezen?

    Onderhoud en Inkwartiering

    Ondertussen blijkt dat het de Fransen ernst is met hun eisen ten aanzien van onderhoud van het leger én de inkwartiering van de soldaten.

    Fragment over inkwartiering in brief van Margaretha
    Aanvulling fragment ingekwartierd

    [laeten konfeskeeren,] so ick hoor persesteere
    de franse noch bij haeren Eijsch1Houden de Fransen nog steeds vast aan hun eis van alle
    maent hondert duijsent gul2Gulden tot onderhout
    van haer melisie3Militie: leger tot 30000 man wt de provinsie van wttre4Utrecht
    te wille hebbe, of willens daer in quartiere die
    haer dan kost en dranck sulle moete geefven,

    Het Franse bezettingsleger bestaat uit tienduizenden manschappen die allemaal gevoed en gehuisvest moeten worden, grotendeels op kosten van de provincie Utrecht, zowel in geld als in natura. In de eerste maanden kamperen er nog veel soldaten in tenten rond de stad Utrecht en op de Heuvelrug. In Woerden zitten soldaten in hutten van takken, zeil en beddengoed op de stadswallen. Officieren, vaak met eigen lakeien en koks, zijn ondergebracht bij rijke burgers. In Montfoort, Wijk bij Duurstede en Woerden zitten veel soldaten in de kastelen waar eerder Nederlandse garnizoenen gelegerd waren. Maar voor de winter bieden deze niet genoeg ruimte.

    Gezicht op het slot te Woerden in 1672
    Slot van Woerden. Fragment van een gezicht op Woerden ingenomen door het Franse leger in 1672. Foto door de Frères Moreau van een tekening van Adam Frans van der Meulen 1900-1903. Collectie Rijksmuseum

    Inkwartiering van soldaten

    Vanaf eind september zullen steeds meer mannen in gewone huisgezinnen in de steden ingekwartierd worden. Zij moeten voorzien worden van bed, vuur, licht, zout, peper en azijn en ‘behoorlijk voedsel’ en nog zakgeld bovendien.

    Franse verordening over inkwartiering
    Eerste pagina van een Franse verordening over inkwartiering in Utrecht. Collectie: Het Utrechts Archief XX B 4. Uiteindelijk telt het maandelijkse bedrag dat er in wordt genoemd inderdaad op tot 100.000 gulden, exclusief huisvesting.

    Brood w0rdt door de Fransen zelf centraal geregeld. Daarvoor hebben ze grote voorraden (geroofd) graan en meel opgeslagen in de kerken en de gasthuizen. In de stad Utrecht komt de inkwartiering neer op drie tot vijf soldaten per huis, terwijl sommige inwoners zijn vrijgesteld. In Woerden echter is het aantal soldaten volgens tijdgenoten in november al opgelopen tot 8000 man, terwijl er maar 700 huizen zijn, zodat er vaak meer dan tien soldaten bij een gezin zijn ondergebracht. “Zij moesten op bedden leggen, als slaept den Burger met vrouw en kinder op stroo. De burgers worden ver boven hun macht met krijgsvolk belast, kraamvrouwen van hun bed afgetrokken”, schrijft een vrouw uit Woerden aan een vriendin.

    In theorie is de inkwartiering netjes gereguleerd. Drie soldaten mogen bijvoorbeeld samen niet meer dan één bed opeisen, niet méér licht en vuur vragen dan er al in huis was en niet ‘s avonds laat nog binnenkomen. Dat deze regels in juli 1673 nog overal in het Frans en Nederlands worden opgehangen, wijst er wel op dat het in de werkelijkheid anders loopt…

    Lijst met regels voor inkwartiering
    Plakkaat met regelement voor inkwartiering, juli 1673. Collectie Het Utrechts Archief XXVI E 8.

    Inkwartiering van officieren

    De hoogste officieren worden bij de rijkste burgers ondergebracht. De Hertog van Luxemburg trekt in het sjieke Paushuize, waar hij prachtige tapijten met jachttaferelen aan de muur heeft, die hij zonder te betalen ‘overneemt’ van een rijke weduwe. Het stadbestuur belooft de weduwe borg te zullen staan, wat ze in een notariële akte laat vast leggen.

    Schilderij van Paushuize in 1736
    Paushuize te Utrecht in 1736 door Jan de Beijer. Collectie Het Utrechts Archief Beeldbank 35332

    Als het zo uitkomt laten de ongenode gasten zelfs muren doorbreken, als een statig herenhuis hen nog niet statig genoeg is. Zo wordt op de Drift van twee regentenhuizen één gemaakt.

    Het ongenoegen is ook wel eens wederzijds. In het dagboek van regentenzoon Everard Booth klaagt een majoor, die is ingekwartierd bij Booth’s neef van Benthem, dat hij “noyt in een huys hadde ingequartiert geweest, daer so veel gecken bijeen woonden”. Maar de Utrechters en de Fransen zijn nog lang niet van elkaar af.

    Brandenburgse troepen

    Want waar blijft de buitenlandse hulp? Margaretha heeft gehoord dat de reis van de Keurvorst van Brandenburg tot de 22e is uitgesteld. Ze wil nu wel graag van haar man horen of hij zelf goed is aangekomen en hoe groot hij de kansen inschat dat de Keurvorst daadwerkelijk met de hulptroepen zal verschijnen. Ze meldt dat prins Willem weer uit Amsterdam is vertrokken.

    Brieffragment over de troepen van de keurvorst

    men verlanckt hier seer naer de verwachte
    troepees, vandaech is hier tijdine van hambur5Hamburg
    gekoome dat den keurvorst sijn reijs weer
    tot den 22 deeser soude hebbe wtgestelt,
    ick verlange met seer groote inpaesijensie uhE
    geluckige overkomste te hoore, en wat hoop wij
    tot de komste vande keurvorst en sijn volckere
    hebbe, [sijn hoocheijt is gistere weer van hier]

    Cornelis de Witt

    Ondertussen zit Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag. Naar men zegt doet hij als of hij gek is geworden, maar er wordt ook gezegd dat hij wordt gedreigd met de pijnbank. “Laat de Heer Almachtig alle vrome mensen tegen zulk ongeluk beschermen”, schrijft Margaretha. Ook al zitten de Van Reedes niet in hetzelfde politieke kamp als de De Witts, het blijven vrome mensen…

    [geefven dat beswaerlijck sal vallen,] den
    ruwaert van putte6Cornelis de Witt sit inde haech7Den Haag op de poort8Gevangenpoort
    so men seijt hout hij hem selfve als geck,
    doch soude men hem met de pijnbanck hebbe
    gedreijcht, de heer almachtich wil alle vroome voor sulcke
    ongeval bewaeren, inwiens heijlige bescherminge uhEd be=
    veelle en blijfve

  • Een brief van de hertog van Luxemburg

    DatumPlaats
    Geschreven13 augustus 1672Amsterdam
    Ontvangen16 augustus 1672Hamburg
    Lees hier de originele brief
    NB: scan 145 rechts (= scan 146) is een los vel. Vermoedelijk hoort dat niet bij deze brief, maar gezien de gebeurtenissen die beschreven bij één van de brieven van 25 of 28 juni.

    Een brief van de hertog

    De klerk Monck had een brief van de Hertog van Luxemburg, gericht aan Godard Adriaan, richting Hamburg gezonden. Maar Margaretha twijfelt of de brief wel aan zal komen. Er wordt namelijk gezegd dat de Fransen de gewone post aan banden willen leggen; ze willen zelf toezien op het postverkeer.

    Brieffragment waarin Margaretha schrijft over de brief van de hertog van Luxembourg

    [de laeste post op hamburch beantwoort,] seedert
    is Een brief de vanden hartooch van lutsenburchde1Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville den
    teegenwoordige komandeur van wttrecht aen uhE
    door de klerck monck gesonde, waervan de kopije
    hier neffens gaen, vermidts so geseijt wort de
    franse de ordinaerisse2Ordinaris=gewoon poste niet meer wille
    laeten gaen maer selfs poste wille legge, vrees
    de ick deese mochte vermist worde, en oordeelle
    de selfve ons ontrent de bewuste Ackte in toekoo
    =mende soude konne diene, heb ick goetgedocht
    uhEd alleen de kopije daer van toe te sende en
    de prinsipaelle bijde voorgaende brief vande state
    van wttrecht te bewaere, [dewijlle hij schrijft]

    Wat stond er in de brief van de Hertog van Luxemburg? Dat wordt niet helemaal duidelijk uit de brief van Margaretha. Maar omdat Margaretha spreekt van een ‘bewuste Ackte [die ons] in toekoomende soude konne diene’, is het zeer goed mogelijk dat Luxemburg hiermee gelast de uit de provincie Utrecht gevluchte inwoners terug te keren. In ieder geval is evident dat Margaretha waarde aan de brief hecht; ze besluit haar man een kopie van het schrijven van Luxemburg te sturen.

    Afbeelding van een krantenartikel
    Artikel uit de Amsterdamse Courant van 13 augustus 1672, met daarin de tekst die Margaretha over reis van haar man heeft laten plaatsen. Zou ze het erop volgende stukje verslaggeving ook geschreven hebben? Bron: Delpher

    Voor de zekerheid heeft de vrouwe van Amerongen in de krant laten zetten op welke dag zij en Godard Adriaan uit Den Haag waren vertrokken en wanneer Godard Adriaan richting Bremen was gereisd. Zo kon de Hertog van Luxemburg zien dat zijn brief pas na het vertrek van Godard Adriaan was aangekomen en hij de brief dus niet had kunnen lezen. Toch vreest Margaretha voor Luxemburgs ‘quaet [kwaad] en onrechtmaetich deseijn [plan]’, ze had van Welland en Van der Does vernomen hoe het er in de provincie Utrecht aan toe ging.

    Op de voorgrond woelige baren met een pier en daarachter Harlingen
    Haven van Harlingen van de Zuiderzee te zien. M.D.D. de Jong, ca. 1780, Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen
    Fragment waarin Margaretha schrijft over haar vertrouwen in de kwade bedoelingen van hertog van Luxemburg

    [van wttrecht te bewaere,] dewijlle hij schrijft
    wt de gasettees3gazettes gesien te hebbe Etc heb ick inde
    korante4courant laeten sette den dach waneer wij wt den
    haech sijn gegaen en ock deselfe dat uhEd van hier
    is tseijl5te zeil, uitgevaren gegaen, op dat hij daer wt kan sien
    sijn brief naer uhEd vertreck Eerst hier kan
    sijn gekoomen, hoewel ick vreese het niet sal helpe
    en sij met haer quaet6kwaad en onrecht maetich de=
    =seijn7Dessein=plan, doel Evewel sulle voort gaen, so ick wt onse
    twee vriende die hier geweest sijn gelijck wt
    mijne laest sult sien, [heb verstaen, dieselfve]

    Overigens zijn Welland en Van der Does weer naar Utrecht vertrokken, maar niet met de intentie daar lang te blijven.

    Een exorbitant bedrag

    Ook de intendant van Utrecht, Louis Robert (die overigens door Margaretha in deze brief niet bij naam genoemd wordt), verschijnt in deze brief op het toneel. De intendant had een vergadering van de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen. Voor het onderhoud en de betaling van de militie eiste hij een exorbitant bedrag van maar liefst 4000 gulden per dag. Margaretha vraagt zich af hoe Utrecht dit bedrag moet ophoesten.

    Fragment waarin Margaretha schrijft over de eisen van de Franse intendant in Utrecht

    ick hoore en wort voorseecker geseijt dat den inten=
    =dant die tot wttrech voorleedene saterdach naer
    de Middach de state had doen vergaederen
    aldaer ter vergaderin vande selfve heeft geEijss
    4000f daechs tot betaeline en onderhout van
    haer meelijsie8militie, waer op hem soude geantwoort
    sijn sulcks onmoogelijck te weesen de wijlle alles
    bedurfven was so soude hij noch op 4000f daechs
    gekoome sijn, hoe sij dat noch sulle op brenge sal te
    besien staen, [den Advokaet de raet soude hier seer]

    Gedenck-teecken hoedanich Zyn Hoogheyt de Hr. Prins van Oranje en Nassou etc. als Stadt-houder door de Hr. Burgermeesteren, Cavallery, en manhafte schutters der stadt Amsterdam aldaer, den 12 Augusty 1672 ingehaelt, en den 15 dito uytgeleyt is. Fragment uit gravure van Romeijn de Hooghe (1672). Collectie Stadsarchief Amsterdam

    De Prins en de Ruwaard

    In Amsterdam is de Prins van Oranje door de ruiterij en de schutterij met grote vreugde ontvangen. Ondertussen zat Cornelis de Witt, de Ruwaard van Putten, achter slot en grendel in de Gevangenpoort. Margaretha schrijft dat, zo werd gezegd, hij vanuit zijn cel zicht heeft op De Plaats. Ze zegt het er niet expliciet bij, maar hij kijkt uit op hun Haagse huis, op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk.

  • Staatsen tegen Orangisten

    De bestuurders van de Republiek zijn in de aanloop van het Rampjaar onderling sterk verdeeld. De Staten-Generaal is verworden tot het slagveld waarop de provincies, en indirect ook sommige grote steden, vechten om hun eigen belangen te bevorderen. Als voorzitter van de Staten-Generaal moet Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, navigeren tussen deze soms tegengestelde belangen. De belangrijkste belangenstrijd die in de zeventiende eeuw heerst, is die tussen de Staatsen en Oranjegezinden.

    Het is belangrijk om je goed te beseffen dat deze groeperingen niet politieke partijen zijn in de zin waarop wij ze kennen. De beide groeperingen zijn ongeorganiseerd en facties en individuen willen, als het voor hen voordelig is, nog wel eens naar de andere kant overlopen. De strijd tussen de twee groeperingen gaat over één enkel twistpunt: de positie van de familie Van Oranje in de Republiek.

    Gravures van Willem III en zijn (latere) vrouw Mary Stuart. Overal in Kasteel Amerongen kom je Stadhouder Willem III tegen, zo laten de Van Reedes zien dat ze aan de kant van de Orangisten staan.

    Staatsen en Orangisten

    De Staatsen willen de onafhankelijkheid van de provincies zo veel mogelijk waarborgen. Dit betekent ook dat ze tegen het erfelijke stadhouderschap van de Oranjes zijn. Over alle zaken die het gewest aangingen zou het gewest zelf de beslissingen mogen nemen. Wanneer het zaken van nationaal belang betreft moeten de gewesten dit onderling regelen in de Staten-Generaal. Onder de Staatsen vindt men veel stedelijke regenten en koopmannen, met name uit Holland.

    Deze positie staat in scherp contrast met die van de Oranjegezinden (ook wel prinsgezinden), veelal adel, leden van de Ridderschap, predikanten of het gewone volk. Zoals hun naam al suggereert willen de Oranjegezinden de macht van de Oranjes vergroten. Dit doel hangt sterk samen met het behoud van de functie van stadhouder. De stadhouder staat aan het hoofd van een gewest en is daarnaast ook de kapitein-generaal van het Staatse leger. Een lid van het huis van Oranje vervult deze zeer machtige rol al sinds het begin van de Republiek. Oorspronkelijk had ieder gewest een eigen stadhouder maar langzaam maar zeker trokken de Oranjes meer macht naar hen toe waardoor ze vaak stadhouder over meerdere provincies waren.

    Staatsen aan de macht

    In de jaren voor het Rampjaar zijn de Staatsen aan de macht. Het is het Eerste Stadhouderloze Tijdperk: er is geen nieuwe stadhouder benoemd1In de gewesten Stad en Lande (het tegenwoordige Groningen) en Friesland is er wel een stadhouder, namelijk Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz. Hij slaagt er echter niet in om elders in de Republiek voet aan de grond te krijgen. sinds Willem II van Nassau-Oranje (1626-1650) stierf. Zijn erfopvolger en zoon, Willem III (1650-1702) werd in datzelfde jaar geboren. De Staatsgezinde raadspensionaris Johan de Witt is de machtigste man in de Republiek. Onder zijn leiding wordt in 1667 het Eeuwig Edict aangenomen: het stadhouderschap wordt in Holland afgeschaft. Ook vraagt Holland de andere gewesten om het stadhouderschap en het kapitein-generaalschap, voorheen één functie, onverenigbaar te verklaren.

    Prins Willem III (1650-1702) daarentegen heeft relatief weinig macht. Hij heeft beperkte macht in Zeeland vanuit zijn rol als Eerste Edele en heeft sinds 1670 de concluderende2uitleggen stem in de Raad van State. Voor Willems positie in de Raad van State is hard door Oranjegezinden gelobbyd: de steun van Godard Adriaan van Reede bleek in de Staten van Utrecht, en daarmee ook in de Staten-Generaal, doorslaggevend. Willem III’s ambities worden echter sterk beperkt door het Eeuwig Edict en het beleid van Johan de Witt.

    De opmars van Willem III

    Willem III zit echter niet bij de pakken neer en begint loyalisten om zich heen te verzamelen. De familie Van Reede, onder leiding van Godard Adriaan en Johan van Reede, heer van Renswoude, steunt hem in de Staten van Utrecht. Wanneer in 1671 de strijd over de benoeming van Willem III tot kapitein-generaal losbrandt, staan Godard Adriaan en Van Renswoude aan Willems zijde. Het politieke debat tussen de Staatsgezinden en de Oranjegezinden is fel. De Staatsen willen niet dat Willem III überhaupt de functie krijgt. De Oranjegezinden willen dat hij voor het leven benoemd wordt. Het compromis: Willem III wordt kapitein-generaal voor één veldtocht op 25 februari 1672. Pas in november 1673, wanneer hij meerderjarigheid bereikt, kan er gesproken worden over een benoeming als kapitein-generaal voor het leven. Hoewel er ook op dat moment al geroepen wordt om Willem III tot stadhouder uit te roepen, gebeurd dit niet.

    Burgeropstanden in Dordrecht

    Wie redt ons nu de de legers van Lodewijk XIV de Republiek binnen zijn gevallen? Zo klinkt het onder het volk. Een antwoord hebben ze ook al klaar: dit moet Willem III, de nazaat van de vader des vaderlands, zijn. Onrust broeit in de steden van de Republiek. Kwade geruchten over de regenten doen de rondte: het is een slechte tijd om staatsgezind te zijn.

    Al snel slaat de onrust om in volksopstanden. In Dordrecht, de thuisbasis van de gebroeders De Witt en van oudsher een Staats bolwerk, gebeurt dit op 24 juni 1672. Oranjegezinde burgers gaan de straat op en roepen om de afschaffing van het Eeuwig Edict. Ze bedreigen zelfs Dordtse regenten in hun huizen met bijlen! De regenten nodigen Willem III uit om de gemoederen tot bedaren te brengen maar dit loopt iets anders dan ze verwacht hadden. Op 29 juni worden ze gedwongen het Eeuwig Edict te verwerpen en Willem III te accepteren als stadhouder van Dordrecht. Alle regenten ondertekenen dit besluit, zelfs Cornelis de Witt, broer van raadpensionaris Johan. Cornelis moet echt wel bedreigd worden voordat hij zijn handtekening zet en tekent met “v.c” achter zijn naam, vi coactus, onder dwang.

    Burgers van Dordrecht dwingen Cornelis de Witt het Eeuwig Edict in te trekken, 1672, Jacobus Buys, 1789. Collectie Rijksmuseum

    Stadhouder Willem III

    Na die monumentale dag worden de dromen van de Oranjegezinden snel waar. Burgers in andere Hollandse steden volgen het Dordtse voorbeeld. Willem III wordt in een hoog tempo stadhouder voor verschillende steden. Uiteindelijk brengt Rotterdam Willem III’s benoeming tot stadhouder van de provincie Holland in de Staten van Holland ter sprake op 1 juli. Op 4 juli stemmen alle regenten in de Staten van Holland in met de benoeming. Bovendien krijgt Willem III dezelfde rechten als zijn voorouders, waaronder ook het recht om regenten in de steden te benoemen.

    Op 9 juli legt Willem III de eed af en wordt hij de machtigste man in Holland, ten koste van Johan de Witt. In Zeeland speelt eenzelfde situatie en ook daar bieden de regenten Willem III uiteindelijk het stadhouderschap aan op 16 juli. Voor Willem III en de Oranjegezinden is dit een reden voor blijdschap: de rechten die de familie Van Oranje genoot voor de dood van Willem II en het Eeuwig Edict zijn hersteld. Tot de dood van Willem III waait er een sterk Oranjegezinde wind door de Republiek.

    Willem III wordt ingezworen als stadhouder, 1672, Bernard Picart (atelier van), 1728. Collectie Rijksmuseum
  • De Fransen marcheren voort

    DatumPlaats
    Geschreven23 mei 1672Amerongen
    Ontvangen30 mei 1672
    Lees hier de originele brief

    Terwijl de Fransen door marcheren richting De Republiek, schrijft Margaretha aan Godard Adriaan: “Vertrouw de Franse ambassadeur niet! Wie weet wat er in zijn wijn verschuilt.” Zelfs als ze door vele honderden kilometers gescheiden is van haar man probeert ze haar man te beschermen. Dat de Franse ambassadeur in Berlijn Godard Adriaan wel eens weg zou willen werken is geen loze zorg. Nu de Franse invasie langzaam maar zeker in kracht opbouwt is het voor de Republiek erg belangrijk dat ze vanuit Brandenburg troepen toegezegd krijgen. Dankzij Godard Adriaan tekende de Keurvorst op 6 mei 1672 een verbond met De Republiek, waarin hij belooft een leger te sturen. Nu moet Godard Adriaan ervoor zorgen, dat de Keurvorst dit verbond ook daadwerkelijk uitvoert.

    Kasteel Heeze. Foto: Peter van der Wielen

    De Fransen omsingelen Maastricht

    Het is slechts drie dagen sinds de laatste brief van Margaretha. Daarin schreef ze dat Maastricht omsingeld was. Nu is daar zekerheid over gekomen. Ook marcheert het Franse leger onder leiding van koning Lodewijk XIV verder. Ze zijn inmiddels al aangekomen bij Heeze en Leende in de omgeving van Eindhoven. Het noemen van Heeze en Leende lijkt willekeurig, maar dat is het niet. Heer van Heeze, Leende en Zesgehuchten is Albert Snouckaert van Schauburg, de man van Anna Margaretha van Randwijck, een nichtje van Godard Adriaan. Albert Snouckaert van Schauburg kocht Kasteel Heeze in 1657 en had het flink laten verbouwen. De voorhof was net in 1665 klaar.

    De Fransen marcheren voort: brief van Margaretha die dit beschrijft (tekst in het citaat eronder)

    dat de franse Maestricht hebbe berent1berennen: omsingelen hout men nu voor
    seecker maer men hoort noch van geen beleegerin, maer
    wel dat den koninck met sijn leeger voort koomt af sacke
    en dat sij al ontrent heesenleen2Heeze en Leende gekoome sijn, ijae dat
    de partije tot worckom3Woudrichem toe begine te koomen en te
    loopen, [ick ben vast beesich mijn ende vrou van ginckels]

    De Franse opmars is dus gestaag. Maar hoe staat het er voor bij het Staatse Leger dat bij de IJssel de Republiek zal moeten verdedigen?

    De revue van het Staatse leger

    Er is helaas geen schilderij bekend van de Revue van 1672. Het moet er een beetje uitgezien hebben als deze schouw van de Haagse schutterij voor de Prins en Prinses (Willem III en Mary) op het Binnenhof in 1686, gravure door Daniël Marot, collectie Rijksmuseum
    De Fransen marcheren voort: brief van Margaretha die dit beschrijft (tekst in het citaat eronder)

    de reevuwe4revue: wapenschouw

    is voorleedene vrijdach van onse krijs volckeren5krijgsvolk tuschen
    sutphen6Zutphen en deeventer7Deventer gedaen, daer momba8Commissaris-Generaal Jean Barton de Montbas noch
    steenhuijse9Luitenant-Generaal Ludolf van Steenhuizen preesent sijn geweest den leste seijt me dat
    sieck is, den heer van ginckel hoor ick dat op begeerte10wens, bevel
    van sijn hoocheijt11Prins Willem III het komissaris generael schap heeft
    bedient12uitvoeren van een ambt, hier het commissaris-generaalschap, men seijt het heel fraeij geweest is te sien
    maer seer veel onbedreefve13onbedreven: onervaren volckeren bij waeren
    die heer almachtich wil met haer alle weesen

    Margaretha’s eerdere scepsis ten opzichte van Montbas en Steenhuizen blijkt weer eens gegrond: beide generaals waren afwezig bij de revue. Steenhuizen heeft nog een excuus, hij schijnt ziek te zijn. Waar Montbas uitspookt is een mysterie maar het is aannemelijk dat hij nog steeds in Den Haag is, in plaats dat hij aan de IJssel verkeert. In dat opzicht is er weinig veranderd sinds 11 april. De onkunde van deze twee generaals heeft er wel voor gezorgd dat Willem III haar dappere zoon Godard van Ginkel gevraagd heeft om tijdens de revue als commissaris-generaal op te treden. Zo’n revue is natuurlijk vooral een theaterspektakel, maar hij rijdt daar wel mooi in ‘t zicht. Het blijft natuurlijk zuur dat hij gepasseerd is door deze twee minkukels. Of de Heer Almachtig met hen wil zijn. Zeg dat wel.

    In de ps meldt ze nog hoe blij ze is dat Godard Adriaan zo veel hulp van zijn neef Carel van Reede van Drakestein en Gerard Bernhard van Pöllnitz.

  • Prinselijk bezoek

    DatumPlaats
    Geschreven24 maart 1672Den Haag
    Ontvangen1 april 1672
    Lees hier de originele brief

    Margaretha verwacht hoogstaand bezoek op 24 maart. Zijne hoogheid, Prins Willem III van Oranje heeft namelijk aangekondigd om langs te komen op Amerongen. Hij wil dan de sollicitatie van zoon Van Ginkel bespreken en uitleggen waarom Godard van Ginkel is afgewezen.

    ick had gemeent vandaech van hier naer
    wttrecht te gaen, ten waere sijn hoocheijt
    mij liet segge vandaech noch bij mijn te
    wille koome om vande heer van ginckels 
    saecke1Godard van Ginkels sollicitatie naar de positie van generaal-majoor te spreecke daer ick op gewacht heb
    doch geloofve hijt vergeeten heeft also ick
    hem tot noch toe niet heb vernoomen
    nu hoope ick met godts hulpe merge
    van hier te gaen, en waer ick ben te
    blijfve

    Willem III komt helaas toch niet opdagen. Misschien is hij de afspraak vergeten, schrijft Margaretha. Ze schrijft aan Godard Adriaan om morgen naar Utrecht te gaan voor zaken en sluit de brief af.

    P.S. Willem III kwam toch

    ­naert sluijte van dees2na het afsluiten van deze brief heeft sijn
    hoocheijt mij deer gedaen van te koome
    segge hoeseer hij geneege is uhEd3u hoogedele
    en ons huijs dienst te doen, ock den
    heer van ginckel maer dat hij hem
    in sijn solisitaesi geen poosetijfve
    toeseggine4zekere toezeggingen en koste doen dewijlle
    deese plaetse niet bij overstemine5hier specifiek wanneer Willem III de gewesten overstemt door zelf, zonder hun instemming, benoemingen te doen
    soude worde vergeefve maer dat het
    bij inschickine6instemming vande provinsie sou
    moete gaen, en dat hij seer gaere

    hoewelt Een saecke is die aen hem niet
    en dependeert7afhankelijk zijn van maer aende proovinsie,
    voorde heer van ginckel al sal doen
    wat hij kan weetende wat oblijgaesi8verplichtingen
    hij uhEd heeft, de woorde sijn goet
    wij moete nu sien watter op sal volge
    hoewelt noch niet met al geseijt is,
    hij seijde ock dewijlt noch bij de provin
    – sie so vreemt lach niet te geloof dat
    se noch soude vergeegve worde, sijn hooch
    heijt besongeert9besogneren: beraadslagen noch alle daech met men
    men heer beverlin10Hieronymus van Beverningh, Gouds regent, diplomaat en gedeputeerde te velde

    Willem III is de familie Van Reede zeer genegen, zegt hij Margaretha, maar zijn handen zijn gebonden. Helaas kan Willem III niet alleen beslissen over de positie waar Godard van Ginkel naar gesolliciteerd had. De gewesten moeten met deze benoemingen instemmen. Helaas hebben zij dus gekozen, tegen Willem III’s wensen in, om Godard niet te promoveren. Wel belooft Willem III om alles te doen voor Godard wat hij kan, als dank voor de trouwe diensten die Godard Adriaan hem verleend heeft. De sollicitatie van Van Ginkel is afgewezen maar in de toekomst maakt hij weer kans. Margaretha’s vonnis is simpel: “de woorden zijn goed, we moeten nu zien wat er op zal volgen.”

  • Promoties in het leger

    DatumPlaats
    Geschreven18 maart 1672Den Haag
    Ontvangen25 maart 1672
    Lees hier de originele brief

    Nu Prins Willem III benoemd is tot kapitein-generaal, kunnen de andere functies in het Staatse leger ook vervuld gaan worden. Dat betekent promoties! Margaretha houdt deze benoemingen scherp in het oog. Deels omdat deze mannen het land moeten gaan beschermen en deels omdat haar zoon Godard van Ginkel ook gesolliciteerd had naar een hogere functie.

    [vande hoochge schersges,] steenhuijse1Ludolf van Steenhuizen seijt me
    datse luijtenant generael2luitenant-generaal is een zeer hoge naam in het leger. Alleen kapitein-generaal en veldmaarschalk zijn hoger neffens3nevens: naast weldere4Johan van Welderen, tevens gouverneur van Nijmegen
    sulle maecken, en de graef van nassou5Walraven (alternatieve spelling: Walraad) van Nassau Usingen, ook wel graaf van Nassau-Saarbrücken genoemd. Op dat moment kapitein van de prinselijke lijfwacht en

    momba6Jean Barton de Montbas, een Fransman in Staatse dient komijsarise generael7commissaris-generaal en voort alle
    inde hoochger schersgees8schare: een niet helemaal vastomlijnd legeronderdeel, kan ook als een gewapende bende bedoeld zijn kontentement
    geefve9tevreden stellen behalfve de heer van ginckel
    die ick vreese men sal laeten toe sien den
    heer van Suijlisteij10Frederik van Nassau-Zuylestein sal generael vande
    infanterij weesen en daer voor hondert
    gulde daechs hebbe, ick heb met de laeste
    post niet geschreefve meenende dat uhEd
    al naer saxsen waert nu verstaen ick
    dat die reijs of komisie11commissie, opdracht noch op gehouden
    is, ben verwondert uhEd mij daer noijt van
    heeft geschreefve, men maeckt hier groote
    preeperaesie tot den oorlooch en naert
    hem laet aensien salt Een swaer kom
    -bat12een zware strijd geefve had wel gewenst uhEd
    daerteegens, weer hier te lande waert
    geweest, maer dewijlle deselfve hem so
    van deene komissie in dander laet
    wickelen sien ick daer geen hoope toe
    den heer schadee13Jasper Schadé van Westum, was geëligeerde in de Staten van Utrecht hoore ick dat te velde
    gekoomiteert is14gedeputeerd te velde: vertegenwoordiger van de Staten-Generaal op het slagveld die beslissingen van de kapitein-generaal mag overreden, [voor mij ick sal so veel]

    Kort samengevat gaan de promoties in het leger naar:

    • Ludolf van Steenhuizen als luitenant-generaal
    • Johan van Welderen als luitenant-generaal
    • Walraven van Nassau-Usingen en Jean Barton de Montbas als commissaris-generaals
    • Frederik van Nassau-Zuylestein (heer van Slot Zuylestein nabij Kasteel Amerongen) als generaal van de infanterie

    Zoon Godard van Ginkel lijkt gepasseerd te worden en blijft kolonel van de cavalerie. De teleurstelling druipt er in Margaretha’s brief van af. De hoogste functies in het leger lijken naar andere personen te gaan. De loyaliteit van de familie Van Reede aan Willem III blijft onbeantwoord.

  • Willem III, kapitein-generaal!

    DatumPlaats
    Geschreven26 februari 1672Amerongen
    Ontvangen7 maart 1672
    Lees de originele brief hier

    Margaretha heeft groot nieuws om met Godard Adriaan te delen. Prins Willem III is namelijk eindelijk benoemd tot kapitein-generaal van het Staatse Leger! Het duurde lang voordat deze benoeming door de Staten-Generaal kwam omdat Raadspensionaris Johan de Witt weinig voelde voor iemand benoemen vanwege zijn afkomst. Het is voor Margaretha niet helemaal duidelijk wat de benoeming van Willem III precies betekent. Is het een benoeming voor het leven of slechts voor “deel Expedisie”, voor één veldtocht?

    Willem III legt de eed af voor kapitein-generaal
    “Zijn Hoogheijt, d’heer prins van Oranje wort Capiteijn Generael gemaakt, den 25 februarij, 1672”
    Willem III ingezworen als kapitein-generaal, 1672, Romeyn de Hooghe, 1672 – 1674. Collectie Rijksmuseum

    Daar duidelijkheid in scheppen is voor Margaretha belangrijk: als kapitein-generaal voor het leger kan Prins Willem III vaste benoemingen doen. Nu Willem III benoemt is kan er overgegaan worden op het benoemen van de andere hoge ambten, zoals de positie van generaal-majoor waar zoon Godard van Ginkel naar had gesolliciteerd.

    Als Willem III benoemd is tot kapitein-generaal zijn de benoemingen die hij doet van veel langere duur dan wanneer hij enkel opperbevelhebber voor één veldtocht zou zijn1Toen hij werd aangesteld was hij nog niet levenslang benoemd. Dat zou, volgens de in Februari gemaakte afspraken, pas gebeuren op 14 november 1672, Willems verjaardag. Margaretha is hier op het moment van schrijven kennelijk niet volledig van op de hoogte.. Margaretha hoopt dat haar zoon de promotie krijgt die hij, in haar ogen, verdient. Vader Godard Adriaan is namelijk altijd een sterk voorstander geweest van Willem III in de Staten van Utrecht en zoon Godard van Ginkel dient al sinds zijn jeugd in het leger.

    [serveere,] hoe sijt nu met den heer van ginck 
    -kels sollisitasie2Godard van Ginkel had eerder dit jaar gesolliciteerd voor een positie als generaal-majoor maar had nog niets gehoord sulle maecke sal te ver
    wachte staen, waertoe mijns oordeels de
    wijlle sijn hoocheijt de prins van oransge 
    nu voor kaptein generael3kapitein-generaal is de hoogste rang in het landleger van de Republiek dees Expedisie is aengenoome
    hij wt moet sien, want so geseijt wort sulle
    se nu tot het vergeefve van de hoochge
    Amtte gaen, ick ben blijde uhEd sijn
    sentimente daer ontrent met de mijne

    so wel ackordeere4overeenkomen, heb Even het selfde aen
    de heer van ginckel geseijt als uhEd hem
    schrijft, hij gaet vandaech naer wttrecht 
    om sijn solisitasie aldaer te bevordere
    en meent voort Een keer naer den haech
    te doen [het vriest hier weer so fel als]

    Het volk viert feest!

    Voor de adel betekent Willem III’s benoeming kansen om te klimmen in de rangen. Voor de rest van het volk betekent het een einde aan de onzekerheid en kan er feest gevierd worden. Honderden mensen gaan de straat op in Den Haag en er wordt druk getrompetterd.

    [spaen noch,] wt den haech schrijft men
    mij dat daer met het aeneemen vande
    prins sulcke ongemeene vreucht is ge
    weest datter den heelle nacht honder
    de van mense op de strate waeren dat
    d’Een sonch dander5zonder de ander tromde dander blies
    de trompet met sulcken geijuijch dat
    niet te seggen is de heer almachtich
    wil sijne onse wapenen door hem seegenen en hem voor
    spoedich maecke, den heere beverline6Hieronymus van Beverningh, Gouds regent en diplomaat. Hij wordt nu benoemd tot gedeputeerde te velde: dat houdt in dat hij Willem III’s beslissingen op het slagveld mag overstemmen heeft hier
    groote Eer ingeleijt so men seijt, [hier]

    Het is alsof God de wapenen zegent, zegt Margaretha. Eindelijk is er een sprankje hoop. Lijkt het.

  • Wat te doen, wat te doen?

    DatumPlaats
    Geschreven25 januari 1672Amerongen
    Ontvangen1 februari 1672
    Lees de volledige brief hier

    ondertuschen vermeerdere
    van dach tot dach de geruchte van oorlooch so dat
    men schrickt daer aen te dencke en heeft men te
    meer reedene daer toe vermidts men siet hier noch
    so weijnich ordere op alles gestelt1orde op zaken gesteld wort, inden
    haech is men noch al met het werck van sijn hoocheij2Zijne Hoogheid, Prins Willem III van Oranje
    beesich dat bij hollant3de Staten van Holland en West-Friesland noch niet deur en wil, in
    middels wortter noch int stuck vande werfvin4werving van soldaten en anders niets vast gestelt noch gedaen,

    De Republiek doet niets. Zo velt Margaretha haar vonnis over wat er gaande is in Den Haag op het moment van schrijven. Godard Adriaan had al in november 1671 gewaarschuwd voor de Franse bedreiging maar nu, bijna drie maanden later, hebben de politici in Den Haag nog steeds niets gedaan.

    In de Staten-Generaal heerst een patstelling tussen de prinsgezinden die Prins Willem III van Oranje willen benoemen tot Stadhouder en de Staatsen (ook wel “Loevesteiners”) die willen voorkomen dat Willem III meer macht krijgt dan strict noodzakelijk. De Stadhouder is traditioneel gezien de opperbevelhebber van het landleger van de Republiek maar sinds de dood van Stadhouder Willem II, de vader van Willem III, is er geen Stadhouder meer noch een sterk landleger om leiding aan te geven. Nu de oorlogsdreiging steeds dichterbij komt zal er toch echt iets moeten gebeuren. Geen van beide partijen wil toegeven en de goedkeuring van de oorlogsbegroting blijft uit. Pas als deze begroting door de Staten-Generaal is kan de landelijke werving voluit van start gaan. Pas dan kan Godard Adriaan concrete beloftes doen aan de Keurvorst.

    In tegenstelling tot de Staten-Generaal blijft Margaretha niet stil zitten. Wanneer de familie weg moet vluchten uit Amerongen wil ze er voor zorgen dat ze ergens terecht kunnen. De familie heeft een huis aan de Kneuterdijk in Den Haag, een prachtig pand wat Margaretha geërfd heeft van haar oom Jacques Wijts. Maar, als de Engelse vloot de Nederlandse vloot verslaat en weet te landen in de Republiek dan ligt Den Haag onbeschermd. Amsterdam is een veel veiligere keuze maar daar heeft de familie helaas nog geen onderkomen. Margaretha vraagt dus de drost van Amerongen om te zoeken naar een huis wat ze kan huren.

    Eerment denckt daerom ick ten hoochste bekomert5bekommert: met zorg vervuld ben en weet niet of wij inde haech6Den Haag al sulle verseeckert7veilig weesen, heb onsen drost8een drost is een ambtenaar die een bepaald gebied bestuurd die merge naer Amsterdam gaet last9opdracht gegeefve om te hoore of daer niet Een huijs of Een gedeelte van Een huijs al wast achter af voor Een reedelijcke prijs daer wij ons soude konne behelpe te krijgen is, Eer hijt huert sal ick uhEd goetvinde en beliefte hier op verwachte

    Door de patstelling in de Staten-Generaal heeft Margaretha weinig hoop dat de Republiek Frankrijk alleen aan kan. Ze sluit haar brief dus door het uitspreken van hoop in het slagen van de missie van haar man:

    mij sal wel verlange of den keurvorst10Keurvorst Frederik Willem I van Brandenburg met ons in alliansie sal treede

  • Oorlogsvoorbereidingen

    DatumPlaats
    Geschreven22 december 1671Utrecht
    Ontvangen24 december 1671
    Lees hier de originele brief

    Godard Adriaan is na zijn bezoek aan de Staten Generaal weer vertrokken en Margaretha is blij dat hij veilig in Keulen is aangekomen, aan het eind van de brief wenst ze hem een goede reis, want hij moet nog door naar Berlijn. Zijn nieuwe missie is aan het hof van de keurvorst van Brandenburg. Reizen in de winter over bevroren zandwegen (waarschijnlijk meer modderwegen) is geen pretje.

    Oorlogsdreiging

    De heer van Ginkel (Margaretha’s zoon Godard) wordt opgeroepen om naar Wezel te vertrekken. Volgens Margaretha is hij al onder weg, maar het is raar, de compagnie heeft nog geen andere order dan gereed te staan. Volgens Willem III is het een foutje van de Raad van State geweest: het regiment moet wel gaan, maar Godard moest eigenlijk thuis blijven.

    (wil ons behoede,) de heer van ginckel heeft neffe1naast
    andere kolonels aenschrijfvens om hem aenstont
    naer weesel2Wesel een plaats in het hertogdom Kleef (hedendaags Duitsland)nabij de grens van de Republiek. De Republiek onderhoudt hier een fort aan de Rijn om het land te verdedigen te begeefve geloofve hij al op wech
    is, geen kompangie hebbe alsnoch patente3Lastbrief die worden uitgegeven ten behoeve van het verplaatsen en inkwartieren van troepen
    niet anders als last om haer gereet te houde
    om op deerste patent binne ses Eure te mars
    scheere4marcheren op peene5straffe van kassasie6Cassatie: ontslag van een officier, de heer van lan
    geraeck7Frederik Hendrik van den Boetzelaar, heer van Langerak had ock ordere vande raet van staten8Raad van State, een bestuursorgaan in de Republiek
    om naer weesel te gaen, dach heeft sijn hoocheijt
    hem door ouwerkercke9Hendrik van Nassau-Ouderkerk doen schrijfve dat het Een
    Abuijs10vergissing bij den raet is geweest, en dat sijn reesge
    ment11regiment wel sal gaen maer hij voor sijn persoon
    thuijs sal maete blijfve, …

    Hij is helaas al op weg en daardoor is zijn vrouw Ursula Philippota alleen thuis. Margaretha heeft haar geschreven om naar Amerongen te komen, voor het reizen over het platteland te gevaarlijk wordt door de aanhoudende vorst.

    Ook Prins Willem III is actief, hij logeert weer bij Zuylestein en gaat met een aantal officieren de grens aan de rijnoevers controleren.

    [wil hoope het dan beeteren sal,] sijn hooch
    heijt12zijne hoogheid: prins Willem III is vandaech met Eenige offisiers hier
    door gepasseert om te nacht op suijlisteijn13Slot Zuylestein, nabij Leersum en dus ook vlakbij Kasteel Amerongen
    te slaepen en voort op de rhijn14rivier de Rijn kant de
    frontiere15grenzen te be gaen besichtige, [mij sal]

  • De komende winter

    DatumPlaats
    Geschreven24 oktober 1671Amerongen
    Ontvangen29 oktober 1671
    Lees hier de originele brief

    In Margaretha’s brieven komen een aantal elementen regelmatig terug. Ze begint vaak met een reactie op de brief van haar man en goedkeuring over zijn werk of medeleven met dingen die niet goed gaan. Dan is er alle ruimte voor de actualiteit. Soms is dat de politiek, maar in het rampjaar ook vaak de toestand op de plek waar zij is, of wat ze gehoord heeft van anderen.

    Huis Zuylestein, Abraham Rademaker, 1685 – 1735. Collectie Rijksmuseum

    Bureaucratie

    Iets wat ook in heel veel brieven terug keert, is het verkrijgen van geld. Wie denkt dat we nu in een bureaucratie leven: dat is zo omdat we al héél lang ervaring hebben. Margaretha’s man, Godard Adriaan, wordt betaald door de Republiek ofwel de Staten-Generaal, maar soms ook de Staten van Holland of de Staten van Utrecht. Als Margaretha ergens aanklopt voor geld, doet men haar meestal eerst allerlei beloftes en wijst men anderen aan die eigenlijk over de betaling gaan. Dan schrijft iemand een assignatie (aanwijzing tot betaling), waarmee ze dan naar iemand anders moet die vervolgens vaak weer iets moet regelen. Doordat er zo veel schakels in de betaling zitten, lopen de bedragen nogal op. Soms gaat het maanden achter elkaar door voor ze een betaling daadwerkelijk binnen heeft.

    Familie

    Een belangrijke opdracht voor Margaretha is het bij elkaar houden van de familie. Dus lees je in haar brieven regelmatig over de kleinkinderen, maar ook over “De vrouw van Middachten”: haar schoondochter. In deze brief vermoedt Margaretha dat haar schoondochter in februari of maart moet gaan bevallen. Ze moppert erover: waarom in de winter en wat dan als het de komende winter ook nog oorlog wordt?

    Sijn hoocheijt

    Het meest bijzondere in deze brief is het bezoek van “sijn hoocheijt”, zoals ze stadhouder Willem III noemt. Hij is op dit moment nog geen stadhouder “slechts” prins van Oranje: de functies van zijn voorvaders, kapitein-generaal van het Staatse leger en stadhouder, zijn door Johan de Witt zorgvuldig geblokkeerd. In deze brief is wat ze over de prins schrijft eigenlijk maar een voetnoot.

    …, sijn hoocheijt vertreckt van=
    daech van suijlisteijn 1Zuylestein naerden haech, was
    voorleeden sondach wen Een Eur2uur bij mij
    versocht sijn dienst aen uhEd3u te preesen=
    =teere, hier meede blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd4uw getrouwe wijff
    en dieners M Turnor

    De prins logeerde op Zuylestein. Frederik van Nassau-Zuylestein, buurman van Margaretha en Kasteel Amerongen, was zijn voogd geweest en Willem was zeer op zijn oude leermeester gesteld. Waarover zou ze gesproken hebben met de prins? En waar denkt de prins Godard Adriaan mee te kunnen helpen? Margaretha schrijft wijselijk niets op. Ze weet dat de kans groot is dat de post door anderen gelezen wordt. Bovendien, als Keulen niet geblokkeerd wordt, komt haar man snel thuis.