Tag: Kleinkinderen

  • Een zeventiende-eeuwse status-update

    DatumPlaats
    Geschreven5 mei 1673Den Haag
    Ontvangen9 mei 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Zelfs in oorlogstijd zijn er momenten dat er weinig gebeurt. Zo ook op vijf mei. Margaretha’s brief is met name een status-update over de onderwerpen die ze in haar vorige brief noemde.

    Financiële perikelen

    Godard Adriaan werft uit eigen zak een regiment soldaten voor zijn zoon. Zoonlief is hier erg blij mee maar het moet wel allemaal betaald worden. Eigenlijk al sinds het begin van de oorlog krijgt Godard Adriaan met grote moeite uitbetaald en het lijkt niet beter te worden. Margaretha is er recentelijk met hernieuwde energie tegenaan gegaan en ze heeft eindelijk de griffier zover gekregen dat weer over de vergoeding voor Godard Adriaans rustwagen gepraat gaat worden.

    Schets van twee wagens met een huif. De linker wagen is het meest schetsmatig en laat de achterkant zien, mrt de as en twee wielen die schuin naar buiten steken. Rechts een uitgewerkte wagen schuin van voren, De dissel staat omhoog. De wagen heeft vier wielen, twee kleinere voor en grotere achter. De wagen heeft een halfronde huif met een opening aan de zijkant. Voor een kleine bok.
    Twee reiswagens, Gilles Neyts, 1633 – 1687. Collectie Rijksmuseum

    Dat dit nog niet afgehandeld is, is simpel te verklaren: Daniël van Hogendorp had deze zaak in handen maar is helaas gestorven. Nu is het wachten tot nieuwe heren zijn geïnstalleerd bij de Staten-Generaal. Er is ook altijd wel wat zeg! Margaretha blijft stug volhouden en doet steeds haar best maar het zit haar maar niet mee.

    uhEd aengenaeme vande 28 pasato is mij behandich
    geloofve wel uhEd veel moijlijckheede met de werfvine 
    heeft, ick oordeelle de heer van ginckel geluckich
    dat uhEd die kompangi voor hem werft, daer sal
    noch al meer als niet van koomen, brant sijn soon
    schrijft Eenich gelt van uhEd ontfange te hebbe
    maer niet hoeveel, den heer griffier fagel1Griffier Hendrik Fagel belooft
    mij noch de reesoluijsi weegens de rustwage bij den
    staet, nu als de nieuwe heere inde vergaderine sulle
    sijn gekoome te bestelle, hoochgendorp2Daniël van Hogendorp diet in hande had is
    doot het welcke, so hij seijt oorsaeck is het so lange
    heeft getraeijneert3Traineren: langzaam zijn, talmen, uitstellen, de ordinansi4Ordinantie: verordening ter som van tien
    duijsent gul heb ick nu met haer volkoomene leede
    in hande doch sien daer noch so haest geen gelt 
    van te bekoomen sal niet op houd mijn best
    daer om te doen , [de sweetse Ambassideurs hebbe]

    Een Brabants offensief?

    De vredesconferentie in Aken nadert en eindelijk zijn de Zweedse ambassadeurs vertrokken. Uiteraard zullen er ook ambassadeurs van de Republiek aanwezig zijn. Deze zijn – natuurlijk – nog niet vertrokken. Het zou allemaal toch eens vlot lopen. Hopelijk doen de ambassadeurs hun werk goed en komt er snel een gunstige vrede voor de Republiek.

    [daer om te doen,] de sweetse Ambassideurs hebbe
    haer aftscheijt vande staet en sijnhoocheijt genoome
    vertrecke merge so geseijt wort de onse sulle En
    woonsdach volgen de heere wil geefse sij wat
    goets ten beste van ons liefve vaderlant mooge
    wt wercken, [den prinse van konde is te wttre
    =cht]

    Vrede lijkt te naderen maar de Fransen lijken niet rustig te blijven wachten tot dit gebeurt. Generaal Condé is weer in Utrecht en er gaan geruchten over een nieuwe Franse aanval. Ditmaal in Brabant. Margaretha hoort dat Den Bosch, Heusden of Breda mogelijk doelwitten zijn. Waakzaamheid is dus vereist. Dat zit dan wel weer goed, stadhouder Willem III is langsgegaan bij alle posten. Als de aanval komt, is de Republiek er klaar voor!

    [wt wercken,] den prinse van konde5Lodewijk II van Bourbon, prins van Condé is te wttre
    =cht
    alwaer men seijt veel vaertuijch reet gemaeckt wort
    men gelooft sij twee a drij plaetse te gelijck sulle
    soecken te atackeeren, men spreeckt van den bos 
    heusde of breeda dan dit sijn maer raetselen
    wij moeten op alle kante op onse hoode sijn, sijn
    hoocheijt heeft selfs in Persoon alle onse poste
    weesen besichtigen en so geseijt wort wel besorcht
    gevonden, nu alledaech sulle wij weer deen
    alarm of dander hebbe te verwachten de heer 
    wil ons bijstaen en geefve wat salich is, inwien
    heijlige bescherminge uhEd beveelle blijfve
    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    Tekening van een gracht. Links struiken en daarachter een kade, rechts enen oever met gras en daarachter bomen. In het midden een burcht met een grote kerk met een toren erachter.
    Gezicht op Breda, Philips Huygens, 1651. Collectie Rijksmuseum

    Groeten van de kleinkinderen

    Na al dit bloedserieuze nieuws eindigt Margaretha haar brief met een briesje frisse lucht: voor het eerst in tijden krijgt Godard Adriaan ook weer iets van de kleinkinderen te horen. Ze “presenteren hun trouwe dienst” aan hun grootpapa en Fritsje bidt zelfs dat opa Godard Adriaan snel gezond thuis komt. Het komt voor ons allemaal erg formeel over maar voor Godard Adriaan zal dit vast een fijne afsluiting van de brief zijn geweest. Behalve… de Parmesaanse kaas is nog steeds niet boven water. Schandalig nieuws!

    onse vier kleijne 
    preesenteere
    haere oot moedige6Ootmoedig, van ootmoed: Het gevoel van iemand tegenover anderen die boven hem staan, het gevoel van onderdanigheid en ondergeschiktheid tegenover een grootere in macht; nederigheid. Een gebruikelijke ondertekening van brieven.
    dienst aende groote papa
    so doet insonderheijt7Inzonderheid: voornamelijk fritsge 
    die seer groot en sterck wort
    en alledaech voor groote
    papa bidt dat hij in ge
    sontheijt t huijs mach koome
    vande permesaense kaes hoor ick noch niet vrees
    die in verkeerde hande is geraeckt, hoope uhEd

    nu het gesonde blicke servies sal hebbe ontfange

    Een Parmezaanse kaas met een zwarte korst en een stuk eruit ligt op een plank. De plank zit tegen een muur waar een deel van het stucwerk af is en de bakstenen te zien zijn. Links naast de kaas zit een muis, rechts een witte kitten met bruine ogen en een blauwe strik om. Op het randje van de plank ligt een kaasmes.
    Handelsmerk van het bedrijf Pelagatti, Osvalde Ballerio, ca 1930. Collectie Museo del Parmigiano Reggiano
  • Philippota, ga toch weg!

    DatumPlaats
    Geschreven6 februari 1673De Haag
    Ontvangen19 februari 1673Bielefeld
    Lees hier de originele brief

    De vorst waar Margaretha in haar vorige brief over schreef zet door maar haar bondigheid niet. De brief van 6 februari is weer erg lang. Den Haag is nog steeds gevuld met angst en chaos. Het Staatse leger is gelegerd bij de Gouwsluis in Alphen aan de Rijn en schijnbaar vluchten de Hagenaren naar het leger of andere steden toe. Den Haag heeft geen stadsmuren en is dus niet de veiligste plek om te verblijven. Helaas heeft niet iedereen een keuze: de situatie is zo dringend dat, op orders van Willem III, boeren en burgers op straffe van lijfstraf gedwongen worden het leger te ondersteunen.

    Voor Margaretha is de veiligheid van haar kleinkinderen veel belangrijker. Nu de spanning oploopt, lopen ook de ruzies tussen haar en de zwangere Philippota op. Philippota doet weer eens niet wat Margaretha wil en blijft in Den Haag, ondanks het feit dat Amsterdam veiliger is. Het lijkt wel een herhaling van juni 1672, toen Philippota koste wat het kost in Utrecht, dichtbij haar man, wilde blijven.

    Brieffragment over de vlucht uit Den Haag en het blijven van Philippota

    alde burgerij is wt den haech naert leeger
    so dat het hier gans leech is, voort vluchten alle
    mense wt den haech gaen inde steede, tis niet
    te segge so droefvich het staet ick had gaern
    dat de vrou van ginckel met haer kindere
    naer Amsterdam ginck daer sij noch niet aen
    wil meent al dat het noch vroechgenoech is en
    alst der op aen sou koome sal ick met al de
    kinderen geen raet weeten hoop sij noch merge
    sal gaen, [men gelooft sijn hoocheijt selfs Eits]

    Gedonder met de post

    Ook het constante geklungel met de post zit Margaretha hoog. Hoe bedroeft is het dat hun brieven zo laat, of zelfs niet, aankomen? Aan Philippota kan ze niets doen, helaas, maar aan de post wel. Franco Bisdommer was een vertrouweling geweest van Johan de Witt en hij was commissaris van de uytheemse brieven. Hij zegt dat hij niet meer via ene Strijker verstuurt, maar direct naar Duitsland. Volgens hem is er geen probleem. Margaretha heeft er kennelijk nog niet veel vertrouwen in, want ze wilde hem nog een keer spreken, maar hij was niet thuis.

    Brieffragment met over post via Bisdommer

    uhEd vanden 23 ijanwa is mij gistere be-
    handicht, tis toch bedroeft dat al onse briefve
    so lansaem overkoome ick heb voordeese bisdon1Franco Bisdommer
    daer van gesproocke die verwondert was
    seijde de briefve niet meer aen strijcker te sende
    maer Een rechter wech gevonde te hebbe,
    dat so schijnt al Eens te sijn, ick heb hem
    gistere of vandaech niet thuijs konne vinde
    sal hem vandaech noch sien te spreecken,
    ent hem wel dicht segge, briefve die van sulcke
    inportansi sijn behoordense met Espresse te
    sende [raefvenhooft is hier geweest sijn hooch]

    Het irriteert Margaretha zodanig dat ze later in de brief opnieuw hierover begint. Waarschijnlijk is dit stuk later geschreven dan het eerdere fragment want ze heeft nu eindelijk gesproken met Franco Bisdommer. Hij herhaalt eigenlijk hetzelfde en ook dat hij de opdracht van Godard Adriaan precies opvolgt. En die ene brief die Willem III zegt nooit ontvangen te hebben? Die heeft hij nog nooit gezien. En hij heeft geen idee hoe het komt dat brieven zo lang onderweg zijn. Margaretha legt haar oor te luisteren bij de diplomaat van de Keurvorst in Den Haag: Matthias Romswinckel. Zijn oplossing is simpel: van elke brief een kopie maken en met twee verschillende posten versturen. De ene kopie gaat over Keulen, de andere over Bremen. Eén van de twee zal wel aankomen dan. Toch?

    bisdomer is so bij mij geweest, seijt uhEd order
    presijs te volgen en alde briefve recht op
    breeme te sende sonder aen strijcker, dien brief
    vaen sijn hoocheijt seijt hij niet in hande gehadt
    te hebbe ten waere die ondert koevert2couvert: briefomslag van van
    vliet waer geweest, so dat hij niet weet hoet
    daermeede is gegaen ock niet hoet komt dat de
    briefve so lan onderweege sijn, nu om hier Eens
    wt te koomen heb ick aenden heere romswincke3Matthias van Romswinckel
    gesonde om te weet hoe hij sijn briefve sent, die
    seijt alst briefve van inportansie sijn dat hijse
    twee der leij sou of dubbelt sent deen overkeule 
    dander over breeme, dat dan deen wel Eer als
    dander overkomt, ock dat de keurvorst nuposte
    heeft geleijt so haest hij tijdine heeft hoe die legge
    sal hijt mij laete segge, moet hoope het voer=
    taen daer door beeter sal gaen, [nu seijtme]

    Gezicht op Salee in Marokko, Reinier Nooms, 1662 – 1668. Collectie Rijksmuseum

    Veroverde berbarisvaerders

    Ook in een brief vrijwel helemaal gevuld met de huiselijke zorgen en rompslomp deelt Margaretha de laatste militaire nieuwtjes (of roddels) mee. Het schijnt dat de Staatse vloot een aantal Engelse “berbarisvaerders” veroverd heeft. Deze schepen, beladen met rijkdommen, kwamen waarschijnlijk van de Afrikaanse Noordkust af. Dat gebied stond in de Republiek bekend als Barbaria (Berbers). In het gebied waren veel kapers actief, niet alleen Afrikanen, maar ook Europeanen. In de haven van Salé hebben ook lang Nederlandse kapers gehuisd.

    Brieffragment over de berbarisvaerders

    [het voor ditmael so gaen moet,] so komt tijdine
    dat donse Eenige berbarisvaerders vande Engelse
    hebbe gekreege die seer rijcklijck gelade sijn en
    wel achtien hondert duijsent gul waerdich sijn

    Olfert Dapper (1639-1689). “Barbaria, Biledulgerid o: Libye et pars Nigritarum terra.” Kaart van circa 1670. Eigendom van Princeton Library.
  • Ameide overvallen

    DatumPlaats
    Geschreven28 november 1672Den Haag
    Ontvangen6 december 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Onstuimig en vochtig weer

    Margaretha heeft de afgelopen nachten niet goed geslapen: het heeft een paar dagen gevroren zodat een Franse oversteek van de waterlinie als een zwaard van Damocles boven Holland hing. Gelukkig is het nu weer stromachtig en nat. Helaas is dat ook nadelig voor de voortgang van de troepen van Willem III en de Keurvorst van Brandenburg, want over modderige wegen marcheert het niet makkelijk. Margaretha verzucht dat het in de winter ( ‘t is winterdag) dus eigenlijk nooit goed is, of het nu vriest of dooit. De Heer zal ons bijstaan, want menselijke hulp komt veel te langzaam.

    Brieffragment over het onstuimig weer

    hier hebbe wij almeede Eenige dagen vorst en vries
    =sent weer gehadt dat ons seer bekomeerde1dat ons zeer bekommerde:waar we ons veel zorgen over maakten en
    ongerust deet slaepe, nu ist onstuijmich en voch
    =tich weer het welck geloofve niet goet voor de
    marchs so voor de troepees vanden heere keurvorst
    als voor sijn hoocheijt sal sijn, tis winter dach
    t moet vriese of nat weer sijn dat ons beijde moet
    inkomodeere2incommoderen:hinderen de heer almachtich wil ons bij staen
    en te hulpe koome menselijcke hulp isser voor ons
    niet dat komt alle so lancksaem bij datter niet
    te verwachte is, [men spreeckt hier seer wonderlij]

    Een ets van een landschap met rechts een boom die naar links waait. Links daarvan loopt een weg en links daarvan een beek. Links van de beek meer bomen die duidelijk bewegen in de wind. Voor op de weg een paar reizigers. Twee te voet en twee te paard. De ene te voet heeft zijn rug naar de wind gekeerd, de ander loopt met zijn neus in de wind.
    Landschap met reizigers verrast door onweer, Adriaen Frans Boudewyns, naar Adam Frans van der Meulen, 1666 – 1681 Collectie Rijksmuseum

    Groote papa

    Met het geld wil het nog niet lukken en van de nieuwe rustwagen voor Godard Adriaan hoort ze ook niets meer, maar gelukkig is er ook goed nieuws: Welland eet weer aan tafel en is gisteren zelfs naar de kerk geweest. Bij Tietge zijn de pokjes al aan het indrogen en af aan het vallen. De andere kleinkinderen en hun moeder zijn gezond. In een naschrift doen ze grootpappa allemaal de hartelijke de groeten, in het bijzonder Frits.

    Brieffragment met de ps en de groeten van Ursula Philippota en de kleinkinderen

    de vrou van
    ginckel met
    al haer kindere
    preesenteere haere dienst
    so doet insonderheijt frits
    aende groote papa
    vande rust wage hoor ick
    niet daerom geloof daer
    niet ingedaen is,

    De overval op Ameide of ‘de Slag bij Sluis’

    Maar na dit huiselijke ps-je volgt er nog een alarmerend tweede naschrift: Ameide, tot nu toe in handen van het Staatse leger, is overvallen door vijfhonderd Fransen! De troepen van kolonel Bampfield zijn er vandoor gegaan en nu hebben de Fransen de achtergebleven zieke soldaten vermoord en zowel het dorp als een boot van het Staatse leger in de fik gestoken. Er lijkt weer plichtsverzuim in het spel te zijn geweest.

    Fragment over Ameide

    nu komt tijdine3tijding:nieuws dat de franse met 500 man van ach=
    =tere sijn op Armeijde4Ameide ingevalle ent
    selfve van panfijl5 Joseph Bampfield, Brits kolonel en bevelhebber van Staatse troepen in Ameide die daer komandeerde
    en donse verlaete sijnde, hebbense
    het selfve aen brant gesteecke en al
    de siecke soldate en andere diedaer
    laechge vermoort den wtlegger6uutlegger, uitlegger: vaartuig met weinig diepgang, voorzien van geschut. Vanaf het water hield het Staatse leger hiermee de toegangswegen die tot achter de waterlinie liepen onder schot die
    daer lach hebbense ock aen brant gestee
    het schijnt hier alweer wat versuijm bij
    de onse is geweest,

    Met de hand getekend kaartje, onderaan de rivier in blauw met getekende golfjes. Bovenlangs loop rechts direct langs de rivier een bruine dijk/weg. Daarboven is een dorp getekend. Er staat met potlood Ameijde bij. Links van het dorp buigt de dijk af. Het stuk tussen de dijk en de rivier is geel en daar zijn zeven molens in getekend.
    Ameide aan de Lek. Fragment van een kaart (noorden beneden, zuiden boven) van de rivier de Lek ten oosten van Ameide en Jaarsveld, 1631, door Hz. de Hoy. Collectie Het Utrechts Archief . De afgebeelde molens, in het buurtschap Sluis, werden ook vernield. Zij waren van belang voor de waterlinie.

    Tweeduizend Koerlanders

    Her en der is er wel versterking voor het Staatse leger, maar dat is in de noordelijke provincies. Tweeduizend Koerlanders zouden een schans hebben betrokken waar eerst troepen van de bisschop van Münster zaten. Daarnaast is een deel van het regiment van Christiaan Brandt in Staatse dienst gekomen.

    Brieffragment over de Koerlanders

    opt aenkoome van de twee duijsent koer
    =landers7Koerland is een streek in het huidige Letland. De hertog van Koerland was een zwager van de Keurvorst van Brandenburg. Zijn zoon en opvolger, Frederik Casimir, voerde een regiment dragonders aan, waarvan later een deel in Alkmaar werd ingekwartierd. seijtmen dat het bischops volck de
    ijler schans8de ijler schans: waarschijnlijk de Dijlerschans, ofwel de Dielerschanze onder het plaatsje Diele , een paar km ten oosten van Bellingwolde over de Duitse grens. soude verlaete hebbe en dat
    de koerlanders daer ingetrocke sijn, men
    seijt ock datter Een gedeelte vant reesgement
    van brant9Dragonderregiment van de Deense officier Christiaan Brandt sou gekoome sijn in onse dienst

    Donker portret van een blozende man. De man heeft een lang gezicht met donkere ogen, blozende wangen en rode lippen. Hij heeft lang, stijl, bruin haar. Hij draagt een kanten sjaaltje met een knoop om zijn hals. Daaronder draagt hij een zwart harnas, in zijn hand heeft hij een zwarte maarschalkstaf. Op de achtergrond een helm met witte veren.
    Frederik Casimir, 1650-98, hertog van Koerland, onbekende schilder. Collectie: National Museum Zweden. Foto: Per-Åke Persson

    Terug naar Amsterdam?

    Deze versterkingen kunnen Margaretha’s zorgen niet wegnemen. Dat Ameide overvallen is, heeft haar doen schrikken. Aanwezigheid van het Staatse leger is blijkbaar geen garantie voor veiligheid. Wordt dit een trend? Ze is bang dat ze toch weer naar Amsterdam moet vluchten met haar bloedjes van kinderen.

    Brieffragment over vluchten naar Amsterdam

    als de vijant onse poste alhier so begint
    aen te doen weet ick niet hoet ons noch
    hier gaen sal vrees ick met de kindere wel
    weer naer Amsterdam sal moeten de
    heere wil ons en die kleijne bloetges maer
    gesontheijt geefve moete wij dan weer
    vluchte sijne wille geschiede hij doet met
    ons naer sijn wel gevalle

  • Pokken, zwijgen en de galg

    DatumPlaats
    Geschreven24 november 1672Den Haag
    Ontvangen29 November 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Margaretha schrijft een lange brief aan haar man. Hopende dat ook deze maar op tijd aan komt.

    De Ziekenboeg 2.0

    Ze deelt eerst maar het laatste nieuws over de ziekenploeg: eindelijk gaat het beter met de heer van Welland. Of nou ja, de man zelf blijft nog wel veel op zijn kamer en laat de dokter nog om de dag komen. Maar ondertussen eet en slaapt hij wel goed. Margaretha’s oordeel is dus: beter. Zou zij de eerste vrouw zijn geweest die tussen de regels door over een Man-Flu spreekt?

    Tietge maakt het ook enigszins beter, godzijdank. Haar handen zitten onder de pokken, waardoor het pijnlijk is iemand aan te raken. Maar ergens is dat fijn, want Margaretha is als de dood dat Tietge de andere kleinkinderen zal besmetten.

    de heer van wellant is mijns oordeels wel hoewel hij
    noch sijn kamer hout, hij staet seer opt segge vande
    docktoor die alledaechge en om den anderendach bij
    hem komt, hij Eet wel en slaept wel, onse liefve
    tietge is tot noch toe gesont van harte dan daer is so
    lange de neege dage niet voorbij sijn niet van te
    segge, sij is op haer hande van binne en van buijte
    so wtneemende vol pockges datse niet te sien sijn
    staen heel als Een lichte sweer int aensicht ist
    reedelijck ock so aentlijf maer is so vol pijndat
    mense niet kan aenraecken, [de heere wil haer]

    De politiek praat en de politiek zwijgt

    Uitzoomend naar de landelijke politiek: er is nog steeds geld gebrek voor de oorlogvoering. Zeeland betaalt niet, Friesland weinig en Groningen kan niks geven. Het komt dus op Holland aan. De heer van Ginkel schrijft dat de ruiters die op mars zijn al drie stuivers voor een kan water moeten betalen.
    Men begint nu hier te geloven dat Zijne Hoogheid en zijn leger eindelijk bij de keurvorst zal worden gevoegd. Maar Margaretha bidt er op los, ze durft het bijna niet te schrijven, maar ze ziet het allemaal zeer droevig in. Ze schrijft dat zelfs ‘de wijste en verdienste’ wonderlijke gedachten en speculaties hebben over de komende tijden. Margaretha schrijft die gedachtes maar niet op, dat durft ze ‘de pen niet te vertrouwe’. Helemaal niets opschrijven vindt Margaretha ook niet wenselijk, ze wil haar man toch wel enigszins op de hoogte houden van het gesmiespel in het land.

    Vertellen van een geheim, Noach van der Meer (II), naar Jacobus Buys, 1778 – 1785. Collectie: Rijksmuseum

    Nog geen ijs

    Van wonderlijke speculaties springt ze naar het weer. Het is een opluchting dat het weer nog zo goed blijft en dat het nog niet aan het vriezen is geslagen. Want zodra het ijs er ligt…

    [om gaet en watter al geseijt wort,] wij sijn geluck
    =kich dat hier noch so open weer blijft soot Eens be
    =gint te vriese ent ijs leijt salmen hier seer be=
    komert voor Een overval sijn, deen seijt dat den
    vijant het ooch noch seer op Amsterdam heeft en
    andere dat se hier Een roof sulle soecke te hae
    =lle insoma1In somma: kortom men weet niet wat men best doen
    sal, [ick raede de vrou van ginckel het gaen]

    Dat brengt haar ook weer bij een ander zorgenkind: Ursula Philippota praat nog steeds over een vertrek naar Gelderland. Ook andere dames spreken van een vlucht. Maar het blijft onzeker waar de vijand het eerste zal toeslaan zodra het water van de waterlinie in ijs is veranderd. Zucht, ze weet ook niet wat ze moet, en legt het daarom maar voor aan haar man, hopende op zijn wijsheid.

    Gezicht aan de Vecht, Abraham Rutgers, ca. 1682 – ca. 1699. Collectie: Rijksmuseum

    Galgje spelen bij de Dom

    Ondertussen zijn er geruchten uit Utrecht. Het lijkt erop dat Luxemburg van plan is te vertrekken, waarna hij vervangen zal worden. En er schijnt ook een hoop tumult te zijn onder de burgers van de stad. Ze keren zich fel tegen een aantal regenten en verbeelden wellicht iets te visueel hoe ze tegenover het lot van deze regenten aankijken. Voor de Dom(kerk) en op andere plaatsen hebben ze een grote galg geschilderd en daaronder de namen van de zeven regenten geschreven. Margaretha vindt het vreselijk dat ‘die mensen noch niet getemt sijn en so oproerich blijve’.


    Na deze visuele beschrijving sluit ze haar brief af.

  • Een koortsachtige verhuizing

    DatumPlaats
    Geschreven21 oktober 1672Amsterdam
    Ontvangen31 oktober 1672Bergen
    Lees hier de originele brief

    Oh, oh, de troepen, de troepen. Waar blijven ze? De mensen verlangen er zo naar. Zonder de troepen van de keurvorst komt er geen verlossing, zo wordt gekermd. Margaretha noemt desalniettemin het leger van Willem III een ‘schoon leeger’, dat met het laatste treffen alsnog koraesgeuslijck heeft gevochten, ofwel fier heeft gevochten.

    Problemen in Woerden

    Maar het loopt zeker niet gesmeerd, ook nu heeft Margaretha weer meer informatie dan in haar vorige brief. In Woerden bleek men amper een goede kogel in bezit te hebben. Of ze waren te klein, of te groot, wat het raak schieten van de vijand nogal bemoeilijkt. Margaretha vindt dat zijne hoogheid niet fatsoenlijk wordt gediend. Angstig en onzeker blijft ze ook door de geruchten: afgelopen nacht zou er met kanonnen zijn geschoten en mogelijk zouden de Fransen bij Muiden staan. Maar zeker weten doet ze het niet.

    [somige wille segge naer lotterine,] uhEd
    Sou niet geloofve hoe wonderlijck de liede hier
    spreecke, en so verdrietich veelle worde doort lan
    ter deese en achterblijfve van die troeppees
    want men hier sonder de selfve geen verlossi
    en siet, hoewel men hier nu Een schoon leeger
    bij Een heeft en ons volck so voor inde laeste
    reijnkontere1Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen. voor woerde als aende vaert ge=
    toont hebbe wel en koraesgeuslijck2Courageuselijk: vol goede moed te vechte
    so schijnt dat de deesorderees noch aldaer sijn
    want hoewel den goede heer van Suijlisteijn3Frederik van Nassau Zuylestein
    het met sijn leefve betaelt heeft spreeckt men

    noch seer dat sijn nonsilansie4Nonchalance alleen oorsaeck van
    dat ongeval van voor woerde is geweest, daer hij
    door sijn hoochheit genoech van gewaerschout was
    ock doent geschut voor woerde quam seijt men
    datter niet een kogel was daer men terdee
    ge mee kost schieten of se waeren te groot
    of te kleijn en meer diergelijcke abuijsen5Abuis: vergissing, dwaling
    in soma sijn hoocheijt wort niet wel gedient
    en wij al te saemen blijfven in den druck,
    men heeft deese voorleedene nacht hier seer
    met grof kanon hooren schieten, somige
    wille segge dat de vijant voor muijen soude sijn
    maer kan de waerheijt niet weeten, [so dat al]

    ‘Een schip vol goet’

    Ondertussen bereidt Margaretha zich voor op de verhuizing naar Den Haag. Een maand geleden heeft ze al een schip gehuurd en dat is gisteren vanuit Amsterdam vertrokken naar het huis op de Kneuterdijk. Ze hoopt vandaag zelf met de kinderen te vertrekken. Maar ook hierin vindt ze tegenslag, want haar hoofd van de huishouding mevrouw Visbach en haar kamenier Angenis hebben beiden een brandende koorts te pakken. Omdat ziekte in de 17e eeuw onvoorspelbaar en gevaarlijk was, heeft ze veiligheidshalve de kinderen al buitenshuis onder gebracht.

    Gezicht op Leidschendam met een trekschuit, H. Tavenier, 1784. Collectie Haags gemeentearchief
    In Holland lag een netwerk van trekvaarten. Of Margaretha een trekschuit inhuurde weten we niet, maar waarschijnlijk kwam het schip wel langs Leidschendam.

    [=ren sal,] gisteren heb ick Een schip vol goet
    naer den haech gesonde, meen met godts hulp
    vandaech met de kindere te volgen om die
    daer te brenge also mijn dochters bisbach
    en haer kamenier Angnis, heel dootlijck sieck
    sijn geworde aen seer heefvige en brandende
    koortse se slaen met roode vlacke wt, daerom
    ick de kindere gistere al ten eerste wt den
    huijs heb gedaen ender voort mee naer den
    haech gaen [hoope de heer almachtich ons]

    Waar blijft het goedvinden?

    Dit brengt haar ook op het volgende onderwerp: moet het huis in Amsterdam worden aangehouden tot in ieder geval de komende winter? Op het moment huurt ze De Gulden Troffel, maar door alle onzekerheden over het huis in Amerongen en de onrust in Den Haag weet ze niet of het verstandig is haar veilige haven in Amsterdam op te zeggen. Al meerdere keren heeft ze Godard om zijn goedvinden voor dit plan gevraagd, maar tevergeefs, ofwel háár brieven met deze vraag, of zíjn brieven met zijn antwoord, komen niet aan.

    Pools officierszadel uit de 17e eeuw in het Pools Leger Museum in Warsaw. (bron: Wikipedia)

    En die onzekerheid geldt voor meerdere onderwerpen: de manden met zadels en ander paardentuig blijven ook in deze brief niet ongenoemd. Het is nu precies een maand geleden dat ze vanuit Hamburg verzonden zijn…

    hier wil houd en laeten de drost in met de rest van ons
    goet daer noch in blijfve want Elck seijt so wij wttrecht
    niet weer en krijgen, dat wij inde haech gans niet seecker sijn, dit heb ick uhEd verscheijde maelle geschreefve en versocht deselfs goetvinde te mooge weeten doch tot
    noch toe geen antwoort bekoomen, ick hoop uhEd nu alvan
    franckvoort sal gekoome sijn en de mande met saels ent
    ander paerde goet ontfange hebbe het welcke vandaech
    Een maent is dat het van hier op hamburch heb gesonde
    de heer almachtich wil uhEd in sijn heilige beschermin
    en bewaerine neemen, blijfve
    uhEd getrouwe wijff

    M Turnor

    Geen ‘Mijn heer een liefste hartge’ in de afsluiting deze keer. Loopt de spanning bij Margaretha weer op?

  • Onrust in de steden

    DatumPlaats
    Geschreven17 juni 1672Den Haag
    Ontvangen27 juni 1672
    Lees hier de originele brief

    Eerder schrijft Margaretha al over de onrust in de steden. Nu het Staatse leger op de vlucht is geslagen en de eerste steden zijn gevallen, wordt de onrust alleen maar erger. Rotterdam, Haarlem, Leiden, Utrecht, Delft, overal heerst onzekerheid. Kwade geruchten over verraad vinden vruchtbare grond in de angst van het volk. Wagens worden geplunderd, schepen mogen niet aanmeren: het volk heeft de macht overgenomen van de regenten. Zelfs de vrij geliefde Willem III trekt aan het kortste eind: hij mag Utrecht niet binnen komen met zijn leger.

    Onwelkom in Utrecht

    Over de situatie in Utrecht schrijft Margaretha het meest. Ze heeft de chaos daar zelf aan den lijve meegemaakt. Ze moest immers Philippota en de kleinkinderen daar nog ophalen.

    [hij vertreckt merge naer Enlant,] hier is geen plaets
    daer men sich kan verseeckeren, te rotterdam haerlem
    leijden wttrecht is delft is alde gemeente1het gewone volk in op roer
    roepe niet ander als van veraet en dat ons lant
    verkocht is dat nu geleevert sal worde, hier plu
    =nderense de wagens met goet dewelcke wt gebrocht
    worde te delft houdense de scheepe aen willense
    niet laeten passeere de heere reegente2regenten: stadsbestuurders hebbe niet te
    segge, te wttrecht houdense de poorte toe wille sijn
    hoocheijt3Prins Willem III met de meliesie4militie die daer voor lege daer niet in hebbe
    dwinge de burgemeesters de sleutels af seggende
    dat die geen burgemeesters sijn maer sij selfs
    hamel5Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht seijt me dat geprikuliteert(?) heeft om hals
    te koome, dan is ontkoome, ick was voorleede dijns
    dach inde stat van wttrecht maer Een Euri6een uur, wist
    niet hoe daer weer wt te koome dorst7dorsten: durfen mijn
    naem niet bekent maecke trock mijn kap inde
    oochgen ginck so stilletges onbekent wt de stat
    daer terstont de poorte op, gesloote wierde hade sij

    geweeten ickt was, soude ongetwijfelt een affront8affront: belediging, krenking van de eer
    leeden hebbe, so roepense overde brandenburchse
    troepees dat die niet en koome en dat uhEd die pen
    -ninge in sijn sack gesteecke heeft, tis niet te bedencke
    so de mense spreecke op alle reegente ija op de prins 
    selfs, och oogeluckichge komissie voor ons dewelcke
    mij altijt so swaer opt hart heeft geleegen, [ick bidt]

    Prent van plunderende en vechtende mensen in een 17e eeuwse stad
    Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum (klik voor de volledige prent).

    Met haar kap voor haar ogen getrokken glipte Margaretha stilletjes uit de stad. Zelfs haar naam wilde ze niet gebruiken. Ze is een bekende in Utrecht maar de stad voelt erg vijandig aan. Haar identiteit wil ze dus geheim houden. Kwaad volk beschuldigt Godard Adriaan van het geld voor de Brandenburgse troepen in eigen zakken steken. Hij is duidelijk geen populair man meer in Utrecht en dat gebrek aan populariteit straalt af op zijn familie.

    Rust in Amsterdam?

    In meerdere steden heerst wanorde maar Margaretha schrijft ook dat het er in Amsterdam een stuk ordelijker aan toe gaat. De stad zit prop- en propvol met vluchtelingen maar door de voorzichtigheid van de regenten valt de onrust mee. Soldaten in dienst van de stad houden de orde. Margaretha is niet laaiend enthousiast over naar Amsterdam gaan — daar heersen immers dezelfde kwade geruchten als elders — maar het is een relatief veilige plek om heen te vluchten.

    [broeder te sijn], want om dewaerheijt te segge tis
    hier overal in sulcke oproer vande gemeente9gemeenschap die
    so vieleijn10vilein: gemeen spreecke en te Amsterdam selfs dat me

    niet weet waer te wende, doch daer is noch geen oproer
    maer de gemeente stil alleen spreeckense op de vluchte-
    -line dat sij nu als Elck sijn goet inde stat heeft ock
    Eens rijck sulle worden dan dat sijn woorde, ock sijn
    de heere van Amsterdam seer voorsichtich en stelle
    van nu aen daer al ordere op neeme alledaech
    volck aen om inde stat te blijfve en hoope noch
    Eenige ruijterij in haer stat te krijgen, tis onge
    looflijck dat volck en goet daer gevlucht in
    komt men sou segge het onmoogelijck was de
    stat het sou konne berge, [ick heb meest al ons]

  • Een tijd van ellende

    DatumPlaats
    Geschreven9 juni 1672Amerongen
    Ontvangen17 juni 1672
    Lees hier de originele brief

    Het is drie dagen sinds de laatste brief naar Godard Adriaan wanneer Margaretha hem weer schrijft. De gebeurtenissen in de Republiek zijn in een stroomversnelling beland en het tempo van Margaretha’s brieven laat dat goed merken. Zoals wel vaker begint Margaretha met familienieuws: ze is namelijk bij haar zoon in Arnhem op bezoek geweest. Met Godard Junior gaat het absoluut niet goed. Eeuwig plichtsgetrouw vraagt hij of Margaretha zijn excuses aan zijn vader kan aanbieden, hij heeft namelijk in geen 2 of 3 postrondes geschreven. Godard van Ginkel slaapt door alle drukte nog maar 3 uur per nacht en zit vrijwel constant in het zadel. Margaretha is bezorgd: als haar zoon nu maar gezond blijft.

    Mijn heer en lieste hartge
    tis mij lief wt uhEd mesiefve1missive: brief vande Eerste deeser21 juni te
    sien deselfve weer tot berlijn wel is gearijveert, ick ben
    gisteren op dien dach wecl en weer tot Aernhem3Arnhem ge-
    weest om den heer van ginckel noch Eens te sien die
    daer bij ons quam, hij bidt uhEd hem belieft te Excku
    seere4excuseren: vergeven dat hij in 2 a 3 poste niet heeft geschreefven
    heeft het omoogelijcke niet konnerbij brenge door sijn
    meenichvuldage affaerees5affaires: zaken, hij slaept geen drije
    Euren op Een nacht en is meest gedurich te paert
    als hij maer gesont blijft, [ist noch goet maer mijn]

    De Frans opmars

    Ondertussen verloopt de Franse opmars gestaag. In drie dagen tijd hebben Lodewijks troepen evenveel dorpen veroverd: het Rijnfort Wesel, een kernpunt van de verdediging van de Republiek is gevallen, net als Orsoy en Büderick. De Fransen trekken op langs de Rijn richting de stad Kleef en daarna Nijmegen. Margaretha vreest dat het op de IJssellinie aan gaat komen. Erg veel vertrouwen heeft ze niet daarin: haar zoons verwachte dood ziet ze als een nutteloos offer.

    Fragment kaart “De Rijn van Nijmegen tot Rijnberch”, collectie Leiden University Libraries. Voor de complete, scherpe afbeelding volg deze link.

    [maer] men gelooft, het almeede over is, en dat de
    koninck6koning Lodewijk XIV daer7Reijnberck inpersoon voor is geweest, die men seijt
    deese Middach van meeninge was binne kleefe8de stad Kleef ligt in het gelijknamige hertogdom. Hoewel de stad in modern Duitsland ligt was Kleef in 1672 de facto deels onder controle van de Republiek te
    Eeten, en so voort recht op Nimweechge9Nijmegen aen te
    Marscheere welcke stat so geseijt wort van alles
    wel versien is, en hoopt men die haer sal konne def
    – fendeere10defenderen: verdedigen, dan vreest ick het op den ijsel11rivier de IJssel en de IJssellinie aldaar aensal koomen
    mijn hart int lijf bloeijt als ick der aen denck och wat
    droefheijt is mij aenstaende ick derf niet al schrijfve

    Soldaten en generaals naar het front

    Ook over het Staatse leger heeft Margaretha nog iets te melden. Eindelijk, na lang dralen, is commissaris-generaal Montbas aangekomen bij zijn positie in het leger! Hij heeft het commando gekregen over de troepen in de Betuwe en heeft als hoofdkwartier de Schenkenschans. Volgens de geruchten wordt Montbas te veel verantwoordelijkheid toevertrouwt. De toekomst zal het leren. Ook is luitenant-generaal Van Steenhuizen aangekomen bij zijn troepen alsof hij alle tijd van de wereld heeft. Duidelijk neemt Margaretha de beide generaals nog niet serieus, haar zoon moest immers steeds hun werk doen.

    Kaart van Gelderland, omgeving van Nijmegen. 1664, Atlas van Loon. De Schenkenschans waar Montbas gestationeerd is ligt helemaal rechts op de kaart waar de Rijn splits in de Waal en de Nederrijn.

    Er gaan dagelijks nog steeds nieuwe troepen naar het (verwachte) front. Zo kwam er afgelopen nacht een troep Spaanse soldaten langs Amerongen. Deze soldaten dwongen de boeren om hun eten en drinken te geven, nog een teken dat het leger slecht georganiseerd is. Margaretha heeft de brug van het kasteel maar omhoog laten halen om moeilijkheid te voorkomen. Een stuk minder onbehouwen was een Zeeuws regiment dat eerder langs kwam. Het is wel duidelijk welk land de beste soldaten levert. Over de voortgang van de oorlog op zee is Margaretha kort: het schijnt dat de Staatse vloot verwikkeld is geweest in een zeeslag maar meer weet ze zelf ook nog niet. Hopelijk is het een overwinning.

    vreesende de poste aengehoude mochte worde, uhEd heeft sijn
    soon tot dienst vant lant op geoffert maer ick vreese
    hij wel Een rechte offerhande12offrande: offer sal sijn en vrees hem niet
    weer te sulle sien, momba13Commissaris-generaal Jean Barton de Montbas is Entelijck int leeger ge
    koome, die men het komanda overt alt volck dat inde
    beetuwe14Betuwe leijt15leijen: liggen heeft gegeegve daer niet weijnich op
    gesproocke wort dat men hem so veel tte vertrout
    steenhuijse16Luitenant-generaal Ludolf van Steenhuizen is op sijn muijltges int leeger gekoome17op zijn muiltjes komen: op zijn gemak, erg kalm
    ondertusche moet de heere van ginckel het werck
    doen en wat noot waert dat het daer noch gin soot
    hoorde maer de disordrees18disordre: wanorde sulle ons ruwineere19ruïneren: ten gronde richten
    hoe roept men nu om de troepees vande keurvorst en
    verlanck men daer naer die hier indeesen hoochgen
    noot wel van doen sijn, deese nacht is hier int dorp
    ontrent de 800 spaense voet knechte20De Republiek heeft in 1672 een bondgenootschap gesloten met Spanje. Er is afgesproken dat Spanje troepen levert tegen de Franse invasie. die naert leeger
    gaen en Een reesgement21regiment wt seelant geweest dewel
    – cke saeme over de 1600 man maeckte de seuwe ginge
    naer nimweege, die hebbe deminste insolensie22insolentie: onbeschaamdheid, onbetamelijkheid, lompheid niet
    gedaen maer deerste hebbe vrij wat deesordere23disordre: wanorde ge
    maeckt de boere mostense Eeten en drincke geefve
    of so dwongense, ick liet de bruchge vant huijs op treck
    vreesde voor swaericheijt24zwarigheid: moeilijkheden, problemen, vandaech krijch ick ock tijdine25tijdingen: nieuws
    dat onse scheeps vloote van Eengistere merge
    aen Een sijn geweest sonde dat men weet hoet daermee
    staet, als dat men seer fuijrijEus26furieus: op zeer krachtige, heftige wijze heeft hooren schiete
    ontrent doeversans27Doeverenschans, nabij Heusden de heer almachtich wilse bij staen
    ende vicktoorije28victorie: overwinning geefve, [gisteren isser te wttrecht]

    Onrust in Utrecht

    Ook binnen landsgrenzen begint het te rommelen. Waar Margaretha eerder nog in één enkel zinnetje schrijft over onrust in Utrecht wijdt ze nu flink uit. Daar ontstond een volksoproer toen een aantal regenten erop betrapt werden samen met hun bezittingen de stad te willen ontvluchten. De vrouwen van het houtsgilde, een onderdeel van het Utrechtse Zakkendragersgilde, vonden dat dit absoluut niet kon. “Zullen de heren die onze mannen hebben doen uitgaan om te vechten, vluchten en ons hier ten prooi achterlaten?” Zo luidde hun aanklacht. De vrouwen rukten koffers open en strooiden de bezittingen van de regenten uit op straat. Enkel met geweld werd de rust enigszins hersteld. Volgens Margaretha lijkt het er op dat nu iedereen die de stad Utrecht uit wil onderhevig is aan controle door de burgers.

    [ende vicktoorije29victorie: overwinning geefve], gisteren isser te wttrecht  
    inde stat ock geen kleijne ontsteltenisse30ontsteltenis: oproer, opschudding geweest door
    Eenich goet dat de luijtenant kolonel wel en andere wt
    de stat meende te vluchte, het welcke de vrouwe
    vande hout schilde31de houtsgilde is onderdeel van het Utrechtse zakkendragersgilde. Leden van het houtsgilde mogen zakken dragen tot 3 el. niet wildea lijde roepen sullende
    heere vluchte die onse mans hebbe doen wtgaen
    om te vechte en ons hier ten proij32prooi geefve dat wille

    wij niet lijden, een rockte de koffers open dat het silver ent gout
    dat daer in was door de weech verstroijde, de burgers moste inwa
    – pene om de vrouwe te stille, nu maegcher33mag er so geseijt wort niet wt
    of inde stat oft moet besichticht worde, [uhEd denckt Eens hoe men]

    Een tijt van elende

    Overal om heer heen ziet Margaretha de klauwen van de angst om zich heen grijpen. Zelf begint ze nu opniew te twijfelen of Amsterdam wel veilig is. Koning Lodewijk XIV heeft immers beloofd deze stad te zullen belegeren en plunderen. In de steden en op het platteland heerst een verslagen gevoel. Mensen pakken hun spullen en vluchten weg. Margaretha wil dat ook doen maar ze weet niet waarheen. Ze is ten einde raad.

    [of inde stat oft moet besichticht worde,] uhEd denckt Eens hoe men
    hier sit ock nu ist wel Een tijt van Elende , en derf ick met de
    kindere en vrou van Ginckel niet langer hier te blijfve en weet noch
    niet waer ons derf vertrouwe tot Amsterdam is meest al ons
    goet, en seijt men nu dat de konin34Koning Lodewijk XIV het daer teenemael op heeft
    aengesien, en dat hij die stat sal wille beleegeren, dat mij seer
    bekomert35bekommeren: zorgen maken want met vier sulcke kleijne kinderen in Een beleeger
    de stat te sijn sou wel benout36benauwd weesen, ock nu komt het de op
    aen en is den tijt van onse Elende voor hande hoe sit ick nu
    in Eensaemheijt en sonder raet en weet niet wat ick doen
    sal, heb sulcke koste met wech doen van mijn goet gehadt
    en weet nog niet oft verseeckert is, ick ben so bedroeft dat
    ick mij niet weet te laeten, hier te platte lande en inde steeden
    is sulcken verslagentheijt dats niet wt te spreecken alle mense
    packen hier en vluchten haer goet, och wat tijt beleefve wij
    de heer almachtich wil ons bijstaen en behoede dat wij in hande
    van die tierane37tirannen niet en valle want sij leefve groulijck38gruwelijk met
    de mense daer sij koome, hiermeede blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

  • Franse terreur aan de grens

    DatumPlaats
    Geschreven6 juni 1672Amerongen
    Ontvangen13 juni 1672
    Lees hier de originele brief

    De brief die Margaretha op 6 juni aan haar man schrijft bevat amper goed nieuws. De Franse troepen zijn de grens genaderd en hun terreur schokt Margaretha. Ze hebben Wesel omsingeld en een nabijgelegen landhuis en klooster geplunderd en de inwoners geschonden. “Het is verschrikkelijk om te horen hoe ze te werk gaan”, schrijft Margaretha. Het lijkt er op dat de Franse troepen zich nu naar de IJssel bewegen. Daar wachten Staatse troepen ze op en, als God met hen is, zal daar de Franse aanval worden afgeslagen.

    Mijn heer en lieste hartge
    met de laeste post heb ick geen briefve van uhE
    gehad geloofve de selfve naert afgaen van
    post tot berlijn sal sijn gearijveert, hier hoort
    men niet als alle daege arger tijdine, so men
    seijt hebbe de franse weesel1Wesel berent2berennen: insluiten om te belegeren ent huijs
    disfoort3Slot Diersfordt neffens4naast het dorp biselich5Bislich: dorp net aan de andere kant van de Rijn bij Xanten ent kloos-
    ter sleenhorst6Klooster Sleenhorst ligt in Gendringen (tussen Doetinchem en de huidige Duitse grens) wt geplundert het selfve klooster
    seer schandelijck getrackteert7trakteren: bejegenen, behandelen de
    bagijne8Begijnen: een kloosterorde die enkel uit vrouwen bestaat geschofiert9schofferen: verkrachten en 2 a 3 daerwt meede
    genoomen, tis schricklijck te hoore hoese te
    werck gaen, men verwacht nu dat sij alledach
    haer naer den ijsel kant sulle begeefven daer
    maer tamelijck met volckeren is versien10voorzien, de heer
    almachtich hoope ick dat ons bij sal staen en
    helpen dat wijse daer moogen keeren, [ick]

    Franse terreur in een dorp, 1672, anoniem, naar Romeyn de Hooghe, 1673-1677. Collectie Rijksmuseum

    Hoe vordert de verhuizing?

    Ook de verhuizing van spullen van Kasteel Amerongen naar het huis in Amsterdam gaat door. Een eerste schip vol goederen is al naar Amsterdam gestuurd, morgen volgt hopelijk een tweede. De verhuizing van goederen gaat misschien dan wel vlot maar Margaretha loopt bij de verhuizing van de familie tegen weerzin aan. Philippota wil met haar kinderen zo dicht mogelijk bij haar man die in Doesburg zit blijven. Margaretha wil juist dat ze naar het veilige Amsterdam gaan, nu de oorlog dreigt.

    Franse terreur aan de grens

    [ick]
    heb uhEd met de laeste post geschreefve hoe
    ick Een schip vol goet naer Amsterdam heb ge
    brocht merge hoope ickder noch Een schip
    vol naer toe te sende dan wenste ick de
    vrou van ginckel met onse kinderkens daer
    ock heen was, maert schijnt sij liefver
    noch wat naerder bij haer man is om te
    meer te kome, hoor

    Oorlogsnieuws

    Met dat achter de rug is gaat Margaretha weer snel over tot oorlogszaken. In een kort stukje tekst ratelt ze alle grote thema’s af. Wat betreft de Staatse prestaties is er weinig te melden. De Staatse vloot heeft nog niets gedaan volgens de geruchten en de mobilisering van het leger is nog steeds gaande. Dagelijks komen er boeren langs die naar de IJssel moeten om te vechten. Uit Amerongen zijn ook 14 mannen naar het front gestuurd. Hoe dat gaat uitpakken valt te bezien. Er spreekt weinig vertrouwen uit Margaretha’s woorden. Met de enorme droogte die heerst staat het water ook nog eens extreem laag. Laag water komt de IJssellinie helemaal niet ten goede.

    [hoor] hoet van heeteren11Heer van Heteren gaat over financiële zaken int versoeck vande 5000f12Godard Adriaan is al sinds januari 1672, mogelijk zelfs al langer, niet betaald voor zijn werk. Margaretha zit constant achter de vergoeding aan maar zonder succes maeckt
    en hoor ick niet Een woort, heb hem gistere noch al
    geschreefve ick wenst uhEd de wijlle hij gereesol
    – veert13resolveren: besluiten, voornemen is so lange wt te blijfve, 10000f in plaets
    vande vijf Eijste het soude Even veel moeijte sijn
    , van onse scheeps vloot14Staatse Vloot hoort men noch niet dat sij
    Eits hebbe gedaen, men vreest den vijant op de oostin
    dissche scheepen die opt inkoome sijn wacht, hier
    is dagelijxs groote doortocht van boere en ander
    volck die so wt hollant als hier wt sticht15‘t Sticht, een regio in de provincie Utrecht waar ook Amerongen ligt op ont –
    boode sijn en naer den ijsel kant moeten, van hier
    wt deese heerlijckheijt16De heerlijkheid Amerongen is het gebied waar Godard Adriaan vrijheer van is. is 14 man gegaen met ge –
    weer om te vechten, daer is is man geweest om
    te wercken die alle sonder verlof sijn weer ge
    koome niet tegenstaende17in tegenstelling tot wat sijn hoocheijt18Prins Willem III had geboo19geboden
    sij noch daer soude blijfve hoe dat vergaen sal
    staet te besien, wij hebbe hier sulcken droochte dat
    alles inde hoofven ent gras staet als hooij, wt de
    revier valt alt water gans wech, de liede
    spreecken hier en inde steede van somige regente20regenten: stadsbestuurders
    seer hoope het geloochge is21Op het moment van schrijven is er onrust in verschillende steden in de Republiek. De regenten zijn niet per se populair meer. Margaretha wijdt helaas niet echt uit over de situatie, en dat de heere ons
    sal bij staen, inwiens heijlige bescherminge uhE
    beveelle en blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijf
    M Turnor

    frits22kleinzoon Frederik Christiaan van Reede en sijn susters
    kusse groote papa
    ootmoedich de hande23een typische groet die jonge wort seer sterck en robust

  • Zorgen om man, zoon en oorlog

    DatumPlaats
    Geschreven8 april 1672Amerongen
    Ontvangen15 april 1672
    Lees hier de originele brief

    Als huisvrouw en moeder heb je je permanente zorgen. Let je man wel op zijn gezondheid? Gaat het bij je zoon thuis wel goed? En wie is verantwoordelijk voor het mislopen van zijn sollicitatie? Op wie van je vrienden kan je eigenlijk echt vertrouwen?

    Man naar Saksen

    [wij noch hebbe,] seedert heb ick uhEd aengenae
    me vande maert ontfange, daer wt verstaen
    uhEd sijn reijs naer saxsen inde toekoomende
    weeck meent voort te sette, de heer almachtich
    wil uhEd geleijde en voor alle ongeleijcke bewaer
    men drinckt aen dat hoff sterck ick hoope
    uhEd sorchge voor sijn gesontheijt sal dragen,

    Residenzschloss Dresden, Matthäus Daniel Pöppelmann, 1712/1713. Collectie Deutsch Fotothek

    Alle andere onderwerpen komen ook aan bod. De carrière van haar zoon gaat weer gepaard met allemaal namen die de promotie krijgen die haar zoon verdient. Ook de diverse Utrechtse politici passeren weer de revue, echt te vertrouwen zijn er weinig.

    Naderende oorlog

    De echte zorgen liggen toch bij de naderende oorlog.

    [meeste swaericheijt sitten,] de heere wil ons bij
    staen voor mij ick weete niet waer heene te vluchte
    de heer en vrou van ginckel sijn vandaech met
    tietge1de koosnaam voor Margaretha junior, de oudste dochter van Godard van Ginkel en Philippota naer middachte gegaen, de drij andere
    kindere2dit zijn, in volgorde van leeftijd, Frederik Christiaan (“Fritsge”), Anna Ursula (“Antge”) en de pasgeboren Reiniera hier gebleefve, sij meene in Een weeck
    of drije weer hier te sijn, de vrou van ginckel voor
    al de soomer bij mijn te blijfve de wijlle de leeger
    aende ijsel sulle geleijt worde en naer alle aprehen
    =sie volck opt huijs te Middachte, de tijdine die
    men hier krijcht sij hoe langer hoe Erger, daer
    van ick niet meer sal segge, vermidts uhEd
    die van andere genoech geadviseert worde,

    Margaretha is alleen in Amerongen met drie van haar kleinkinderen, waaronder de pasgeboren Reiniera (en waarschijnlijk haar min). Haar gedachten gaan over een mogelijke vlucht als het oorlog wordt, maar ze ziet ook wel dat de toekomst voor het huis van haar zoon en schoondochter, Middachten, minder rooskleurig is. Zo vlak aan de IJssellinie zullen er wel millitairen ingekwartierd worden. Ze gaat er maar vanuit dat haar man de berichten over de situatie en de verwachtingen van anderen krijgt, als dat niet zo is zal ze hem zelf wel informeren.

  • De zwangerschap van Philippota

    DatumPlaats
    Geschreven4 februari 1672Amerongen
    Ontvangen23 februari 1672
    Lees hier de originele brief

    Vandaag schrijft schoondochter Philippota een brief aan haar schoonvader Godard Adriaan. Hij zit in het archief tussen de brieven van Margaretha, dus we nemen hem gewoon mee. Philippota is op dit moment bij Margaretha in Amerongen. Het belangrijkste onderwerp in de brief van Philippota: haar zwangerschap.

    In een brief van 24 oktober schrijft Margaretha al over Philippota’s zwangerschap. Volgens haar berekeningen zal Philippota in februari of maart bevallen. Het moment komt steeds dichter bij.

    Philippota en Godard van Ginkel hebben in 1672 al drie kinderen, Margaretha (1667, ook wel Tietge genoemd), Frederik Christiaan (1668, de kleine Fritsge) en Anna Ursula (1669, ook wel Antge) en nu volgt nummer vier. Een bevalling is een riskante zaak: de hulp van schoonmoeder Margaretha zal dus nodig zijn. Philippota is daarom vanuit Kasteel Middachten naar Amerongen gekomen, waar ze nu al een tijd verblijft. Philippota denkt zelf namelijk dat de bevalling ieder moment kan komen.

    Middachten, Amerongen, Den Haag

    Op 22 december wil Margaretha al dat Philippota bij haar in Amerongen komt, voor het reizen te ingewikkeld wordt door het winterse weer. Ze noemt Philippota’s aanwezigheid voor het eerst in haar brief naar Godard Adriaan op 25 januari.

    de vrou van ginckel gaet noch al
    en ben met haer in geen kleijne bekomerin door
    aldeese tijdine, was gereesolveert1resolveren: voornemen deese weeck
    noch met haer naer den hach te gaen, maer
    dewijlle het nu heel aent doeije2dooien is, ben half van
    reesoluijsi3resolutie, beslissing het noch met haer hier te blijfve om
    de koste en moeijlijckheijt vande reijs vermidts de
    vaerte over al toe sijn, te ontgaen, hoope wij
    haer kraem4bevalling noch hier sulle konne wt houde

    Margaretha naar Godard Adriaan

    Naar Den Haag met een zwangere vrouw is sowieso al niet aan te raden maar nu de extreme vrieskou voorbij is en de wegen zijn gaan dooien zijn de wegen nog eens extra onbegaanbaar. De dames blijven dus in Amerongen.

    In de brief van 29 januari is Philippota nog steeds niet bevallen en zijn ze nog steeds in Amerongen. Op 1 februari is er nog steeds geen nieuws. Als Philippota bevallen was op de datum die ze zelf had berekend was ze nu ook al uit de kraam geweest, zo schrijft Margaretha aan haar man. In oktober had Margaretha al ingeschat dat Philippota in februari of maart zou gaan bevallen. Nu geeft ze aan dat het gewoon afwachten is: “wij moetent vande hant des heere verwachten in wiens heijlige bescherminge uhEd beveelle en blijfve”

    Als het een zoon is…

    Uit Philippots’s brief blijkt dat ze zelf niet verwacht had dat haar zwangerschap zo lang zou duren.

    [orlog gemack wort,] ick hadde nit gedacht
    mijn kram soo lange sol an gelopen hebben
    docht hope dat goedt5God mijn hast een geluckege en vorspoudige verlossin velenen sal
    en dat het een soon mag wesen dij wij met
    premicij6permissie van uHEg deself naem7van u Hoog Edel geborne zijn naam seullen
    gefen het welcke hope uHEg angenam
    wesen sal [en goedt den heer ons de genade]

    philippota naar Godard Adriaan

    Ook zegt ze dat het kindje naar Godard Adriaan vernoemd gaat worden als het een zoon is. Margaretha is van plan om zodra Philippota uit het kraambed is te vertrekken naar Den Haag.

    Lees de originele brieven hier: 25 januari, 4 februari (Het Utrechts Archief)