Tag: Hieronymus van Tuyll van Serooskerken

  • Genoeg is genoeg

    DatumPlaats
    Geschreven10 mei 1673Den Haag
    Ontvangen13 mei 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Margaretha vindt het wel genoeg. Wat haar betreft is er niks meer dat haar man in Duitsland houdt.

    Brieffragment over thuiskomst man

    [hem selfs in hande heeft gegeefven,] dewijlle
    uhEd geen ordere krijcht om naer berlijn te gaen
    en daer niet veel te doen valt geloofve ick deselfve
    haest weer thuijs sal koomen [sal verlange dat]

    Er wordt weer druk gepraat over de Brandenburgse troepen. Die zouden een beter leger richting de Republiek sturen en zelfs de keizer zou nu mee werken. Eerst zien dan geloven. En als dat leger al komt komt het vast te laat.

    Brieffragment over de Branderburgse en keizerlijke legers

    [tijdine meede brenckt,] men wil hier segge dat
    den heere keurvorst met sijn armee veel schoonder
    volck als hij voor dees heeft gehadt weer afkoomt
    en dat de keijser sae nu ock wondere saecke
    tot onser hulpe sal doen maer als ickt sie
    salt geloofve en Eer niet, en alse al koome
    vreese ick dat het voor ons vrij wat laet sal
    bij koome, [want men hier seecker hou dat]

    Meer land onder water

    De Fransen roeren zich ook weer. Of misschien wel nog steeds. Gelukkig is de Prins van Oranje goed bezig. Niet alle troepen zijn even sterk, maar op de posten ziet het er goed uit. Helaas schijnen de Fransen ook weer een plan te hebben: ze willen een brug bij Schoonhoven maken en dan zouden ze zo doorlopen naar Dordrecht en Rotterdam. Dus is nu het hele gebied tussen Dordrecht, Heusden en Gorinchem onder water gezet. Met natuurlijk weer alle ellende die dat met zich mee brengt. Voor er vrede komt, zal er nog flink wat misère te verwachten zijn.

    Brieffragment over de Franse dreiging

    [seer swack te sijn,] men seijt ock dat den vijant
    Een deseijn1Dessein: plan soude gehadt hebbe om bij schoon
    =hoofve Een bruch over den rhijn te slaen en
    so voort op dort en rotterdam aen te koome,
    waer op so geseijt wort de heelle dortse waert
    onder water geset is dat bij naest Een halfve
    mans lenckte of meer al onder staet, bij
    heusde wort ock Een dijck doer gesteecke so
    dat heusde gorckom dort en alles daer
    ontrent onde rontom int water leijt, dat
    meenich bedroeft mens maeckt de heer
    wil ons voort bij staen so wij geen vreede krij
    =gen vreese ick dat wij verlooren sijn, en
    Eert noch so veer komt sulle wij noch miseerij
    op miseerije hebbe te verwachte, [wij derfvent]

    Het echte probleem is natuurlijk dat als de Fransen in Rotterdam staan, dan staan ze ook zo in Den Haag. Hoe brengt Margaretha dan de hele menage in veiligheid? Er is geen huis meer in Amsterdam, een paar kamers bij de drost, maar met alle kinderen, het personeel en de hoogzwangere Philippota…

    Zeventiende eeuwse kaart met het meest opvallende in het midden de Biesbosch. je ziet duidelijk de deltastructuur vanuit de Merwede.
    Fragment uit Kaart van het zuidwestelijk deel van Nederland. Gradenverdeling in de linkerrand, 17e eeuw. Het noorden ligt rechts, helemaal bovenin Rotterdam, de Biesbosch is duidelijk te herkennen, net daarboven Dordrecht en helemaal onderaan Heusden. Halverwege rechts Schoonhoven. Collectie BHIC.

    Alles in esse

    Er moet Margaretha nog wat van het hart. Bij alle ellende in Utrecht, valt het toch wel op dat het de Van Reedes van Renswoude helemaal niet zo slecht gaat. Er zijn misschien wat meubels weg, maar alle huizen zijn nog in perfecte staat en zelfs de wijn staat nog in de kelder. En dat is niet alleen bij Johan van Reede van Renswoude, maar ook bij de huizen van zijn nageslacht lijkt alles “in esse”: Huis Bornewal van zijn dochter Mechteld, de weduwe van Gijsbert van Hardenbroek, Huis Schonauwen van zoon Frederik van Reede en de huizen Hardenbroek en Groenewoude van kleinzonen Hendrik Gijsbert en Gijsbert van Hardenbroek. Nergens lijkt iets aan de hand. Margaretha zet niets zwart op wit, maar ze denkt er duidelijk het hare van.

    Brieffragment over de familie van Johan van Reede van Renswoude

    de heer van rhijnswou2Johan van Reede van Renswoude heeft tot noch toe de min
    ste schade niet, als alleen in Eenige meube
    =len die op rhijnswou waeren, te wttrecht staet
    noch al sijn goet in Esse3In esse zijn: in goede staat zijn tot de wijn in sijn
    kelder in kluijs ock in sijn dochter van harden
    broecks huijs , schoonouwe hardenbroeck en
    groenewou hoert me niet dat int minste
    beschadicht is ock het huijs te rhijnswou niet
    haer dient het geluck, [men verwacht noch of de]

    De bedelstaf

    Een oude vrouw met een rood jack en een bruine rok aan leunt op een stok. Ze draagt een wit kapje met daar overheen een muts. Aan haar linkerarm draagt ze een mand. Door de neus van haar rechterschoen zie je net haar tenen. Ze houdt haar rechter hand op en kijkt vragend naar boven. Achter haar staat een kind met een lange donkere mantel. Het heeft zijn/haar mutsje in de hand.
    Fragment uit Adolf en Catharina Croeser, bekend als ‘De burgemeester van Delft en zijn dochter’, Jan Havicksz. Steen, 1655. Collectie Rijksmuseum

    Margaretha beklaagt nog een keer de inwoners van Utrecht, de armoede is zelfs bij fatsoenlijke lieden toegeslagen. En de vooroordelen die ze had over de nieuwe intendant van Utrecht, de prins van Condé, zijn helemaal waar. Hij geeft zelf toe dat hij zonder barmhartigheid geboren is. Hij is daar zelf ook nog eens erg tevreden over, omdat hij daardoor zijn koning beter kan dienen. Tot slot houdt Margaretha Godard Adriaan nog even op de hoogte waar de Utrechtse regenten en adel zich ophouden. Wie is in Utrecht gebleven en wie is gevlucht. De gevluchte edelen willen meestal niet terug naar Utrecht, ook al worden ze in Holland ook met de nek aangekeken. “Ze gaan als een hond zonder staart”, schrijft ze. Ook herhaalt ze nog een keer de gewaagde ontsnapping van Ruijsch.

    Eerste brieffragment over de armoede en de utrechtse intendant
    Tweede brieffragment over de intendant van Utrecht

    [heeden achdaechge geschreefve,] te wttrecht
    en voort in de overheerde provinsie sijnder de
    liede mieserabel aen worde met sulcke swaer
    =re schattine belast dat niet op te brenge is
    te wtterecht noch meer als Ergens daer
    sterfve veel mense en heelle fatsoenlijcke
    liede die met de felpe4Felp: een soort fluweel met lang haar mantel over Een ijaer
    noch ginge nu bij avondt om Een stuck broot
    gaen bidde en so geseijt wort sijnder verscheij
    de die met haer kindere draf5Draf: Afval/afvalproduct van graan of zaden waaruit bier of alcohol gebrouwen is of olie geperst is. Eeten, alse
    bij den intendant koome hem bide dat hij
    hem haerder wil Eerberme geeft hij tot antwoo
    godt te dancke dat hij sonde barmhartichheijt geboor
    ren is

    om dat hij daer door te bequaemer is om sijn koonin te konne one
    dienen, mensen hart doet seer alsme vande Elende hoort daer die
    arme mense in sijn, [de reegente aldaer hebbent so gemaeckt]

    Een man met een gigantische hoef met heel veel veren, zit op een paard dat naar rechts loopt en zijn hoofd naar de kijker gebogen heeft. Het paard heeft krullende manen en ook veren op zijn kop. Het draagt een tuig met allemaal versieringen en heeft strikken in zijn staart.
    Lodewijk II de Bourbon-Condé te paard in Turks kostuum, François Chauveau, 1670. Collectie Rijksmuseum

    Tot slot

    Tot slot is er nog neef Van Wulven, hij is nog in Rotterdam. Margaretha heeft geen idee of hij terug wil of wil blijven. En daar steek toch de angst voor een aanval weer op: de oudste dochter is nog bij Margaretha, maar als ze moeten vluchten is Margaretha onverbiddelijk, dan moet ze terug naar haar broertjes en zusjes in Delft.

  • Blijdschap, verdriet en trots

    DatumPlaats
    Geschreven13 april 16731Gedateerd 13 april 1673, maar verzonden op 14 april 1673Den Haag
    Ontvangen29 april 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    De brief waaraan Margaretha op 13 april 1673 begint, is niet lang. Toch staat er voldoende in het voorliggende schrijven. Blijdschap, verdriet en trots wisselen elkaar af.

    De zoete tijd

    Kennelijk zijn Margaretha’s gebeden verhoord: Godard Adriaan is weer beter. Of tenminste, beter genoeg om zich weer buiten te wagen. Naast de hulp van de heer, hebben medicijnen ook bijgedragen aan het herstel van Godard Adriaan. Margaretha hoopt dat haar man tegen de ‘zoete tijd’ – de lente – weer volledig in zijn goeden doen is.

    Brieffragment over de gezondheid van Godard Adriaan

    ick ben van harten verblijt wt uhEd aengenaeme
    van den 7 deeser te sien deselfve door des heer ge
    naede en de hulpe van meedesijne weer so wel is
    dat hij weer wt gaet hoope met de aenstaende
    soeten tijt2Lente uhEd sijn verdere krachte en voort
    volkoomene gesontheijt sal krijgen[, s de heer van]

    In het midden een medaillon met daarin de personificatie van de lente op een wagen. Ze heeft bloemenkransen in haar hand. Achter haar een wolkenlucht (lucht is het element dat bij de lente hoort) waarin engeltjes vliegen die ook bloemenkransen vast hebben. de ruimte om het medaillon is okergeel en daar zijn ook diverse vrouwen afgebeeld met engeltjes.
    Allegorie op de lente, Nicolaes Pietersz Berchem, 1670. Collectie Mauritshuis

    Franse wijn

    Godard van Ginkel bedankt zijn vader voor de zadels die eerdaags zijn kant op komen. Margaretha wacht op haar beurt met smart op de beloofde wijn. Ze vraagt zich af of het niet mogelijk is om Franse wijn te verstoppen in een vat van een ander soort wijn. Het invoeren van wijn uit het land van de vijand was officieel door de Staten-Generaal verboden, waardoor de Franse wijn veel te duur was.

    Brieffragment over de franse wijn in een vat van rinse wijn

    [volkoomene gesontheijt sal krijgen,] s de heer van
    ginckel bedanckt uhEd seer voor de saels en sijn
    toebehoore en ick voorde rinse bleijckert3Waarschijnlijk Rheinische Bleichert, een wijn uit de buurt van Linz onder Bonn die wij
    alledaege int gemoet sien, heb gedocht of men
    niet Eenige franse wijn in in Een rinse wijns
    vat of ton bij geleegentheijt soude konne sende
    want de franse wijn is hier veel te dier het scheelt
    te veel[, de heer van wulfve schrijft mij dat sijn]

    Gravure van een vrouw die naast een paar wijnvaten staat. Onder één van de vaten staat een kan en daarvoor een schaal druiven. Ze draagt een lange jurk en op haar hoed pluimveren. In haar hand een glas wijn dat ze heft.
    Dame met glas wijn bij wijnvaten, met uitzicht op wijnplantage, Gilles Rousselet, naar Grégoire Huret, 1620 – 1657. Collectie Rijksmuseum

    Onnozele kinderen

    De vrouw van neef Van Wulven, die zo lang ziek is geweest, is vanmorgen overleden. Margaretha wil haar neef helpen, en zal morgenochtend vroeg richting Rotterdam vertrekken. Neef Van Wulven zal wel weer snel een vrouw krijgen, maar hoe met dat nu met die arme kinderen? Een nieuwe vrouw voor vader staat niet gelijk aan een nieuwe moeder voor de kinderen. Het jongste kind kan nog niet eens lopen of staan!

    Fragment over de dood van de vrouw van Wulven

    [te veel,] de heer van wulfve4Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, neef van Godard Adriaan (zoon van zijn zus Cornelia Elisabeth) schrijft mij dat sijn
    vrou5Anna van Renesse van Moermont deese merge is overleede ven dat sijnhEd
    wenste ick hem met raet asijsteerde hoe hijt best
    maecke soude, waerom ick met godts hulpe
    merge vroech meen naer rotterdam te gaen
    om te sien waer in sijnhEd sal konne dienen
    mij jamert de vijff onoosele6Onschuldige kinderen die sij
    nae laet hij sal wel weer Een vrou krijge
    maer de kinderen sulle geen moeder krijge
    het jonste kint is maer Effen gespeent en
    kan noch gaen noch staen

    In een kamer met een glas in lood raam maken kinderen amok. De jongste zit in een kinderstoel, heeft een lepel in de ene hand en een molentje in de andere hand. Voor hem/haar staat een bord. Het oudste  meisje probeert het jongste kind af te leiden met een pop en een stuk koek. Een jongen speelt met de kat en de hond wil ook mee doen. Op de grond liggen kolfstokken en een bal, achter tegen de muur staat een hoepel.
    De kindertijd, Cornelis Dusart, 1680 – 1704. Collectie Rijksmuseum

    De rijzende ster van Van Ginkel

    Het is niet bij complimenten gebleven: Willem III heeft Godard van Ginkel een compagnie voetvolk gestuurd. Het is wel een beetje een sigaar uit eigen doos, want de infanteristen zijn geworven door vader Godard Adriaan. Ze voegt een brief van zoonlief toe aan haar eigen brief. Daarin zal Godard Adriaan kunnen lezen hoe dankbaar Van Ginkel is voor de compagnie. Tegenover Willem III had Van Ginkel uiteraard ook zijn dankbaarheid geuit.

    Brieffragment over de complimenten voor Van Ginkel

    sijn hoocheijt heeft den heer van ginckel Een komp
    te voet van die uhEd tot dienst vande staet daer
    werft gelijck uhEd wt het schrijfve van onse
    soon hier neffens sult sien, heeft hem ock int
    bedancke van die seer sieviel en met groote
    inpresie van betuijchginge van geneechgent
    heijt beijeegent, ick sul door haest nu dees
    Eijndige [en blijfve]

    Op de voorgrond een man met een lange zwarte mantel en een zwarte hoed. Hij heeft lang blond haar en een witte zakdoek in zijn hand. Achter hem een rouwstoet. Vooraan een man met een plakkaat, daarachter een zwarte kist en in een rij met een lange kronkel mensen in het zwart. Achteraan in de rij dragen de mensen ook andere kleuren.
    Rouwende heer met een rouwstoet achter hem, Gesina ter Borch, ca. 1654. Collectie Rijksmuseum

    PS: Het is nu 14 april

    Margaretha eindigt haar brief ermee dat ze wegens haast moet eindigen, maar ze geeft haar brief nog niet mee aan de postmeester. De volgende dag voegt ze namelijk in een PS toe dat ze in Rotterdam bij de heer Van Wulven is geweest. Ze is net terug. In Rotterdam trof ze een zeer bedroefde neef aan. Van Wulven zag er oud uit en hij was erg mager geworden. Margaretha heeft diens oudste dochter mee naar Den Haag genomen om haar rouw te laten maken. Ze heeft ontzettend veel medelijden met de arme kinderen van haar neef. Het lichaam van de vrouw van Van Wulven zal op de goedkoopst mogelijke manier begraven worden in de Franse kerk in Rotterdam.

    Brieffragment over het bezoek aan Rotterdam

    so aenstonts kom ick weer van rotter
    =dam daer ick de heer van wulfve be=
    droeft als uhEd kan dencke heb gelaete
    die en maendach aen uhEd sal schrijfe
    ick vondt h sijn hEd seer oulijck en
    mager geworde, heb sijn outste doch
    ter mee hier gebrocht om haer rou te
    laete maecken , mij jamert de arme
    kinderen in mijn hart, het doode
    lichaem sal hij te rotterdam inde
    franse kerck laete sincke voor Eerst
    in alder stillicheijt op de minste koste
    dit is nu den 14 April

    Gravure van een plein. Links bomen, daarnaast een vierkant gebouw met een toren erop. Daarnaast huizen met trapgeveltjes. Op het plein mensen, honden en paarden
    Gezicht op de Waalse Kerk te Rotterdam, Jacobus Harrewijn (mogelijk), 1715 – 1730. Collectie Rijksmuseum
  • Middachten

    DatumPlaats
    Geschreven17 maart 1673Den Haag
    Ontvangen7 april 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Er is ook geen moment dat Margaretha kan ontspannen. Ze is nog nauwelijks bekomen van het afbranden van haar kasteel in Amerongen of er komt slechte tijding uit Middachten.

    Bos

    Volgens berichten uit Gelderland wordt het Middachter bos omgehakt. Het schijnt ook dat de intendant het bos verkocht heeft aan iemand die meent er recht op te hebben. Ook over Harreveld, dat ook van zoon Van Ginkel en zijn vrouw is, wordt nu een brandschatting geëist. De bijzonder goed ingevoerde nicht, de vrouwe van Nieuwenheim, wordt weer ingezet. Er zit weer niks anders op dan het lot in de handen van de Heer te leggen.

    Eerste brieffragment over Middachten
    Tweede brieffragment over Middachten

    [men weet niet hoe of wat men doen sal,] so men wt
    gelderlant schrijft sijnse int Middachtense bos
    al aent hacke en soude dien giene1diegenen die de preetensi
    op die middachtense goederen maeckt het selfve bos vande inten
    =dant voor 5000f gekreechgen hebben , over harvelt2Harreveld
    Eijschense ock swaere kontreebuijsie, de vrou van
    nieuwenheijm is naer wtrrecht om met den inten
    intendant te spreecke en sien of sijt kan af
    maecken, het sou Een swaeren slach sijn dat sijn
    bos geruweeneert wiert en wat sou mender toe
    doen , dit sijn swaere besoeckine dan moetent met
    gedult drage en de wtkomste vanden heere verwachte

    ditt aen geene middelen ontbreeckt om ons weer te
    seegenen alst sijne godlijcke wille is, op wiens
    barmharticheijt en goedertierentheijt wij ons moete
    vertrouwe, [de pagadoors sulle van dach tot dach de]


    Zwartwitfoto van een man met een kistje in zijn hand. We zien hem op zijn rug en hij kijkt naar een gigantische omgehakte boom. De stomp van de boom is bijna zo groot als de man zelf. De boom ligt in de kijkrichting van de man.
    Omgezaagde bomen langs de Middachter Allee, De Steeg, Zilver Rupe, 1945. Collectie: Gelders Archief

    Rechten op Middachten

    Zoon Van Ginkel wordt Heer van Middachten door zijn huwelijk met Ursula Phlippota van Raesfelt, zij was de erfdochter van Reinier van Raesfelt, haar vader. Op verschillende momenten in de vererving van Middachten en de bijbehorende goederen (bijvoorbeeld Harreveld en de zogenaamde Münsterse goederen), zijn er mensen die vinden dat zij onheus bejegend zijn. Reinier van Raesfelt erft samen met zijn zus Middachten van zijn tante, maar een andere neef van die tante roept dat het testament gemanipuleerd is. De (familie van) deze Godert Egberts blijft aanspraken maken op Middachten. Reinier had zijn zwager, die ook aanspraak maakte, al in 1633 afgekocht. Daarnaast had hij nog een bastaardzoon, die zich ook achtergesteld voelde door de ‘echte’ familie van zijn vader. Voor al deze mensen was de inval van de Fransen een mogelijkheid om oude rekeningen te vereffenen.

    Oude tekening van een omgracht kasteel. De gracht loopt rond, met daar omheen bomen. Het huis staat midden in de gracht. Op de ommuurde voorburcht staan aan weerszijde van de oprijlaan twee gebouwen met trapgevels. Recht tegenover het kasteel, bij de eerste brug staat een poortgebouw. Aan de voorkant hebben de muren van de voorburcht torens.
    Fragment uit Het kasteel Middachten : met ontwerp voor een buiten de slotgracht gelegen plein voor de poort van de voorburcht, N. Ritz van Geelkerck[en], 1652. Archief Huis Middachten.

    Soldij

    Ondanks de aanstelling van de pagadoors3van het Spaanse pagador = betaler. Hier geldschieters. schiet de uitbetaling van soldaten en officieren ook nog niet op. De hoge officieren worden helemaal niet betaald. Vooral de officieren die hun huizen in Utrecht en Gelderland hebben en niet door Holland betaald worden4Van Ginkel was overgestapt naar Hollandse dienst, dat is kennelijk niet alle officiers gelukt, die hebben het zwaar.

    Uiteraard krijgen ook Margaretha’s eigen financiële perikelen in deze brief weer uitgebreid de ruimte. Uitbetaling van de ordinanties zit er, ondanks de beloftes, nog steeds niet in.

    Brieffragment over soldij

    [vertrouwe,] de pagadoors sulle van dach tot dach de
    meeliesie betaelle doch geschiet niet en alse al gelt
    geefve salt noch geen maent sols sijn wat ree
    kruijteerine konnense daer mee doen, geen
    tracktemente vande hoochge offiesiers worde betael
    die al haer goet int sticht en gelderlant hebbe gelate
    en hier niet betaelt worde sijnder niet
    wel aen, [den ontfanger wt den boogaert stelt]

    Gravure van twee soldaten bij een tafel. De een probeert de andere weg te houden bij de tafel waarop geld ligt. Achter de tafel zitten mannen die zichzelf erg belangrijk lijken te vinden. Eén van hen schrijft in een boek.
    Soldaten die hun soldij uitbetaald krijgen (fragment van: Illustratie voor ‘Den Arbeid van Mars’ van Allain Manesson Mallet), Romeijn de Hooghe, 1672. Collectie: Rijksmuseum

    Klein nieuws

    Er is ook hartverwarmend nieuws. De oude heer Temminck, de bankier die de zaken van de Van Reedes in Amsterdam behartigt, heeft Margaretha bij hem thuis uitgenodigd. Dat waardeert ze zeer.

    Ovaal geschilderd portret van een beetje een blekige jonge man. Hij heeft dik golvend haar tot op zijn schouders. Zijn gezicht is lang en smak. Hij heeft een relatief klein bovenlijf. Hij draagt een kuras, met daaronder een gele wambuis en poffende manchetten. Met zijn rechter hand leunt hij op een wandelstok.
    Ulrik Frederik Gyldenløve, Wolfgang Heimbach, 1661. Collectie: Deens Nationaal Historisch Museum. Bron: Wikipedia

    De vrouw van neef Van Wulven “blijft nogal liggen”, gelukkig zijn haar man en haar broer nu wel bij haar. De Heer van Wulven heeft inmiddels wel zijn meubels terug, maar hij moest er wel 1500 gulden voor betalen.

    Gerechtigheid

    Helemaal aan het eind van haar brief haalt Margaretha nog even uit. Hoewel het geen christelijke deugd is, leek Margaretha een beetje afgunstig ten opzichte van Daniël Oem van Wijngaarden toen hij zijn missie in Denemarken begon. Zou het haar goed doen dat ze nu kan schrijven dat hij het verbruid heeft? Hij heeft op eigen houtje met de Koning van Denemarken onderhandeld en beloften gedaan die hij niet kan waarmaken. Hij heeft contant geld beloofd, terwijl de opdracht was om met (staats-)obligaties te betalen. En hij ligt ook nog overhoop met de halfbroer van de koning. Niet erg handig voor een diplomaat. Ze schijnen hem uit de regering te willen zetten.

    Brieffragment over Daniel Oem van Wijngaarden

    men roept hier
    seer over den heer
    van werckendam5De heer van Werkendam: Daniël Oem van Wijngaarden
    die so geseijt wort
    soude teegens de intensie vanden staet geneegoosgeer6Negotieren: Politieke onderhandelingen voeren
    hebbe, hebbende den koninck7Koning Christiaan V van Denemarken belooft het tracktaet in
    kontante peninge te voldoen, daer sijn last is geweest
    om die met oblijgaesie8Obligatie: Schuldbekentenis te voldoen, men spreeckt
    hier seer s, den jonge bemont isser naer toe om de raet
    =tefikasie wt te wissele en nu komt dit voor den dach
    ock leijt hij heel overhoop met den heere guldeleuw9Ulrik Frederik Gyldenløve, bastaardzoon van Frederik III ,
    men spreeckt hier van hem heel wt de reegeerin
    te sette te weete wercken
    dam

  • Huis in de hemel

    DatumPlaats
    Geschreven13 maart 1673Den Haag
    Ontvangen21 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    Leek Margaretha in de vorige brief de wanhoop nabij, deze brief is de wanhoop tastbaar: als de Heer almachtig niet te hulp schiet, zijn allen verloren. Toch is er een klein wondertje: ze heeft drie brieven van haar man gekregen!

    Soldatenleven

    Het begint met de droevige staat van het Brandenburgse leger. Juist nu het zo nodig is, lijkt daar niet veel van over. Met het Staatse leger lijkt het niet beter gesteld. De staat is tergend traag. Nu zijn de milities aangeschreven dat de rekrutering van het leger voor 15 april gereed moet zijn. Dat is leuk bedacht, maar er wordt geen cent uitbetaald. Er zijn compagnieën bij die al meer dan een jaar niet uitbetaald zijn. Bij de cavalerie zijn ze drie à vier maanden achter met betalen. Daar verkopen ze zelfs hun laarzen om voer voor de paarden en brood voor zichzelf en hun familie te kopen. Die arme prins. Hij denkt met een goed leger voor de dag te komen, maar door de traagheid van de regering, zit hij met de gebakken peren.

    Brieffragment over financiën leger
    Brieffragment over teleurstelling Willem III

    is, de meliesie is aengeschreefve haer reekruijteerin
    te doen en sonder wtstel teegens den 15 April ge=
    =reet te sijn, men geeftse niet Een stuijver gelt
    daer sijn kompangie die 12 a 14 maende ten achter
    sijn de ruijterij is meest 3 en 4 maende ten
    achteren moeten alles versette wat sij hebbe tot haer
    steefvels in kluijs omt voer voor haer paerde en
    broot voor haer selfs vrou en kindere te kooppe, de
    heer van ginckel al wat hij grijpe en vange kan gaet
    tot betaelline vande kompangi, en de kantoore
    sijn op gepropt van gelt men seijt der meer als
    vier mielijoene kontant leijt tot betaelline vande
    meeliesi en daer komt geen ordere omt gelt wt
    te telle, tis meer als bedroeft de traecheijt die bij
    de reegeerine is, sijn hoocheijt is ongeluckich sal meene

    Een leeger te velt te brenge het welcke te vreese staet door
    de wan betaelline so kompleet niet sal konne sijn

    Godard Adriaan heeft gezegd dat ze misschien niet zo op “de vleselijke arm” moet vertrouwen12 Kronieken 32:8, in de statenvertaling en in moderne taal. Ofwel: vertrouw minder op het leger en meer op God.

    Brieffragment over de vleselijke arm

    uhEd seijt heel wel dat wij so seer niet op de vleeslijcke
    arm moete sien vreese wij dat te veel gedaen hebbe
    en noch doen dat dat almeede oorsaeck is dat godt
    de heere die en onse wapene niet en seegent, den

    Tekening van een boerderij met een strooien dak. In het raam boven de voordeur zit een oude man. Voor de gesloten voordeur staan twee soldaten met een boomstam klaar om de deur in te slaan. Naast de boerderij staan twee soldaten met geweren en zit er één op de grond zijn geweer te controleren. Achter de soldaten met de boom twee soldaten te paard. Ook met hun geweer in de hand.
    Plunderende soldaten bij een boerenwoning, Adriaen van de Velde, 1669. Collectie Rijksmuseum

    De Heer geeft, de Heer neemt

    Uit Amerongen is er verder geen nieuws, alleen de schoorsteen van de keuken is omgevallen, maar de planten en de tuinen zijn nog in goede staat, zelfs de beelden staan er nog. En ze heeft nog een nieuwe uitspraak van de intendant Robert tegen secretaris Van den Doorslagh. Op de vraag hoeveel geld er nodig was om het huis te bewaren, gaf hij als antwoord dat het huis sowieso moest branden.

    Brieffragment over Kasteel Amerongen

    [van sal segge] de seeckreetaris is hier seijt de
    muere vant boove en beneede huijse noch vier
    kant staen alleen dat de schoorsteen vande keucke
    opt booven huijs ingevalle is, voort al de plante
    en hoofve sijn noch in Esse2In esse zijn: in goede staat zijn tot de beelde inde hof
    staen noch wel, macht maer so blijfve, [want so]

    Ze moeten maar een voorbeeld nemen aan Job, hij verstaat als geen ander de kunst om lijden, pijn, tegenspoed, of enige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen. Daarnaast vertrouwt ze erop dat God genoeg middelen geeft om hun huis weer op te bouwen en bidt ze om ooit een huis in de hemel te hebben dat door geen mens afgebrand of afgenomen kan worden.

    Brief fragment over de Heer geeft, de Heer neemt

    [vorste teegens sijn koninck op hitste,] in soma
    het ongeluck heeft ons gedient, wat sulle wij doen
    al met den verduldige3Verduldig: De eigenschap of gezindheid bezittend om lijden, pijn, tegenspoed, of eenige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen; lijdzaam, geduldig, berustend. Vooral in religieus verband waarbij het lijden dat iemand overkomt als een goddelijke beschikking en beproeving wordt gezien waarvan het kalm verdragen als een zedelijke deugd geldt. jopt segge godt gaf god nam
    de naeme des heere sij gepreese4Job 1:21, in de statenvertaling en in modern Nederlands ist sijn godlijcke wil
    heeft middele genoech omt ons weer te geefve so niet
    moete wij vretrouwe en bidde Een huijs inden heemel
    te hebbe dat ons van geen mensche kan gebrant of
    genoome worde, [ick kan niet segge of dencke of dit]

    Een geluk bij een ongeluk is dat mensen nu minder kwaadspreken over Godard Adriaan. Ze hielden hem verantwoordelijk voor de dure mislukking van de Brandenburgse veldtocht. Maar nu ze zien dat hij alles is kwijtgeraakt, zijn hun stemmen verstomd.

    Gravure van jubelende mensen op wolken en engeltjes in de wolken daarboven. Op de achtergrond een vierkante, symmetrische ommuurde tuin.
    Het hemels Jeruzalem met lofzingende engelen en verlosten, Jan Luyken, 1687. Collectie Rijksmuseum

    Orde op zaken

    Het uitbetalen van het geld voor Godard Adriaans werk blijft moeizaam. Er liggen ordinanties klaar, er zijn ordinanties aangevraagd, maar er gebeurt niets. Margaretha moet maar weer zelf naar Amsterdam om het te regelen. Als wat van de laatste 6000 gulden uitgegeven is, heeft ze nauwkeurig genoteerd en stuurt ze mee als een Memorie. Ze doet het zo zuinig mogelijk aan, maar het was een zware periode. Gelukkig is iedereen weer beter. Kennelijk heeft Godard Adriaan voorgesteld dat ze met de hele menage naar Duitsland komt. Ze lijkt er niet afwijzend tegenover te staan, maar ze denkt dat ze haar schoondochter niet mee krijgt. Van Ginkel heeft nu ook aan de stadhouder gevraagd of Godard Adriaan thuis mag komen, maar ook tegen hem is gezegd dat hij moet wachten tot de Graaf van Waldeck5Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg terug is.

    Brieffragment over Margaretha's eigen financiën
    Laatste zin over Graaf Waldeck

    [geen tijt tot de derde te setten,] ick ben van meen
    =nine int lest vandeese weeck selfs naer Amster
    =dam te gaen om te sien wat ick van hem sal
    konne krijge, sal uhEd met de naeste post Een mee
    =moorije sende wat ick wt de ontfangene ses duijs=
    sent gulde heb betaelt dit alles volgens uhEd
    ordere, daer niet of weijnich van over is gebleefe
    ick lech hier alles so naeu aen alst Eenichsins
    moogelijck is maer heb al de winter een seer
    swaere meenaesge6Menage: huishouding, maar ook zuinig beheer der inkomsten gehadt, al de siecke sijn
    de heere sij gedanckt weer wel, de heer
    van wellant drijcht7Dreigen is hier in de betekenis van talmen naer seelant te gaen
    en blijft al, ick sal geen swaericht maecke
    om naer duijtslant te gaen maer geloof
    de vrou van ginckel daer beswaerlijck toe
    sou konne reesolveere , de heer van ginckel
    heeft sijn hoocheijt wt mijne naem verlof versocht
    voor uhEd om Een keer herwaerts te mooge doen
    die hem seijde uhEd tot de weerkomste vande

    graef van waldijck daer sou moete blijfve,

    Weinig hoop van leven

    Margaretha is ook weer naar Rotterdam geweest om de vrouw van Wulven8Anna van Renesse van Moermont op te zoeken. Daar gaat het niet goed mee, de dokters hebben haar opgegeven. Helaas is haar man9Hieronymus van Tuyll van Serooskerken nog in Utrecht, want hij zit klem in de Franse mangel. Haar broer zit weliswaar in Amsterdam, maar die komt haar ook niet bezoeken. Ach, die vijf arme kinderen…

    Brieffragment over de doodzieke vrouw van Wulven

    [niet anders te sechgge valt,] ick ben gistere
    alweer bij de vrou van wulfve tot rotterdam
    geweest die ick so sooberen10Sobere staat: zwakke, flauwe staat staet heb gevonde
    en gelaete dat de docktoore segge datter
    weijnich hoop van leefve is, haer man blijft
    of is noch te wttrecht de heer vander A11Frederik van Renesse van Moermont haer
    broer tot Amsterdam en komt ock bij sijn
    suster niet mij jamert haer vijf kleijne
    kinderen, de heer wilse Een genaedige wt
    komste geefven, [den heere schade verte]

    Een interieur met links een brede trap omhoog, de trap komt uit op een soort overloop met een rode stoel en schilderijen aan de wand. Direct bovenaan de trap staat een deur open waar we nog net een doorkijkje hebben naar een schouw met een schilderij. Rechts zit een vrouw in het wit met een goudgeek jasje aan, ze is bijna net zo bleek als haar jurk. Haar linker voet staat op een stoof waar een bruin  aardenwerken bakje in staat. Naast haar op de grond ligt een grijze kat met de voorpoten opgetrokken onder het lijf. Ze heeft haar handen gevouwen en leunt met haar linkerarm op een tafel waar een tapijt op ligt met daarop een witte doek. Achter haar staat een man in het zwart met een baret op. In zijn rechterhand heeft hij zijn handschoenen, in zijn linkerhand houdt hij een kolf met urine omhoog. Hij kijkt serieus. Naast hem staat een man met een bruine (kamer?)jas aan die beteuterd naar de urine kijkt.
    ‘De bleekzuchtige dame’, Samuel van Hoogstraten, 1660 – 1678. Collectie Rijksmuseum
  • De olifant in de kamer

    DatumPlaats
    Geschreven3 maart 1673Den Haag
    Ontvangen10 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    De brief die Godard Adriaan op 10 maart 1673 ontvangt is een lange brief. Maar Margaretha heeft ook veel te vertellen, ook al is er sinds haar vorige brief niet veel meer duidelijk geworden over Kasteel Amerongen. Het doet haar ‘vande gront mijns harte leet’ dat ze haar man, die in grote onzekerheid in het Duitse Minden verblijft, geen duidelijkheid kan verschaffen over zijn have en goed. Maar zodra ze nieuws heeft, begint ze van alles te regelen: typisch Margaretha.

    Niks, noppes, nada

    Niemand schrijft over de reusachtige olifant in de kamer: de vermoedelijke brand van het kasteel. Geen woord. Geen letter. Noch uit Utrecht, noch uit Amerongen. Margaretha wordt door eenieder volledig in het ongewisse gelaten.

    Brieffragment over niets horen

    [kontiniweert] en nochtans schrijft mij noch van
    wttrecht noch van Ameronge niemant Een woort
    daer over ick mij niet genoech kan verwonderen
    wat en aen wien ick schrijf krijch niet Een letter tot
    Antwoort heb aende preedikant kepel1Dominee Bernhard Keppel aen weesel2Abraham van Wesel aende
    seekreetaris3Secretaris Van den Doorslagh geschreefve en hoor van niemant Een woort

    Van horen zeggen

    Via via heeft Margaretha toch enige snippertjes informatie kunnen bemachtigen. In een brief uit Amsterdam leest ze dat Jan Evertsen, de zoon van Evert Jansen, die in Amerongen woont, heeft geschreven dat kasteel Amerongen volledig is afgebrand. Ook de voorburcht zou de Franse vernielzucht niet overleefd hebben. Enkele andere gebouwen, waaronder het huis van de hovenier en de woning van Teunis Huijbertse, konden gespaard worden. Nu móét Margaretha de onheilstijdingen wel geloven… De olifant in de kamer blijkt een olifant in een porseleinkast te zijn, en hij draagt een Frans uniform.

    Brieffragment van horen zeggen

    onsen drost van kleef schrijft mij van Amsterdam
    dat ijan Evertse de soon van Evert ijansen die tot Ameronge
    int santvoort4Zandvoort is nog steeds een straat in Amserongen, vlakbij het kasteel woont hem van daer
    schrijft dat ons huijs te Ameronge met het voor
    burch teenemael is afgebrant, dat sij het huijs
    van joost van omeren den hoofeniers huijs teunis
    huijbertsens huijs ent huijs van den drost ock wilde
    aensteecke maer dat sij dat met twintich rijxsdal
    hebbe afgekocht, sonder dat hij verdere pertikulierij
    =teijte schrijft, nu moet ickt geloofve en kan niet
    segge hoe bedroeft ick ben , [de heer van ginckel sal]

    Tekening van een olifant als een dikke man in (Frans) uniform. Hij heeft een krullenpruik op met een grote hoed. Hij draagt een jas met grote manchetten, die open hangt. Om zijn middel een riem met daaraan een zwaard. In zijn rechterhand houdt hij een speer.
    Dierensatire, Egbert van Heemskerck (II), 1674 – 1744 (detail). Collectie Rijksmuseum

    Typisch Margaretha

    Maar Margaretha zou Margaretha niet zijn als ze niet meteen ook van alles begint te regelen. Tuurlijk, ze is bedroeft, maar ze heeft inmiddels ook al weer contact opgenomen met de Prins van Oranje en ze is tevens bij griffier Hendrik Fagel en diens broer raadpensionaris Gaspar langs geweest. Hoewel ze het niet met zoveel woorden schrijft, is het evident dat het over de vergoeding voor het afgebrande huis in Amerongen gaat. Veel kan ze daar verder nog niet over schrijven, want ze moet eerst weten wat er precies vernietigd is. Hebben de plantages de Franse vernielzucht overleefd? Margaretha regelt ook maar meteen dat er een speciale bode richting Amerongen wordt gestuurd om inlichtingen te verzamelen. Was Godard Adriaan maar thuis… Helaas lijkt her erop dat dat die hoop inmiddels vervlogen is.

    Brieffragment reactie Willem III op brand
    Brieffragment over verdere informatie

    [=teijte schrijft, nu moet ickt geloofve] en kan niet
    segge hoe bedroeft ick ben, de heer van ginckel sal
    uhEd schrijfve het beleeft en siviel antwoort dat
    sijn hoocheijt hem op dat subijeckt heeft belast aen mij
    te segge, dan dit sijn maer tot noch toe maer woorde
    wil hoope het Efeckt daer op sal volgen, ick ben
    ock bij den heer griffier fagel geweest hebt hem ock

    bekent gemaeckt die aengenoome heeft den heere rp
    daer over te spreecke, verder kan ick hier niet in
    doen voor dat ick al de pertikulaerijteijte weet, ock
    hoet met de plantaesie staet ofse die ock hebbe
    gehouwe, of onbeschadicht gelaeten , den Espresse
    die de heer van ginckel naer Aernhem heeft ge
    sonde heb ick gelast op Ameronge aen te gaen
    en hem op alles te informeere , ick wenste wel
    uhEd nu hier waert dan sien daer voor Eerst
    geen hoop toe gelijck uhEd wt het schrijfve vande heer
    van ginckel sal sien, [kost deselfve noch met den]

    Tekening van een man met lang krullend haar. Hij heeft een befje om en een cape over zijn schouder. Hij buigt bescheiden. Hij heeft zijn hoef in zijn rechterhand en met zijn rechterhand overhandigt hij een brief. Voor hem staat een hondje (King Charles Spaniel?) blij te springen.
    Bode brengt een brief, Jan van Somer, 1655 – 1700 (detail). Collectie Rijksmuseum

    Bijzondere haat

    Margaretha is nog net zo bezorgd of die Acte van garantie wel iets waard is als in september. Om haarzelf moed in te praten schrijft ze maar dat het huis wel in brand gestoken moet zijn vanwege een specifieke haat van de Fransen jegens Godard Adriaan. Bij niemand treden de Fransen immers zo rigoreus op? Van Johan van Reede van Renswoude hebben de Fransen bijvoorbeeld 2000 gulden geeist, maar hij heeft niet betaald. En er gebeurt niets…
    Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, de heer van Wulven, is voor 6000 gulden aangeslagen. Hij wordt er van verdacht zijn spullen ergens verborgen te houden of te hebben ingemetseld. Hij heeft zijn hele huis leeggehaald en heeft niet eens meer een bed om op te slapen! Tot overmaat van ramp schijnen de goederen in Zeeland ook geconfisqueerd te zijn. Terwijl ze het zo opsomt realiseert ze zich dat hij er ook wel ellendig aan toe is. Gelukkig is er een klein lichtpuntje voor hem: het gaat met zijn vrouw iets beter

    Brieffragment over de anderen die het minder zwaar (lijken) te hebben.

    [salt wel moete overlegge,] tis seecker dat sij dit
    wt Een pertikulijere5Particuliere: bijzondere, specifieke haet die sij teegens uhE
    ten opsichte van sijn komissie hebbe gedaen, want


    niemant so rijgereus getrackteert wort den heere van
    rhijnswou6Johan van Reede van Renswoude hebbense 2000 f geEijst de welcke hij niet
    gegeefve heeft en niet weer om aengesproocke wort,
    den heer van wulfve7Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken wort weer op nieu 6000 f
    geEijst om dat hij Eenich van sijn Eijgen goet ver
    burge of Eiwers8Iewers: ergens in gemetselt heeft, en hebbe
    al sijn meubelen so deeger9Deger: geheel, volkomen wt sijn huijs gehaelt
    dat hij niet een bedt om op te slaepen heeft ge=
    houde, in seelant seijt den heer van oudijck10Willem Adriaan van Nassau Odijk datsij
    ock al den heer van wulfvens goet hebbe gekonfis=
    =keert so dat waer is, sijn sij wel te beklage en der
    Elendich aen, ick ben bij de vrou van wulfve11Anna van Renesse van Moermont ge
    weest sij was wat beeter[, uhEd briefve vande]

    Geld

    Margaretha probeert er alles aan te doen om te zorgen dat zij en haar man het geld krijgen waar ze recht op hebben. Ze belooft haar man dat ze naar Amsterdam zal afreizen zodra ze de ordinantie binnen heeft. In totaal heeft ze twee ordinanties, die bij elkaar opgeteld 12000 gulden waard zijn. Ze wil zo veel ontvangen als mogelijk is, want ‘hoe langer hoe erger men aen gelt sal raecken’.

    Brief fragment over geld

    [briefve,] ick sal met het gelt doen volgens uhEd
    ordere, verwachte deese weeck noch Een ordinan
    die inhande vande gekomiteerde raden is om de
    kontree ordinansi op te maecke so haest ick die
    heb sal daermeede naer Amsterdam gaen om te
    sien of ick kost het gelt van beijde die ordienansi
    het welcke ter som van 12000 f sal sijn saeme kan
    krijgen, moet so veel ontfange alst mogelijck is
    want hoe langer hoe erger men aen gelt sal
    raecken[, de heer en vrou van ginckel bedancke]

    Zuinig leven

    Margaretha belooft dat ze zo zuinig mogelijk probeert te leven, maar ze verzoekt hem er wel rekening mee te houden dat haar huishouden momenteel uit 28 à 30 man bestaat en dat alles ongelooflijk duur is.

    Brieffragment over zuinig leven

    ick bidt weest verseeckert dat ick so seer op Alles menaesgeere12Menageren: sparenalst
    Eenichsins moogelijck is, dan uhEd belieft te dencke dat hier Een
    swaere huijshoudine is wij sijn meest 28 en 30 mense sterck en
    alles is so wttermaete dier dat ongelooflijck is[, den heer van]

    Gravure van een oudere man en een oudere vrouw die samen aan tafel zitten. De vrouw weegt geld, terwijl haar man een stokbeurs op schoot heeft. Vanuit een venster slaat de Dood, met in de hand een zandloper, het tafereel gade.
    Paar weegt geld, Franciscus van der Steen, naar David Teniers, 1643 – 1672. Collectie Rijksmuseum

    PS: Je nieuwe rustwagen komt eraan!

    Van de winter is Godard Adriaan zijn rustwagen kwijtgeraakt. Nu het bijna lente is, komt er dan eindelijk een nieuwe rustwagen. Griffier Hendrik Fagel zal het gaan regelen. Het duurde zo lang omdat degene die verantwoordlijk was voor de nieuwe rustwagen, Daniël van Hogendorp, zes weken afwezig is geweest.

    Brieffragment rustwagen

    de tweede rustwage
    seijt den griffier fagel te sulle
    besorchge datse uhEd sal goetgedaen
    worde, het is so lan in hande vande heere hoogendorp13Daniël van Hogendorp geweest
    die wel sesweecke of langer apsent is geweest, dat oorsaeck
    is het niet is afgedaen

  • Over geruchten, ziekte en hoop

    DatumPlaats
    Geschreven27 februari 1673Den Haag
    Ontvangen11 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    Het begint inmiddels een beetje traditie te worden: ook deze brief opent weer met Margaretha’s klachten over de trage post. Ze heeft nu net pas Godard Adriaans brief van 12 februari ontvangen. Ook deze brief die ze nu schrijft zal er uiteindelijk bijna een maand over doen om aan te komen. Bisdommer zweert dat hij zijn best doen om alles zo snel mogelijk te bezorgen, “datter sijn leefven aen hinck”. Dat zijn leven er van af hangt zou best nog wel eens kunnen. Inmiddels begint stadhouder Willem III ook te klagen over de te trage post en hij staat in het leger bekend als een man die weinig geduld heeft voor mensen die hun taak verzaken.

    Godard Adriaan komt terug! Hopelijk…

    Erg lang blijft Margaretha niet bij de posterijen hangen. Er is namelijk reden voor blijdschap en hoop: Godard Adriaan heeft aangegeven terug te willen komen naar de Republiek! Hopelijk keurt Willem III dit goed. Zoon Van Ginkel heeft een afspraak met de stadhouder gemaakt om dit én de aanhoudende dreiging bij het kasteel te bespreken.

    Geruchten over de brand

    Nog niemand heeft het Margaretha direct verteld, maar het gonst in heel Den Haag van de geruchten. Het schijnt dat de Fransen haar kasteel aan vier hoeken aan hebben gestoken en dat het twee hele dagen gebrand heeft. De lokale boeren hebben nog geprobeerd het te redden met hun laatste rooie centen, maar helaas, het heeft niet mogen baten.

    Brieffragment over de geruchten in Den Haag over de brand

    [sijn hoocheijt het selfve sal toestaen] de heer van ginckel
    is wt, om sijn hoocheijt daer over1Over de mogelijke thuiskomst van Godard Adriaan te spreecke alsmeede
    weegens onshuijs te Ameronge daer gistere den heelle
    haech vol van is geweest en aen verscheijde geschreefve
    is dat de franse het selfve aende vier hoecke soude aen
    brant gesteecke hebbe, dit soude voorleeden dijnsdach227 februari 1673 was een maandag, dus het huis is dinsdag 21 februari 1673 in brand gestoken. al
    geschiet sijn so geseijt wort en dat onse arme boore noch
    wt haer armoetge twee duijsent gul tot behoudenis va
    vant selfve soude gepreesenteert hebbe, dat dat niet helpe
    kost het soude twee dage brant hebbe, en niemant schrijft
    mij Een woort hier van dat mij doet hoope het niet waer
    sal sijn den heer vande haechgedoorn seijt dat dat den
    rentmeester Euwijck3Rentmeest Ewijk van wttrecht koomende seijde het
    brande, den jonge vermeer heeft het ock aende soons
    soon vande profeser voetsius4Gijsbert Voetius geschreefve ock ist aende
    heer van rhijnswou5Johan van Reede van Renswoude en meer andere geschreefve, en
    niet Een woort aen mijn daer ick mij niet genoech van
    kan verwondere en weet niet wat ick dencke sal hoe 

    Links staat een engeltje met een fluit in de mond, die het het engeltje tegenover hem aandachtig aankijkt. Dit engeltje zit met een harp op een guirlande en kijkt naar het engeltje dat min of meer over de guirlande hangt. Dit engeltje heeft een brief in zijn hand, met zijn andere hand wijst hij iets aan op de brief. Zijn mond staat half open. Achter hem staat een vierde engeltje. Hij heeft zijn rechterhand hand op de schouder van het engeltje met de brief, in zijn linkerhand heeft hij een opgerold document. Hij kijkt over zijn schouder naar het engeltje met de harp, dat tegen hem aan leunt.
    Roddelende engeltjes op een fragment van een fries op schouw in Vroedschapskamer van het Stadhuis op de Dam. Collectie: Rijksmuseum

    Niemand heeft haar een woord erover geschreven of iets tegen haar gezegd, dus misschien is het niet waar? Margaretha verkeert ernstig in de ontkenningsfase. Maar ja, wie zou dat niet zijn? Het huis, waar zij en Godard Adriaan tientallen jaren aan hebben gewerkt om het zo mooi mogelijk te krijgen, is niet meer. Ze is gewoon ziek van de stress. Zou God haar straffen? Als dat het geval is wil ze deze straf overwinnen en er als beter mens uit komen.

    Brieffragment over Margaretha's eerste reactie op het nieuws

    wel ick dit langenoech gehoort en sien koome heb heeft
    het mij so gealtereert6Altereren: veranderen, verouderen en ontstelt7Ontstellen: verschrikken, maar ook iets ontredderen dat ick der half sieck
    van ben doch wil noch al hoope het niet waer sal
    sijn en alst al so is moet ick dencke het de wel ver
    diende straffe van mijn sonde sijn godt biddende
    ick hier door van soude mach gebeetert worde
    hoope de heer almachtich sal geefve uhEd hier in
    ock geduldich sult sijn en dencke worde wij hier
    daer door van godt besocht dat hij hondert midlen
    heeft om ons weer te seegenen alst sijn godlijcke
    wil is, so niet sijne wil geschiede hij doet met ons
    naer sijn wel behaechgen, [de vrou van wulfve heeft]

    Ziekte in de familie

    Ook binnen de familie gaat het niet goed. Haar eigen gezinnetje is gelukkig weer helemaal, maar elders in de familie gaat het wat minder goed. Anna van Renesse van Moermont, de vrouw van Godard Adriaans neef, de heer van Wulven, is ernstig ziek geworden. Ze heeft last van hevige koorts en flinke diarree. Morgen gaat Margaretha op ziekenbezoek naar Rotterdam, om haar aangetrouwde nicht en haar vijf kindjes te zien.

    Brieffragment over de zieke vrouw van Wulven

    [naer sijn wel behaechgen,] de vrou van wulfve8Anna van Renesse van Moermont heeft
    mij vandaech ock laeten segge dat sij Een kontin
    weele koorts met Een swaere loop9zware loop: diarree heeft ick sal
    merge met godtshulp naer rotterdam gaen om te
    sien hoet met haer is, dat sij quam te sterfve wat
    sou ick doen sij sit te rotterdam met haer vijf
    kinderen de heer van wulfve10Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken is te wttrecht de
    vrou van sandenburch11Nicola van Baexem is ock naer wttrecht toe,
    in soma12In somma: kortom ick hoope de heer almacht haer beeterschap
    sal geefve en int leefve behoude , [den heere van]

    Gravure met links een groep nette mensen. Achteraan een jongen in het donker. Voor hem twee jonge dames met lange jurken met kanten kraag met daarop een medaillon en hun handen in een mof. Voor hun een oudere vrouw in het zwart. Naast haar een jonge man met krullen en een hoed. Ze praten met twee vrouwen, waarvan de ene haar handen gevouwen heeft en ze kijkt ze verdrietig dramatisch aan. Aan haar rok hangt een klein meisje met een stok in de hand. Achter haar een wat jongere vrouw die kijkt naar de bezoeken de groep, maar haar hand uitsteekt naar een wat ouder meisje die ook haar handen in een mof heeft. Rechts achter hun staat een bed met daarin een zieke man, hij heeft zijn arm op, maar niemand ziet hem. Aan de muur naast hem hangt een plank met daarop een kan, een bord en een glas. Daarnaast een met riet beklede rechte stoel en op de grond staat een brede schaal. Een po?
    Bezoeken van de zieken. Eén van de zeven daden van barmhartigheid. Prent van Abraham Brosse, uitgegeven door Jean Leblond (I), 1640-1642. Collectie: Rijksmuseum

    Ook schrijft Margaretha dat de heer van Heeze en Leende weg bij het garnizoen is omdat zijn vrouw, een nicht van Godard Adriaan, zo ziek is. Het is de vraag hoeveel leden van de familie van Reede het Rampjaar gaan overleven.

    Nog een brandschatting

    Of het nog niet erg genoeg is dat Amerongen afgebrand is, nu krijgen zoon Godard en Philippota bericht uit Gelderland, dat ze een brandschatting voor Kasteel Middachten moeten betalen. Hun zoon gaat nog aan zijn vader schrijven, maar Margaretha stelt toch Godard Adriaan alvast op de hoogte. Met dit slechte nieuws er ook nog eens bij is het nog belangrijker dat hij snel thuis komt.

    Stadhouder Willem III heeft gezegd Godard Adriaan te gaan schrijven, maar met de trage post is dat nog wel even duren. De stadhouder vraagt of Godard Adriaan wil blijven, tot Generaal Waldeck bij de keurvorst aangekomen is… Alles gaat zo traag, terwijl Margaretha het liefst haar echtgenoot nu al aan haar zijde had. Het tweede fragment lijkt op de afbeelding kleiner geschreven, maar Margaretha heeft haar briefpapier een kwartslag gedraaid, waardoor ze nu in de breedte schrijft. We hebben hier de grote van afbeelding aangepast aan de breedte van dit weblog.

    Brieffragment over de brandschatting op Middachten

    [kontiniweelle koorts,] de heer van ginckel heeft
    ock van sijns vrous goet wt gelderlant vandaech
    geen goede tijdin gekreechge daer willense al
    meede gelt hebbe, twijfele niet of hij salt uhEd
    schrijfve alsmeede dat hij sijn hoocheijt niet heeft

    Brieffragment dat Godard Adriaan moet wachten op Graaf Waldeck

    konne spreecke maer so ick hoor heeft sijn hoocheijt uhEd self ge=
    schreefve en versocht de wijle uh hij van meeninge is den
    graef van waeldijck13Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg aen de keurvorst te sende dat uhEd
    noch so lange daer sout blijfve, ick verlan wel naer des
    selfs overkomste en sal bekomert sijn hoe hij sonder
    peerijckel14Perikel: dreigend gevaar, hachelijke toestand wel overkoome sal, de heer almachtich wil uhEd
    op alle sijne weechge bewaeren met gesontheit bij ons bren
    ge dit bid en wenst van harte

    Mijn heer en lieste hartge

    UhEd getrouwe wijff
    MTurnor

    P.S. Een gewaagde ontsnapping

    In haar PS belooft Margaretha aan achterblijvers in Utrecht te schrijven om haar op de hoogte te houden. Margaretha en familie zijn niet de enige mensen die een enorm boete opgelegd gekregen hebben door de Fransen. Ook de heer Pieter Ruijsch lijdt onder de Fransen. Zijn vrouw en kinderen waren gevlucht en daar stond een geldstraf op van wel 42.000 guldens! In betalen had Ruijsch geen zin, dus heeft hij zichzelf Utrecht uit gesmokkeld met een slimme verkleedtruc.

    Brieffragment met het postscriptum

    ick schrijf nog van
    deesen avont naer
    wttrecht datsij mij
    met den Eerste souden schrijfve hoet met Ameronge staet
    den heer pieter rhuijs15Pieter Ruijsch, geëligeerde in de Staten van Utrecht ist in schipper of vissers kleere ontkoome
    en te Amsterdam bij sijn vrou en kindere gearijveert de
    franse binne wttrecht wilde van hem voor sijn vrou en
    kindere en sijn vrous voor kindere twee en veertich duijsent
    gulde hebbe

    Gravure van het bovenlijf van een man hij staat enigszins naar rechts gedraaid en kijkt over zijn rechterschouder uit beeld. Hij draagt een pet op zijn hoofd en een stok met daaraan een halve vis en een klein visje. Hij heeft grote ogen, een grote neus en zijn mond staat half open, hij kijkt geschrokken / angstig.
    Visser, Nicolaes van Haeften, 1694. Collectie: Rijksmuseum
  • Vrees en angst

    DatumPlaats
    Geschreven13 februari 1673Amsterdam
    Ontvangen1 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    Zo. Hèhè, poepoe, nounou. Het geld van de eerste ordinantie ter waarde van 6000 gulden is binnen! Margaretha is ervoor naar Amsterdam gegaan en is ten dele tevreden. Het is echt niet mogelijk om de tweede ook gelijk uitbetaald te krijgen, maar de ontvanger heeft beloofd dat dat geld begin maart komt. De belangrijkste rekeningen kan Margaretha betalen. Het is misschien handig om wat zilver om te wisselen voor goud, dat kan ze makkelijker meenemen als ze moet vluchten. De belastingen komen er ook weer aan. Geen woord over de brandschatting.

    Feestvierende soldaten

    Die arme neef van Wulven1Hieronymus van Tuyll van Serooskerken! Hij kwam thuis en toen zaten er 26 soldaten die hij moest trakteren. Zijn beste wijn werd gebruikt om vis in te koken! De reden? Hij had een paar stoelen van de heer van Amelisweerd in zijn huis staan. En het is strafbaar om spullen te bewaren voor gevluchte mensen. Toen hij verhaal ging halen bij de intendant, zij deze dat hij niet moest zeuren, want dat hij anders nog vijftig soldaten zou krijgen. Daarop werd hij gevangen gezet. Hij is inmiddels wel weer vrij, maar heeft wel 6000 gulden moeten betalen.

    Brieffragment over de Heer van Wulven

    [verpondine vande huijse,] hier koomende seijt mij
    den heer van suijle briefve van wttrecht te hebbe
    hoe dat den heer van wulfve in sijn huijs wt ge
    weest sijnde quam en vonter sesentwintich
    soldaete in die hij middach en avont met vers
    gestooft en gebrade fleijs en vande beste rinse wijn

    Brieffragment over de Heer van Wulven

    moest trackteere die sij met keetels overt vier hingen
    en koockten haer vis daer in, en dit om dat hij Eeni
    =ge stoelle vanden heer van Ameeliswaert in sijn huijs
    had, sij hebbe voordees doen afkundige dat niemant
    Eenich gevlucht goet in sijn huijs mach berge of most
    tent aengeefve, nu dit quam den heer van wulfe
    heel wat vreemt voor die ginck aenstonts naer
    den intendant en deed sijn beklach daer over
    seijde hij Een geregent van die provinsi was dat
    men hem so niet behoorde te trackteeren,
    waer op tot Antwoort kreech dat sij geen reegente
    en kende dat sij daer de reegente waere dat hij
    heer van wulfve niet veel soude segge of Eert
    ve avont sou sijn hem noch vijftich soldaeten
    daer bij soude sende, daer op hebbense hem in
    sijn kamer met vollenhoofve door soldaete doen
    bewaeren, nu seijt me dat hij weer los is, doch dat
    hij ses duijsent gul heeft moeten geefven, [onse]

    Een gravure van allemaal mannen rond een tafel en ze hebben bijna allemaal een glas wijn in de hand. Ze zijn allemaal met andere dingen bezig. Op de voorgrond een bankje waar niemand op zit, maar er staat wel een halfvolle karaf op. Op de grond ligt een fles, een glas en andere rotzooi. Op de achtergrond zijn mannen aan het vechten.
    Inwijding van een nieuwe Bentvueghel, Matthijs Pool ca. 1700. Collectie Rijksmuseum

    Arm Amerongen

    Ook in Amerongen gaat het niet goed. De secretaris zit gevangen in verband met een wanbetaling over de sauvegarde voor het dorp Amerongen. Over de afgelopen twee maanden had er nog 760 gulden betaald moeten worden. Het zint Margaretha niks. Het gaat slecht in het dorp, er is bijna niemand meer. Huibert van Velpen, die er nog wel is, durft overdag niet in huis te zijn. Hij verschuilt zich dan achter heggen en struiken.

    Brieffragment arm Amerongen

    [hij ses duijsent gul heeft moeten geefven,] onse
    seeckreetaris godert doorslach hoor ick hier
    dat sij ock om de wan betaelin vande brant
    schattin vast die sij ter som van 760f over
    twee maende van ons dorp wille hebbe, vast
    hebe geset dat mij seer bekomert en weet niet wat
    hier in sal doen, het dorp sijn meest al de
    mensen wt dat kan niet geefve huijbert
    van velpe derf bij daech niet in sijn huijs blijf
    vebercht hem achter hechge en struijcke, och
    wat miseerij is dit, en wie siet noch Eens
    Een wtkomst, [den heer schadee heeft door den]

    Utrecht en Gelderland

    Als je van de bezette gebieden naar Holland wilt, moet je een borg betalen zodat je terug komt naar Utrecht of Gelderland. Dat geldt zelfs voor vrouwen. Vrouwen en kinderen die in veiligheid gebracht zijn achter de waterlinie, moeten weer naar de provincie komen. Als ze dat niet doen, staan er zware straffen op.

    De militaire plannen van de Prins van Oranje zijn door de wisselvalligheid van het weer in duigen gevallen. Het is de vraag wanneer hij weer wat kan ondernemen. En die arme mensen in Utrecht en Gelderland, die verlangen naar verlossing als een visje naar het water.

    Brieffragment over reizen van de bezette gebieden naar Holland (of elders)

    [komt hij der wt ]sij laeten niemant wt wttrecht of
    gelderlant gaen sonder borch te stelle datse
    weer sulle koome ijae ock geen vrouwe, nu
    de burgemeester hamel seijt me dat in wttrecht
    gemist wort of hij wt geraeckt is weetense niet
    nu hebbense weer Een plakaet laeten wt gaen
    waer bij se begeere dat al de vrouwe en kinder
    die buijten die provinsie sij daer weer in
    moete koome op swaere peene, [het heeft sijn hooch]

    Brieffragment over het visje in het water

    [hoopen] ondertuschen sitten die arme mense
    int sticht van wttrecht en gelderlant en ver
    lange als Een visge naert water om verlost
    te mooge worden, [hier in deese stat heeft me]

    Ieren en Schotten

    In Amsterdam zijn Ieren en Schotten opgepakt die door intendant Robbert betaald waren om de schepen die in de stad aan wal liggen in brand te steken. De stad is aan een ramp ontkomen.

    Brieffragment over de Schotten en de Ieren

    [te mooge worden,] hier in deese stat heeft me
    ock Eenige schotte en ijeren gevange die so sij
    selfs al bekent hebbe om gekocht waeren van
    prins robbert om hier al de scheepen die
    aende wal legge ent oostindis huijs aen
    brant te steecken dat geen kleijne schae sou
    geweest [sijn de heer almachtich wil ons en]

    Vrees en angst

    Kennelijk is Margaretha bang dat Godard Adriaan ondanks al deze verhalen de ernst van de situatie niet begrijpt. Vanuit Den Haag lijkt het alsof de situatie in Amsterdam beter is, maar nu ze daar is weet ze beter. Ze benadrukt dan ook dat het niet uit maakt waar je zit: iedereen zit in vrees en angst en je bent nergens veilig. Ze hoopt, nee, ze bídt dat de verhalen over een overwinning van het Duitse leger waar zijn. Dat zou in ieder geval hoop geven: de mensen zijn zo wanhopig dat ze liever alles wat ze hebben achterlaten, dan zo te leven.

    Brieffragment totale wanhoop

    [der niet van kan weeten,] waer men is men sit in vrees
    en anckts en nergens haest seecker, hoewel men hier noch
    duijtse troeppees hebe gedaen dimen seijt so nae aende vijant
    geweest te sijn dat qualijck moogelijck is of moeten aen
    dat se 3000 van tureijnens volckeren totaEliter hebbe ge=
    slaechge, hetwelcke de heer wil geefve dat waer mochte
    sijn och dat sou wat moet geefve, de mense worde so dis=
    =peraet datse segge liefver alles te laete wat sij inde
    werlt hebbe als so langer te leefven, [de heer almachtich]

  • Gruwelen

    DatumPlaats
    Geschreven26 januari 1673Den Haag
    Ontvangen12 februari 1673Lippstadt
    Lees hier de originele brief NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.

    Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:

    Op 2 januari 1673 schreef Margaretha over de Franse poging om over het ijs Holland te bereiken. In haar brief van 26 januari 1673 komt ze hierop terug. Wie inmiddels overleden is, moet gelukkig zijn, aldus Margaretha. Wie ziet immers nog het eind van deze meer dan bedroefde tijden? Al die verschrikkingen… Je haren gaan ervan overeind staan!

    Gruwelen in Bodegraven en Zwammerdam

    De vijand heeft op een tirannieke manier huisgehouden in de dorpen Bodegraven en Zwammerdam. Vooral vrouwen hadden het zwaar te verduren. Een vrouw in barensnood zou samen met andere vrouwen in een kamer zijn opgesloten, waarna de vijand de kamer in brand gestoken zou hebben. Een dochter zou in het bijzijn van haar vader zijn verkracht, daarna zouden de Fransen haar borsten hebben afgesneden en in het ‘rauwe fleijs’ buskruit hebben gewreven. De vader had op zijn blote knieën gesmeekt zijn dochter het leven te benemen. Daarnaast zouden verschillende mensen onder het ijs geduwd zijn.

    Brieffragment vrouwen opgesloten en in brand gestoken

    [alle staen,] die wel inden heere gestorfve is, is wel
    geluckich want wie siet noch het Ent van deese
    meer als bedroefde tijde, mensen haere staen te
    berge alsmen denckt hoe tieraniecklijck de vijande
    te boodegraefve en swamerdam met de mense
    en insonderheijt1Inzonderheid: voornamelijk met het vrou volck hebbe geleeft
    Een vrou die in baerens noot sat hebbense met
    de vrouwe die bij haer waeren in Een kamer
    gesloote ent selfve aen brant gesteecke daerse
    alle in verbrant sijn, Een dochter in

    brieffragment over de gruwelen

    preesensi van haer vader geschoffeert daer nae de
    borsse afgesneede in dat rauwe fleijs buskruij
    gevreefve, so dat de vader op sijn bloote knie
    badt men haer maert leefve sou beneeme,
    doen hebben sijse int wate ondert ijs geworpe
    en gesteecke, so dat het met geen tong is wt te
    spreecke noch noijt gehoort is die tieranije
    die sij pleege, ick kan nacht noch dach ruste
    als ick der aen denck, [en sien niet waer wij]

    Waar haalt Margaretha deze gruwelijke verhalen vandaan? Helaas noemt de kasteelvrouwe geen bron. Wel komen haar verhalen overeen met de verhalen die we kennen uit pamfletten, prenten en geschiedwerken die vlak na het Rampjaar 1672 zijn verschenen. De gruwelen zijn volgens Margaretha met geen tong uit te spreken: ‘Noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege’.

    Voorstelling van de wreedheden bedreven door de Franse troepen in Hollandse dorpen in het jaar 1672. De voorstelling toont het vermoorden van de bewoners van een dorp. Op de voorgrond dwingt een Franse soldaat een naakte vrouw door het ijs. Rechts een brandende woining met de naakte lichamen van de vermoorde bewoners op een stapel voor het huis.
    Franse militairen houden verschrikkelijk huis in een dorp. Op de voorgrond wordt een vrouw onder het ijs geduwd, zoals Margaretha beschrijft in haar brief. Romeyn de Hooghe, 1673. Collectie Rijksmuseum

    Staat van oorlog

    Margaretha maakt zich druk. Hoe moet dat nu, als de Franse koning tegen de zomer wederom met een enorm leger tracht om Holland onder de voet te lopen – zoals gedreigd wordt? Op vreemde vorsten en potentaten kan immers geen staat gemaakt worden; die zijn niet te vertrouwen! En is het leger van de Republiek tegen de zomer wel bestand tegen de vijand?

    De Staatse militie klaagt ondertussen over geldgebrek. Vreemd, vindt Margaretha, want er wordt ontzettend veel belasting geheven: vóór eind februari moet de 200e penning, een speciale vermogensbelasting, wéér betaald worden. Margaretha merkt kennelijk zelf dat haar brief een beetje een klaagzang begint te worden, maar zo is het nou eenmaal. Ze hoopt maar dat haar man het haar niet kwalijk neemt.

    Brieffragment over de staat van de oorlog

    [die sij pleege,] ick kan nacht noch dach ruste
    als ick der aen denck, en sien niet waer wij
    teegen de soomer heen sulle als de koninck
    met sulcke macht weer af komt als gedrijcht
    wort, op vreemde vorste en pootentaete kone
    wij geen staet maecke gelijcke wij gesien heb
    selfs sijn wij niet bestant, wij sulle voor
    wtgaen van febrijwa weer Een twee honderd
    =derste peninck moete betaelle die meer als
    Eens so veel als voor deese sal bedrage, noch
    klaecht de meliesi seer dat sij geen gelt en
    krijge noch geen kreedijt hebbe, ick heb uhEd
    dit so Eens moete schrijfve gelijck het inder
    daet is twelcke bid niet qualijck te neemen, [de heer]

    En hoe verloopt de oorlog? Turenne schijnt zich met zijn leger in het Land van Maas en Waal op te houden. Pain et Vin is onthoofd, nu is het wachten op wat er met Bampfield gaat gebeuren.

    Brieffragment Turenne
    Brieffragment Pain et vin en Bampfield

    [hulpe koome,] tureijne seijt me komt met sijn

    volck inde maeswael , peynivijn2Moïse Pain et Vin is voor leedene
    maendach onthooft, nu seijt men dat se
    pamphiel3Joseph Bampfield sijn proses wille maecke, [den]

    Voor pagina van een pamflet over Pain et Vin. 
Tekst:
SENTENTIE
Van den Hoogen Krijghs-Raedt der
Vereenighde Nederlanden , 
Jegens
MOYSES PAIN & VIN
gewesene Collonel en Quartier-meester Gene-
rael , gepronuncieert tot Alphen de 23. Jan. 1673.
Nevens een Verklaringe van Bailliu, Burgemeesteren, Raden ende Secretaris der Stadt GOUDE, mitsgaders den Marquis de
Thouars , Collonel, Opperhooft van de 
Militie aldaer, &c. 
Hieronder staat een sierlijke driehoek met de punt naar benedn die gemaakt is uit bladeren en bloemen. 
Daaronen:
T' AMSTERDAM, 
Voor Sander Wybrantsz. in de Heere-straet, 1673
Op de pagina staan diverse aantekeningen. Rechts boven een sierlijke 61 met een cirkel er omheen. Links naast Jegens T6617, rechts naast Jegens een onduidelijke krabbel. Het lijkt op u. 6. ku
Links boven van de driehoek staat nb P. v.d.W. Helemaal onderaan staat Div. 3408 en daarnaast heel vaag het logo van Google. Alle handschriften zijn van verschillende personen.
    De sententie van de Hooge Krijgsraad jegens Moïse Pain et Vin, uitgegeven als pamflet, 1673. Bron: Wikipedia, lees het hele pamflet via Google Books.

    Utrecht

    Terug naar Utrecht en je blauw betalen aan door Fransen opgelegde belastingen, of in Holland blijven met het risico dat je al je bezittingen kwijtraakt? Het is een dilemma waar Margaretha al eerder over heeft geschreven. Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, Heer van Zuylen, die tegenwoordig net als Margaretha in Den Haag woont, is niet van plan terug te keren naar Utrecht. Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, Heer van Wulven, zit nog in Utrecht. Niet dat hem dat veel helpt. Nu ziet De Republiek hem als vijand en het verhaal gaat dat ze daarom zijn goederen in Zeeland willen confisqueren…

    Brieffragment over de heren van Zuylen en Wulven

    [daet is twelcke bid niet qualijck te neemen,] de heer
    van suijlle is gereesolveert hier te blijfve en
    niet weer naer wttrecht te gaen hij is teege
    woordich hier inde haech, den heer van wulfve
    is noch tot wttrecht so geseijt wort willense sijn
    goederen in seelant konfiskeere, [de doot van]

    Lees verder bij Familie

  • Eindelijk verlossing

    DatumPlaats
    Geschreven10 maart 1672Amerongen
    Ontvangen18 maart 1672
    Lees hier de originele brief
    Bevalling van een vrouw, anoniem, (1620 – 1664), coll. Rijksmuseum

    Op 8 maart staat de koets wéér klaar om Margaretha naar Utrecht te brengen en weer zal het haar niet lukken daar aan te komen.

    Bevalling

    Als ze in de koets wil stappen begint haar schoondochter te ‘kraken’: de bevalling begint! Omtrent half tien in de ochtend is het eindelijk zo ver: bijna 3 maanden nadat Philippota op Kasteel Amerongen aan kwam is ze bevallen van een dochtertje, gezond en wel geschapen. Een jonge Godard was natuurlijk zeer welkom geweest, maar Margaretha is dankbaar voor spoedige en makkelijke verlossing en het gezonde kind.

    voorleedene dijnsdach sijnde den 8 deeser so
    mijn koets gereet stont en ick daer meede naer
    wttrecht meende te gaen begost de vrou
    van ginckel te kraecken1de voorteekenen van de naderende bevalling vertoonen, barensweeën hebben, en is door de hulpe des
    heere dien merge ontrent de klocke half tien
    seer genadelijck en spoedich van Een dochter
    verlost
    het welcke een gesont en wel geschaepe vrucht
    is, hadde wel gewenst het Een jonge godert
    hadde geweest, dan het sijn gaefve des al=
    der hoochste, die wij niet genoech konne dancke
    voor so Een spoedige en genadelijcke verlos=
    =sine en gesonde vrucht, de kraemvrou is on
    gemeen wel naer den tijt hoope godt den heere
    haer hEd voort sterckte en volkoome gesontheijt
    sal verleenen, de heer van ginckel is deesen
    Middach wt den haech hier gekoomen verwacht
    ten nu alle Eure de heere van wulfve en wel
    =lant die over het kint ten doop sulle staen
    en soude wij noch gaeren sijne kristelijcke
    doop alhier in onse kercke deesen avont laeten geefven om
    daer in niet te versuijmen, [beuseckom heeft te]

    Doop

    Twee dagen na de bevalling is de vader van het kind, Godard van Reede – van Ginkel uit Den Haag aangekomen en nu wachten ze op de beide neven van de vader: de heer van Wulven en de heer van Welland. Zodra zij aankomen, kan het kind gedoopt worden.

    Margaretha vervolgt haar brief nog met allerhande wederwaardigheden. Ze verzucht dat het haar niet lijkt te lukken om in Utrecht te geraken om haar zakelijke afspraken na te komen. Ze stopt met schrijven en gaat de volgende dag verder.

    dus verde heb ick deese gistere geschreefve, ons
    kint heeft gistere avont sijn kristelijcken
    doop ontfange met de naem van reijniera, naer
    de vrou van ginckels vader, heb dit so goet ge
    docht om of ons de heer almacht noch Een soon
    gaf dat wij de naem van godert adrijaen
    mochte daer voor reeserveere, de heer van
    wulfve en wellant sijn deese merge weer
    vertrocken, mosten de vergaderin vande state
    bij woonen onse joncker van Ameronge sijn sijn
    acksie gereesen, de kraem vrou ent kint sijn
    noch heel wel naer de geleegentheijt pesenteert
    haeren dienst, s en ick blijf
    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    Op 10 maart 1672 krijgt het kind zijn christelijke doop ontvangen in de Andrieskerk in Amerongen. Dit is voor Margaretha een belangrijk moment. Haar schoondochter is katholiek en ze wil er alles aan doen om haar kleinkinderen goede protestanten te laten worden. De nieuwste telg uit het geslacht Van Reede wordt Reiniera genoemd, naar de vader van Philippota, Reinier van Raesfelt. Dit vindt Margaretha een goede keuze, want als er nog een zoon geboren wordt, dan is de naam Godard Adriaan in ieder geval nog vrij. In 1670 was de eerste zoon geboren die al Godard Adriaan heette, maar het jochie overleed al in 1671. Met de kennis van nu kunnen we zeggen dat die inderdaad nog komt: in 1674 wordt zoon Godard Adriaan geboren. In 1678 wordt nog een zoon geboren, dus ook Reinier wordt nog vernoemd: Reinhardt.

    Interieur van de Andrieskerk in Amerongen. Foto: P. van Galen. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / 294921
  • Naar Keulen!

    Voor Godard Adriaan op zijn missie vertrekt fêteert zijn neef, Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, heer van Wulven hem. Volgens de Oprechte Haerlemsche Courant van 10 september 1671 wordt hij samen met Veldmaarschalk Wirtz en andere aanzienlijke heren ‘treffelijck getracteerd’.

    Oprechte Haerlemsche Courant van 10 september 1671

    Op 10 september is hij, volgens hetzelfde krantenbericht, om zes uur vertrokken richting Keulen. Op dat moment weet hij nog niet, dat dit wel eens zijn intensiefste en persoonlijkste missie zou kunnen worden. En hij weet ook niet dat hij zijn familiehuis Amerongen nooit meer zo terug zal zien als hij het achtergelaten heeft.

    Gezicht op kasteel Wulven, gezien vanuit het zuiden, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum