Tag: Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland

  • Half gasthuis

    DatumPlaats
    Geschreven17 november 1672Den Haag
    Ontvangen26 november 1672Rüsselsheim
    Lees hier de originele brief

    Margaretha schrijft een korte brief want er gebeurt niets dat schrijvenswaardig is. Ze heeft het over de gebruikelijke bureaucratische beslommeringen en Welland blijft nog op zijn kamer maar is eerder beter als erger.

    Prent van drie artsen die behandelingen uitvoeren op de voorgrond (beenbreuk zetten, operatie aan steen en oogkwaal). Daarachter een zaal (het gasthuis) met links allemaal bedden met zieken en rechts de apotheek met een grote kast met potten
    Het gasthuis, ca. 1700, Johannes van Bevoort, 1690 – 1710 (fragment). Collectie Rijksmuseum

    Utrechtse politiek

    Twee Utrechtse heren, de heer van Aertsbergen en de heer van Zuylen, komen langs om de politieke banden weer een beetje aan te halen. De heer van Zuylen heeft Godard Adriaan geschreven, maar weet niet zeker of de brieven aangekomen zijn.

    Brieffragment zieke Welland en Utrechtse politiek
    Brieffragment heer van Zuylen en heer van Aertsbergen

    ordinansi kan krijge, de heer van wellant
    hout noch al sijn kamer doch is meer beeter
    als Erger, den heer van Aertber1Heer van Aartsbergen: Gerlach van der Capellen en suijle2Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken
    die vandaech hier geweest sijn preesenteere
    haeren dienst aen uhed den leste seijt wel
    drije a vier briefve aen uhEd geschreefve
    te hebbe die hij niet weet of uhEd heeft ont
    =fangen, vande heer van ginckel hoore wij

    Zorgen

    Aan het eind van de brief zijn er toch nog wat zorgen. Zo heeft Margaretha al niets van haar zoon gehoord sinds hij op veldtocht is.

    Andere zorgen zijn er over de ziekenboeg. De afgelopen brieven werden overheerst door het geweld van de Fransen en het ziektebeeld van Welland. Kennelijk gaat het inmiddels goed met het zieke personeel en zijn de kleinkinderen niet ziek geworden. Tot nu toe. Helaas is Tietge toch ziek geworden, ze doet niets anders dan slapen. Margaretha is bang voor de pokjes.

    brieffragment gasthuis

    seedert de marsch ock niet de heer hoope ick
    sal hem bewaeren, inwiens bescherminge
    uhEd beveelle, blijfve

    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    onse kleijne
    dochter tietge
    is vandaech sieck
    geworde doet haest
    niet als slaepe ben
    beducht oft pockges
    mochte sijn, Een knecht
    vande heer van wellant
    is ock sieck so dat wij hier
    het halfve gasthuijs hebbe
    hoope het haest beete sal

    Pokken

    Zwartwit foto van een dreumes met de oogjes dicht en het hele gezichtje vol met pokken
    Glasdia van een patient (gezicht kind) met pokken, Rotterdam 1929, maker Laboratorium voor Gezondheidsleer der Universiteit; Amsterdam. Collectie Rijksmuseum Boerhave

    Haar zorg om de pokjes is begrijpelijk. Wij denken aan de vrij onschuldige waterpokken, maar veel mensen gingen dood aan de “echte” pokken. Bovendien lieten die vaak littekens achter op je gezicht: letterlijk een pokdalig gezicht. De pokken waren erg besmettelijk, dus het is geen wonder dat Margaretha daar beducht op is. Pas halverwege de achttiende eeuw wordt er geëxperimenteerd met de inoculatie met koeienpokken, de voorloper van de huidige vaccinatie.

  • Huishouden in beweging

    DatumPlaats
    Geschreven4 november 1672Amsterdam
    Ontvangen11 november 1672Russelsheim
    Lees hier de originele brief

    Alles lijkt in beweging te zijn in deze brief: zoon Godard en Willem III staan op het punt met onbekend doel te vertrekken, de troepen van de Keurvorst zouden eindelijk eens in beweging moeten komen en Margaretha wil deze week de hele huishouding naar Den Haag verhuizen. Zilver en waardevol linnen laat ze voorlopig in Amsterdam.

    Brieffragment over verhuizing naar Den Haag

    [de heere wilt noch laete kontiniweere,] ick hoop
    merge met godts hulpe met de vrou van
    ginckel en voort de heelle menaesge naer den
    haech te gaen hoope wij daer sulle mooge blijf
    =ven laet ons koffer met silver en dat
    vande vrou van ginckel en voort ons meest
    en beste linne voort meer ander goet dae
    van Een inventaris is gemaeckt hier blijfve, [mij ver]

    Stilleven op de hoek van een tafel: tinnen schenkkan en borden met een geschilde citroen, mes en olijven, een berkenmeier met wijn en een zilveren pronkbeker. Gerret Willemsz. Heda, 1642. Collectie: Rijksmuseum

    Ze springt van de hak op de tak, want opeens gaat het weer over de zadels. Ze heeft gehoord dat die vier dagen na het verzenden al in Hamburg aangekomen waren. En dat is volgens Margaretha al wel bijna twee maanden geleden (in werkelijkheid zijn de zadels op 1 oktober verzonden). En ze blijft maar proberen Raadspensionaris Fagel te spreken over de ordinantie van het geld dat haar man nog tegoed heeft. Maar daar zit dus absoluut géén beweging in.

    Het huishouden

    Die verhuizing dat is nog wel een organisatorische uitdaging, want ze heeft nogal een huishouden om zich heen verzameld met Ursula Philippota en de kleinkinderen. Bovendien is neef Welland1Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha nog steeds in Den Haag. En dat begint Margaretha inmiddels een beetje te irriteren.

    [dat seer difisiel is,] uhEd belieft vrij verseeck
    =kert te sijn dat ick mij inde haech so naeu sal be=
    helpen s en so veel meenaesgeere2Menageren: sparen of ontzien, Margaretha heeft hier een werkwoord gemaakt van het woord ‘menage’ dat gebruikt werd voor ‘zuinig beheer der inkomsten’. Dit is één van de betekenissen van het woord (zie hieronder bij ‘menage’) alst mooge
    =lijck sal sijn het sal ock wel van noode weese
    want heb al Een groote menaesge3Menage betekent hier ‘huishouding’, het werd in de 17e eeuw op beide manieren gebruikt (zie hierboven bij ‘menageren’) de heer van
    wellant is ock bij ons in den haech met 3 knechts
    hij weet niet waer hij blijfve sal kan in geen
    ordinaris4Ordinaris: Plaats waar men voor een vasten prijs kan eten, eethuis. Komt van ordinaris tafel: open tafel. gaen Eeten bij deese tijt, en derft
    ock niet wel naer seelant gaen, ick heb hem
    versocht sijn knechts kostgelt te wille geefve
    en geseijt dat mijn huijs en tafel voor sijn
    Persoon tot sijne dienst is, maer al die knechts
    dat mij dat te swaer soude valle alst waer is
    heb van ons Eijgen met onse kindere Een groote
    meenaesge, en wort out aldie ruijsie5ruzie sou
    mij niet dienen behalfve de groote koste daer
    ick ock niet teege kan, och och uhEd sou niet
    geloofve hoet hier gaet de voornoemde neef
    isser al qualijck aen wenste om veel dat hij

    die komisie bij den kooninck niet gedaen hadt
    dan dat is te laet, [den heer van Albrants=]

    Het huis in Den Haag is niet klein, maar als je al het personeel mee telt, was het toch een vol huis. Alleen Welland heeft al drie knechten. In een andere brief zegt Margaretha dat de zieke kamenier Angenis en Visbach van Philippota zijn. Margaretha’s grote toeverlaat in de huishouding is Sophia Visbach. Zou dat familie van Philippota’s Visbach zijn, of is het gewoon dezelfde persoon, maar is het handiger dat ze bij Philippota hoort als ze ziek is? Ook Margaretha zal een kamenier hebben en er is een keukenmeid Dorit. Uit latere brieven blijkt ook nog dat Philippota een lakei heeft. De ménage telt dan inderdaad al aardig op.

    Welland

    Wat is er met Welland aan de hand? Margaretha’s pleegzoon loopt een beetje met zijn ziel onder de arm. Nog geen jaar geleden leek zijn carrière zo mooi van start te gaan als geëligeerde in de staten van Utrecht. Met de invasie door de Fransen en zijn taak als afgezant naar de Lodewijk XIV, kwam zijn carrière abrupt tot stilstand. Nu heeft hij zich kennelijk vol zelfmedelijden in Den Haag verschanst. Wat moet hij? Hij zou naar Zeeland kunnen gaan, hij immers is heer van Welland en Zoelekerke. Zijn vader heeft hem daar goederen nagelaten, maar wat heeft hij daar verder? Sinds zijn 14e is hij opgegroeid bij Godard Adriaan en Margaretha… Margaretha weet niet zo goed wat ze met deze jongeman moet.

    Herberg met triktrakspelers, Egbert van Heemskerck (I), 1669. Collectie: Rijksmuseum

    Uit eten: de ordinaris

    Margaretha verzucht dat ze haar neef toch niet in een ordinaris kan laten eten. Een ordinaris is een plek waar je voor een vast bedrag aan kon schuiven en mee kon eten wat de pot schafte. De mogelijkheden om buitenshuis te eten waren in de tweede helft van de 17e eeuw in principe ruim voor handen. Er waren altijd al de herbergen, maar er ontstaan halverwege de eeuw ook gespecialiseerde eet- en koffiehuizen. Naast de genoemde ordinaris, waren er bijvoorbeeld ook gaarkeukens: plekken waar ‘bier en wijn en allerhande gare kost’ verkocht werd. Anders dan bij een ordinaris kon je bij een gaarkeuken de hele dag terecht. Herbergen, gaarkeukens en ordinarissen had je in soorten en maten. In een luxere herberg kon je bijvoorbeeld ook in die tijd al op je kamer eten (roomservice!) en om specifieke gerechten vragen.

    Margaretha zegt dat Welland in deze tijd niet bij een ordinaris kan gaan eten. Kennelijk was het het probleem niet zo zeer dat het om een publieke eetgelegenheid ging. Het tijdstip lijkt het grootste probleem te zijn. Het zou kunnen dat de inflatie van het Rampjaar ook de ordinarissen parten had gespeeld. Dat zou betekenen dat de weinige die er nog waren exorbitant duur geworden waren.

    Specifieke informatie over buitenshuis eten tijdens het Rampjaar of eetgelegenheden in Den Haag in de 17e eeuw heb ik zo snel niet gevonden. Interessant (en goed geschreven) is het proefschrift van Maarten Hell over De Amsterdamse herberg (1450-1800).

  • Utrecht geeft zich aan de koning

    DatumPlaats
    Geschreven25 juni 1672Amsterdam
    Ontvangen
    Lees hier de originele brief

    Margaretha heeft zich met Ursula Philippota en de kinderen gesetteld in Amsterdam. Gelukkig kunnen ze achter de waterlinie nog reizen, want ze hebben Van Ginkel samen nog gezien. Hij is inmiddels in Gouda gelegerd, maar ontmoette zijn moeder en vrouw bij Uithoorn en is met hen mee gereisd naar Amsterdam. Uiteraard moest hij ‘s avonds wel weer weg om op tijd terug in Gouda te zijn.

    Utrecht en koning Lodewijk XIV

    Het grote nieuws komt uit Utrecht: de stad heeft zichzelf en de provincie overgegeven aan de Franse koning. Margaretha heeft geen goed woord over voor de heren van de Staten van Utrecht. De sleutels van de stad zijn overgedragen en de Heeren ontmoeten de koning: met de hoed in de hand! Hoewel de politieke onrust van afgelopen winter niets is vergeleken bij wat er nu gebeurt, houdt Margaretha het goed bij. Ze weet precies wie wel en wie niet hun hoed afgenomen hebben. Pleegzoon Welland (Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken) was er niet bij, want hij was naar Lodewijk XIV gezonden, net als buurman Van der Does van Bergestein. En zoon Frederik van familielid en politiek vriend Johan van Reede van Renswoude was in het leger, dus die heeft zijn hoed ook niet hoeven afnemen.

    De overgave van de stad Utrecht aan de Franse legers op 24 juni 1672, Hondt II, Lambert de (1645 – 1708). Collectie Centraal Museum, Utrecht; aankoop met steun van het Mondriaanfonds en het K.F. Hein Fonds 2018 © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz 2018

    Catch-22

    De praktische gevolgen van deze overgave worden ook gelijk duidelijk en hebben grote gevolgen voor de familie. De Staten van Utrecht betalen het regiment van Van Ginkel. Als Utrecht Frans is, zijn de Staten dat dan ook en in wiens dienst vecht hij dan?

    Brief van margaretha over het dilemma van Van Ginkel

    [=ter gelaeten,] nu sit den heer van ginckel sonder betaelts
    heere weet niet wat hij doen sal, of te kiteere1quiteren: verlaten, weg gaan
    of niet , och mijn lieste hartge wat komt ons over
    wij sijn tenden2te enden: ten einde raet en weet niet Een mens te
    vragen alsmen wijse liede vraecht treckense
    de schouders op en swijgen, quiteert hij indeese
    hooch dringende noode van tijde wie weet hoet noch
    gaen kan en of de heer almachtich hem noch over
    ons mocht ontferme en Eenige genaedige wtkomste
    verleene hoewel daer geen hoope toe sien, son men het
    vieleijn en quaelijck spreecke niet konne ontgaen
    blijft hij in dienst moogen sij al sijn goederen voor altijt
    konfiskeeren so is hij met sijn vrou en kin=
    deren geruijwineert hoe sal ment nu doen
    sijn vrou sach seer gaeren dat hij quiteerde,
    men is hier in duijsent pijne, [voor ons ick hou –]

    Het is een catch-22 situatie: blijft hij in het Staatse leger dan vervallen zijn goederen aan de Fransen en is hij alles kwijt, gaat hij uit het leger dan is hij zijn inkomsten kwijt, gaat hij terug naar zijn goed (Middachten), dan moet hij trouw zweren aan de Franse koning en is hij een verrader.

    En wat doen de Fransen verder?

    Margaretha maakt zich zorgen over de volgende stappen van de Fransen. De Heer almachtig zal haar bijstaan, maar toch…

    Brieffragment van margaretha over koning Lodewijk XIV en Utrecht

    de heer Almachtich sal mij bij staen daer is alleen
    mijn betrouwe op, het water komt niet alleen op de
    lippe maert begint der al over te gaen, de konin
    seijt men dat merge in Persoon binne wttrecht
    sal koome en int duijtsen huijs loosgeere , en dat
    hij komt met sestich duijsent man om deese

    Brieffragment waarin Margaretha haar wanhoop uitspreekt over het lot van Amsterdam, haar familie en haar man die over de Wadden moet.

    stat3Amsterdam te beleegeren of te benauwe, dewelcke haer teenemael in defen
    sie stelt en vande buijten tot verders van veelle ront om onder
    water staet, het verse water sal ons t Eerst ontbreecke inder
    groote droochte, ick kan niet segge in hoe lange het niet gereegen
    heeft dat Eenich water bij kan brenge, de heemelen sijn als
    geslooten de heer is op ons merckelijck vertoornt, menseijt
    al de steeden in hollant gereesolveert sijn haer tot den
    wtterste toe te defendeere, altijt hier inde stat is Elck
    Even animeus4boos, vijandig maer wat salt al sijn, wij sijn verloore
    so de heer almachtich ons niet merckelijck en helpt, alle onse
    steede en foortresse gaen over sonder datter Een schoet
    op gedaen wort, daer is geen ordere, ick wenste mijn silver
    en linne tot gelt waer en dat ickt in Een ander lant kost
    over maecke maer siedaer geen raet toe wien ick daer van
    spreeck, in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,
    op de watte5de wadden ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
    onbruijckhaer sijn, [het reijnkonter dat de raetpensionaeris]

    Wanhoop

    Margaretha’s wanhoop wordt bijna tastbaar in de brief. En dan zijn ook De Wadden nog onveilig, terwijl haar man via die weg vanuit Hamburg naar huis zal komen… Daarna wijdt ze een paar woorden aan de moordaanslag op Johan de Witt van 21 juni, die ze een “reijkonter”, een rencontre, een ongeregeld gevecht, noemt. Ze maakt er zelf geen woorden aan vuil, maar stuurt waarschijnlijk een pamflet (neefensgaende) mee.
    Ook de ondertekening is luid en duidelijk.

    [spreeck,] in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,op de watte ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
    onbruijckhaer sijn, het reijnkonter dat de raetpensionaeris
    heeft gehad sal uhEd wt dit neefensgaende sien, daer is de
    jonste soon vande raetsheer vande graef bij geweest diese hebbe ge
    kreechgen , nu de heer wil ons voort bewaere, ick blijf

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd wel benoude en bedroefde
    wijff MTurnor

  • Eindelijk verlossing

    DatumPlaats
    Geschreven10 maart 1672Amerongen
    Ontvangen18 maart 1672
    Lees hier de originele brief
    Bevalling van een vrouw, anoniem, (1620 – 1664), coll. Rijksmuseum

    Op 8 maart staat de koets wéér klaar om Margaretha naar Utrecht te brengen en weer zal het haar niet lukken daar aan te komen.

    Bevalling

    Als ze in de koets wil stappen begint haar schoondochter te ‘kraken’: de bevalling begint! Omtrent half tien in de ochtend is het eindelijk zo ver: bijna 3 maanden nadat Philippota op Kasteel Amerongen aan kwam is ze bevallen van een dochtertje, gezond en wel geschapen. Een jonge Godard was natuurlijk zeer welkom geweest, maar Margaretha is dankbaar voor spoedige en makkelijke verlossing en het gezonde kind.

    voorleedene dijnsdach sijnde den 8 deeser so
    mijn koets gereet stont en ick daer meede naer
    wttrecht meende te gaen begost de vrou
    van ginckel te kraecken1de voorteekenen van de naderende bevalling vertoonen, barensweeën hebben, en is door de hulpe des
    heere dien merge ontrent de klocke half tien
    seer genadelijck en spoedich van Een dochter
    verlost
    het welcke een gesont en wel geschaepe vrucht
    is, hadde wel gewenst het Een jonge godert
    hadde geweest, dan het sijn gaefve des al=
    der hoochste, die wij niet genoech konne dancke
    voor so Een spoedige en genadelijcke verlos=
    =sine en gesonde vrucht, de kraemvrou is on
    gemeen wel naer den tijt hoope godt den heere
    haer hEd voort sterckte en volkoome gesontheijt
    sal verleenen, de heer van ginckel is deesen
    Middach wt den haech hier gekoomen verwacht
    ten nu alle Eure de heere van wulfve en wel
    =lant die over het kint ten doop sulle staen
    en soude wij noch gaeren sijne kristelijcke
    doop alhier in onse kercke deesen avont laeten geefven om
    daer in niet te versuijmen, [beuseckom heeft te]

    Doop

    Twee dagen na de bevalling is de vader van het kind, Godard van Reede – van Ginkel uit Den Haag aangekomen en nu wachten ze op de beide neven van de vader: de heer van Wulven en de heer van Welland. Zodra zij aankomen, kan het kind gedoopt worden.

    Margaretha vervolgt haar brief nog met allerhande wederwaardigheden. Ze verzucht dat het haar niet lijkt te lukken om in Utrecht te geraken om haar zakelijke afspraken na te komen. Ze stopt met schrijven en gaat de volgende dag verder.

    dus verde heb ick deese gistere geschreefve, ons
    kint heeft gistere avont sijn kristelijcken
    doop ontfange met de naem van reijniera, naer
    de vrou van ginckels vader, heb dit so goet ge
    docht om of ons de heer almacht noch Een soon
    gaf dat wij de naem van godert adrijaen
    mochte daer voor reeserveere, de heer van
    wulfve en wellant sijn deese merge weer
    vertrocken, mosten de vergaderin vande state
    bij woonen onse joncker van Ameronge sijn sijn
    acksie gereesen, de kraem vrou ent kint sijn
    noch heel wel naer de geleegentheijt pesenteert
    haeren dienst, s en ick blijf
    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    Op 10 maart 1672 krijgt het kind zijn christelijke doop ontvangen in de Andrieskerk in Amerongen. Dit is voor Margaretha een belangrijk moment. Haar schoondochter is katholiek en ze wil er alles aan doen om haar kleinkinderen goede protestanten te laten worden. De nieuwste telg uit het geslacht Van Reede wordt Reiniera genoemd, naar de vader van Philippota, Reinier van Raesfelt. Dit vindt Margaretha een goede keuze, want als er nog een zoon geboren wordt, dan is de naam Godard Adriaan in ieder geval nog vrij. In 1670 was de eerste zoon geboren die al Godard Adriaan heette, maar het jochie overleed al in 1671. Met de kennis van nu kunnen we zeggen dat die inderdaad nog komt: in 1674 wordt zoon Godard Adriaan geboren. In 1678 wordt nog een zoon geboren, dus ook Reinier wordt nog vernoemd: Reinhardt.

    Interieur van de Andrieskerk in Amerongen. Foto: P. van Galen. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / 294921
  • De Utrechtse politiek

    DatumPlaats
    Geschreven29 januari 1672Amerongen
    Ontvangen8 februari 1672
    Lees hier de originele brief

    Als haar man van huis is, probeert Margaretha hem zo goed mogelijk op de hoogte te houden van alles wat er gebeurt en alles wat voor hem belangrijk kan zijn. Als heer van Amerongen heeft hij onder andere grote belangen bij de Utrechtse politiek.

    Staten van Utrecht

    Het belangrijkste bestuursorgaan van de provincie Utrecht zijn de Staten van Utrecht. De Staten van Utrecht bestaan sinds de middeleeuwen, toen bestonden de Staten uit:

    • Het eerste lid: de kerk, vertegenwoordigers van de vijf Kapittels
    • Het tweede lid: de edelen, vertegenwoordigers uit de Ridderschap
    • Het derde lid: de steden, vaak genoemd als “Utrecht en de vier andere steden”. De vier andere steden zijn Amersfoort, Rhenen, Wijk bij Duurstede en Montfoort.

    Na de reformatie werden de kapittels geseculariseerd en werden vanuit de kapittels vijf leden voor de Staten van Utrecht gekozen: de geëligeerden. Dit konden zowel edelen zijn als burgers. Een geëligeerde hield zijn positie in principe voor het leven. In 1672 komen er vier plekken vrij. Uit deze brief wordt duidelijk dat Godard Adriaan Gerard van der Nijpoort gesteund heeft en dat er heel veel “kuiperij” was om Van Rossem gekozen te krijgen. Kuiperij gebruiken we niet echt meer, maar met een blik in het historisch woordenboek, komen we veel te weten over hoe de verkiezingen er volgens Margaretha aan toe gingen: de toepassing van ongeoorloofde middelen om voor zichzelf of zijne vrienden iets te verkrijgen van dengene die de beschikking over de bewuste zaak heeft, in ‘t bijzonder een ambt enz.

    De geëligeerden die in 1672 gekozen zijn. (Fragment uit: Afbeelding van een wapenkaart met de wapens en namen van de geëligeerden, representtnten van de Ridderschap en Steden, voor de Staten van Utrecht vanaf 1528 tot 1709). Collectie Het Utrechts Archief, beeldbank 28827

    De belangrijkste kandidaat bij deze verkiezingen was voor Margaretha en Godard Adriaan hun pleegzoon: Godard Willem van Tuyll van Serooskerken.

    Hij seijt, ik seijde

    In de brieven doet Margaretha uitgebreid verslag van de Utrechtse politiek: de vroedschap, de burgemeesters, de ridderschap. Ze spreekt iedereen en probeert in de gaten te houden wie er op de hand van haar man is en wie niet. Veel brieven lezen dan ook als een “Hij zei… en toen zei ik…”.

    Kennelijk wordt het Godard Adriaan zo nu en dan te gortig en fluit hij haar terug. Zijn brieven aan haar zijn niet bewaard gebleven, maar op 13 oktober reageert ze naar hem:

    doch dewijlle het uhEd niet aengenaem is sal ick
    daer voortaen van swijge, en volgens deselfs be=
    geerte mij niet meer met het Een oft ander be=
    moeije,

    Ze voegt zich naar zijn wil en zal dus voortaan zwijgen en zich niet meer met het een of ander bemoeien. Het lijkt toch een beetje alsof ze het daar niet helemaal mee eens is. Vandaag doet ze alweer verslag van de politieke beslommeringen in het Utrechtse.