Tag: Godard Adriaan van Reede

  • Ondertussen in Duitsland

    Het is een weekje stil rondom de brieven van Margaretha. We weten dat zij actief bezig is met het proberen de toezegging voor het geld van de Acte van Garantie los te krijgen. Godard Adriaan zit ondertussen ook niet stil. Godard Adriaan heeft van alle belangrijke brieven minuten (kopieën) bewaard. De enige brief aan zijn vrouw waar hij minuten van heeft bewaard, is de brief direct nadat hij van de brand gehoord heeft.

    De brief van 3 maart van zijn vrouw ontvangt hij de tiende en hij schrijft gelijk terug. Waarschijnlijk was zijn keuze van woorden hierbij zo belangrijk, dat hij een minuut gemaakt heeft. Misschien in dit geval een kladje voor hij de definitieve brief schreef.

    Familiehuis

    Wat bijzonder is om te lezen, is dat ze allebei eenzelfde insteek hebben. Godard Adriaan memoreert hoeveel tijd en energie ze in het huis gestopt hebben om het mooi en aanzienlijk te maken. Hiermee bevestigt hij wat Margaretha al op 17 februari schreef, een brief die hij op 24 februari ontvangen heeft. Alleen bouwt Margaretha voort op de generaties Van Reede die het huis eerder hadden en Godard Adriaan kijkt vooruit naar het nageslacht.

    Brieffragment over het familiehuis
    Ingevoegd zinnetje...

    Het soude mij bedroeven, bij aldien
    ick op godt niet en vertrouwde,
    die ick weete dat alles ten
    besten ende tot onse salicheijdt
    dirigeert, uijt UHoEd schrijvens
    vanden 3e martij te sien, het ruineren
    ende afbranden van onse goederen
    ende huijsen tot Amerongen, ende
    waer voor UHoEd ende ick
    met soo onverdrietigen arbeijdt
    nu 30 jaeren aenden anderen
    hebben getobt, om hetselve in
    een goeden ende aensienelijcken
    staet ” te brengen; [hetwelcke als]

    voor onse posteriteijt

    In een storm spreekt God tot Job, hij is linksboven weergegeven met een wereldbol omgeven door wolken. Job zit op een boomstam en terwijl hij kijkt naar God wijst hij naar zijn vrienden die verlost zijn van hun zonden. In de marge boven de afbeelding staat de tekst Iob XXXVIII & XLII [Job 38 & 42]
    God spreekt Job toe vanuit een storm. Hans Holbein (II), 1538. Collectie Rijksmuseum

    De Heer geeft, de Heer neemt

    Ze kiezen allebei voor het zelfde fragment van Job 1:21: “De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen; de naam des Heeren zy geloofd”. Godard Adriaan gebruikt het op 10 maart, Margaretha op 13 maart. Zij heeft zijn brief dan nog niet gelezen. Bij Godard Adriaan is de aanleiding dat hij gelooft dat ze zich te veel met het wereldse en te weinig met het geene dat daar boven is bezig gehouden hebben. Margaretha draait het om. Voor haar is Job de hoop waarmee ze vooruit kijkt: als het Gods wil is, zullen ze genoeg middelen hebben om het huis weer op te bouwen en anders hoopt ze op een huisje in de hemel.

    Brieffragment over Job: De Heer geeft, de Heer neemt

    [staet ” te brengen;] hetwelcke als
    ick naerdencke, hoe wij ons
    tot meermaelen daermede
    hebben becommert, ende meer
    met het weereldse als het geene
    daer boven is, besich gehouden,
    soo vinde ick, dat wij over dit ongeval weijnigh
    reeden van claegen souden hebben,
    maer veel eer mogen seggen, godt de
    heere heeft het gegeeven, ende
    hij heeft het wederom genomen,
    sijnen naeme blijve eeuwigh
    verheerlijckt

    De regelmodus

    Net als zijn vrouw schiet ook Godard Adriaan in de regelmodus. Ook hij is met de Acte van Garantie bezig en schrijft de nodige brieven. Er gaan ook brieven naar anderen uit, waarin hij alvast vooruit loopt op de herbouw. Hij schrijft aan ene Resident Le Maire in Denemarken op 17 maart een brief waarin hij onder andere al bouwmateriaal aan het regelen is.

    Brieffragment over de regelmodus

    [vaderlandt getrouw blijf,] wordt het vreede
    soo sal ick mijn huijs met godts hulpe
    weer opbouwen; is het soo groot niet
    als voor heenen, dat icker ten minste
    een verblijf hebbe, ende hoop ick dat
    ick dan soo veel genade sal verwerven
    bij sijn Ma.t van Denemarcken,
    dat hij mij daer toe met twee scheepen
    met houdt wil subvenieren, gelijck oock
    den Curf.t van Brandenb. en Mevrouw den
    Curfurstinne mij hebben belooft, datse mij
    ijser, calck, ende eijcken houdt daer toe
    sullen vereeren, als de saecken eens we
    derom in rust sijn

    Margaretha

    Waar Margaretha zich zorgen maakt over de gezondheid van haar man, maakt Godard Adriaan zich zorgen over de geestelijke gesteldheid van zijn vrouw. Op dezelfde 10 maart dat hij de brief van zijn vrouw ontvangt, schrijft hij zijn zoon het volgende:

    Brieffragment over de zorgen om Margaretha

    de vrouw van
    Amerongen, hoop ick niet, dat sij in het
    verlies van onse goederen, haer te veel sal
    ontstellen, want het sijn weereldse
    saecken die haer selven redden

    Wat zou het fijn zijn als ze elkaar weer eens gewoon in de ogen konden kijken.

    Man, op de rug gezien, wordt omhelsd door een vrouw. Hij heeft één hand op haar zij, in de andere heeft hij zijn pet vast. Zesde prent uit een serie van twaalf, vrij naar een prent van Hans Schäufelein.
    Omhelzend paar, no. 6, Heinrich Aldegrever, naar Hans Schäufelein, 1538. Collectie Rijksmuseum
  • Oude brieven en een veeleisende intendant

    DatumPlaats
    Geschreven15 februari 1673Den Haag
    Ontvangen23 februari 1673Bielefeld
    Lees hier de originele brief

    Al eerder schreef Margaretha over gedonder met de post. Nu schrijft ze dat ze gisteravond drie brieven van Godard Adriaan heeft ontvangen. Het zijn oude brieven; twee van begin februari en één van 30 januari. Zou er misschien iemand zijn die de brieven ophoudt…?

    Een andere postdienst

    Ondertussen krijgt Willem III brieven van de keurvorst van Brandenburg van veel recentere datum dan de brieven die Margaretha van Godard Adriaan ontvangt. Margaretha besluit haar brieven met de Brandenburgse gezant Matthias Romswinckel mee te geven.

    Brieffragment post

    [daermeede Een part soecke te speelle,] want so
    ick bericht wort krijcht sijn hoocheijt wt het leeger
    vande keurvorst briefve die wel Een post verser
    sijn als die van uhEd koome, ick sal nu de mijne
    met romswinckel sien te sende, en sien ofse beeter
    sulle bestelt worden[, nu moet ick tot mijn leet]

    Een schilderij van een serieus kijkende man met golvend haar tot op de schouders en een vlassig snorretje. Hij draagt een roodfluwelen mantel en daaronder iets met een witte, rechte kraag. Hij zit op een stoel met naast hem een tafel waar zijn rechter arm op ligt. Op tafel ligt een persisch tapijt met onder zijn arm papieren. Aan de rechterkant achter hem een raam met uitzicht op een burcht met torens die donker afsteekt tegen de ondergaande (of komende?) zon.
    Portret van Matthias Romswinckel, Caspar Netscher, ca. 1670. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (C11)

    Drieduizend gulden

    Margaretha moet zich verontschuldigen voor het slechte nieuws: intendant Louis Robert eist nu echt drieduizend gulden van de Van Reedes. Wanneer de Franse ambtenaar het geld niet ontvangt, zal hij het huis in Amerongen in vlammen doen opgaan. Margaretha’s smeekbede heeft dus geen enkele zin gehad. Zoon Van Ginkel heeft aangeraden het bedrag te betalen, maar Margaretha twijfelt. De intendant beweert dat het bedrag maar eenmalig dient te worden betaald, maar geeft tegelijkertijd aan dat hij dat niet zwart op wit kan zetten. Louis Robert is immers ook afhankelijk van de wil van de Zonnekoning.

    Brieffragment over de brandschatting 1

    [sulle bestelt worden,] nu moet ick tot mijn leet
    weesen alweer van swaericheijt spreecken, hierkoo=
    =mende viend briefve van de seeckreetaris van
    Ameronge en vande prockereur generael, daer
    de heer van ginckel uhEd de kopijen van
    heeft met de laeste post gesonde, die segge
    dat den intendant perforse1Parforce: met (alle) geweld drije duijsent gul
    van ons wil hebbe of wil met de Exsckusi
    van ons huijs te doen springe en voort
    alles te ruweeneere voort gaen[, ick ben]

    Brieffragment brandschatting 2

    [alles te ruweeneere voort gaen,] ick ben
    ten hoochste bekomert niet weetende wat hier in sal doen
    den heer van ginckel sou niet gaere sien dat sij tot
    d Exsekusi soude koomen hij meent wij daer die
    3000f aen hoorde te wagen, de intendant seijt
    dat het maer voor Eens te geefve sal vrij sijn
    doch wil daer geen verseeckerin vandoen seijt
    het opt woort van koninck moet aen laete koo
    =me se segge ock dat onse ackte van garant
    als der op Aen sou koome maer Een acksi sou
    sijn daer mij het naer loope meede sulle hebbe
    ick kan niet segge hoe benaut ick hier over
    ben [sou ock wel licht het gelt geefve om ons]

    Wat wil Godard Adriaan?

    Margaretha weet zich geen raad. Als ze wist dat Godard Adriaan van mening is dat ze het geld moeten betalen om het huis te behouden, dan zou Margaretha dat in een oogwenk doen. Maar ze heeft geen tijd om zijn advies af te wachten en besluit bij goede vrienden te rade te gaan.

    Brieffragment Godard Adriaan

    [ben] sou ock wel licht het gelt geefve om ons
    huijs te konserveere so ick wist uhEd aengenam
    sou sijn, daer is geen tijt om uhEd advijs af
    te wachte sal met goede vriende te rade gaen

    Verse rekruten

    Ondertussen heeft Willem III in de vergadering van de Ridderschap voorgesteld om de oude regimenten te ontbinden en verse rekruten uit Duitsland aan te nemen. Hier is niet iedereen het mee eens; er wordt flink over gemopperd. Margaretha zegt het niet met zo veel woorden, maar het is duidelijk dat haar man verantwoordelijk gaat zijn voor het werven van nieuwe rekruten. Het is een korte brief geworden. De stalmeester van Georg-Friedrich von Waldeck-Eisenberg is namelijk met spoed door Willem III naar Godard Adriaan gestuurd en staat op het punt te vertrekken. Margaretha geeft de voorliggende brief dus niet met Romswinckel mee, maar met de stalmeester van de graaf van Waldeck.

    Brieffragment recruteren troepen

    sijn hoocheijt heeft inde va vergaderin van rider
    schap, alhier geprooponeert2Proponeren: ter tafel brengen om de oude reesge
    =ment die heel wat gedevaeliseert3Devaliseren: ernstige beschadigd zijn, zwaar verlies aan manschappen (eigenlijk bij schip), kan ook zijn dat men buiten bezit gesteld is van zijn uitrusting (ontwapend) sijn te
    kasseere4Casseren: afzetten, uit ambt ontzetten en weere nieuwe aenteneeme die wt
    duijtslant soude koomen, hier murmereere veel
    seer over, brenger dees is de stalmeester vande
    graef van waldijck die Espres van sijnhoo
    aen uhEd wort afgesonde en so vertreckt
    daerom dees moet Eijndige blijf

    Prent van een man met een bos kroezend haar tot over zijn schouders. Hij draagt een harnas met een kanten kraagje en kanten manchetten en een sjaal om zijn middel. In zijn handen een maarschalksstaf. Hij kijk geamuseerd naar de toeschouwer, terwijl achter hem oorlog gevoerd wordt.
    Prent van Georg Friedrich, prins van Waldeck-Eisenberg, Christiaan Hagen, ca. 1663-1695. Collectie Rijksmuseum

    P.S.: Hoe gaat het met u?

    Op het laatste moment besluit Margaretha toch nog even snel te vragen hoe het er voor staat met de Brandenburgse troepen. En oh ja, niet onbelangrijk, hoe gaat het eigenlijk met Godard Adriaan?

    Brieffragment ps

    sal seer naer uhEd briefve verlange
    hoet daer met de leegers van heere
    keurvorst sal sijn, en insonderheijt5Inzonderheid: voornamelijk
    met uhEd, de heer almachtich wil
    twerck tot onsen beste seegene en
    uhEd bewaere

  • De terugkeer van Van Ginkel

    DatumPlaats
    Geschreven12 januari 1673Den Haag
    Ontvangen24 januari 1673
    Lees hier de originele brief

    De laatste brief die Margaretha van Godard Adriaan heeft ontvangen, heeft ze op 9 januari beantwoord. In de tussentijd heeft ze geen nieuwe brieven van haar man binnengekregen. Ze blijft trouw schrijven, maar maakt zich wel zorgen.

    Komt Van Ginkel thuis?

    Van zoonlief heeft Margaretha wel brieven ontvangen. De heer Van Ginkel schrijft dat zijn gezondheid sterk verbeterd is. Hij is met een koets vertrokken en wacht op het jacht dat hem op komt halen in Brussel. Margaretha verwacht dat hij onderweg is, maar het heeft de afgelopen week ontzettend hard gestormd…

    [staen t kost niet voort,] de heer van ginckel schrijft
    sijn gesontheijt so toe genoome te hebbe dat hij met
    Een koets wtgereede heeft dat hem wel bekoome
    is en wachte maer opt jacht dat van rotterdam
    gist gistere acht dage al naer bruijsel al af
    gevaeren is om hem te haelle so dat niet twij=
    =fele of hij is op wech, maert heeft deese weeck
    heel seer gestormt tot deesen dach toe en nu heeft
    hij vlack inde wint dat mij bekomert[, alsmeede niet]

    Een schip in volle zee bij vliegende storm, bekend als ‘De windstoot’, Willem van de Velde (II), ca. 1680. Collectie Rijksmuseum

    Amalia en Albertine Agnes

    Amalia van Solms, weduwe van Frederik Hendrik van Oranje, is ontzettend ziek. De doktoren hebben weinig hoop, schrijft Margaretha. De prinses van Oranje is verkouden, hoest en heeft aanhoudende koorts. Margaretha heeft ook nieuws over een andere prinses: Albertine Agnes van Nassau, de vrouw van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz. De prinses ‘wort verwacht’, aldus Margaretha.

    [in gesontheijt,] haer hoocheijt Mevrou de prinses
    van oransge1Amalia van Solms is, Etlijcke dagen herwaerts heel doot
    lijck kranck geweest ijae so dat de docktoore weij
    nich hoop vande leefve hebbe, veroorsaeckt wt Een

    groote verkoutheijt met hoest en kontiniweelle
    koorts en alledaech swaere verheffine van
    koorts die met koude aenkomt, de prinses van
    vrieslant2Albertine Agnes van Nassau, dochter van Amalia van Solma wort verwacht[, voort verlanckt me]

    Ziekte, dood en verderf in het leger

    Uiteraard besteedt Margaretha ook weer aandacht aan het oorlogsnieuws. Zoals altijd is de hamvraag: waar blijven de Duitse troepen? De gardes van de prins van Oranje begeven zich in ieder geval in Den Haag, het regiment van Van Ginkel te Gorinchem, dat van Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam, van Frederik Hendrik van den Boetzelaer te Leiden en van Joan Teding van Berkhout te Rotterdam. Gelukkig bevindt zoonlief zich op het moment niet bij zijn regiment, want in Gorinchem zijn veel militairen aan de rode loop. In Holland staat alles onder water, waardoor wegen onbruikbaar zijn geraakt. Daarbij komt dat er bij Amsterdam door de zware wind een dijk is doorgebroken, waardoor veel ruiters te paard van de compagnie van Gerard Bernhard von Pöllnitz zijn verdronken. En er zijn nog meer doden te betreuren: de heer van Herne, Adriaan Reinhard van Reede, is aan de legerziekte gestorven. Margaretha vreest dat er nog veel meer militairen ziek gaan worden.

    [vrieslant wort verwacht], voort verlanckt me
    hier seer te hoore waer de duijtse troepees sijn
    de gardees van sijn hoocheijt legge hier inde haech
    het reegement vande heer van ginckel te gorckom
    dat van obdam3Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam van lange
    =raeck4Frederik Hendrik van den Boetzelaer is noch te leijden ingenoomen, van
    slijdrecht5Joan Teding van Berkhout te rotterdam, daer over al groote
    quantiteijt van hooij en haver voor op gedaen
    is, men seijt te gorckom seer veel siecke aende
    roode loop is, het staet hier in hollant over al
    so int water datter geen weege sijn te gebruijck
    daer bij komt datter ontrent Amstendam
    door de swaere wint Een dijck is door gebroo
    =cke, waer door veel ruijters met haer paerde
    vande kompangi vanden heere penits sijn
    verdroncke sijn luijtenant dieder acht
    paerde heeft verloore seijtme dat het
    ontswomen is, de raetsheer rijxse swager
    vande burgemeester hamel koomende wt
    noortholland, is te Amsterdam naer twee
    dage sieck geweest te sijn gestorfve, de heer

    van herne6Adriaan Reinhard van Reede is ock in sijn garnesoen aen die leeger
    sieckte gestorfve, daer der veel aen legge, tis
    te vreese als de liede nu wat op haer rust
    koome datter noch veel sulle sieck worde

    Een ruiter met een grote hoed, Adam Frans van der Meulen. Collectie Rijksmuseum

    De goedertierenheid Gods…

    Gelukkig is Van Ginkel weer aan de beterende hand. ‘Wij konne godt niet genoech dancke dat onse soon so genadich daer tot noch toe is af gekoome’, schrijft Margaretha aan haar man. Er is ook goed nieuws over de ordinantie van Godard Adriaan: bij de Gecommitteerde Raden is last gegeven om 12.000 gulden aan Godard Adriaan over te maken. Margaretha zal het wel even gaan regelen: ‘als ick die heb sal sien daer gelt van te krijge’.

    wij konne godt niet genoech dancke dat onse
    soon so genadich daer tot noch toe is af ge
    koome so ick nu hoor van die bij hem in sijn
    swaerste sieckte is geweest was hij teene
    =mael buijten hoop van leefve, och hoe groot
    is de goedertienentheijt godts tot ons wae
    =ren wij maer danckbaer genoech, nu heb
    ick naer lan loope so vergekreechge dat
    ter bij de heere gekomiteerde rade last
    is gegeefve om ordinansi ter som van
    twaelf duijsent gul voor uhEd op te
    maecke als ick die heb sal sien daer
    gelt van te krijge[, en uhEd begeert volge]

    PS: Van Ginkel is thuis!

    Uit deze brief blijkt goed dat Margaretha meerdere dagen over een brief deed. Waar ze zich aan het begin van haar brief nog afvraagt wanneer haar zoon thuiskomt, schrijft ze in een post scriptum dat hij is thuisgekomen. Hij zegt zich goed te voelen, maar ziet er vervallen uit en is zwak: ‘De heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte voort geefven’.

    opt sluijte van deese komt de heer van ginckel hier aen,
    die seijt hem wel te voelle maer sietter so vervalle wt
    dat men schrickt hem te sien is ock noch seer swack
    de heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte
    voort geefven, sijn kamerlin is noch heel sieck mee
    hier

  • De trommel slaat

    DatumPlaats
    Geschreven26 december 1672Den Haag
    Ontvangen16 januari 1673
    Lees hier de originele brief

    Bij een brief van 26 december schieten wij, 21e eeuwers, direct in een kersmodus: advent, het kerstverhaal, een ster, een boom, gezelligheid, kaarsjes, lekker eten, een kerstnachtdienst… Bij Margaretha niets van dat alles. Het was er natuurlijk ook de tijd niet naar met alle stress rondom de waterlinie, de vorst, de Fransen die Den Haag willen plonderen, Stadhouder Willem III helemaal bij Charleroi en al tijden geen nieuws van je zoon… Gelukkig zijn er sinds haar vorige brief twee brieven van haar man binnen gekomen, maar de laatste is ook alweer tien dagen oud.

    Dreiging

    Ach, was Godard Adriaan maar wat dichterbij… Als Margaretha zich voorstelt hoe haar arme man op reis is. De dreiging achter de waterlinie blijft. De rivieren zijn dichtgevroren en de vijand bereidt zich voor. Maar op wat?

    Brieffragment zorgen om Godard Adriaan en dreiging invasie

    [sal gesien hebbe,] ick verlange seer uhEd ons
    wat naerder mochte sijn maer ben seer be
    =komert hoet deselfve met sijn volck indeese
    ongemeene felle koude op de reijs gaet de heer
    hoope ick sal uhEd voor sieckte of ongelucke be
    bewaere, hier te lande legge alle de wateren
    toe en so geseijt wort maeckt de vijant groo
    te preeperaesie om Een invaesie op deene plaets
    of dandere te doen men weet niet waert hem

    Tweede brieffragment over de invasie

    gelde sal sij trecke seer veel volck bij Een en dat
    binne woerde, so geseijt wort geefvense af dat
    op den haech soude aengesien sijn andere meene
    op Amsterdam so dat men niet weet waer
    heen te gaen om seecker te sijn, altijt hebbense
    meer als 24 Eure werck Eersij hier konne koome
    en dat hoop ick salmen hoore alse op wech sijn
    men wil hier niet geloofve dat se hier niet wel sulle
    konne koome, hier leijt maer Eene kompangi
    ruijters en dat ist al men verlaet sich tee
    nemael op de poste die se g segge wel versie
    =n te sijn maer ick betrouse niet want wij
    sijn te ongeluckich in alles, [nu seijt me]

    Gewassenpentekening van een ruine. Io de voorgrond spelende kinderen met twee honden, een boom met twee mannen erover, een weg waar een man over loopt en een koets over rijdt. Aan de weg staat een schuur tegen een een muur met een poort. Achter de muur staat de ruine: een gebouw zonder dak, nog anderhalve verdieping met gaten waar de ramen zaten. Aan de rechterkant een brede meerkantige toren waar nog een restant van een schoorsteen uit steekt. Achter een smallere hogere toren. Er is nergens meer een dak.
    Gezicht op de ruïne van het in 1672 verwoeste kasteel Ter Meer te Maarssen van Adam van Lockhorst. Tekening van Louis Philip Serrurier uit ca.1730 naar een onbekende tekening uit 1676. Collectie Utrechts Archief

    Utrecht

    Wat ook tegenvalt is dat Turenne zijn winterkamp in de Betuwe schijnt te willen opslaan. Hij was met zijn leger naar Duitsland getrokken, vanwege de dreiging van het leger van de Keurvorst. Als er weer meer Fransen zijn, dan wordt er waarschijnlijk ook weer vaart gezet achter de tirannieke plakkaten… En in Utrecht zegt men dat ze dan met Amerongen zullen beginnen. Daar heeft Margaretha nog niets van gehoord, maar het rijtje kastelen dat inmiddels afgebrand is indrukwekkend: het huis van Tromp1Hoge Dreuvik, het huis van Lockhorst2Kasteel Ter Meer bij Maarssen, het huis van Reaal3De Nes bij Vreeland, allemaal tot de grond toe afgebrand.

    En moet je nou terug naar Utrecht of niet? Door in Holland te blijven riskeer je alles kwijt te raken wat je hebt, maar als je in Utrecht bent betaal je je scheel aan belastingen. Het blijft een dilemma.

    Eerst zin brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten
    Pagina brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten
    Laatste zin brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten

    [weet men niet,] tureijne seijt me dat sijn

    winter quartier in de beetuwe wil koome neeme
    so hij daer koome kan geloof daer noch wel wat
    sal winde want daer sijnse noch so niet ver
    dorfve, maer wat miseerije wil dit alweer
    aen ons geefve noch so veel vijande ons weer
    so naer och dat men hem niet geslage heeft
    doen men so wel kost, de tieranijcke plackate
    wil de koninck ter Exsekusi gestelt hebbe opt
    rijgereuste, so men ons van wttrecht schrijft
    heeft den intendent daer toe last gekreege op
    peene vande Een Euwige indiniteijt vande
    koninck en dit soude hij vant huijs te
    Ameronge beginne, daer ick Eeve wel
    noch niet naerders van en hoore, maer wel
    datse het huijs van tromp int schraefvelant
    ent huijs vande heer van lier te maerse buijten wttre
    het huijs van reeijael van Amsterdam
    en meer andere tot de gront toe hebbe
    afgebrant alse so voort gaen och wat sal
    dit noch worde, den heer vande suijlle staet
    ook in beraet om weer naer wttrecht te
    gaen, men weet niet wat hij doen sal
    tis Een swaere saeck alles te verlaete wat
    men heeft daer me geen hoop van wtkomst
    en siet, aen dander sijde alsme siet hoe de

    mense daer sijnde met swaere belastine worde
    gequelt ijae meer alse konne op brenge, is ock

    Trommel…

    De laatste brief van Margaretha van 1672 eindigt met de onheilspellende woorden:

    Brieffragment over de trom die slaat en de onrust in de stad

    [en alt gelt naer haer genoome,] vande
    heer van ginckel hebbe wij inde 4 poste geen brief
    gehadt dat sijn vrou en mij seer bekomert
    sijne laeste is vande 10 deeser geweest wil hoope
    hij noch wel is, men begint hier nu omsichtich
    te worde de trom slaet om de burgerij in
    wapene te doen koome en te waecke dat
    ick vreese alster op aen sou koome niet
    veel sou helpen, wij moete op godt vertrouw
    en daer alleen de beste hulpe van verwacht
    kost4kon uhEd5u eens overkoome wenste ick met
    al mijn hart, ick ben weer wel6Margaretha was behoorlijk ziek daer de heere
    voor gedanckt moet sijn, die uhEd en ons alle
    in sijn heijlige bescherminge wil neemen dit
    en alle, dit bidt wt7uut: uit gront haers harte
    Mijn heer
    uhEd8uw getrouwe Etc

    Hoe groter de angst bij Margaretha, hoe korter de ondertekening van haar brief. Zij weet nog niet wat haar na het schrijven van haar brief van 26 december te wachten staat in het staartje van 1672.

    Ets van een trommelslager van drie kanten. De figuur links zien we van op de rug, die in het midden van voren en die recht van zijn rechterkant. De trommelslager draagt een grote trommel waar hij op slaat, hij heeft een hoed met een veer, een jas die breed uitloopt en daaronder een broek tot net boven de kuit die met strikken is dichtgebonden. Hij lijkt ook een zwaard om te hebben.
    Exercities met een trommel, Jacques Callot, 1635. Collectie Rijksmuseum
  • Een veldtocht in de winter

    Aan een veldtocht beginnen in het herfstseizoen is over het algemeen niet zo’n heel goed idee. Het is voor de soldaten lastig om aan eten te komen — voor zichzelf én voor de paarden —, het is koud en de wegen zijn slecht begaanbaar. Toch besluit de keurvorst van Brandenburg om in september 1672 aan de mars te beginnen. De mars die de Republiek zou moeten bevrijden… Althans, dat is de perceptie van Margaretha en veel andere tijdgenoten. Godard Adriaan reist met de veldtocht mee en houdt de Republiek (raadpensionaris Gaspar Fagel) en zijn familie op de hoogte.

    Reconstructie van de reis van Godard Adriaan

    Vaak is het heel onduidelijk waar het leger zich precies ophoudt. Godard Adriaan schreef op de brieven die hij van onder meer Margaretha en Van Ginkel ontving, de datum en plaats van ontvangst. Daarnaast schreef hij op de brieven die hij aan Gaspar Fagel verzond verzenddatum en -plaats. Door deze brieven te bekijken, is het mogelijk de reis van Godard Adriaan met het leger van de keurvorst te reconstrueren. In september 1672 verzamelen de legers van de keurvorst en de keizer zich in Halberstadt, om vervolgens half september door te marcheren richting Hildesheim (zie kaart onderaan, kaart is aanklikbaar en je kunt inzoomen).

    Gravure van de vesting Hildesheim.
    Plattegrond van Hildesheim, anoniem, ca. 1657-1728. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam (Objectnummer RP-P-2018-972)

    Marcheren in de regen

    Hildesheim valt onder het gezag van de bisschop van Keulen. Een gigantische stoet, niet alleen bestaande uit soldaten, maar ook uit vrouwen en kinderen en een hoop geschut, trekt door het land van de vijand. Overal waar mogelijk, wordt het land kaalgevreten. Maar met de mars wil het nog niet echt vlotten. Het is ontzettend slecht weer. In een brief aan raadpensionaris Gaspar Fagel, gedateerd 22 september 1672, schrijft Godard Adriaan dat het zodanig hard heeft geregend, dat de wegen onbegaanbaar zijn geworden. Het is volgens de man van Margaretha dan ook onmogelijk om meer dan drie uur op een dag te marcheren. De soldaten moeten het legerkamp elke dag in het ‘natte velt’ opslaan. Het zal volgens Godard Adriaan mettertijd mensen én paarden parten gaan spelen, schrijft hij vanuit Wispenstein, waar het leger zich ophield, aan de Hollandse raadpensionaris. Ook Margaretha krijgt te horen over de verschrikkellijke weersomstandigheden. Ze maakt zich zorgen; het zou haar man zelfs wel eens op kunnen breken.

    Een schilderij met veel mensen. Er zitten  een aantal ruiters te te paard, er staan afgetuigde paarden en er staan tenten met vlaggen erop. Er staan diverse mannen en een enkele vrouw. Op de voorgrond aait een jongen een hond.
    Een legerkamp in de 17e eeuw, Philips Wouwerman, ca. 1665-1668. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam (Objectnummer SK-C-272).

    Een andere route

    Tot overmaat van ramp besluit de keurvorstelijke krijgsraad eind september dat er een andere route zou worden genomen. Conform de afspraken die zijn gemaakt, zou de mars via Hildesheim richting Münster gaan. Maar de keurvorst had vernomen hoe wanordelijk het er in de Republiek aan toe ging. Was het het allemaal nog wel waard om de Republiek te hulp te schieten? Nu zou eerst de bisschop van Keulen een lesje geleerd worden. Door de gewijzigde route werd de mars alleen maar langer.

    Naar het zuiden

    De mars gaat vervolgens richting het zuiden. Uit de reconstructie weten we dat Godard Adriaan zich op 13 oktober ophoudt rond Frankfurt am Main. Zijn brieven zijn vervolgens afwisselend geschreven en beantwoord in Frankfurt, Bergen (de huidige buitenwijk Bergen-Enckheim) en Rüsselsheim. De rustwagen waarmee Godard Adriaan lange tijd het ruwe soldatenleven van zich af heeft weten te houden, is hij dan inmiddels al kwijt. Zouden de hulptroepen ooit nog in de Republiek aankomen?

  • Aanval van twee kanten

    DatumPlaats
    Geschreven12 juni 1672Amerongen
    Ontvangen20 juni 1672
    Lees hier de originele brief

    Kleef is gevallen. Met dat slechte nieuws begint Margaretha haar brief. Dat betekent dat de Franse legers zich nu kunnen richten op de laatste Staatse verdedigingslinies aan de IJssel of aan de Rijn. In de Republiek heerst chaos: mensen slaan op de vlucht en Margaretha heeft Philippota en de kleinkinderen al naar Utrecht gestuurd, een stukje verder weg van het front dan Amerongen. Verder dan dat wil Philippota niet gaan: ze wil niet te ver van haar man zijn.

    Brief

    Mijn heer en lieste hartge
    seedert mijne laeste sijn de vijande so seer genadert dat
    mense alledaege verwacht aenden ijsel of rhijn, den
    prinse van konde1Louis II van Bourbon, de Prins van Condé, is een van de belangrijkste generaals onder de Franse koning is bine deutekom2Doetinchem den koninck
    so men seijt binne kleef3De stad Kleef en op den Elteren berch4de Eltenberg is een heuvel nabij het plaatjes Elten, in het Hertogdom Kleef
    met gars5gros vant leegen
    nu is den tijt van Elende voor ons en sitte wij inde
    meeste benautheijt vande werlt, de mense vluchte 
    van allekante so dach en nacht dat deerlijck is
    te sien, ick heb gistere de vrou van ginckel met
    haer vier kinderen naer wttrecht voort Eerst
    laeten brengen die als noch niet gaere naete
    Amsterdam en wil om dat sij meent te veer
    van haer man te sijn, [en waer is Een plaets]

    Volksoproeren

    Of het een goed idee was om de rest van de familie naar Utrecht te sturen moet nog blijken. Overal in het land vinden volksoproeren plaats, ook in Utrecht. Het volk is ongerust over de aankomende invasie maar ook, zo schrijft Margaretha, over het wegblijven van de Brandenburgse troepen die Godard Adriaan zou regelen. Sterker nog, er gaan geruchten dat Godard Adriaan zijn land verraden zou hebben om er samen met de Keurvorst zo veel mogelijk geld uit los te krijgen. Godard Adriaan krijgt stank voor dank voor zijn harde werk.

    Protesterende mensen komen dagelijks langs het huis van de familie in Den Haag en ook in de omgeving van Kasteel Amerongen doet deze praat de ronde. Margaretha is bang dat ook in Amsterdam deze complottheorie de ronde doet: haar familie is op geen plaats in de wereld nog veilig.

    [en waer is Een plaets]
    inde heelle werlt voor ons seecker daer de gemeente6het volk
    so oproerich van binne in verscheijde plaetse
    is alste wttrecht te haerlem7Haarlem en meer andere
    plaetse te meer dewijlle de gemeente so seer
    op uhEd begine te morre overt lan achter –
    blijfve vande brandenburchse troepees, inde haech
    gaense savonts en smergens lans ons huijs8Margaretha doelt hier op haar huis aan de Kneuterdijk wat ze van haar oom erfde
    seggende dat den keurvorst ons verraet en dat uhEd het
    met hem hout daer so lange leggende omt lant
    wt te suijpen9uitzuipen: leegzuigen, geld aftroggelen daer doch niet van en komt, daer bij
    voechgende dat me sijn huijs onder de voet

    haelde10onder de voet halen: slopen wat duijvel waer daer aengeleechgen11mogelijk een verbastering van “de duivel inhebben”: zeer boos zijn, ick
    schrick daer aen te dencken dier gelijcke12dergelijke tael
    wort te rheene13Rhenen onder die kompangie burgers14een groep burgers heeft zichzelf bewapend en heeft een militie gevormd 
    die wt wandere plaetse daer koome door trecke
    ock gevoert, dit is den danck die uhEd voor den
    dienst vant vaderlant sal hebbe het welcke hij met so veel
    ijver doet, ock waer sal ick noch blijfve vrees
    diergelijcke praetges te Amsterdam almee sulle
    omgaen en komt het grau15het grauw: de lagere standen van de bevolking Eens op de been hoe

    Klaagzang

    Margaretha gebruikt haar brief aan Godard Adriaan ook om haar hart te luchten. Ze is nogal ongelukkig door alles wat gaande is. Nu de beloofde Brandenburgse troepen niet of te laat komen neemt de hoop op zegevieren op de Fransen sterk af. Margaretha vreest dat het al te laat is voor de Republiek en haar familie. Als een stortvloed van droefheid komen al haar emoties er uit.

    [hoe] sal ickt maecke wier sal ick mijn hooft op
    steecken och ongeluckige vrou als ick ben, uhE
    belieft het so te doen en salder toch Eer noch
    danck van hebbe en laet ons hier so alleen
    uhEd soon in Een leeger dat so prijckeleus16perikleus: in gevaar, in de perikelen is
    mijn met vier sulcke liefve kinderkens als
    alleen inde werlt indees wtneemende swaere tij
    de, uhEd sout hem noch wel konne beklaechge
    nu heer van Ameronge mijn sechge is noijt ge
    acht, maer so die beloofde troepees niet in
    korte en koome so weet ick mij nergens te
    berge17bergen: waarborgen, een veilige plek bewonen waer sal ick blijfve, en om de waer
    heijt te segge se sulle koome vrees ick alst
    te laet sal sijn, ick ben bedroeft tot int binenste
    van mijn hart ija tot der doot, ick bid neemt
    niet qualijck ick dit so schrijf ben als over
    stort van droefheijt, [den heer van wellant]

    De Engelsen vallen aan: Slag bij Solebay

    Margaretha weet ook goed nieuws te melden aan Godard Adriaan: er is een zeeslag geweest en de Staatse Vloot heeft deze gewonnen! Helaas kwam de overwinning met een prijs. Admiraal Van Gent heeft de slag niet overleefd: kogels door de borst en een afgerukt been waren hem fataal. Hij zal dus helaas Godard Adriaan niet kunnen ophalen in Hamburg.

    Zeeslag bij Solebay, 7 juni 1672. Geschilderd door Willem van de Velde (II). Collectie Het Scheepvaartmuseum

    De slag waar Margaretha aan refereert is de Slag bij Solebay op 7 juni 1672. Michiel de Ruyter stak met een vloot de Noordzee over en overviel de Engels-Franse vloot in de Sole Bay. In de daarop volgende zeeslag slaagt De Ruyter erin om flinke chaos aan te richten en maakt hij het onmogelijk voor Engeland om de Republiek op zee te blokkeren.

    [al sijn bedencke,] wij hadde voorleedene
    vrijdach wat verquickine18verkwikking: verbetering van het humeur door de vicktoorije
    die sich te water voor ons liet sien nu heb
    ick sints het vervolch daer van niet gehoort, de heer wil
    geefve het mach weesen alst begin be –
    halfve dat den Admirael van gent doot is
    was het been afgeschoote en twee kogels
    door de borst wiens doot mij seer jamert

    Margaretha blijft in Amerongen

    Tenzij ze slecht nieuws over het leger te horen krijgt blijft Margaretha nog een dag of twee in Amerongen. Ondanks de wanhoop die uit haar brief blijkt heeft ze toch wel vertrouwen in de landsverdediging. Nijmegen is goed voorzien van soldaten en ammunitie en er zijn nog veel troepen naar de IJssel gegaan de afgelopen week.

    Het bedroeft haar echter wel dat het onmogelijk is iets te horen over de belegerde steden. Er heerst een volledig gebrek aan initiatief. Verkenners gaan enkel uit als zoon Godard Van Ginkel ze er op uit stuurt. Typisch voor Margaretha drukt ze ook hier weer de hoop uit dat Van Ginkels harde werk onthouden wordt en vergoed wordt met een promotie in de toekomst.

    Brieffragment waar Margaretha schrijft over de aanval van de Engelsen bij Solebay

    ick meen noch Een dach of twee hier te blijfe
    so lange ick geen Erger tijdine wt ons leeger
    hoor daer is dees voorleedene weeck seer
    veel volck noch naer toe gegaen hoope den

    Afbeelding van de brief waarin Margaretha schrijft over de aanval van de Engelsen bij Solebay

    den ijsel nu sal konne gedefendeert19defenderen:verdedigen worde nimweege20Nijmegen is ock nu
    so van volck als van Amonijsi21ammunitie van oorlooch wel versien dat groote
    moet en koraesge22courage: moed ondert volck geeft, de baterije23batterij: een verdedigingswerk waarachter geschut is geplaatst ent kanon
    seijt men dat op den ijsel nu is gestelt, de heer almachtich wil
    al donse bewaere, dat bedroeft is men kan niet seeckers hoore
    hoet met de beleegerde steede is, daer gaet niemant op kons
    schap24kondschap: op verkenning gaan, inlichtingen inwinnen wt als die den heer van ginckel wt sent, of hem wel Eens
    weer sal vergoet worde sal te besien staen, nu mijn lieste hartg
    ick bidt godt uhEd wijsheijt en voorsichtichheijt te geefve en op alle
    uhEd weege te bewaere, sal blijfve so lange ick leef

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff en
    dieners M Turnor

  • Hoera!

    DatumPlaats
    Geschreven1 april 1672Amerongen
    Ontvangen8 april 1672
    Lees hier de originele brief

    Margaretha begint haar brief vandaag met het danken van de heer voor de gezondheid van haar schoondochter en de kleinkinderen. Reiniera is nog geen maand oud en schoondochter Ursula Philippota is de kraamtijd alweer te boven.

    Daarna gaat ze in op het weer en de tuin: het is droog, het water in de gracht staat laag en alles is verdord. Ze noemt dat Engeland een paar dagen eerder, op 27 maart, Nederland de oorlog verklaard heeft, gaat in één moeite door naar de zware zomer die komt en dankt Godard Adriaan voor zijn brief van de 23ste.

    Godard Adriaan van Reede en Margaretha Turnor

    Dan, helemaal aan het eind, schrijft ze nog dit:

    [uhEd al op zijn verdere reijs waert,] nu is
    deselfve merge weer ijaerich en vijftich
    ijaere out sal nu den berch die dus lang
    geklome heeft gaen daelle de heer alma
    =chtich wil geefve uhEd de overijge tijt
    sijns leefvens in gesontheijt en voors poet
    mach door brenge dat het selfve mach
    strecke tot sijns naems Eer en uhEd sielen
    salicheijt dit wenst van harten

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff en
    dieners M Turnor

    ick laete vast
    Elst en sperre
    boome lans de nieu gemaeckte wal poote en
    Eijcke heijsters weer in daerse doot gegaen sijn

    Kortom, ze wenst hem voorspoed en gezondheid, maar hij moet zich wel realiseren dat het vanaf nu allemaal bergafwaarts gaat. Ze kan het weten, want zelf is ze acht of negen jaar ouder dan haar man.

    Ze eindigt de brief nog met een opmerking over de bomen die ze langs de nieuwe wal zal plaatsen. De prioriteiten zijn duidelijk.

    Trap des Ouderdoms, anoniem, 1640 – 1660. Collectie Rijksmuseum
    Op deze trap is duidelijk te zien dat vanaf 50 alles weer naar beneden gaat.
  • Diplomatenvrouw

    DatumPlaats
    Geschreven20 maart 1672Den Haag
    Ontvangen23 maart 1672
    Lees hier de originele brief

    Het leven van een diplomatenvrouw is niet altijd makkelijk. Margaretha heeft het er moeilijk mee dat haar man altijd weg is. Aan de andere kant lijkt ze ook wel te genieten van de ruimte die ze heeft om het landgoed te beheren en zich met de politiek te bemoeien. In de brief van vandaag is ze enigszins teleurgesteld dat haar man weer een andere missie aangenomen heeft.

    tis mij seer lief wt uhEd schrijfvens vanden
    13 deeser en wt de voorgaende te sien de kon
    =tiniwaesie1continuatie: voortduring (hardop uitspreken!) van uhEd gesontheijt, maer ben
    van harte bedroeft te sien uhEd de komissie
    weer naer saxse heeft aengenoome hoewel
    men seijt het maer voor Een korten tij sal
    sijn, daer kan ick mij niet meer mee laete
    abuseere2abuseren: misleiden want dat heeft men vant begin
    van deese komisie geduerich aengeseijtaan3zeggen: bekend maken, ent
    heeft nu overt ijaer geduert, wie weet waneer
    het noch Endicht se moogen uhEd vandaer
    voort naer weenen bij de keijser versoecke
    te gaen ick maeck nu geen staet uhEd van
    alde soomer weer thuijs te sien dat al vrij
    verdrietich sal vallen, [wt mijne laeste]

    Ze gelooft de belofte dat hij snel thuis zal komen ook niet meer, dat hebben ze al zo vaak gezegd. Bovendien kan het maar zo zijn dat ze hem hierna naar Wenen sturen, naar de keizer. Ze gaat er maar vanuit dat hij met de zomer niet thuis zal zijn en dat “valt haar verdrietig”.

    Verschillende diplomaten in koetsen met zes paarden komen aan bij Huis ter Nieuwburg in Rijswijk.
    Twee koetsen met ieder zes paarden komen aan bij Huis ter Nieuwburg in Rijswijk. Fragment uit: Gezicht op de zijkant en de voorkant van Huis ter Nieuburch te Rijswijk vanuit het westen, Pieter Schenk (I), 1697. Collectie Rijksmuseum

    Na de reguliere zakelijke mededelingen gaat het over een andere diplomaat, die zijn missies op een heel andere manier regelt dan Godard Adriaan. Daniël Oem van Wijngaarden, heer van Werkendam wordt naar Denemarken gestuurd. Ze heeft al een paar keer over hem geschreven, maar dan vooral over het feit dat hij als ambassadeur extraordinair naar Denemarken gaat. Die titel had Johan de Witt eigenlijk ook aan Godard Adriaan beloofd, maar hij is nog steeds ambassadeur ordinaris. In deze brief stookt ze het vuur verder op. Werkendam neemt niet alleen zijn vrouw mee, maar een complete hofhouding! Twee koetsen, elk met zes paarden! En dan ook nog pages en lakeien! Het is waarschijnlijk niet (alleen) jaloezie, maar ook haar calvinistische inborst die maakt dat ze moeite heeft met zo veel luxe.

    [pareeren,] den heer van werckendam
    vertreckt deese weeck noch so men seijt met
    sijn vrou die hij meede neemt, met twee
    koetse ijder met ses paerde, drije paes –
    =ges en neegen lackeijen, dat is schoon voor
    madame, hij heeft tot sijn Equipaesge
    en verdere te doene koste bij provijsie
    18000f vant lant ontfange, ick hoop
    uhEd deese noch te berlijn sal behan
    =dicht worde, ick weet niet of met de
    naeste post sal schrijfve wt vreese of
    uhEd voort aenkoome van die mocht
    vertrocken sijn, sal nu hiermeede
    blijfve
    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    de vrou van
    ginckel en haer
    kindere sijn de heere sij gedanckt heel wel

    Het is ook een nadeel als je man van post wisselt, dat je niet precies weet wanneer je man waar zal zijn. Een brief schrijven heeft dan dus niet veel zin. Gelukkig gaat het goed met haar vers bevallen schoondochter en de kinderen.

  • De Utrechtse politiek

    DatumPlaats
    Geschreven29 januari 1672Amerongen
    Ontvangen8 februari 1672
    Lees hier de originele brief

    Als haar man van huis is, probeert Margaretha hem zo goed mogelijk op de hoogte te houden van alles wat er gebeurt en alles wat voor hem belangrijk kan zijn. Als heer van Amerongen heeft hij onder andere grote belangen bij de Utrechtse politiek.

    Staten van Utrecht

    Het belangrijkste bestuursorgaan van de provincie Utrecht zijn de Staten van Utrecht. De Staten van Utrecht bestaan sinds de middeleeuwen, toen bestonden de Staten uit:

    • Het eerste lid: de kerk, vertegenwoordigers van de vijf Kapittels
    • Het tweede lid: de edelen, vertegenwoordigers uit de Ridderschap
    • Het derde lid: de steden, vaak genoemd als “Utrecht en de vier andere steden”. De vier andere steden zijn Amersfoort, Rhenen, Wijk bij Duurstede en Montfoort.

    Na de reformatie werden de kapittels geseculariseerd en werden vanuit de kapittels vijf leden voor de Staten van Utrecht gekozen: de geëligeerden. Dit konden zowel edelen zijn als burgers. Een geëligeerde hield zijn positie in principe voor het leven. In 1672 komen er vier plekken vrij. Uit deze brief wordt duidelijk dat Godard Adriaan Gerard van der Nijpoort gesteund heeft en dat er heel veel “kuiperij” was om Van Rossem gekozen te krijgen. Kuiperij gebruiken we niet echt meer, maar met een blik in het historisch woordenboek, komen we veel te weten over hoe de verkiezingen er volgens Margaretha aan toe gingen: de toepassing van ongeoorloofde middelen om voor zichzelf of zijne vrienden iets te verkrijgen van dengene die de beschikking over de bewuste zaak heeft, in ‘t bijzonder een ambt enz.

    De geëligeerden die in 1672 gekozen zijn. (Fragment uit: Afbeelding van een wapenkaart met de wapens en namen van de geëligeerden, representtnten van de Ridderschap en Steden, voor de Staten van Utrecht vanaf 1528 tot 1709). Collectie Het Utrechts Archief, beeldbank 28827

    De belangrijkste kandidaat bij deze verkiezingen was voor Margaretha en Godard Adriaan hun pleegzoon: Godard Willem van Tuyll van Serooskerken.

    Hij seijt, ik seijde

    In de brieven doet Margaretha uitgebreid verslag van de Utrechtse politiek: de vroedschap, de burgemeesters, de ridderschap. Ze spreekt iedereen en probeert in de gaten te houden wie er op de hand van haar man is en wie niet. Veel brieven lezen dan ook als een “Hij zei… en toen zei ik…”.

    Kennelijk wordt het Godard Adriaan zo nu en dan te gortig en fluit hij haar terug. Zijn brieven aan haar zijn niet bewaard gebleven, maar op 13 oktober reageert ze naar hem:

    doch dewijlle het uhEd niet aengenaem is sal ick
    daer voortaen van swijge, en volgens deselfs be=
    geerte mij niet meer met het Een oft ander be=
    moeije,

    Ze voegt zich naar zijn wil en zal dus voortaan zwijgen en zich niet meer met het een of ander bemoeien. Het lijkt toch een beetje alsof ze het daar niet helemaal mee eens is. Vandaag doet ze alweer verslag van de politieke beslommeringen in het Utrechtse.

  • Godard Adriaan heeft Lodewijk XIV door

    In november en het grootste deel van december heeft Margaretha geen brieven geschreven, want haar man was thuis! Helaas met een nogal dringende reden.

    In het najaar van 1671 werd de situatie in de Republiek steeds dreigender. De spanningen met Frankrijk liepen op. Godard Adriaan was één van de eersten die door had dat de aanval van Lodewijk XIV niet uit het zuiden, door de Spaanse Nederlanden, zou komen, zoals de meeste regenten dachten, maar uit het oosten.

    De bisschoppen

    Tijdens zijn verblijf in Keulen en zijn gesprekken als diplomaat met de bisschop van Münster, Bernhard von Galen, en de keurvorst-aartsbisschop van Keulen, Maximiliaan Hendrik von Wittelsbach, had Godard Adriaan argwaan gekregen. Hij had het vermoeden gekregen dat er in het geheim iets groots aan de hand was. Er waren wel erg veel Franse troepen her en der gelegerd en er werden graanschuren aangelegd en opslagplaatsen voor benodigdheden voor de artillerie.

    Godard Adriaan had genoeg gezien. Hij reisde zo snel hij kon terug naar de Republiek en vroeg om een spoedoverleg met de Staten Generaal. Hij probeerde ze ervan te overtuigen dat de Republiek het front in het oosten moest versterken.

    Gezicht op het Binnenhof van de Gevangenispoort gezien (collage, 1700-1725), collectie Rijksmuseum

    De waarschuwing

    Op 28 november 1671 kwam hij met een concreet plan dat enerzijds bestond uit het behalen van tijdwinst. Anderzijds bestond het uit diplomatiek overleg met de keizer in Wenen en de ‘keurvorsten aan de Rijn’ met extra aandacht voor de keurvorst van Brandenburg.

    Hij hield ze het zwarte scenario voor dat als de Republiek er helemaal alleen voor zou komen te staan. Vooral als zij alleen op het eigen leger aangewezen zou zijn, dat, zoals iedereen wist, uitermate zwak was.

    De Staten Generaal namen zijn voorstel niet aan. Er was naar hun oordeel geen sprake van aanwijsbare agressie dus zou het te provocatief zijn om de tegenaanval in te zetten. Wel raakten men van het idee doordrongen dat het gevaar niet uit het zuiden zou komen, dat de Spaanse Nederlanden niet als buffer zouden dienen maar vanuit het Duitse Rijk. Godard Adriaan had tenminste iets bereikt.

    Lees vanaf hier het verbaal van de Godard Adriaen in verband met het sluiten van een of- en defensieve alliantie tussen Brandenburg en de Republiek (Nationaal Archief)