Mijn heer en lieste hartge

Tag: De Gulden Troffel

Een koortsachtige verhuizing

DatumPlaats
Geschreven21 oktober 1672Amsterdam
Ontvangen31 oktober 1672Bergen
Lees hier de originele brief

Oh, oh, de troepen, de troepen. Waar blijven ze? De mensen verlangen er zo naar. Zonder de troepen van de keurvorst komt er geen verlossing, zo wordt gekermd. Margaretha noemt desalniettemin het leger van Willem III een ‘schoon leeger’, dat met het laatste treffen alsnog koraesgeuslijck heeft gevochten, ofwel fier heeft gevochten.

Problemen in Woerden

Maar het loopt zeker niet gesmeerd, ook nu heeft Margaretha weer meer informatie dan in haar vorige brief. In Woerden bleek men amper een goede kogel in bezit te hebben. Of ze waren te klein, of te groot, wat het raak schieten van de vijand nogal bemoeilijkt. Margaretha vindt dat zijne hoogheid niet fatsoenlijk wordt gediend. Angstig en onzeker blijft ze ook door de geruchten: afgelopen nacht zou er met kanonnen zijn geschoten en mogelijk zouden de Fransen bij Muiden staan. Maar zeker weten doet ze het niet.

[somige wille segge naer lotterine,] uhEd
Sou niet geloofve hoe wonderlijck de liede hier
spreecke, en so verdrietich veelle worde doort lan
ter deese en achterblijfve van die troeppees
want men hier sonder de selfve geen verlossi
en siet, hoewel men hier nu Een schoon leeger
bij Een heeft en ons volck so voor inde laeste
reijnkontere1Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen. voor woerde als aende vaert ge=
toont hebbe wel en koraesgeuslijck2Courageuselijk: vol goede moed te vechte
so schijnt dat de deesorderees noch aldaer sijn
want hoewel den goede heer van Suijlisteijn3Frederik van Nassau Zuylestein
het met sijn leefve betaelt heeft spreeckt men

noch seer dat sijn nonsilansie4Nonchalance alleen oorsaeck van
dat ongeval van voor woerde is geweest, daer hij
door sijn hoochheit genoech van gewaerschout was
ock doent geschut voor woerde quam seijt men
datter niet een kogel was daer men terdee
ge mee kost schieten of se waeren te groot
of te kleijn en meer diergelijcke abuijsen5Abuis: vergissing, dwaling
in soma sijn hoocheijt wort niet wel gedient
en wij al te saemen blijfven in den druck,
men heeft deese voorleedene nacht hier seer
met grof kanon hooren schieten, somige
wille segge dat de vijant voor muijen soude sijn
maer kan de waerheijt niet weeten, [so dat al]

‘Een schip vol goet’

Ondertussen bereidt Margaretha zich voor op de verhuizing naar Den Haag. Een maand geleden heeft ze al een schip gehuurd en dat is gisteren vanuit Amsterdam vertrokken naar het huis op de Kneuterdijk. Ze hoopt vandaag zelf met de kinderen te vertrekken. Maar ook hierin vindt ze tegenslag, want haar hoofd van de huishouding mevrouw Visbach en haar kamenier Angenis hebben beiden een brandende koorts te pakken. Omdat ziekte in de 17e eeuw onvoorspelbaar en gevaarlijk was, heeft ze veiligheidshalve de kinderen al buitenshuis onder gebracht.

Gezicht op Leidschendam met een trekschuit, H. Tavenier, 1784. Collectie Haags gemeentearchief
In Holland lag een netwerk van trekvaarten. Of Margaretha een trekschuit inhuurde weten we niet, maar waarschijnlijk kwam het schip wel langs Leidschendam.

[=ren sal,] gisteren heb ick Een schip vol goet
naer den haech gesonde, meen met godts hulp
vandaech met de kindere te volgen om die
daer te brenge also mijn dochters bisbach
en haer kamenier Angnis, heel dootlijck sieck
sijn geworde aen seer heefvige en brandende
koortse se slaen met roode vlacke wt, daerom
ick de kindere gistere al ten eerste wt den
huijs heb gedaen ender voort mee naer den
haech gaen [hoope de heer almachtich ons]

Waar blijft het goedvinden?

Dit brengt haar ook op het volgende onderwerp: moet het huis in Amsterdam worden aangehouden tot in ieder geval de komende winter? Op het moment huurt ze De Gulden Troffel, maar door alle onzekerheden over het huis in Amerongen en de onrust in Den Haag weet ze niet of het verstandig is haar veilige haven in Amsterdam op te zeggen. Al meerdere keren heeft ze Godard om zijn goedvinden voor dit plan gevraagd, maar tevergeefs, ofwel háár brieven met deze vraag, of zíjn brieven met zijn antwoord, komen niet aan.

Pools officierszadel uit de 17e eeuw in het Pools Leger Museum in Warsaw. (bron: Wikipedia)

En die onzekerheid geldt voor meerdere onderwerpen: de manden met zadels en ander paardentuig blijven ook in deze brief niet ongenoemd. Het is nu precies een maand geleden dat ze vanuit Hamburg verzonden zijn…

hier wil houd en laeten de drost in met de rest van ons
goet daer noch in blijfve want Elck seijt so wij wttrecht
niet weer en krijgen, dat wij inde haech gans niet seecker sijn, dit heb ick uhEd verscheijde maelle geschreefve en versocht deselfs goetvinde te mooge weeten doch tot
noch toe geen antwoort bekoomen, ick hoop uhEd nu alvan
franckvoort sal gekoome sijn en de mande met saels ent
ander paerde goet ontfange hebbe het welcke vandaech
Een maent is dat het van hier op hamburch heb gesonde
de heer almachtich wil uhEd in sijn heilige beschermin
en bewaerine neemen, blijfve
uhEd getrouwe wijff

M Turnor

Geen ‘Mijn heer een liefste hartge’ in de afsluiting deze keer. Loopt de spanning bij Margaretha weer op?

Paniek! Vluchten!!

DatumPlaats
Geschreven13 juni 1672Amsterdam
Ontvangen26 juni 1672
Lees hier de originele brief

Het gevreesde moment is aangebroken: de Franse troepen zijn de Republiek binnengevallen! Er zit voor Margaretha niets anders op dan te vluchten.

Margaretha is nog op Amerongen wanneer ze om twee uur ‘s nachts gewekt wordt door pleegzoon Godert Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland. De Franse legers zijn de Rijn overgestoken bij Tolhuis, vlakbij de Staatse verdedigingspositie aan de Schenkenschans. Haar zoon leeft gelukkig nog, weet Welland te melden, maar verder lijkt de situatie op een ramp van epische proporties uit te draaien voor de Republiek. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

Mijn heer en lieste hartge
gistere heb ick uhEd wt Ameronge geschreefve den droefvigen
staet daer ons liefve vaderlant in is en wij alte saeme, ick
meende noch Eenige dage aldaer gebleefve te hebbe, maer
te nacht ontrent twee Eure quam de heer van wellant1pleegzoon Goderd Willen van Tuyll van Serooskerken
wt ons leeger die alsdoen den heer van ginckel de heere
sij gedanckt noch wel heeft gelaeten, maer de franse
voor schenckeschans2de Schenkenschans was één van de voornaamste Staatse verdedigingsschansen en lag aan de splitsing van de Rijn in de Waal en de Nederrijn die door den rhijn met meenichte sijn
geswome geschampt3schampen: de vlucht nemen, het veld ruimen diet selfve hebbe beleegert, ons volck hebbe
teegens haer dapper gevochten daer veel van gebleefve is

Lodewijk XIV op een witte schimmel op een heuvel. Op de achtergrond troepen die de Rijn oversteken.
Lodewijk XIV steekt bij Lobith de Rijn over. Adam Frans van der Meulen, Collectie Rijksmuseum

De schande van Montbas

Een Staats leger heeft bij de Schenkenschans dapper gevochten tegen de Franse troepen voordat ze moesten vluchten. Dit was echter een ander leger dan wat gestationeerd was bij de Schenkenschans. Commissaris-generaal Montbas, bevelhebber van de troepen bij de Schenkenschans, was al lang en breed weggevlucht! Een andere groep soldaten is in allerijl naar de Schenkenschans gestuurd maar kwam te laat om de Franse vloed te stelpen.

Al maanden roept Margaretha dat Montbas een onbetrouwbare lapzwans is en nu blijkt dat ze pijnlijk gelijk had. Montbas is gevangen genomen en men zegt dat hij claimt dat hij zijn post moest verlaten op orders van een zeker persoon. Wie deze persoon is, zegt Margaretha niet maar het bevel lijkt van hogerhand te komen. Als het waar is, zegt Margaretha, waarom geven we ons dan niet meteen over? Dat zou onschuldig bloed besparen.

momba diet komande overt volck inde beetuwe had heeft
sijn post schandelijck verlaeten willende dat den mancke
gent4Otto van Gent, broer van Admiraal van Gent die gisteren omkwam bij de Slag van Kijkduin die daer bij hem was van gelijcke soude doen, die
hem het selfve weijgerde seggende dat hij wel onder sijn
komande stont maer dat sij dat noijt noch in haer ge
moet5Gemoed: Het binnenste van den mensch in onstoffelijken zin, beschouwd als de zetel van zijn geestelijk gevoel noch voor godt noch de werlt soude konne ver –
antwoorde, het most Evenwel so sijn, men seijt momba
in gehechtenis is en dat hij Een seecker persoon noemt
wt wiens last hijt sou gedaen hebbe, daer hEd noch ick
het noijt van soude vermoet hebbe, het soude die sijn
die plach te segge en secht het mijn oom niet, ick kant van
hem niet geloofve, als dat soude sijn wort al ons
volck wel op den vleijsbanck gebrocht, waer om geefven
se ons dan niet heel over, moetense so veel onoosel6onnozel: onschuldig
bloet vergieten, mijn lieste hartge ick niet segge
hoe bekomert ick met onse goeije en oprechte soon

Hoe gaat het met de familie?

Margaretha is hals over kop weggevlucht naar Amsterdam, maar hoe zit het met haar lieve kleinkindjes en haar schoondochter? Philippota en haar kinderen zijn nog in Utrecht. Nogal een gevaarlijke plek om te zijn als edelvrouwe gezien de relletjes en volksopstanden die er gaande zijn. Margaretha gaat daarom morgen met haar koets haar familie ophalen.

Ze heeft Godard Adriaan ook goed nieuws te melden: bijna al hun goed is overgekomen naar Amsterdam. Enkel wat wijn en bier blijft achter in het kasteel. Het water in de Rijn stond te laag om dit te kunnen vervoeren. De rest van de goederen zijn al aangekomen in Amsterdam of worden per aak naar de stad vervoerd.

[ben,] dewijlle den vijant inde beetuwe is derfde ick
niet langer op Ameronge blijfve, ben so aenstonts
hier gekoome hebbende de koppe7Op 30 mei heeft Margaretha het over het zoeken van een verstopplek voor gouden koppen. Die heeft ze niet kunnen vinden en het lijkt dat ze er voor kiest om ze dan maar mee te nemen ent dander bij mij

hier gebrocht, de vrou van ginckel is met haer kindere noch
te wttrecht hoope se merge te gaen haelle en hier me
neer te sette, ick heb meest al ons goet hier behalfve
noch twee oxshoofde8okshoofd: een inhoudsmaat ter grote van een groot vat, ongeveer 231 liter franse en Een stuck9stuk: een inhoudsmaat ter grote van 96 stoop. Een stoop is ongeveer 2,5 liter dus een stuk zou ongeveer 240 liter zijn rinse10Rijnse of Rijnlandse wijn
en so Een schoone kelder met bier dat ick omt
laechge water op den rhijn niet hier heb konne
krijge, ick en noch Eenige kleijnicheede, heb noch
drie a vier wagens met goet overlant moete hier
brenge sout gistere aen wijburch11Wijburch is een persoonsnaam maar wie het precies is, is een mysterie tot wijck12Wijk bij Duurstede om Een
Aeck13Aak: een plat schip wat gebruikt wordt om goederen over de rivier te vervoeren diedaer noch wel 6 a 7 lagen maer hij liet mij
segge omt gepeupelt het om geen goet te derfe [doen]

Algehele verslagenheid

Het lijkt alsof Margaretha alles vrij goed voor elkaar heeft: bijna al haar spullen zijn veilig, zij is veilig aangekomen in Amsterdam na een rit met haar nieuwe koets en spoedig geldt dat voor haar kinderen ook. Hetzelfde kan helaas niet gezegd worden over de Republiek. Mensen slaan overal op de vlucht en mannen en vrouwen staan langs de weg te krijsen als kinderen. Ellende heerst.

Margaretha doet iets om te helpen en laat een Amerongse dorpsgenoot met zijn kinderen het huis in Den Haag gebruiken maar zelfs deze kleine gebaartjes maken weinig verschil. Ze weet geen uitkomst meer. Alles is in de handen Gods.

[doen,] daer is sulcken verslagent heijt over al
dat met geen monde wtte spreecken is de mense vluchte
met sulcken gewelt van alle kante dat
niet te sien is de mans en vrouwe gaen bij de wech
en krijten14krijten: krijsen als kindere ick kan de Elende met
geen mont wt spreecken diemen siet ent roept
al overt lan tardeere vande brandenburchse
volckeren och ick vrees die te laet sulle koome,
te Ameronge en daer ontrent was geen wage
om gelt te krijge, t was geluck dat ick te winter
Een nieuwe wage heb laeten macken die mij nu
heel wel te pas komt, ick gin te nacht te twee
Eeure op mijn koets sitte, de heer almachtich weet
hoet noch met ons sal vergaen ick sien nu geen wtkomst
meer beveelle mij en alt mijn in sijne hande hij doet
met ons naer sijn welbehaechge, nicht van rhiene15Nicht van Rhenen is waarschijnlijk een kind uit een bastaardtak van Frederik van Reede, de grootvader van Godard Adriaan wist

ock niet waer te blijfve hebse bij mijn en denijs geritse16Denijs Geritse is een dorpsbewoner van Amerongen 
die quam klage en krijten als Een kint had geen gelt
en wist niet waer met sijn dochters te blijfve
hebse alle drij in den haech in ons huijs laete gaen
nu kan ick niet meer blijf

Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff
M Turnor

Wel opvallend is de afsluitende groet van Margaretha: “nu kan ick niet meer blijf”. In alle eerdere brieven vinden we een versie van “hier meede blijfve”, een typische zeventiende-eeuwse groet. Met het verbasteren van die zinsnede maakt Margaretha een punt heel duidelijk: stabiliteit en veiligheid is niet meer te garanderen, ze is op de vlucht gegaan.

Amstel gezien in noordelijke richting naar de Blauwbrug. Op de voorgrond rechts de Nieuwe Herengracht. Tekening door Jan Spaan (ca 1742-1828). Collectie Stadsarchief Amsterdam

Er volgen nog twee postscripta: Margaretha benadrukt nogmaals dat ze hoopt dat Godard Adriaan snel schrijft over wanneer de Brandenburgse troepen komen én schrijft hem dat de Spaanse troepen (die al wél aanwezig zijn) goed volk zijn. De tweede p.s. is het adres van Margaretha in Amsterdam:

ick ben hier aende oostsijde van de blaeuwe bruch op de nieuwe heere graft inde trufel

Een tijd van ellende

DatumPlaats
Geschreven9 juni 1672Amerongen
Ontvangen17 juni 1672
Lees hier de originele brief

Het is drie dagen sinds de laatste brief naar Godard Adriaan wanneer Margaretha hem weer schrijft. De gebeurtenissen in de Republiek zijn in een stroomversnelling beland en het tempo van Margaretha’s brieven laat dat goed merken. Zoals wel vaker begint Margaretha met familienieuws: ze is namelijk bij haar zoon in Arnhem op bezoek geweest. Met Godard Junior gaat het absoluut niet goed. Eeuwig plichtsgetrouw vraagt hij of Margaretha zijn excuses aan zijn vader kan aanbieden, hij heeft namelijk in geen 2 of 3 postrondes geschreven. Godard van Ginkel slaapt door alle drukte nog maar 3 uur per nacht en zit vrijwel constant in het zadel. Margaretha is bezorgd: als haar zoon nu maar gezond blijft.

Mijn heer en lieste hartge
tis mij lief wt uhEd mesiefve1missive: brief vande Eerste deeser21 juni te
sien deselfve weer tot berlijn wel is gearijveert, ick ben
gisteren op dien dach wecl en weer tot Aernhem3Arnhem ge-
weest om den heer van ginckel noch Eens te sien die
daer bij ons quam, hij bidt uhEd hem belieft te Excku
seere4excuseren: vergeven dat hij in 2 a 3 poste niet heeft geschreefven
heeft het omoogelijcke niet konnerbij brenge door sijn
meenichvuldage affaerees5affaires: zaken, hij slaept geen drije
Euren op Een nacht en is meest gedurich te paert
als hij maer gesont blijft, [ist noch goet maer mijn]

De Frans opmars

Ondertussen verloopt de Franse opmars gestaag. In drie dagen tijd hebben Lodewijks troepen evenveel dorpen veroverd: het Rijnfort Wesel, een kernpunt van de verdediging van de Republiek is gevallen, net als Orsoy en Büderick. De Fransen trekken op langs de Rijn richting de stad Kleef en daarna Nijmegen. Margaretha vreest dat het op de IJssellinie aan gaat komen. Erg veel vertrouwen heeft ze niet daarin: haar zoons verwachte dood ziet ze als een nutteloos offer.

Fragment kaart “De Rijn van Nijmegen tot Rijnberch”, collectie Leiden University Libraries. Voor de complete, scherpe afbeelding volg deze link.

[maer] men gelooft, het almeede over is, en dat de
koninck6koning Lodewijk XIV daer7Reijnberck inpersoon voor is geweest, die men seijt
deese Middach van meeninge was binne kleefe8de stad Kleef ligt in het gelijknamige hertogdom. Hoewel de stad in modern Duitsland ligt was Kleef in 1672 de facto deels onder controle van de Republiek te
Eeten, en so voort recht op Nimweechge9Nijmegen aen te
Marscheere welcke stat so geseijt wort van alles
wel versien is, en hoopt men die haer sal konne def
– fendeere10defenderen: verdedigen, dan vreest ick het op den ijsel11rivier de IJssel en de IJssellinie aldaar aensal koomen
mijn hart int lijf bloeijt als ick der aen denck och wat
droefheijt is mij aenstaende ick derf niet al schrijfve

Soldaten en generaals naar het front

Ook over het Staatse leger heeft Margaretha nog iets te melden. Eindelijk, na lang dralen, is commissaris-generaal Montbas aangekomen bij zijn positie in het leger! Hij heeft het commando gekregen over de troepen in de Betuwe en heeft als hoofdkwartier de Schenkenschans. Volgens de geruchten wordt Montbas te veel verantwoordelijkheid toevertrouwt. De toekomst zal het leren. Ook is luitenant-generaal Van Steenhuizen aangekomen bij zijn troepen alsof hij alle tijd van de wereld heeft. Duidelijk neemt Margaretha de beide generaals nog niet serieus, haar zoon moest immers steeds hun werk doen.

Kaart van Gelderland, omgeving van Nijmegen. 1664, Atlas van Loon. De Schenkenschans waar Montbas gestationeerd is ligt helemaal rechts op de kaart waar de Rijn splits in de Waal en de Nederrijn.

Er gaan dagelijks nog steeds nieuwe troepen naar het (verwachte) front. Zo kwam er afgelopen nacht een troep Spaanse soldaten langs Amerongen. Deze soldaten dwongen de boeren om hun eten en drinken te geven, nog een teken dat het leger slecht georganiseerd is. Margaretha heeft de brug van het kasteel maar omhoog laten halen om moeilijkheid te voorkomen. Een stuk minder onbehouwen was een Zeeuws regiment dat eerder langs kwam. Het is wel duidelijk welk land de beste soldaten levert. Over de voortgang van de oorlog op zee is Margaretha kort: het schijnt dat de Staatse vloot verwikkeld is geweest in een zeeslag maar meer weet ze zelf ook nog niet. Hopelijk is het een overwinning.

vreesende de poste aengehoude mochte worde, uhEd heeft sijn
soon tot dienst vant lant op geoffert maer ick vreese
hij wel Een rechte offerhande12offrande: offer sal sijn en vrees hem niet
weer te sulle sien, momba13Commissaris-generaal Jean Barton de Montbas is Entelijck int leeger ge
koome, die men het komanda overt alt volck dat inde
beetuwe14Betuwe leijt15leijen: liggen heeft gegeegve daer niet weijnich op
gesproocke wort dat men hem so veel tte vertrout
steenhuijse16Luitenant-generaal Ludolf van Steenhuizen is op sijn muijltges int leeger gekoome17op zijn muiltjes komen: op zijn gemak, erg kalm
ondertusche moet de heere van ginckel het werck
doen en wat noot waert dat het daer noch gin soot
hoorde maer de disordrees18disordre: wanorde sulle ons ruwineere19ruïneren: ten gronde richten
hoe roept men nu om de troepees vande keurvorst en
verlanck men daer naer die hier indeesen hoochgen
noot wel van doen sijn, deese nacht is hier int dorp
ontrent de 800 spaense voet knechte20De Republiek heeft in 1672 een bondgenootschap gesloten met Spanje. Er is afgesproken dat Spanje troepen levert tegen de Franse invasie. die naert leeger
gaen en Een reesgement21regiment wt seelant geweest dewel
– cke saeme over de 1600 man maeckte de seuwe ginge
naer nimweege, die hebbe deminste insolensie22insolentie: onbeschaamdheid, onbetamelijkheid, lompheid niet
gedaen maer deerste hebbe vrij wat deesordere23disordre: wanorde ge
maeckt de boere mostense Eeten en drincke geefve
of so dwongense, ick liet de bruchge vant huijs op treck
vreesde voor swaericheijt24zwarigheid: moeilijkheden, problemen, vandaech krijch ick ock tijdine25tijdingen: nieuws
dat onse scheeps vloote van Eengistere merge
aen Een sijn geweest sonde dat men weet hoet daermee
staet, als dat men seer fuijrijEus26furieus: op zeer krachtige, heftige wijze heeft hooren schiete
ontrent doeversans27Doeverenschans, nabij Heusden de heer almachtich wilse bij staen
ende vicktoorije28victorie: overwinning geefve, [gisteren isser te wttrecht]

Onrust in Utrecht

Ook binnen landsgrenzen begint het te rommelen. Waar Margaretha eerder nog in één enkel zinnetje schrijft over onrust in Utrecht wijdt ze nu flink uit. Daar ontstond een volksoproer toen een aantal regenten erop betrapt werden samen met hun bezittingen de stad te willen ontvluchten. De vrouwen van het houtsgilde, een onderdeel van het Utrechtse Zakkendragersgilde, vonden dat dit absoluut niet kon. “Zullen de heren die onze mannen hebben doen uitgaan om te vechten, vluchten en ons hier ten prooi achterlaten?” Zo luidde hun aanklacht. De vrouwen rukten koffers open en strooiden de bezittingen van de regenten uit op straat. Enkel met geweld werd de rust enigszins hersteld. Volgens Margaretha lijkt het er op dat nu iedereen die de stad Utrecht uit wil onderhevig is aan controle door de burgers.

[ende vicktoorije29victorie: overwinning geefve], gisteren isser te wttrecht  
inde stat ock geen kleijne ontsteltenisse30ontsteltenis: oproer, opschudding geweest door
Eenich goet dat de luijtenant kolonel wel en andere wt
de stat meende te vluchte, het welcke de vrouwe
vande hout schilde31de houtsgilde is onderdeel van het Utrechtse zakkendragersgilde. Leden van het houtsgilde mogen zakken dragen tot 3 el. niet wildea lijde roepen sullende
heere vluchte die onse mans hebbe doen wtgaen
om te vechte en ons hier ten proij32prooi geefve dat wille

wij niet lijden, een rockte de koffers open dat het silver ent gout
dat daer in was door de weech verstroijde, de burgers moste inwa
– pene om de vrouwe te stille, nu maegcher33mag er so geseijt wort niet wt
of inde stat oft moet besichticht worde, [uhEd denckt Eens hoe men]

Een tijt van elende

Overal om heer heen ziet Margaretha de klauwen van de angst om zich heen grijpen. Zelf begint ze nu opniew te twijfelen of Amsterdam wel veilig is. Koning Lodewijk XIV heeft immers beloofd deze stad te zullen belegeren en plunderen. In de steden en op het platteland heerst een verslagen gevoel. Mensen pakken hun spullen en vluchten weg. Margaretha wil dat ook doen maar ze weet niet waarheen. Ze is ten einde raad.

[of inde stat oft moet besichticht worde,] uhEd denckt Eens hoe men
hier sit ock nu ist wel Een tijt van Elende , en derf ick met de
kindere en vrou van Ginckel niet langer hier te blijfve en weet noch
niet waer ons derf vertrouwe tot Amsterdam is meest al ons
goet, en seijt men nu dat de konin34Koning Lodewijk XIV het daer teenemael op heeft
aengesien, en dat hij die stat sal wille beleegeren, dat mij seer
bekomert35bekommeren: zorgen maken want met vier sulcke kleijne kinderen in Een beleeger
de stat te sijn sou wel benout36benauwd weesen, ock nu komt het de op
aen en is den tijt van onse Elende voor hande hoe sit ick nu
in Eensaemheijt en sonder raet en weet niet wat ick doen
sal, heb sulcke koste met wech doen van mijn goet gehadt
en weet nog niet oft verseeckert is, ick ben so bedroeft dat
ick mij niet weet te laeten, hier te platte lande en inde steeden
is sulcken verslagentheijt dats niet wt te spreecken alle mense
packen hier en vluchten haer goet, och wat tijt beleefve wij
de heer almachtich wil ons bijstaen en behoede dat wij in hande
van die tierane37tirannen niet en valle want sij leefve groulijck38gruwelijk met
de mense daer sij koome, hiermeede blijfve

Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff
M Turnor

Huis in Amsterdam: De Gulden Troffel

DatumPlaats
Geschreven30 mei 1672Amerongen
Ontvangen6 juni 1672
Lees hier de originele brief

Margaretha klaagt wel steen en been over de trage en gebrekkige voorbereiding van de Republiek op de oorlog, maar zelf kan ze er ook wat van. In haar brief van 25 januari 1672 vraagt ze de secretaris al om een huis te zoeken in Amsterdam, en nu, het is nog net geen juni, is de kogel door de kerk. Margaretha huurt voor een half jaar een pand genaamd de Gulden Troffel aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam.

De Nieuwe Herengracht

De Nieuwe Herengracht is de allernieuwste uitbreiding van Amsterdam. De uitbreiding is zelfs zo nieuw, dat het gebied aan de overkant van de gracht nog “gewoon” weiland was. In dit weiland ligt nu de plantagebuurt met Artis en de Hermitage. Het bejaardentehuis waarin de Hermitage zit, werd in 1681 gebouwd.

De Nieuwe Herengracht, het huis met het puntdak is nummer 21, waar in het Rampjaar de Gulden Troffel stond. Links de Walter Süsskindbrug en de Amstel. Foto en copyright: Shinji Otani, bron: Stadsarchief Amsterdam

Het goed vervoeren

Wat Margaretha nu te doen staat is er nu voor zorgen dat al haar waardevolle goed in Amsterdam komt. En dat pakt ze voortvarend aan. Ze heeft een schip gehuurd dat inmiddels van Elst (een dorp naast Amerongen) naar Amsterdam vaart. Wat er in de eerste vracht zit, vertelt ze niet, maar waarschijnlijk moet ze nog een volgende vracht moet zenden. Er zou een tweede schip komen, maar dat is kennelijk niet gekomen, omdat het water zo laag staat.

[behandicht] het huijs te Amsterdam is gehuert voor Een
half ijaer so ons het ongeluck dient dat ment langer sal
sal moeten hebbe konne wijt langer in hueren, deesen
dach vaert Een schip vol van ons en vande vrou van
ginckels goet hier van Elst af naer Amsterdam 
wij sulle het selfeschip of Een ander noch wel eens vol
hebbe het welcke almeede met den Eerste meen te
sende vermidts het water op de reevier so seer
valt en solaech wort vrees ick het in korte niet te
sulle kome sende en over lant sou vrij wat kosten,
ben nu meest bekomert met onse wijn weet niet hoe ick
daer mee sal maecken, brenge ickse te Amsterdam
salmen ter stont die swaere inposte1Imposten: accijnzen daer van moete
betaelle en al die wijn drincke wij in geen ijaer, [ick]

Brieffragment van bovenstaand citaat

Wijn en belasting

Interessant is haar zorg om de wijn. Elke stad rekende zelf de accijnzen voor wijn voor eigen consumptie. Aangezien de wijn al in de kelder ligt, heeft ze dergelijke accijnzen waarschijnlijk al eerder betaald. Als ze de wijn nu naar Amsterdam vervoert, zou ze dat weer moeten betalen, terwijl ze niet weet of ze het op gaat drinken. Stel dat het niet op gaat en ze wil de wijn daarna naar Den Haag vervoeren, dan zal ze daar dus ook weer accijnzen moeten betalen. Dat wordt dan wel een beetje prijzig. Wat is wijsheid? De wijn in Amerongen laten voor de Fransen of die accijnzen toch maar betalen?

Het Centrum van Amsterdam, na 1688 (de Amstelhof/Hermitage is gebouwd). Onder het woord Binnen Amstel de Nieuwe Herengracht. Fragment uit kaart van Frederik de Wit, Atlas van der Hagen. Collectie Koninklijke Bibliotheek

Reizen en vluchten

De familie moet in beweging komen: Philippota is nog steeds in Middachten en Margaretha zou haar toch wel erg graag in Amerongen hebben. Dat geeft haar de ruimte om eens zelf in Amsterdam te gaan kijken. Van een definitief vertrek naar Amsterdam is nog geen sprake: ze blijft zo lang mogelijk in Amerongen. Ze denkt Philippota en de kinderen die kant op te kunnen sturen als dat nodig is. Waar Margaretha zich het meest zorgen om maakt is hoe haar man thuis komt: alle doorgangen naar de Republiek zijn in handen van de Bisschop van Münster. Twee dagen na Margaretha’s brief zal hij de Republiek binnen vallen in het oosten.

Gouden koppen

De oprukkende Fransen krijgen in deze brief geen aandacht. Ze gaat nog wel in op de financiële situatie en de vraag wat ze met haar gouden koppen moet doen.

[veel meer, noch in kasse leijt,] ick heb mijn ge=
dachte al laeten gaen of ick niet wel sou doen
de goude koppe op deen plaets of dander te
begraefve of Ergens in Een muer te laeten
metselen, maer dewijlle ick dat bij mijn
selfve niet kan doen derf ickt niet wagen
salt met de rest so naeu2Nauw bewaren: met alle zorg bewaren bewaeren alst mogelij
sal sijn [den redder van Meroode is alweer so]

Heel herkenbaar dat je met zo’n stressvolle verhuizing opeens allemaal rare details bedenkt. Gelukkig zal ze alles zo zorgvuldig mogelijk bewaren. Als Godard Adriaan er nu geen vertrouwen in heeft, weet ik het ook niet meer.

Diplomatie aan het hof

DatumPlaats
Geschreven8 februari 1672Amerongen
Ontvangen19 februari 1672
Lees hier de originele brief

De brief die Margaretha stuurt aan Godard Adriaan op 8 februari 1672 begint met alledaagse zaken: ze beschrijft wie inmiddels hun schulden aan de familie heeft afgelost en van wie ze nog steeds geld tegoed hebben. De “bekende” 5000 gulden is nog steeds niet betaald. Bekend omdat dit bedrag al open staat sinds voor Godard Adriaan naar Berlijn vertrok en Margaretha het bijna iedere brief wel noemt.

Diplomatieke perikelen

Met de alledaagse zaken uit de weg gaat Margaretha over op, voor ons, interessantere zaken: Godard Adriaans voortgang als diplomaat aan het hof van de Keurvorst van Brandenburg.

tis mij seer lief te hoore dat den heere keur
– vorst kontiniweert1continueren, voortduren in sijn geneegentheijt tot
deesen staet het welcke wij wel van noode hebbe
so ick hoore hanckt de gunst vande vorste van
sel en luijnenburch2de Duitse Hertog van Celle en Lunenburg daer heel aen die haer
naer den keurvort van brandenburch wille
reeguleere, men seijt dat den Ambassadeur
doenin naer geen presentaesie die hem
vandeesen staet werde gedaen en wil
luijsteren maer seijt hij weerom ontboode
is en op sijn vertreck staet, dat ock den
koninck van vranckrijck aen onsen Amba
de groot3Staatse ambassadeur Pieter de Groot, gestationeerd in Parijs soude geseijt hebbe dat hij sijn
meesters geen dienst daer meer koste
doen oversulcks wel soude doen te ver
trecke,  so dat die twee rijcke als Enlant

en vranckrijck naer alle Aprehensi 4begrip, vrees het Eens
sijn en ons beijde sulle atackeere 5aanvallen, daerom
ick noch beducht6angstig, benauwd ben of wij in den haech al
verseeckert7veilig sulle weesen, [de vrou van ginckel]

Op 25 januari schrijft Margaretha al dat ze overweegt om naar Amsterdam te gaan in plaats van Den Haag maar ze geeft geen specifieke reden hiervoor. Die krijgen we nu wel: dat Frankrijk en Engeland een verbond hebben gesloten in het Verdrag van Dover is bekend geworden. Een diplomatische oplossing met Frankrijk lijkt niet meer een realistische kans, zo zegt Lodewijk XIV aan de Staatse ambassadeur in Parijs. De Republiek heeft hard steun nodig.

Margaretha is dus ook blij om te vernemen dat de Keurvorst Godard Adriaan genegen is. De steun van de Keurvorst is van vitaal belang. Deels omdat de keurvorst een groot leger bijeen zou kunnen krijgen en deels omdat andere Duitse edelen, zoals de Hertog van Celle en Lunenburg, zijn voorbeeld zouden volgen. Hopelijk is God met hen, zo eindigt Margareta de brief.

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén