Mijn heer en lieste hartge

Tag: Carl von Rabenhaupt

A Dieu

DatumPlaats
Geschreven26 juni 1673Den Haag
Ontvangen30 juni 1673Hamburg
Lees hier de originele brief (NB beste volgorde van lezen van de scans is 138, 142, 143, 140)

Goed nieuws! De ‘s Gravezandse kaasjes zijn aangekomen! Er lagen er nog een paar bij Temminck, die ze door zou sturen. Hij heeft nu gevraagd of hij die zelf mocht houden. Margaretha heeft ze hem vereerd en geschreven dat hij ze vrij mag houden en gebruiken.

Verloop van de oorlog

Het laatste nieuws van onze vloot is dat die met nog tien extra schepen voor de Thames ligt. Zeker is dat er geen enkel schip van onze vloot vergaan is, terwijl de Engelsen en de Fransen wel 18 à 19 schepen kwijt zijn.

Brieffragment vloot

seedert mijne laeste is hier niet anders wt ons
vloot als dat die met noch tien scheepe ver=
sterckt sijnde en wel van volck met alle
andere behoefticheede versien voor de reevier
van londe legge, tis seecker datter van
d onse niet Een schip in beijde de bataelie
is gebleefve en vande vijant wel 18 a 19
kapitaelle scheepe, [den overste raebenhooft]

Een tekening met een wirwar aan schepen met gehesen en gestreken zeilen. Sommige met vlag, sommige zonder. Grote schepen, kleine schepen en sloepen. Het ligt allemaal door elkaar.
De Engelse vloot op de Theems na de tweede Slag bij Schooneveld, 15 juni 1673, Willem van de Velde (I), 1673. Collectie Scheepvaartmuseum Amsterdam

Münsterse troepen hebben geprobeerd Nieuweschans, dat al maanden belegerd wordt door Rabenhaupt, te ontzetten. Ze zijn door Rabenhaupt totaal verslagen en hij heeft alle wagens en bagage veroverd.

Eerste brieffragment Nieuweschans
Tweede brieffragment Nieuweschans

[kapitaelle scheepe,] den overste raebenhooft
heeft bij greuninge de nieuwer schans beleegert
daer men seijt maer vier hondert man is in
is, vandaech komt tijdinge dat het reesgement
van meijn son onder de munsterse soude ge
tracht hebbe de nieuwerschans te ontsette, doch

dat sij van rabenhooft totaEliter soude geslagen
sijn en al haer wagens en bogaesge van donse
verovert, [van keule schrijfvense seeckere tijdine]

Maastricht wordt nog steeds door Lodewijk XIV belegerd. Men zegt dat daar de Nederlandse en Spaanse een uitval vanuit de stad gedaan gedaan hebben en zij hebben 600 Fransen omgebracht. De Heer wil geven dat het waar mag wezen.

Brieffragment Maastricht

[verovert,] van keule schrijfvense seeckere tijdine
te hebbe dat donse binne Maestricht door Een be=
deckte poort so sijt noemen Een wtval soude ge
=daen hebbe door de welcke sij wel bij de 600 vande
konins gardees die daer haer quartier hade
soude doot geslage hebbe ija so datter maer
drij a 4 van ontkoome soude sijn de heere wil
geefve het waer mach weesen, [de luijtenant vande]

Op de voorgrond de koning te paard temidden van twee raadsheren. Op de achtergrond de stad Maastricht, die onder vuur wordt genomen door kanonnen.
Koning Lodewijk XIV tijdens het beleg van Maastricht 1673, Adam Frans van der Meulen, 1673-1690. Collectie Limburgs Museum.

Het ongeloof over het verraad van de Keurvorst lijkt alweer vergeten. Men gelooft nu dat de Spanjaarden zullen breken met de Fransen en dat de Keizer van het Heilige Roomse Rijk nu wél echt wat wil doen tegen de Fransen. Margaretha houdt het devies ‘Eerst zien, dan geloven’.

Brieffragment Spanjaarden en Keizerlijke troepen

[niet mee weer,] men gelooft de fra spaense in
korte sulle breecke en dat de keijserse afkoome
als ickt sien salt Een Ent ander geloofven,

Kolonel Godard Adriaan baron Van Reede

Margaretha is blij dat Godard Adriaan er echt werk van maakt om naar huis te komen, alleen er is haar iets ter ore gekomen. Stadhouder Willem III is heel blij met de regimenten die haar man in Duitsland en Denemarken geworven heeft. Alleen nou blijkt dat hij Georg Ernst von Wedel aangesteld heeft in ‘het regiment van de baron van Amerongen‘. Wat wil dat zeggen? Normaal gesproken werd een regiment genoemd naar zijn daadwerkelijke aanvoerder. Godard Adriaan is toch niet echt van plan om op zijn oude dag de oorlog in te gaan? Hij weet toch van zijn zoon dat de salarissen van de hoge militairen niet uitbetaald worden? Margaretha hoopt echt dat het alleen maar de naam van het regiment is en dat hij verder geen wilde plannen heeft. Hij weet waarschijnlijk zelf het best wat de bedoeling is.

Eerste brieffragment kolonel baron van Reede
Tweede brieffragment kolonel baron van Reede

ick ben blijde uhEd staet maeckt nu haest
thuijs te koomen, sijn hoocheijt verlanckt so
ick hoore dat de kompangie die uhEd werft
hier mooge sijn so der ses waeren wildese
patent geefven, mij is geseijt vande geene

die de ackte die sijn hoocheijt aenden baron
wedel gegeefve heeft gesien heeft, dat hij hem daer in
tijteeleert luijtenant kolonel vant reesge=
=ment vande baron de Ameronge, wat dat
segge wil kan ick niet dencke hoope niet
uhEd in sijn oude dage noch inden oorlooch
wil, ock worden de hoechge tracktemente niet
betaelt, de heer van ginckel kan op sijn or
=dinans niet Een stuijver krijge heeft al
getracht die te verhanderen maer niemant
wilder aen of Eits op geefve, wil hoope
dit maer de naem sal sijn om dat dat
reesgement als noch geen kolonel heeft
of dat sijn hoocheijt de goetheijt mochte hebbe die
apseluijt tot uhEd disposiesie te stelle, wat
hier van is sal deselfve best weeten, [de sinten]

Schilderijen in bruingrijze tonen, in de lucht een hoekje blauw. Helemaal links zien we een paard met een ruiter in een mantel. Daarachter een hondje, gevolgd door een ongeorganiseerd troepje soldaten. Ze lopen achter de ruiter aan, maar zijn ook met andere dingen bezig: hun geweer, elkaar, hun bagage...
Rekruten op weg naar hun regiment, Jean-Antoine Watteau. Collectie: Glasgow Museums.

Financiële zorgen

Margaretha’s financiële zorgen blijven onverminderd. Het lukt nog steeds niet om geld te krijgen voor haar man’s werk. Terwijl ze het geld echt nodig heeft: binnenkort moeten de vermogensbelasting (100ste penning) en de OZB (verponding) weer betaald worden. Haar zorgen zijn echter niets vergeleken bij de financiële zorgen in de bezette provincies. De Fransen eisen in Utrecht drie maal 100.000 gulden. In Gelderland eisen ze van het Nijmeegs kwartier1Gelderland was in vier kwartieren opgedeeld: Nijmegen, Arnhem, Zutphen en de Veluwe 60.000 gulden en van het Arnhems kwartier 50.000 gulden. Momenteel deserteren er zo veel soldaten uit Franse dienst, dat ze er een regiment van zouden kunnen formeren. Het schijnt dat de Prins van Oranje dat half van plan is. Hij zou dat regiment dan in Friesland in kunnen zetten om tegen de Bisschop van Münster te vechten.

Brieffragment over deserteren van soldaten in Franse dienst

[waer sullent de mensche haellen,] tis ongeloof
=lijck so veel volck so switsers als franse alse
bij ons op alde poste koome dagelijxs overloope
men seijt sijn hoocheijt half van meenin soude
sijn daer Een reesgement van te formeere
ent selfve naer vrieslant te sende om teege
de bischopse volckeren te vechte, [hiermeede]

A dieu

Na de gebruikelijke groet van ‘uhEd getrouwe wijff’ en de altijd aanwezige opmerkingen onder de brief, voegt Margaretha nog een klein briefje extra toe. De inhoud is nogal oninteressant (iemand heeft een brief meegenomen, maar die niet bij zich ofzo), maar haar afsluiting van dat briefje is wel interessant. Enkel a dieu. Eigenlijk heel gewoon vaarwel, maar door de voor ons ongebruikelijke afbreking, realiseer je je waar het vandaan komt.

‘samenstelling van à Dieu, de woorden waarmede men iemand, bij ‘t afscheidnemen, aan Gods hoede aanbeveelt’ (Bron: Woordenboek Nederlandse Taal, Instituut voor de Nederlandse Taal)

brieffragment a dieu

[weeten hij is naer gorckom,] a
dieu

Een heer in een zwart pak met witte, sierlijke manchetten, rode laarzen en een hoed met veren in zijn hand, houdt de hand vast van een dame met een rood jakje, een gele rok en een wit schort. Op de achtergrond links een tamboer, daarachter drie losse soldaten. Rechts op de achtergrond een compagnie met een vaandel.
Officier die afscheid neemt van een dame, Gesina ter Borch, ca. 1654. Collectie Rijksmuseum.
De tekst boven de afbeelding luidt:
Adieu juffrou mijn waerde lief
De Heer wil u bewaren
Voor tegenspoet en ongerief
Opdat wij mogen paren
In liefde vreughd en eenigheijt
tot ons de doot weer van een scheijt
Fijnis2Finis

Elk zoekt zijn voordeel

DatumPlaats
Geschreven16 januari 1673Den Haag
Ontvangen29 januari 1673
Lees hier de originele brief

Rust Roest

Een brief van Godard Adriaan van 3 januari uit Bielefeld is eindelijk aangekomen. Hij heeft het ook over een brief van 26 december uit Sassenburg, maar die heeft Margaretha niet gezien. Ze is erg blij te weten dat hij gezond is na zo’n lange zware mars! Alleen hoopt ze niet dat hij nu ziek wordt, juist nu hij even rust heeft. Dat gebeurt met de mannen van van Ginkel aan de lopende band. “… De een is nog niet op de been, of de ander ligt weer…”

Brieffragment gezondheid man en zoon

[nu de heere sij]

gedanckt die uhEd op so swaere en landurijge
mers in so veel fatijgees1Van fatigeren: vermoeien heeft bewaert wil
deselfve in gesontheit laete kontiniweere2continueren, ten waer
niet vreemt dat uhEd ent volck nu die op de rust
koome Een sieckte kreechge, dat sien ick aent
volck vande heer van ginckel die deen naer dander
al sieck worde deen is niet op de been of dander leijt
ter weer toe [sij hebbe op die leste tocht groote on]

Van Ginkel weer beter

Met van Ginkel zelf gaat het gelukkig een stuk beter, al blijft hij zwak. Hij heeft nog wel steeds regelmatig de bibbers, wat Margaretha aan de koortsstuipen toeschrijft die hij heeft gehad.

Brieffragment beterende zoon

[gemacke gehadt,] de heer van ginckel is de heer sij
gedanckt weer wel heeft in sijn sieckte groote
konfulsie3convulsie: onwillekeurige spiersamentrekking stuip gehadt die hem noch min of meer aen
hange en Eenige beevine veroorsaecke dien ick
hoope motter tijt vergaen sulle, is noch vrij swack

Elk zoekt zijn voordeel

Zwart paard met een hoofdstel met een man ernaast met een blauwe jas, een wit sjaaltje, een pofbroek en kousen die de teugels vast houden. Hij kijkt naar het paard, terwijl het paard naar de schilder kijkt.
Zwart paard door een stalknecht geleid, anoniem, ca. 1670. Collectie Rijksmuseum

De stalknecht die Godard Adriaan naar Van Ginkel heeft gestuurd is nog niet opgedoken. Hij zou met de knecht en de trompetter van overste Van Webbenom in Breda zijn. Van Ginkel kan het niemand vragen want de overste is naar Vlaanderen om daar contributie te heffen in de Franse gebieden. Van Nassau Lalecq is met hetzelfde doel naar Sluis in Zeeuws-Vlaanderen. Ze hopen zo ‘wintertering’, inkomsten voor de winter, binnen te halen. “Nu, elk zoekt zijn voordeel”, zegt Margaretha.

den stalknecht die uhEd hem gesonde heeft
komt niet te voorschijn den overste seij mij dat
de knecht met sijn trompetter te breeda was en
met den Eerste volgen sou den heer van ginckel
verlanckter naer heeft hem wel van doen maer
weet niet waer daer naer te verneeme vermids
den overste webbenom4kolonel Johan Thibault Webbenom naer vlaendere is, so ge
seijt wort om die spaense neerlande ondert ge
=biet vande koninck van vranckrijck onder kontre
=buijsie te stelle, [g] met gelijcke last is vander leck5Maurits Lodewijk van Nassau LaLecq
naer sluijs gesonde daer sulle die vriende wel Een
winterteeringe6Wintertering (vanuit de betekenis van tering-datgene waarmee men in zijn levensonderhoud voorziet): waarmee men tijdens den winter in zijn levensonderhoud voorziet wt haelle, nu Elck soeckt sijn voordeel

Zonder de dooi waren wij allen om hals

Bovenaanzicht van een fort. Links van het midden loopt van boven naar beneden Den Ryn (staat erin). Aan de linker kant een soort minifortje: twee kleine bastions het land in en aan de kant van de Rijn is het recht. Het water om het fort heen wordt daardoor een soort M. In het minifortje staan twee soldaten. Op het weiland eromheen loopt een man. Aan de rechterkant van de Rijn een groter fort met vier bastions. Er tussen zitten geen rechte delen, waardoor het een soort ster is. Om het bastion zit water, aan de onderkant kan je er via een bruggetje in. De punt rechts boven ligt in De Dubbele Wirick (staat erin). In het fort lopen soldaten met lansen musketten en zwaarden. Er zijn ook twee ruiters te paard een een hondje (?). Op de Rijn vaart een zeilboot naar boven. Aan de onderkant liggen drie schuiten zonder zeilen maar wel met mensen (soldaten?) erin. Boven het stervormige fort staat 
t' Fort aan de Nieuwerbrug
In het weiland aan de rechtkant staat 
Landt onder Water
Fort Nieuwerbrug. Uit Lambert van de Bos, Toneel des oorlog, 1675. www.edward-wells.nl/catalogus, Public domain, via Wikimedia Commons Wikimedia commons

Margaretha memoreert nog eens het geluk van de plotselinge dooi die in viel, toen de hertog van Luxemburg eind december oprukte over het ijs. ‘Zonder dezelve waren wij allen om hals (dood)’. Naast dit ingrijpen van God zou het ‘voorzichtig terugtrekken’ van de graaf van Koningsmarck ook het behoud van het land zijn geweest. (Misschien omdat er anders veel manschappen verloren zouden zijn gegaan?) De gebeten hond is voor iedereen kapitein Pain et Vin die zijn post bij Nieuwerbrug had verlaten. Anders zouden ze meer dan 8000 Fransen ‘in de knip’ hebben gehad, die nu een moordende bende vormden.

Brieffragment over de dooi en wat er nou gebeurde toen de Fransen terug trokken

[weer indien tijt geweest,] die schielijcke7plotselinge doeij die
de heer almachtich ons buijten alle Aprehensi8Apprehensie: het vatten met de geest, bevatten gaf
quam seer wel te pas sonde de selfve waeren wij
alle om hals9dood als uhEd wt meijne voorgaende sult
gesien hebbe, men seijt hier noch dat het voorsichti
reetiereere10terugtrekken vande koninsmerck11Kurt Christoph von Königsmarck naest godt ten
voorste, het behoudenis van ons lant is geweest
en had penivijn12Moïse Pain et Vin die post aende nieuwe bruch13Nieuwerbrug
gehoude en niet verlaete datter meer als acht
duijsent franse inde knip daer niet Een van
af had konne koome waer geweest, [penevijn]

Pain et Vin nog gevangen

Kapitein Pain et Vin zit nog in de gevangenis en heeft levenslang, een beroepsverbod en verbeuring van al zijn goederen. Dat vindt Willem III niet genoeg, en het volk nog veel minder. Willem III laat het vonnis nog eens door rechtsgeleerden onderzoeken en het volk eist een lijfstraf of de doodstraf. In veel steden gist en rommelt het, en er worden zulke vreselijke dingen geroepen dat Margaretha het niet eens op durft te schrijven.

Brieffragment over de reacties op Pain et Vin

[te hoore,] de gemeent14gemeente, het volk is so onstuijmich over deese sin=
=tensie15sententie: vonnis dat niet wt te spreecke is sij wille hem aenden
lijfve gestraft hebbe so dat niet geschiet vrees ick
Een temulte niet alleen hier maer leijden16Leiden delf17Delft
Amsterdam en Rotterdam het mor ter so vree
=slijck18het mort er so vreeslijck: er wordt zo vreselijk gemord en spreecke so dat ick de pen niet derf ver
=trouwe en schrick der aen te dencken, [het ver]

Rabenhaupt geëerd

Godard Adriaan heeft vast over de verovering van Coevorden gehoord. Als de keurvorst nu doorpakt kan ook hij met Gods hulp misschien nog veel goeds voor elkaar krijgen. Carl von Rabenhaupt komt veel eer toe, en de Friezen doen het ook goed, misschien dat er in Overijssel wat bereikt kan worden.

Brieffragment over de verovering van Coevorden

het ver

=overen van koefverde19Coevorden sal uhEd hebbe verstaen
naert oordeel van veele so den keurvorst nu
t werck wil behartige en Eens ter deege met sij
volck ageere20aanvallen twijfelt men niet van wat goet
met godts hulpe te sulle verichte, raefvenshooft21Rabenhaupt
leijt groote Eer in22en de vriese23Friezen doen ock wel, men
gelooft in overijsel wel wat sou konne gedaen
worde, [de heer wil geefve wat tot onse beste]

Mensen ontvluchten Den Haag

Amalia van Solm is nog steeds ziek. De nieuwe ordonnantie is er nog niet, maar de eerste is bevestigd door de Raad van State. Er zijn veel ambtswisselingen in Den Haag. Er vluchten nog steeds heel veel mensen. Margaretha vreest dat de koning van Frankrijk tegen de zomer weer met een groot leger zal opmarcheren. Margaretha wenst nogmaals voor het nieuwe jaar meer goddelijke zegen voor het land en voor de wapenen dan in het jaar ervoor.

Brieffragment vluchtende mensen

de liede vluchte van hier noch met gewelt ick vrees teegens
de soomer als waneer so geseijt wort de koninck met Een mach
=tige armee weer af sal koome de heere wil ons genadich
sijn en bij staen, geefve dat wij in dit ijaer sijne godlijcke
seegen over ons lande en wapenen meer mooge hebbe als
voor dees, inwiens bescherminge uhEd beveelle blijfve

Meer over laatste dagen van 1672

DatumPlaats
Geschreven9 januari 1673Den Haag
Ontvangen21 januari 1673
Lees hier de originele brief

Eindelijk is er weer een brief van Godard Adriaan bezorgd. De brief is persoonlijk aan Margaretha overhandigd door kolonel Johan Thibault Webbenom. Volgens de kolonel en de inhoud van de brief maakt Godard Adriaan het goed. Toch maakt Margaretha zich zorgen. De brief van haar lieve man is alweer drie weken oud. Zou het nog steeds goed gaan? Margaretha heeft al haar brieven naar Bielefeld gestuurd. De vraag is of Godard Adriaan blij zal zijn met de inhoud van haar brieven…

De droefviege toestant van ons liefve vaderlant

In de brieven die Margaretha reeds richting Bielefeld verzonden heeft, rept ze over de toestand in de Republiek. Ze schrijft hierin onder andere over de tocht van de hertog van Luxembourg. De eerste week van januari is rustig verlopen, maar Margaretha weet ook dat de Franse dreiging nog lang niet voorbij is en dat het makkelijk weer mis kan gaan als het gaat vriezen… De hertog, heeft Margaretha vernomen, schijnt in het water te hebben gelegen en is ziek geworden. Ook was een aantal militairen verdronken.

Brieffragment over de droevige toestand van ons lieve vaderland.

en daer wt sien den droefviege toestant van
ons liefve vaderlant, wij sijn hier nu weer
wat in stilte hoe lange het duere sal weet die
groote godt met d Eerste vorst hebbe wij die
alarm weer te verwachte de heer almachtich
wil ons behoede, den hartooch van lutsenburch
seijt me dat int water geleegen heeft en te
wttrecht sieck leijt, tis seecker sijn volck
seer gedevaliseert1devaliseren: zich met geweld meester maken daer weer ingekoomen is
en datter Etelijcke verdroncken sijn[, had]

Gravure van de Hertog van Luxemburg. Een onaangenaam heerschap met een strak gezicht en een snor als een vlinderstrik kijkt je recht aan. Hij heeft lang krullend haar, een kanten kraag . Daaronder een kuras (een stalen borstplaat), waaruit sierlijk geborduurde mouwen steken. Je ziet nog net dat hij in zijn hand met enge lange nagels en een manchet met veren, een handvat (van een zwaard?) vast houdt. Achter hem is een gordijn open getrokken en daar zie je gevechten. Op de voorgrond jaagt een man met een zwaard op een vrouw met twee kleine kinderen, links en rechts worden net mannen doodgestoken. Op de achtergrond een ophaalbrug en daarachter staat een heel dorp in lichterlaaie. Onder de prent staat: Montmorency. Hertoch van Luxemburch, geweest gouvarneur van Utrecht.
Spotprent van de hertog van Luxembourg. Afbeelding afkomstig uit Abraham de Wicqueforts Journael, of dagelijcksch verhael van de handel der Franschen in de steden van Uytrecht en Woerden. Op de achtergrond het bloedbad van eind december 1672. Bron: Utrechts Archief

De tocht van Luxembourg

Maar als de Staatse generaal Moïse Pain et Vin zijn post niet verlaten had, hadden de Franse troepen zich niet terug kunnen trekken en waren er veel meer omgekomen. ‘Sij waren alle in Een sack’, aldus Margaretha, ‘daer souder niet Een afgekoome sijn’. Wederom een smet op het blazoen van het Staatse leger.

Brieffragment 1 over Pain et Vin in Nieuwerbrug
Brieffragment 2 over Pain et Vin in Nieuwerbrug

[en datter Etelijcke verdroncken sijn,] had
penevijn die post aende nieuwe bruch niet
verlaeten, sij waeren alle in Een sack daer
souder niet Een afgekoome sijn[, door den ster]

De herovering van Coevorden

Een schilderij van een man die een binnenpretje lijkt te hebben of stiekem een scheetje heeft gelaten in zijn harnas. Hij heeft lange bruine krullen, zijn wenkbrauwen lijken opgetrokken. Hij heeft een streepsnorretje en een kneveltje op zijn kin. Om zijn nek zit een wit sjaaltje geknoopt. Hij draagt een harnas. 
NB we zijn het niet helemaal eens over zijn gezichtsuitdrukking. Door andere redacteuren wordt genoemd: trots, zelfverzekerd, zelfingenomen, arrogant, verveeld en alsof hij spijt dat hij zijn snor heeft laten staan voor het portret....
Portret van Carl von Rabenhaupt uit 1670, anoniem. Collectie Rijksmuseum

Toch was er ook nog goed nieuws over de krijgsverrichtingen van de Republiek te melden: op 30 december 1672 wist de Boheemse legercommandant Carl von Rabenhaupt Coevorden te heroveren. Margaretha geeft een opsomming van wat er in de heroverde vesting is aangetroffen: 2000 gulden aan contanten, het zilveren servies van de bisschop en 140 stuks geschut. Kort na de overwinning komen er pamfletten uit waarop complete overzichten staan van wat er in Coevorden is buit gemaakt. De Republiek kan trots zijn op de Boheemse edelman: ‘die man doet al fraeije acksie’, vat Margaretha de mening van eenieder over ‘raefvenshooft’ samen.

Brieffragment over Coevorden

[vaeren,] het veroveren van koefverde dat
raefvenshooft bij antreeprijse heeft ingenoome
20000f, aen kontante het silver servies van
bischop en hondert en 40 stucke geschut daer
in gevonde en verovert, heeft hier blijschap
veroorsaeckt, die man doet al fraeije acksie

De bestorming van Coevorden, 30 december 1672, Pieter Wouwerman, 1672 – 1682. Collectie Rijksmuseum

De situatie van Van Ginkel

De ruiterij is in de steden gelegerd; het regiment van Van Ginkel bevind zich te Gorinchem. Eén van de knechten van Margaretha’s zoon is heel ziek. Gelukkig is zoonlief zelf weer aan de beterende hand. Margaretha hoopt hem snel weer te zien. In haar brief van 2 januari 1673 schreef ze dat Van Ginkel een aderlating heeft ondergaan. Nu schrijft ze dat hij in 48 uur maar liefst vier keer is adergelaten. Zoonlief had laten weten dat zijn ziekte te wijten was aan het feit dat hij in ijskoud weer 20 uur lang in het zadel heeft gezeten.

Brieffragment over de nieuwe aderlatingen van Van Ginkel

ick verlange he mijn soon te sien hij is in tijt
van tweemael 24 Eure 4 mael gelaete
had op deene sijde Een speesie van beroerte
doch nu de heer sij gedanckt weerover en wel
volgens sijn leste schrijfve, deese sieckte is door
de groote koude die hij so geseijt wort 20 Euren
aen Een te paert sittende in dat felle weer
veroorsaeckt, sij hebbe Een seer swaere mars ge
hadt[, nu seijt me dat mompelijan het luijtenant]

Een kabinet met specerijen

Klaarblijkelijk heeft Godard Adriaan een de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een dienst bewezen. Margaretha sluit haar brief af met de mededeling dat ze als bedankje hiervoor een kabinet met specerijen heeft ontvangen. Ze heeft het kabinet nog niet geopend, maar aangezien de specerijen tegenwoordig heel duur zijn, komt het onverwachte geschenk zeker van pas.

Brieffragment over het kistje met schilderijen

so sende de heer van oostindishe kompangi aen mij en doen
Een komplement maecke over Eenige dienste die sij segge uhE
haer gedaen heeft, waer voor sij uhEd opt hoochste bedancke
en sende mij tot Een teeken daer van Een kabijnet met
Eenige speeserije dat ick noch niet geopent heb, maer wel
te pas sal koome de wijlle de speeserije hier heel dier sijn

Een prent die en beetje scheef staat. We zien een tropisch landschap met verschillende palmen en bomen. Op de voorgrond links, naast een ananasplant, geeft een Hollander aanwijzingen aan enkele lokale inwoners van het land. De lokale inwoners dragen slechts een lendendoek. Ze hebben zakken met stokken of pijlen. Rechts zit een man op een kameel, daarvoor loopt een ezeltje met een zware last. Met een legenda in het Frans en het Nederlands. We zien onder andere een kaneelboom, een peperboom, een kruidnagelboom met bloemen, nootmuscaatboom, een wonder kruid boom en vijgebomen.
Bomen en specerijen. De prent is afkomstig uit een album met voorstellingen van planten, dieren en volkeren van West- en Oost-Indië. 1682-1733, Romeyn de Hooghe. Collectie Rijksmuseum

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén