Tag: Brandschatting

  • Nog meer verwoesting

    Na de brand in februari 1673 stonden er nog muren overeind. Op 9 juni 1673 schrijft Margaretha al over verdere verwoestingen. Daarmee is het leed nog niet geleden. In september 1673 wordt Amerongen weer geplunderd.

    Margaretha op stap met Blanche

    Op 23 november 1673 schrijft Godard Adriaan aan Eller1Wolfgang Ernst zu Lauerbach dat hij met zijn schoondochter en de vijf kleinkinderen in Den Haag is, Margaretha is met Godard Adriaans secretaris Izaäk de Blanche op weg naar Amerongen om de verbrande en geruïneerde goederen weer in bezit te nemen. De Fransen zijn vertrokken, dus de familie kan weer aan de herbouw gaan denken.

    Links een onderdeel van een muur. Rechts een vervallen muur.
    Vervallen muur, Adrianus Eversen, ca. 1828 – 1897. Collectie Rijksmuseum

    Het is niet helemaal zeker of ze ook in Amerongen geweest zijn. Helaas gaat ook het vertrek van de Fransen uit Utrecht niet zonder slag of stoot: begin december trekken de troepen door Amerongen. Zij geven de nog staande muren een zetje en stoten ze om. Godard Adriaan heeft het in een brief aan Le Maire2Jacob le Maire, staats resident in Denemarken in Kopenhagen over 150.000 gulden schade. In december is Margaretha weer met Blanche op weg naar Amerongen. Naast het bezoek aan de ruïne staat een bezoek aan de “predicatie” in de Andrieskerk op het programma.

    De Andrieskerk

    De Andrieskerk is ook niet ongeschonden door het Rampjaar heen gekomen. De kerk staat weliswaar nog fier overeind, maar de Fransen hebben wel alle kerkbanken verwijderd en onder andere gebruikt als aanmaakhout voor het in brand steken van het kasteel. Een maand na deze actie van de Fransen werden er alweer diensten gehouden in de kerk.

    Links boven een kale beukentak met nog wat bruine bladeren. In de tuin allemaal kale bomen. Recht voor de kale fruitbomen, links de muur met daartegenaan het leifruit. In de verte in de zon tegen de donkere wolkenlucht de toren van de Andrieskerk.
    De Andrieskerk vanuit de tuin van Kasteel Amerongen, 2020. Foto: Annemiek Barnouw

    Nog steeds niet veilig

    In het voorjaar van 1674 komt er nog een bericht van dorpsgenoot Jan Quint. Hoewel het gebied niet meer door de Fransen bezet is, is het nog steeds niet veilig. Er wordt nog steeds geplunderd en gebrand en Ingen (dorp aan de overkant van de Nederrijn) is wederom gebrandschat.

    Er moet nog heel wat water door de Nederrijn stromen voor de herbouw daadwerkelijk van start kan gaan.

    De prent bestaat uit drie aparte voorstellingen. Op de achtergrond staat een stad in brand en aanschouwt een heerser zijn legertroepen. Op het middenplan wordt een boerderij geplunderd, het vee gedood en de waterputten geledigd. Op de voorgrond bewaken een hond en een haan een kar met roversbuit in plaats de boerderij. Links op de voorgrond doen soldaten het werk van boeren: een soldaat strooit graan voor de kippen, een jonge schildknaap slacht een van de kippen en twee soldaten dorsen het koren. De prent heeft een Duits opschrift dat het volk waarschuwt voor slechte leiders. In de marge een onderschrift met drie Duitse teksten over de verschillende voorstellingen van deze omgekeerde wereld.
    Allegorie op oorlog, Johann Sadeler (I), naar Jost Amman, 1579 – 1595. Collectie Rijksmuseum
  • De Fransen verlaten Utrecht

    Het was Lodewijks generaals al ruim vóór de verovering van Bonn in november duidelijk, dat de bezetting van de Republiek op den duur niet te handhaven was. De verovering van Maastricht en het beleg van Trier eind augustus zorgden voor een kentering. Deze eigenzinnige acties van Lodewijk XIV hadden zijn Duitse buren het laatste zetje gegeven voor het bondgenootschap met Willem III. De Duitse legers sloten zich nu daadwerkelijk aan bij het Staatse leger! In september en oktober moesten dan ook steeds meer Franse troepen noodgedwongen naar het zuiden: de Republiek begon langzamerhand leeg te lopen.

    Op de achtergrond de stad Utrecht met de fiere domtoren. Op de voorgrond de vertrekkende Fransen met in hun gevolg de gijzelaars met hun knechten, katholieke geestelijken, bestuurders en bagagewagens. Eronder staat Gedenk-teyken, afbeeldende hoedanigh de Stadt (en dan in hele grote letters) UYTRECHT Door de Franse verlaten is, op den 23 November, 1673. na datse 5 dagen van te vooren, 15 der zelvervoornaamste Heeren, als Ostagiers, tot voeldoening der Brantschatting, hadden wech gevoert.
    Fantasievoorstelling van het vertrek van de Fransen uit Utrecht, 23 november 1673. Anonieme prent, uitgegeven door Marcus Doornick te Amsterdam in 1673. Collectie Het Utrechts Archief

    Karrenvrachten vol

    Met lege handen vertrekken de Fransen niet. Behalve hun eigen voorraden munitie, graan en meel, die opgeslagen hadden gelegen in de kerken, nemen ze ook alle wapenrustingen van de Utrechtse garnizoenen mee. Een hele logistieke operatie: honderden karren en schepen zijn nodig om alles via de Rijn en de Veluwe richting Duitsland te krijgen. Everhard Booth, zoon van Utrechtse burgemeester en arts Cornelis Booth, doet er in de eerste helft van november dagelijks verslag van in zijn dagboek.

    Dagboekfragment inladen door de Fransen

    De Franschen sijn bij nacht ende dag besigh
    met het inladen van haere magasijnen
    in de schepen, maer men kan niet beseffen
    hoe sij op sullen kunnen geraken met dese
    oosten wind.

    Op den naernoen1namiddag sijn hier gekomen over de
    400 wagens van Zutphen, om mede volladen te werden.

    Dagboekfragment komt wagens

    Noch ettelijke 100 wagens sijn hier gekomen van
    Grol, Brevoort ende andere dorpen, noch
    verder om te laden al d’ ammonitie ende
    voorraet van meel ende graen.

    Dagboekfragment komst lege wagens en vertrek eerste schepen

    Op den avond sijn hier wel over de 1000 ledige wagens
    gearriveert van boven Nimwegen, ja Emmerik
    ende daer rontsom,
    Terwijle op desen dagh een mennichte van kleyn
    der vaertuyg met ammonitie geladen,
    den Crommen Rhijn op naer Wijk is
    gevaren, daer onder vier Cromme Rhijn-schuyten alleen met
    geblaude harnassen uyt het Staten Magasijn
    dat sij gansch ledig hebben gemaekt, gelijk ook
    dat van de Stad.

    Prent vol met mensen. Links vooraan een wagen gevuld met beschermende legerkleding en een aambeeld getrokken door twee paarden. Rechts vooraan een liggende beladen kameel waarbij twee man proberen hem op te laten staan. verder lopende mannen met gereedschap en harnassen, paarden en ruiters.
    Deel van een triomfprocessie met soldaten en paarden die karren met uitrusting trekken. Pietro Sante Bartoli, naar Giulio Romano, naar Francesco Primaticcio, 1680. Collectie Rijksmuseum

    Een half miljoen gulden

    Terwijl de logistieke operatie in volle gang is, slaan de Fransen nog één slag. Hoewel het aanvankelijk het plan was Utrecht en andere steden plat te branden, lijkt het voordeliger om ze allemaal nog een laatste grote heffing op te leggen. De provincie moet binnen een paar weken meer dan een half miljoen gulden hebben opgehoest, anders wordt de stad alsnog platgebrand. Zo goed als onmogelijk: er was het afgelopen jaar al een miljoen betaald en de stads- en provinciekassen waren leeg. Maar met behulp van particuliere leningen komt toch de helft van het geld bij elkaar.

    Tekst van de prent van het vertrek van de Fransen uit Utrecht
    Fragment uit de tekst onder de prent boven aan dit blog. Collectie Het Utrechts Archief

    Om nu deze 250 duyzent guldens zo haast bij een te krijgen, was de Magistraat zeer bekommert, maar het geldt quam evenwel te voorschijn: en dede een aanzegging aan grooten en kleynen, dat ieder zo veel penningen als mogelijk was, aan de Provintie wilde te leen op brengen, tegen 6 ten hondert ‘s Jaars; en wel verwondert waren die Heeren, datze met der haast zo veel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 gulden, zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, een andere zo al voore, ja uyt kleyne Steegjes en Slopjes, quam zo veel te voorschijn, dat zij noyt hadden vertrout, zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van ‘t Jok der Fransen Slavernye te worden ontlast

    Gijzelaars

    Maar dat is dus nog maar de helft. Hoe kunnen de Fransen zich straks van de andere helft verzekeren, als ze zelf al vertrokken zijn? De oplossing is ingrijpend: gijzelaars. In Woerden worden op 7 november twaalf mannen gegijzeld. Een week later worden ook vijftien burgers uit bovenlaag van de stad Utrecht van hun bed gelicht. De predikanten, vroedschapsleden, oud-burgemeesters, een brouwer, een graanhandelaar, een arts, een advocaat en zo voort, worden opgesloten in het huis van de Zwitserse commandant. De volgende dag voeren de Fransen ze op vier wagens af naar het oosten. Na een meerdaagse tocht langs Arnhem en Doetinchem over besneeuwde karrenpaden, worden ze uiteindelijk honderd kilometer verderop vastgezet in de Duitse vestingstad Rees. Hoe lang ze daar zullen moeten blijven is ongewis…

    Op de voorgrond een uitgesleten karrenpad. Het graanveld rechts ligt boven de weg. Helemaal rechts een boom. Links op de achtergrond de kerken en torens van Arnhem.
    Gezicht op Arnhem, Aelbert Cuyp, 1630 – voor 1651 Collectie Rijksmuseum

    Definitief vertrek

    Er is ook goed nieuws. Op donderdagochtend 23 november (13 november Utrechtse kalender) tussen half 6 en 9 uur verlaten de laatste Franse infanteristen, ruiters en paarden de stad Utrecht door de Wittevrouwenpoort. De poort gaat daarna onmiddellijk op slot. Everard Booth slaat in zijn aantekeningen een zucht van verlichting:

    den Almachtigen sij gelooft voor sijne genade
    ons hierinne bewesen. Het is remar=
    quabel dat de Franschen den 13 Junij 72,
    sijnde donderdagh, hier in sijn gekomen, ende op
    heden, sijnde mede donderdag, ende ook den 13,
    weder de stad hebben gequiteert, alsulx
    net 17 maenden de borgerye tot een on=
    draechelijke last sijn geweest.

    Rechts een stadspoort waardoor soldaten te paard vertrekken. Rechts voor twee Fransen die de hoed afgenomen hebben en een sleutelbos overhandigen aan drie heren met capes en hoeden.
    Het Utrechtse stadsbestuur krijgt de stadssleutels terug. Anoniem prentje (ets), 18de eeuw, naar de gebeurtenis uit 1673, Collectie Het Utrechts Archief
  • Pyromanen, soldaten en een baby

    DatumPlaats
    Geschreven22 mei 1673Den Haag
    Ontvangen27 mei 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Margaretha zit er duidelijk doorheen. Niet zo vreemd: De gemiste promotie van Van Ginkel ligt haar zwaar op de maag en weer is er een kasteel aan de Franse fakkels ten prooi gevallen. Bovendien zijn er nieuwe vijandelijke troepen in aantocht, terwijl naar het veiligere Amsterdam gaan voor de kraam al geen optie meer is. Want hoewel de vreugde in deze brief ver te zoeken is, is er heugelijk familienieuws…

    Schets van een vrouw met een baby op schoot.
    Fragment uit Twee studies van een vrouw met kind, Rembrandt van Rijn (manier van), na ca. 1650. Collectie Rijksmuseum

    Godard Adriaan werft door

    Maar daar begint ze niet mee, ze heeft nóg een teleurstelling te verwerken. Margaretha had verwacht dat haar man nu wel klaar zou zijn met de troepenwervingen, maar uit zijn laatste brief begrijpt ze dat dat niet het geval is. De heer van Renswoude is verbaasd (en Margaretha zelf vast ook) dat van Amerongen niet vaker om terugkeer verzoekt. Daarnaast weet Renswoude te melden dat Godard Adriaan zelfs een nieuwe opdracht heeft gekregen om naar Gottorp (Sleeswijk-Holstein) te gaan, om de werving daar verder te ondersteunen.

    Brieffragment over de missie van Godard Adriaan

    [is,] ick had gehoopt uhEd daer nu al haest meede sout
    te recht geraeckt1terecht geraakt: in orde, klaar sijn, so ick hier verstae heeft sijn
    hoocheijt ordere gestelt dat uhEd de geldere2het geld daer
    toe sulle werde versorcht, vandaech seijt de heer
    van rhijnswou mij dat hij verlanckt en wenste uhE
    hier waert en verwondert te sijn dat de selfve daer
    niet meer om schrijft, ock dat uhEd weer Een nieu
    =we komissie gekreechge heeft om naer d godtdorp3Gottorp (Sleeswijk-Holstein) te
    gaen om aldaer de werfvin te helpe fasieliteere4faciliteren

    En nu is het uit!

    Zo gaat het niet langer: wel nieuwe opdrachten geven, maar geen geld. Margaretha zal de heren van de gecommitteerde raden morgen eens flink op dit onbeschaamde uitgangspunt aanspreken. Zij móeten nu zorgen dat die tienduizend gulden worden betaald.

    Brieffragment uitbetaling geld voor Godard Adriaans werk

    weer nieuwe komisie5commissie: opdracht te sende en geen gelt te geefe
    kan niet gaen, ick sal nu op dit preesopoost6(?) wrsch. van presumptie: aanname, vooronderstelling, maar ook arrogantie merge
    Eenige heere vande gekomiteerde rade gaen
    spreecke en versoecke dat sij ordere wille stelle
    dat mij die ordinansi van tienduijsent gul
    betaelt worde sal sien wat ick krijgen kan,

    Kleine schets van een kanon met daarachter een groepje soldaten. Achter het kanon liggen kogels. De soldaten dragen speren en vlaggen.
    Fragment(-je) uit Beleg van Brussel, (rechterhelft), 1697, Jacobus Harrewijn, 1697. Collectie Rijksmuseum

    Goed werk wordt niet beloond

    Maar geld is schaars, ook de betaling aan van Ginkels regiment hapert weer. Margaretha windt zich steeds verder op: dat haar zoon gepasseerd is voor promotie zit haar hoog. Van Ginkels compagnie kan zich meten met welke andere binnen het Staatse leger dan ook, maar ondertussen worden anderen die minder goed zijn voorgetrokken. Goed of slecht presteren: het maakt blijkbaar niet uit.

    het gelt is seer qualijck te bekoomen t begint al
    weer met de betaelline vande heer van ginckels
    kompangi en reesgement te hapere, sijn reesge=
    ment en insonderheijt sijn kompangi is so goet
    alser Een in staten dienst is, daer andere die
    voor hem gepreefereert worde op veel naer niet
    tegens op en konne, dant schijnt of men hier wel of
    qualijck doet dat Even veel is,

    Slechts zes Zeeuwse schepen

    Schepen onder de kust voor anker, waaronder een jacht van de West-Indische Compagnie, getuige het WIC-teken op de vlag op het achterschip. Links en rechts vissersschepen en roeiboten.
    Schepen onder de kust voor anker, Willem van de Velde (II), ca. 1660. Collectie Rijksmuseum

    De vloot ligt nog steeds bij Schoneveld te wachten op de Amsterdamse schepen die eerst waren blijven steken bij Pampus en nu onder Texel liggen, én op de Zeeuwse schepen, waarvan er nog maar zes gereed zijn. De Zeeuwen krijgen van Margaretha een veeg uit de pan: het is een schandaal hoe slecht ze leveren. Ze interesseren zich alleen maar voor hun eigen kaapvaart.

    (onze scheepsvloot) leijt noch op schoonevelt wacht de rest van onse scheepe
    die overt pamphes7Pampus niet koste maer nu int tessel
    gereet om wt te loope lege in alsmeede de seuwse8Zeeuwse
    scheepen daer der noch maer ses van wt sijn
    de seuwe9Zeeuwen maeckent so slecht in alles dat
    schande is, sorchge alleen voor haer kaperije,

    Nieuwersluis houdt stand

    De nieuwe versterking van Nieuwersluis door het Staatse leger blijkt een blijvertje. De Hertog van Luxemburg is weliswaar met een paar honderd man uit Utrecht komen kijken, maar heeft zich teruggetrokken onder achterlating van wat manschappen op Gunterstein.

    Tekening van de schans van buitenaf. Recht voor ons een ophaalburg en de grote aarden wallen die daar bovenuit steken. Om de wallen heen, inde gracht, staan palen of een lage palisade. Voor de schans zit iemand te vissen en er staan twee mannen. Eén man staat op de ophaalbrug. Boven de wallen uit steken een paar daken.
    “De schans Nieuwersluis in 1673”. Tekening van Louis Philip Serrurier uit ca. 1730 naar een prent in: ‘t Ontroerde Nederlandt , deel 2, uitgegeven in 1676. Collectie Het Utrechts Archief
    Brieffragment over nieuwersluis

    de post die onse aende nieuwersluijs hebbe gevat en
    nu al in defensi is, heeft den vijant binnen wtrech
    seer geanlarmeert10gealarmeerd, den hartooch van lutsenbur11François Henri de Montmorency Bouteville, Hertog van Luxemburg
    die te breuckelen in Persoon is geweest heeft
    hem vandaer met sijn volck gereetiereert12retireren: terugtrekken en
    Eenich volck opt huijs te grundesteijn13Gunterstein geleijt

    Franse pyromanen

    Volgend op deze terugtrekking hebben de Fransen Breukelen bijna helemaal afgebrand. Wat ze in haar vorige brief al uit geruchten had gehoord blijkt waar: Ook Huis ter Aa ging in vlammen op, ondanks de brandschatting van 1500 gulden die de heer van der Aa had betaald! Kasteel, brouwerij, de bijgebouwen: alles in de fik. “Zij moeten groot vermaak in het branden nemen”, blijkbaar beleven ze aan brandstichting veel lol, merkt Margaretha bitter op.

    Ingekleurde tekening van de ruïne van een kasteel. Het kasteel staat in de gracht en daar vaart een bootje met één persoon erin. Rechts boven in de lucht staat 'ter Aa'
    Gezicht uit het noordoosten op de ruïne van het kasteel Aastein, ook wel Huis ter Aa genoemd, bij Ter Aa, Tekeningetje van Dirc Engel uit ca.1690. Collectie Het Utrechts Archief
    Brieffragment Breukelen en Ter Aa

    so men seijt hebbense breuckelen meest afgebrant
    gelijcke sij ock het huijs te de a14te der Aa: in Ter Aa hebbe gedaen
    niet teegenstaende dat de heer van der A15Frederik van Renesse van Moermont die
    teegenwoordich hier is, 1500f tot afkoop of be
    vrijdine van dien heeft betaelt en Een savegarde
    vanden hartooch van lutsenburch16François Henri de Montmorency Bouteville, Hertog van Luxemburg daer op of
    voor hadt, heeft den voornoemde hartooch selff
    600 man gesonde Ent huijs met brouhuijs en al
    watter omtrent stont laeten af brande,
    sij moeten groot vermaeck int brande neemen

    8000 Fransen onderweg naar Utrecht

    Ondertussen ligt de hoogste Franse legeraanvoerder in Utrecht ziek te bed, maar dat maakt het gevaar niet minder. Er schijnen nog 8000 verse soldaten in aantocht te zijn. De Heer wil ons voor een inval bewaren…

    Brieffragment van de Fransen op weg naar Utrecht

    de prins van kondee17Louis II van Bourbon, prins van Condé seijtme dat te wtrrecht
    aent fleerensijn leijt, en dat se daer noch
    8000 man hebbe ontbooden men gelooft vast
    dat sij teen of tander op ons sulle atenteere18Attenteren: ondernemen ,
    de heer wil ons voor Eenich inval bewaeren

    Genadige verlossing: Salomé Jacoba

    Een Franse inval komt nu slechter uit dan ooit want…. Philippota is van een dochtertje bevallen. En dat met maar twee uur baren. Als het aan Margaretha had gelegen zaten ze nu in Amsterdam, maar ‘naar ouder gewoonte’ heeft het niet zo mogen zijn. Philippota heeft net als de vorige keer het vertrek steeds opgehouden. Moge de Heer Almachtig die haar een genadige verlossing en een “rechtschapen vrucht” heeft geschonken, hen ook een rustige kraamtijd geven. Margaretha maakt zich zoveel zorgen over haar schoondochter en de kinderen dat ze het bijna niet kan verwoorden. Ze sluit af met de wens dat de Heer hen wil geven wat zalig is, en Godard Adriaan wil beschermen. Na het zetten van haar handtekening moet ze haast wel in tranen zijn uitgebarsten.

    Een grote leren stoel met een gat in de zitting. Op de leuningen zitten handgrepen waar je je (als bevallende vrouw) stevig kunt vastgrijpen. Voor de stoel staat een soort voetenbankje met twee stukken ervoor. De kraamvrouw kan haar voeten kwijt op het krukje en de   'verloskundige' kan knielen op de stukken die ervoor zitten.
    Replica van een baarstoel naar een ontwerp van Cornelis Solingen uit 1684. Collectie Museum Boerhaave. Of Philippota er eentje gebruikt heeft is niet bekend.
    Brieffragment bevalling.

    se komen mij segge dat de vrou van ginckel niet wel
    is, die nu naer twee Euren sittens19Zittens wordt in het woordenboek samen vermeld met zitster. Dat is dan een vrouw die een zittend leven leidt (door zittend werk) en het betekent daarmee ook een vrouw die vlijtig zit te werken. Waarschijnlijk heeft de bevalling dus twee uur geduurd van Een dochter
    geleegen20Geliggen: Blijven liggen in het kraambed, daarvan afgeleid “bevallen” is21Ursula Philippota is bevallen van dochter Salomé Jacoba , ick had gewenst mij te Amsterdam
    met haer geweest waere maer t heeft naer ouder
    gewoonte met haer niet moogen weesen wil sij
    wilde niet voort lest vandees oft Eerst vande toe
    koomende weeck niet van hier, de heer almach
    =tich die haer so genadige verlosine en Een recht
    schape vrucht heeft gegeegve wil ons verleene
    dat sij haer kraem in rust mach wt houde
    maer ick ben so met haer en al die kleijne kinder
    bekomert meer als ick kan segge, de heer wil
    ons verleene wat salich is in wiens heijlige protex
    =sie uhEd beveelle, blijfve

  • Boter, kaas en wijn

    DatumPlaats
    Geschreven9 april 1673Den Haag
    Ontvangen15 april 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Margaretha is blij dat de post weer een beetje loopt. Brieven komen weer sneller, maar er mist nog wel wat. In Den Haag zijn ze druk met de brandschatting voor Middachten. Kennelijk heeft Kinschot daar wat mee te maken, maar die is in Groningen. Voordat er iets betaald kan worden, moet Van Ginkel kunnen bewijzen dat hij de rechten heeft op het kasteel. Die papieren zijn vlak voor het rampjaar in veiligheid gebracht, maar zitten dus ergens in een kist tussen de opgeslagen spullen in Amsterdam. Dus Van Ginkel moet naar Amsterdam om eens in de papieren te duiken.

    Brieffragment over de voortgang van de betaling van de brandschatting op Middachten

    [ontfange,] de quitansie vande heer en vrou van ginck
    sal niet in versloft worde dat die tot noch toe
    niet is genoomen, is de oorsaeck dat men kinschot
    niet heeft konne te spreecke koomen dier noch
    te greunine is, en ten anderen dat de heer van
    ginckel sijn pampiere die te Amsterdam sijn moet
    nae sien of hij geen ocktroij vant hof van gelderlant
    of den leen heer aldaer heeft om sijn goet te mooge
    beswaeren , ock sijn de oblijgaesie die wij van hem
    hebbe almeede te Amsterdam [en sal mijns oordeels]

    Op een kruk zit een jonge man aandachtig naar een papier te kijken. Zijn rechter voet staat op een voeten bankje en zijn laars is een beetje afgezakt. Zijn linker voet staat een klein stukje naar voren.
    Op een kruk zittende jongeling met een document in zijn handen, anoniem, ca. 1700 – ca. 1799. Collectie Rijksmuseum

    Voorraad

    Kennelijk heeft Godard Adriaan Margaretha gevraagd om een Parmezaanse kaas te bestellen. Hij is nog niet aangekomen, maar ze wil wel vast weten wat ze ermee moet doen. Margaretha heeft nog wel wijn liggen in de kelder van wijnkoper Brant, maar zodra ze die gaat consumeren, moet ze er accijns over betalen. En het gaat om nogal wat wijn. Ze goochelt een beetje met oude maten: een aam (155 liter) een okshoofd (220 liter), een verendeel (veerdeel: vier keer een hoeveelheid). Dat veerdeel blijft vrij cryptisch. Als ik het omreken op basis van haar betalingen is het veerdeel 80 pond. En dan is een oud pond iets minder dan ons pond: 480 gram, toch nog ruim 38 kilo boter. Dat boter, kaas en wijn zo groot ingekocht werden, was bij de rijkere bevolking van de Republiek niet ongebruikelijk.

    Ook heeft Godard Adriaan om een blikken servies gevraagd, dat wordt nu gemaakt en daarna zal Margaretha het zo snel mogelijk naar Hamburg sturen.

    Brieffragment over de Parmezaanse kaas en de hoeveelheid wijn.

    moet , de permisaense kaes sal ick verwachte ock wat
    uhEd daermeede belieft gedaen te hebbe, inde kelder
    van brant de wijnkoope hebbe wij Een oxshooft1Een okshoofd was ongeveer 220 liter en
    een stuck van twee aeme2Een aam was ongeveer 155 liter rinse wijn legge, die ick
    daer omden swaere inpost te ontgaen niet weetende
    waer wij die sulle geniete doen legge, franse wijn

    Brieffragment over wijn, kaas en boter en inflatie

    heb ick niet alst oxshooft daer van drincke dat al opgeleijt
    is, die kost hier booven den inpost 90 en hondert gul
    het oxshooft, voo koutou3Ze bedoelt een Coteaux: dit is waarschijnlijk een zoete witte wijn van de hellingen (coteaux=hellingen) wijn, voor de booter heb ick
    36f het verendeel dat is 9 stuij het pont sonder den
    inpost betaelt de kaes gelt hier het hondert pont 20f
    , het blick serviese heb ick bestelt te maecke kan voor in
    laest vandeese weeck niet gereet sijn salt dan so haest
    alst doenlijck is sien op hamburch te bestelle, [nu weer]

    Op een tafel ligt in het midden op een tinnen bord een brokkelige halve kaas. Daarop staat een schoteltje met boter. Links voor ligt een brood met anderhalve sinaasappel en wat groenvoer (postelijn? raapstelen? groen blad met witte stengels). Voor de kaas ligt op het randje van de tafel een mes en rechts van de kaas een bord met hompen ham. Achter het groenvoer staat een sierlijke goud met glazen kelk, daarnaast een stenen kruik met een lid, een roemer met lichtrode wijn en rechts een grote schelp als kelk gemonteerd op een (vergulden?) voet.
    Ontbijtstuk met kaas, ham en kelken, Jacob Foppens van Es, ca 1630. Collectie Nationalmuseum Zweden (foto: Anna Danielsson).

    Nogmaals de Acte van Garantie

    Margaretha zit toch nog in haar maag met het verzoek van raadpensionaris Fagel om de brand en de aanvraag voor vergoeding voorlopig stil te houden. Ze heeft alles nog eens goed bestudeerd en ze is tot de conclusie gekomen dat ze gewoon recht hebben op die vergoeding. Het is haar ook eindelijk gelukt om de raadpensionaris’ broer, griffier Fagel, te spreken en hij is het helemaal met haar eens dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitbetaling op de hoogte moeten zijn. Margaretha heeft de griffier gevraagd of hij hier met zijn broer over zou willen spreken. Hij is zo druk dat ze niet durft hem lastige te vallen en ze durft ook niks buiten hem om te doen, vooral omdat het zo’n goede vriend van Godard Adriaan is. Margaretha belooft dat zodra ze antwoord van de griffier heeft, ze hun zoon en Zijn Hoogheid informeert. De prins heeft immers beloofd te helpen.

    Brieffragment over de Acte van Garantie

    [van onse affaerees alhier,] terwijlle men so veel vande
    vreede handelin4De voorbereiding voor de vredesbesprekingen spreeckt ben ick niet gerust int segge
    van de r p fagel dat ick alsnoch van ons ongeluck int
    afbrande van onse huise soude stilswijge ent selfve den
    staet niet bekent maecken, maer heb de ackte van garant
    Eens met bedaerde sinne naer gesien en bevonde dat die
    teenemael spreeckt op de goedere ondert gebiet vande genee
    raEliteijt toe behoorende de geende die int vijants dienst
    sijn en blijfve beloofvende in kas5Cas: geval van vreede handelin
    te versorchge uhEd persoon en verseeckert en onse schade soude vergoet worde, daerom
    mij dunckt niet langer te moeten stilstaen ben gistere
    bij den griffier fagel geweest en hemt selve voorgehou
    =de en versocht den heere r p hier over te spreecke vermidts
    sijn meenichvuldige affaerees6Affaires: zaken dat ick hem niet derfde moij
    lijck valle en niet gaeren Eits soude buijte sijn kenisse
    tenteer weetende dat hij Een sonderlin goet vrient van
    uhEd en ons huijs is daer in ick badt dat hij wilde konti
    niweere, den griffier heeft dit aengenoome te sulle
    doen enmijn antwoort te brenge heb hem het reequest7Request: verzoek in de vorm van een geschreven stuk dat
    ick hier over soude preesenteere in hande gegeefve om
    sijn broer te laete sien, hij oordeelde ick groot gelijck
    hadt nu te spreecke op dat de pleijne potensiaerise8Plenipotentiaris: Gevolmachtigde, iemand die door een andergemachtigd is te handelen daer
    Eenige last van mochte krijge, so haest9Haast: snel ick antwoort van
    hem heb sal de heer van ginkel sijn hoocheijt hier over spreecken en sijne behulpelijcke hant hier in versoecken

    Boter op zijn hoofd

    Medaillon met een emaille portretje van de Keizer: lang donker krullend, een rechte snor bijna van oor tot oor en een klein kneveltje op zijn kin. Een stevige rechte neus en de kenmerkende, naar voren stekende, Habsburgse kin. Hij draagt een gouden harnas en een grote kanten kraag.
    Keizer Leopold I, Peter Boy d.Ä., ca. 1695. Collectie: Gemäldegalerie Berlijn

    Met Godard Adriaan gaat het gelukkig steeds beter, alleen nu is zijn secretaris Blanche niet helemaal fit. Er zijn brieven van de keizer binnen gekomen. Hij geeft aan dat hij teleurgesteld is over de militaire acties van zijn leger en dat hij bij een volgende inzet aan zal geven dat ze het beter moeten doen. Als de Prins van Oranje vraagt om een inzet. Hij zal de Keurvorst dan ook verzoeken om hetzelfde te doen. Hij vraagt de Republiek alleen wel om niet in te stemmen met een wapenstilstand. Margaretha lijkt hier tevreden mee te zijn, want ze gaat door met het nieuws uit Engeland. Zou Margaretha niet weten dat het juist de gezant van de Keizer was die de militaire acties frustreerde of is ze, vooral omdat ze weet dat de post geopend wordt, de wijste en laat niet het achterste van haar tong zien?

    Brieffragment over de excuses van Keizer Leopold

    [over hamburch of Sel sal neeme,] vandaech sijnde briefve vande keij=
    =ser gekoome die sijn misnoechge met sijn eijgen hant geschreefve toont
    overt ageere10Ageren: militair optreden, krijgshandelingen verrichten van sijn keijserlijcke troepees datse niet beeter gedaen
    hebbe so geseijt wort met verseeckerin dat hijse sal intoekoomende doen
    ageere daer sijn hoocheijt en den staet sal goetvinde en den keurvorst
    daertoe versoecke het selfve van gelijcke te doen alleen versoeckende
    wij tot geen stilstant van wapenen soude verstaen, [wt Engelant]

    En nog een keer de Acte van Garantie

    Vlak voor de brief weg gaat, kan Margaretha al terugkomen op de Acte van Garantie. Om het hele verhaal kwijt te kunnen, stopt ze een extra papiertje bij de brief. De griffier heeft de raadpensionaris gesproken en die heeft de papieren gelezen. Hij blijft alleen bij zijn mening dat Margaretha nog geen actie moet ondernemen. Hij belooft dat hij er persoonlijk voor zal zorgen, dat de Acte van Garantie uitgevoerd zal worden vóór de vrede getekend wordt. Daar legt Margaretha zich voorlopig bij neer. Ze informeert haar zoon en Stadhouder Willem III vooralsnog niet, maar wacht wel op expliciete orders van haar man.

  • Tel je zegeningen – en je geld

    DatumPlaats
    Geschreven3 april 1673Den Haag
    Ontvangen8 april 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Opluchting en zorgen gaan samen in deze brief. Margaretha is blij dat Godard Adriaan na zijn veldtocht weer veilig in Hamburg is aangekomen. Maar hij is nog steeds ziek, daar bekommert ze zich enorm om. Ze schrijft dat ze wenst dat ze bij hem zou kunnen komen, om de pijn te verlichten. Maar helaas…ze bidt tot God dat hij hem snel beter zal maken en als ze dan toch bezig is…ook hoopt ze dat alle zorgen rondom het huis en de kinderen snel zullen verminderen. Hoewel ze daar een hard hoofd in heeft.

    Bord van faience, veelkleurig beschilderd naast de tekst in het bijschrijft staat op de rand de volgende tekst in vier cartouches: Die bidt niet/ soot behoort; Maar/ rabbelt/ slegts/ de/ woor/ den; die wer/ van godt/ verhoor; alsof godt/ niet en hoorde.
    Bord met het opschrift: wij bidden u o heer/ Sent uwen seegen neer/ op dees u milde gaven/ want niet soo seer de spijs/ als wel u seegen wijs/ ons voeden kan en laaven, anoniem, 1683. Collectie: Rijksmuseum

    Geld tellen

    Margaretha somt op vanaf welke maand ze hoeveel aan penningen heeft moeten betalen. Daarboven op kwamen natuurlijk de kosten die verbonden waren aan het verzorgen van alle zieken die ze de afgelopen maanden in huis heeft gehad. Vergeet niet, er heeft dag én nacht vuur en licht gebrand om de zieken in de gaten te houden. Denk dus aan al die stookkosten en kaarsen. En als de ene zieke beter was, werd de ander weer onwel: ‘deen was niet op de been of dander ginck weer legge’.

    Brieffragment over zorgen om geld

    waer de huijshoudin heeft de ese winter hoe naeu ick alle
    over leg hooch geloope insonderheijt met al de siecken
    met dewelcke men op verscheijde plaetse dach
    en nacht vier en licht heeft moeten hebben ent
    duerde lanck deen was niet op de been of dander
    ginck weer legge, doch naer mijn reeckenin ver=
    midts de meenaesge het heelle ijaer so swaer niet
    sal valle sal ick noch wel met tuschen de vier
    en vijf of bij de vijf duijsent gul s ijaers toekoo=
    men, ick sou niet gaeren sien dat wij alsnoch

    Ze verzucht dat ze niet weet hoe ze in kosten besparen. Voorheen lieten mensen dan nog wel eens een dienstmeid of koetsier gaan, maar dat ziet Margaretha niet als een oplossing ‘dienst boode kanick niet af schaffe, heb maer twee maechden’.  

    Naast dat ze zich druk maakt om de kosten van haar eigen huishouden, houdt ze zich ook bezig met de brandschatting van haar zoons huis. Bovenop de brandschatting van 5000 gulden voor Middachten, moeten er nog 100 rijksdaalders gegeven worden. Die 5000 gulden neemt Margaretha voor nu voor haar rekening, daar zal ze nog een schuldbekentenis voor krijgen.

    De dienstmaagd, Willem van Odekercken (toegeschreven aan), 1631 – 1677. Collectie Rijksmuseum.

    Complimenten van Willem III

    De Graaf van Waldeck wordt morgen verwacht. Als zijn vrouw komt, zal Margaretha haar verwelkomen. Waldeck heeft een goede indruk van Van Ginkel, daar is Margaretha tevreden over, maar het belangrijkst is dat Willem III een compliment over zijn acties bij Charleroi heeft gegeven ten overstaan van de Van Reedes van Renswoude en anderen. In alle ellende is deze prestatie van haar zoon bij al die belangrijke heren een lichtpuntje. Margaretha hoopt dat het niet bij mooie woorden blijft, maar dat er nog eens wat goeds uit komt wat betreft het verdere verloop van zijn carrière.

    Brieffragment complimenten van Willem III

    den graef van waldeck wort desen avont hier verwacht
    wij sulle de graefvin alse gekoomen is gaen verwelkoom
    onse soon heeft het geluck van wel bij de graef te staet
    en ock bij meest al de offijsiere so hooh als laech en
    bij sijn hoocheijt dat het prinsipaelste is, dewelcke
    noch onlans aen de heere van rhijnswou en schoonouwe
    in presensie van verscheijde andere, b geseijt heeft
    dat de heer van ginckel int leeger ontret schar=
    leroij en daer te voore de Eene vleugel vant
    leeger gekomandeert heeft en heel wel gedaen
    hadt , dit is mij in alle mijn ongelucke noch Een
    vreuchde te hooren, [mocht het maer in voorvallen]

    Acte van Garantie

    Margaretha heeft nog weinig gehoord over eventuele vergoedingen van het afbranden van het huis. Ze vreest dat het heel lang gaat duren voordat ze iets van vergoeding krijgen voor de schade. Ze krijgt nog steeds geen reactie over de Acte van Garantie. Margaretha heeft van Wesel, advocaat van de Hoge Raad in Utrecht, ernaar laten kijken. Hij vindt dat de heren verduidelijking moeten geven. Alleen krijgt Margaretha die heren maar niet te spreken. Van Wesel klaagt met tranen in de ogen over de tirannie van de Fransen. Hij lijdt onder de zware belastingen en moest daarboven op ook nog eens 5000 gulden borg betalen om tussen Den Haag en Utrecht te kunnen reizen. Hij moet dan ook spoedig terug naar Utrecht. De ellende blijft dus aanhouden…

    Brieffragment over de borg van Van Wesel

    [waert aen schort die is nu inkomissi naer greuninge,] weesel
    klaecht so seer met de traene in doogen over de tieranije
    die sij ten opsichte vande swaere schatine lijde dat men
    sen hart seer doet het te hoore hij heeft voor 5000f
    borch moeten stelle om binne so Een tijt weer daerte
    koome, hier meede blijfve
    uhEd getrouwe wijff
    MTurnor

    Een landweg met een koets nabij een huis. In de verte twee molens en de contouren van een stad.
    Landschap met een koets, Philips Koninck, 1629 – 1688, Collectie Rijksmuseum
  • Verlangen naar vrede en naar Godard Adriaan

    DatumPlaats
    Geschreven27 maart 1673Den Haag
    Ontvangen1 april 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    De laatste brief van Margaretha is van 19 maart 1673. Ze schrijft in de brief van 27 maart dat ze haar man acht dagen geleden heeft geschreven, dus er zijn geen brieven verloren gegaan.

    Margaretha heeft genoeg te vertellen. Ze steekt meteen van wal: met veel bidden en moeite is het Margaretha gelukt om geld te krijgen. Van de 6000 ontvangen guldens heeft ze er – uiteraard met toestemming van Godard Adriaan – 5000 aan Van Ginkel gegeven voor de brandschatting voor Middachten. Zal het genoeg zijn…?

    Brieffragment over het geld

    Mijn heer en lieste hartge
    heeden achtdaech schreef ick uhEd dat ick naer Amsterda
    ginck om de betaeline van beijde de ordenansie te be=
    vordere, doen ick daer quam was den ontfanger nae
    den haech dat mij 2 a 3 dage naer hem deedt wachte
    met veel bidde en moijte heeft hij mij deene ordina
    =nsie ter som van 6000f betaelt seijde met de traene
    inde oochge hem onmoogelijck te sijn op dander als
    noch Eenich gelt te konne geefve ock geen tijt te
    konne stelle wanneer, uit deese 6000f heb ick volgens
    uhEd goetvinde de heer van ginckel 5000f gedaen
    tot betaeline vant bewuste waer voor sij geackordeert
    sijn waer onder harvelde en alle haere verdere
    goederen begreepen sijn, de heer almachtich wil
    geefve datse daer meede voor verdere schade be
    vrijt mooge weesen doch twijfele daer seer aen

    Verlangen naar Godard Adriaan

    Hoewel Margaretha’s laatste brief van 19 maart is, heeft ze maar liefst drie brieven van haar man ontvangen. Ze is ‘van ganscherharte verblijt’ te horen dat Godard Adriaan weer beter is; ze is is erg ongerust geweest. Het is fijn te horen dat Godard Adriaan zo goed verzorgd is, maar gelukkig is hij nu weer in Hamburg – daar zijn medicijnen beschikbaar. Bovendien is hij nu veel dichterbij! Margaretha verlangt er zo naar haar lieve man weer eens te spreken… Misschien, als ze eens naar Friesland gaat, dat ze overstapt zodat ze naar Hamburg kan afreizen om haar man kan zien…

    Brieffragment over het verlangen naar Godard Adriaan

    hier koomende heb ick gistere 3 van uhEd aenge=
    naeme briefve ontfange als sijnde van den 13
    14 en 17 deeser waer onder Een door de burgers van
    weesel, die hier van donderdach af hebbe gegaen
    en konne sijn hoocheijt die sij uhEd brief wel hebbe
    over geleevert doch niet verder te spreecke konne
    koomen, ick ben van ganscherharte verblijt uhEd
    weer beeter is en kan niet segge hoe ongerust ick
    ben geweest wij sijn den heere volckersem1Onbekend en voor al
    den goede heer en vrou van Ellere2Wolfgang Ernst von Eller zu Lauterbach en Juliane Charlotte von Kalkum genannt Leuchtmar wel ten hoochste
    ver oblijgeert3Verobligeren: verplichten voor de goetheijt die haer hEd aen uhE
    hebbe beweesen, doch ben blijde uhEd tot hamburch
    is om dat deselfve daer beeter van meedesijne
    kan gedient sijn als ock dat hij so veel naerder
    is, waer die reijs te doen als van hier naer vriesla
    soude Eens overstappe want kan niet segge hoe
    seer ick verlange uhEd Eens te mooge spreecken

    Interieur met een vrouw met zwarte jurk, wit jakje en witte kap die voorovergebogen bij een haardvuur zit  Achter haar een wiegje en een stoel met daarover kleren. De stoel staat voor een bedstee met gordijnen. De ruimte is hoog met op de achtergrond een hoog dubbel raam met glas in lood.
    Interieur met een vrouw bij een haard, Jacobus Vrel, ca. 1654. Carmen Thyssen Collection

    Inflatie

    Als Margaretha haar man spreekt, wil ze het in ieder geval hebben over huishoudelijke zaken. Alles is namelijk zo ongelooflijk duur! De belastingen rijzen de pan uit en de betalingen aan de milities lopen achter. Officieren krijgen niet eens één stuiver, en dat terwijl diegenen die zijn aangesteld om de betalingen voor het leger te regelen, de pagadoors, er allemaal prima bij lopen…

    Brieffragment over inflatie

    weet niet hoe ickt in onse domistijcke affaerees noch
    stelle sal, alles is hier ongelooflijcke dier daer toe
    loopen de schattine Exstreem hooch, de betaeline
    vande meeliesie seer slecht de pagadoors maecken der
    niet van geefve noch nergens nae Een maent
    op Een de Eerste maent maer sestien hondert
    gul daer konne de ruijters niet heel wt betaelt
    worden de offisiers krijgen niet Een stuijver,
    en deese schoone pagadoors trecke sulcken gelt

    Gravure van een rijke man die met zijn gezelschap in een interieur met hoge ramen en gobelins aan de muur aan een feestelijke maaltijd zit. Links een bediende. Door de deuropening is te zien hoe de arme Lazarus wordt weggejaagd.
    Feestmaal van de rijke man (Dives) met Lazarus bedelend aan de deur, Abraham Bosse, 1637 – 1638. Collectie: Rijksmuseum

    De oorlog die niet wil lukken

    Gravure van een stadsmuur waar soldaten tegenop proberen te klimmen. Ze hebben ladders bij zich met grote haken aan de bovenkant, die ze aan de muur kunnen hangen. Ze klimmen naar boven met hun schilden en zwaarden. Bovenop de muur worden ze opgewacht door soldaten, die stenen, bijlen, pijl en boog, zwaarden en wat ze maar kunnen vinden, gebruiken om de klimmers tegen te houden.
    Het gebruik van stormladders op een prent van Jan Luyken uit 1683. Collectie: Rijksmuseum

    Godard Adriaan zou niet kunnen geloven hoe slecht de mensen in de Republiek over het leger van de Republiek en over de keurvorst spreken, die inmiddels weer richting Berlijn is vertrokken. Er is geen enkele hoop meer. We kunnen alleen nog vertrouwen op God, die ons in onze ellendige staat wil bijstaan. De oorlog dient ons niet.

    Laatst is er nog een poging gedaan om Harderwijk op de vijand te heroveren. Die aanslag was volgens horen zeggen zeer goed gepland. Kolonel Palm, die zijn dapperheid had getoond tijdens de aanval op Woerden, voerde het commando. Toen de aanvallers de stadswallen naderden, bleek dat enkele schepen waarmee de militairen naar Harderwijk gebracht moesten worden, te laat waren. En ze schijnen ook nog eens de stormladders te zijn vergeten! Daarnaast dachten de aanvallers dat de aanval ontdekt was. De aanval moest worden afgeblazen en de militairen trokken onverrichter zake terug. Een gevluchte inwoner van Harderwijk was niet blij met kolonel Palm, de officieren en de schippers. Kort samengevat: het wil gewoon niet lukken.

    Brieffragment over de oorlog die niet wil lukken

    de meliesie verloopt seer, uhEd kan niet geloofve hoe de
    mense spreecke, en nu de keurvorst weer naer berlijn
    is ontsackt4Ontzakken: ontglippen, ontgaan ons al de moet en hebbe geen hoop meer
    als alleen op godt die ons in onsen Elendigen
    staet wil bijstaen, den oorlooch dient ons niet
    wij hebbe weer Een aenslach op harderwijck inde
    voorleedene weeck gehadt die so geseijt wort heel
    wel was aen geleijt, daer den kolonel palm5François Abrahamszoon Palm die so
    wel voor woerde gedaen heeft het komande hadt
    doense dicht onder de stats walle quaeme bleefvender
    Eenige scheepe met volck die te laet quaeme achter en so
    geseijt wort waeren de storm leere vergeeten
    en se inmaesgeneerende6Imagineren: zich inbeelden haer dat het in de stat
    ondeckt was, niet teegenstaende dat de Eene
    stats poort genoechsaem doordiensij de stat
    demoolijeere,7Demolieren: slopen, slechten open lach, sijn donse sonder de
    minste atacke8Attaque: aanval te doen onverichter saecken
    weerom gekeert en met de kous opt hooft weer
    thuijs gekoome, Een burger wt de stat die de
    aenslach hadt gepracktiseert is met sijn vrou en
    kinder daer wt gevlucht, beschuldicht palm seer
    palm sijn offisiers en de schippers in soma9In somma: samengevat ten
    wil met ons niet lucken[, men spreeckt seer]

    Plattegrond van Harderwijk in vogelvluchtperspectief. Boven een gezicht op de stad, gezien vanaf de Zuiderzee. Rechtsboven een legenda met de namen van kerken en gebouwen
    Plattegrond van en gezicht op Harderwijk, Nicolaes van Geelkercken, 1653 – 1672. Collectie: Rijksmuseum

    Liever vrede

    Vrede is op dit moment eigenlijk de enige optie. Voor de vredeshandelingen was de stad Keulen aangewezen, maar dat weet Godard Adriaan ongetwijfeld al. Uit Holland worden Hiëronymus van Beverningh en Johan van Reede van Renswoude aangewezen. Zeeland wordt vertegenwoordigt door Justus de Huybert óf Willem Adriaan van Nassau-Odijk, Friesland door Willem van Haren en Stad en Lande door Johan IJsbrands. In Van Beverningh hadden weinig lieden vertrouwen. Johan van Reede was niet veel beter, en was bovendien te oud voor zulk belangrijk werk. Ach, Margaretha hoopt gewoon dat de heren snel aan het werk gaan en dat het snel zal leiden tot een goede vrede. Ze ziet anders ‘geen wtkomste ter werlt’.

    Brieffragment over de vredesonderhandelingen in Keulen
    Brieffragment over de afgezanten namens de republiek

    [wil met ons niet lucken,] men spreeckt seer
    van vreede dat ons het beste waer, de stat
    van keullen gelijck uhEd sal verstaen hebbe, is
    tot de bij Eenkomste daertoe vast gestelt, men
    seijt dat weegens deese staet omderwaerts te
    sende voorgeslage, worde, wt hollant den heere
    beeverine10Hiëronymus van Beverningh en rhijnswoude11ohan van Reede van Renswoude wt seelant den heere huijbert12Justus de Huybert of oudijck13Willem Adriaan van Nassau-Odijk
    wt vrieslant, den heere haere14Willem van Haren vande stat en lande den heere
    ijsebrantse,15Johan IJsbrands vande Eerste hebbe de gemeente geen goede opijnie
    den Eerste betrouwense niet te veel en den tweede seggense
    niet veel beeter behalfve datse segge hij te out is om sulcke
    wichtige werck te verichte, ick wenste men maer aent werck
    was en wij de hoop tot Een goeije vreede lagen sien anders geen
    wtkomste ter werlt[, de heer van ginckel is naer sijn garnesoen]

    Tekst krantenbericht: 's Gravenhage den 30 Maert. op heden, soo men hoort, is haer Ed: Groot Mog: Vergaderingh gescheyden op Reces tot nae de Feest-da-gen. Men spreeckt veel van een apparente stilstant van Wapenen: en verwacht men alle uren de Paspoorten van de respective Coningen &c. voor de Heeren die na Ceulen sullen gaen. Men weet noch niet seecker, wie nevens de Heeren van Beverningh, van Renswoude en Hairen derwaerts sullen gaen : dan den Treyn verstaet men niet groot sal wesen. De Missive van desen Staet aen den Coningh van Groot-Brittagne soude zijn in civile Termen ,  soo over de Handelplaets, als de Stilstant van Wapenen
    Krantenfragment over de afgezanten voor de Keulse Vredehandel uit de Oprechte Haerlemsche Courant van 1 april 1673. Via Delpher.nl

    Over en weer

    Er wordt heel wat over en weer gezonden. Van Ginkel heeft paarden ontvangen van Godard Adriaan, en zal binnenkort ook nog manden met zadels ontvangen. Margaretha zelf verlangt vooral naar de komst van Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg en Phillipp Jacob von Emmerhaus om te horen wanneer Godard Adriaan nu eindelijk eens naar huis komt… Oja, zou haar lieve man dan niet twee vaten Franse wijn kunnen meenemen? Die is hier zo ongelooflijk duur! Margaretha sluit haar brief af, maar voegt nog wel een P.S. toe: als de vrede echt doorgaat, wens ik dat je zo snel mogelijk hier komt. Ze verlangt niet alleen naar vrede, maar ook naar de aanwezigheid van haar ‘heer en lieste hartge’.

    [wtkomste ter werlt,] de heer van ginckel is naer sijn garnesoen
    sal met de paerde daer uhEd van schrijft wel blijde sijn
    siet ock de mande met saels die van Hamburch hier soude
    koome alledaech int gemoet hoewel den jongen teminck
    seijt daer niet van gehoort te hebbe, ick verlange seer nae
    de komste vande graef van waldeck en den overste Eppe om
    te hoore wat hoop der is tot uhEd overkomste, de franse wijn
    is hier so dier men moet hondert gul boven den inpost voor Een
    oxshoof toesaene die goet is geefve, daerom ick dachte so
    uhEd te water van Hamburch hier quaemt of hij niet
    Een oxshooft of twee sou konne vande hamburch meede
    brenge alles is hier te ongelooflijck dier, nu sal ick dees Eijn
    =dige en met verlange blijfve

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    so de vreede voort gaet
    wenste uhEd te meer hier
    sal anders met den heere beeverline en rhijns wou spreecke op dat
    se uhEd daer bij gedencke en dat wij daer in niet vergeete worde
    en hierna noch meerder swaericheijt voor den
    dienst die uhE doet

    We zien een paard van de achterkant. Het paard is gezadeld en kijkt naar links. Aan zijn linkerkant staat een soldaat met een grote hoed en een zwaard op een steen. Zijn rechterhand ligt op het zadel. Boven aan de tekening staan geschreven "1631 de 14 januarij"
    Man die het zadel van een paard verschikt, Gerard ter Borch (II), 1631. Collectie: Rijksmuseum
  • Niet genoeg geld en niet genoeg verstand

    DatumPlaats
    Geschreven19 maart 1673Den Haag
    Ontvangen31 maart 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Er zijn woorden gevallen tussen de Prins van Oranje, Raadpensionaris Fagel en Pöllnitz. Margaretha heeft Pöllnitz zelf gesproken en niet alleen hij is er nog vol van, het zit ook Margaretha hoog. Wat er precies gebeurd is wordt niet duidelijk uit haar brief. Maar we kunnen er wel een redelijke inschatting van maken.

    In de Republiek wordt al tijden geklaagd dat het leger van de Keurvorst pas iets doet als ze de subsidies binnen hebben. De waarheid ligt genuanceerder: de Republiek houdt zich niet aan de betalingsafspraak. De Keurvorst is al een tijdje bezig de stekker uit het hele avontuur te trekken en Godard Adriaan weet dat. Hij weet ook dat de Keurvorst vindt dat de Republiek al heel veel gehad heeft aan deze veldtocht. Door deze tocht zijn immers veel Franse soldaten uit de Republiek naar Duitsland getrokken, waardoor hun positie in de Republiek verzwakt is. Godard Adriaan kan wel raden, of weet heel goed, met welke boodschap Pöllnitz naar de Republiek gestuurd was. Een boodschap die de Prins van Oranje niet zinde…

    Brieffragment over de confrontatie tussen Willem III en Gerard Bernhard von Pöllnitz

    [gesonde,] den heere penits1Gerard Bernhard Pöllnitz is hier het geene
    tusche sijn hoocheijt de r p fagel2Gaspard Fagel en hem
    is gepasseert sal uhEd buijten twijfel wt
    het schrijfve vande heere overste webbenom3Johan Thibault Webbenom
    die ick uhEd met de laeste post heb gesonden
    hebbe gesien, so ick van verscheijde hoore en
    ock wt den heere penits die mij heeft besocht
    kost mercke heeft het al vrij wat hooch ge
    =gaen en sijn hoocheijt hem klaer wt gesproocke
    ick wenste het wat meer tusche de 4 a 8
    oochge waerre geweest en dat het so rucht=
    baer niet en was, ijder heeft er de mont vol
    van, [daer bij heeft den jonge penits te weete]

    Een hoge zuilengalerij met hele hoge zuilen en bogen. Op de achtergrond een groene tuin. Links rent een jongen weg, Amalia van Solms staat in het midden, links van haar staat haar man, Frederik Hendrik en rechts van haar en achter haar staat een groep chique geklede mannen met een paar honden.
    De hofcultuur aan het Oranje-hof. Galerij van een paleis met ornamentale architectuur en zuilen, Dirck van Delen, 1630-1632. Collectie Rijksmuseum (v.l.n.r. prins Frederik Hendrik, Amalia van Solms, de Friese stadhouder Ernst Casimir van Nassau-Dietz en zijn zoon Hendrik Casimir I)

    Geld en verstand

    Pöllnitz was getrouwd met een (bastaard-)dochter van Prins Maurits en dus familie van Amalia van Solms. Kennelijk had hij zijn zoon meegenomen en was deze mee op familiebezoek. Aan het hof van Amalia van Solms laat deze jonge Pöllnitz van zich horen. Hij heeft tegen freule Katharina von Dohna, de nicht van Amalia van Solms, gezegd dat de Hollanders niet genoeg geld hebben voor oorlog en niet genoeg verstand voor vrede. En dan te bedenken dat hij ook nog graag een compagnie zou willen hebben. Margaretha betwijfelt of dat op deze manier gaat lukken.

    Eerste regel van het brieffragment over de jonge Pöllnitz
    Brieffragment over de jonge Pöllnitz


    [van,] daer bij heeft den jonge penits4Onbekend te weete

    den soon vanden af gesante opt hoff van de
    prinses teegens freelle5Freule katrijn van dona6Catharina van Dohna onder ande
    =re diskoerse7Discours:Wat je tijdens een gesprek zegt, gesprek geseijt dat wij geen gelt hebbe om
    te oorloochge en niet verstants genoech om de
    vreede te maecke, het welcke mijns oordeels hem
    niet paste te segge, deese man soeckt hier noch
    Een kompangi te hebbe of dat der de middel
    toe is twijfel ick seer aen, de vreede staet ons

    Een ingekleurde gravure van Paleis Honselaarsdijk. Honselaarsdijk ligt net rechts van het midden, Het is een symmetrische huis met daarom heen een symmetrische aangelegde tuin. Links en rechts zijn twee binnenplaatsen met bijgebouwen erom heen. De tuin loopt naar achter door maar raakt zijn symmetrie kwijt. Afgezien van een laan als zichtlijn naar de duinen en de zee, wordt het bos. Rechts langs de tuin loopt een weg met aan weerzijden een bomenrij.
    Paleis Honselaarsdijk in vogelvlucht, circa 1684-1690. Abraham Begeyn en Abraham Blooteling. Collectie Koninklijke Verzamelingen. Honselaarsdijk was een belangrijk Paleis voor onder andere ontvangsten. Amalia van Solms probeert als eerste in de Republiek een écht hof te creëren.

    Amsterdam of Den Haag

    De huur van het pand aan de Nieuwe Heerengracht loopt binnenkort af. Margaretha weet nog steeds niet wat te doen. De kosten lopen zo op als ze weer een huis huurt. Maar íedereen heeft een huis in de stad, dat is toch het veiligst. Margaretha zet de verschillende opties op een rijtje. Een heel huis huren is duur, maar ze zou het idee wel fijn vinden als haar kramende schoondochter daar veilig zou zijn. Dat voordeel heeft ze met een pakzolder niet. Ze kan ook alles naar Den Haag brengen en er maar het beste van hopen…
    Ze is in duizend beraden.

    Brieffragment Amsterdam of Den Haag

    [komste voor ons,] wij sijn maer ses weecke tot
    meij het huijs daer te Amsterdam ons goet
    staet is verhuert, ick weet niet wat ick doen
    sal of weer Een huijs daer te huere daer toe ick
    de koste ontsien, of Een pack solder omt goet
    op te sette of en dan ben ick met het kraeme
    vande vrou van ginckel bekomert, of dat
    ick tgoet hier sal brenge en wage het Een met
    tander, ben in duijsent beraet meest al de
    liede hebbe huijse inde steede en haer goet daer
    gebrocht, ick salt noch Een maent insien en
    uhEd goetvinde afwachte, hiermeede Eijnde
    gende blijfve

    Mijn heer en lieste hartge

    uhEd getrouwe wijff
    M Turnor

    Combinatie van drie afbeeldingen. Linksboven een hijsrad op een zolder, links onder een steile zoldertrap me een afsluitbare deur en rechts een geveltekening van een grachtenpand met een klokgevel. Onderaan een luik naar de kelder en een trap naar de voordeur. Naast de voordeur twee grote ramen. Op de eerste en tweede verdieping zitten drie ramen naast elkaar, op de vierde verdieping twee ramen met een luik er tussen en in de top van de gevel één luik met daarboven een hijsbalk.
    Voorbeeld van een grachtenpand met een pakzolder. In de gevel zit een hijsbalk en op zolder een hijsrad, zodat je niet alle spullen via de zoldertrap naar boven hoeft te brengen. Collectie: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, BT-005176, 508.585 en 508.582

    Naschrift

    De brief ligt klaar om te versturen en dan komt er een brief van Godard Adriaan binnen. Hij blijkt niet geheel gezond. Wat wil je ook met zo’n veldtocht? Margaretha drukt hem op het hart niet verder met de Keurvorst mee te reizen, maar in Minden te blijven tot hij beter is. Gelukkig is dat precies wat Godard Adriaan gedaan heeft, want deze brief ontvangt hij twee weken laten in in Hamburg.

    Brieffragment gezondheid Godard Adriaan

    Mijn lieste hartge naert schrijfve van dees ontfange vhEd vande
    10 deeser waerwt met hartelijcke leetweese sien
    uhEd indisposijsie dit bedroeft mij meer als
    Eits het goet is met godts hulpe te verwine
    als ick uhEd maer in gesontheijt mochte behoude
    och hoe verlange ick naert aenkoome vande
    naeste post, met siecke leede te reijse sal imers
    niet wel sijn hoope uhEd so voorsichtich sult sijn
    en laete de keurvorst reijse, blijfve te minde
    wtruste, [ick hebt voorwaer wel gevreest dat]

    En als ze dan toch weer aan het schrijven is, houdt ze hem ook nog even op de hoogte over de Acte van Garantie voor hun afgebrande huis. Ze herhaalt daarbij de voorkomendheid van de Prins en de maning tot geduld van de broers Fagel.

    Ook vermeld ze dat de Heer en Vrouw van Ginkel erg dankbaar zijn voor het geld voor de brandschatting, ze hadden geen idee hoe ze dat geld anders bij elkaar hadden moeten krijgen. Margaretha maakt zich wel zorgen en is bang dat het bos al verkocht is aan de kapers uit de familie.

    Gravure van een ruïne. Er staan nog een paar muren overeind en de schoorsteen. Er staat een muur waar we dwars door de ramen kijken. Aan de linkerkant staat het koetshuis nog overeind, heer zitten wel gaten in het dak. Op de straat er omheen, staan een paar vrouwen bij een man die op de grond ligt. Recht staan een paar heren met hoge hoeden te kletsen met bajonetten in hun hand. in het midden is een vrouwspersoon te zien, het is onduidelijk wat ze doet.
    Het afgebrande huis van minister Van Maanen in Brussel, 1830. Mogford 1830-1831. Collectie: Rijksmuseum

    Dan is het tijd om de brief voor de tweede keer af te sluiten. En nu moet ze opschieten! Ze zal met groot verlangen naar de brieven van haar man verlangen…

    Oh, trouwens, dat van die jonge Pöllnitz… Dat was aan het hof en er waren allemaal mensen bij!

    Brieffragment laatste ondertekening en opmerking over de jonge Pöllnitz

    [sijn,] hiermeede sal ick met groot ver=
    lange naer uhEd briefve verlange en blijfve
    met haest

    Mijn heer en lieste hartge
    uhEd getrouwe wijff
    MT
    het geen den
    jonge penits
    geseijt heeft soude opt hof op
    de voorkamer van sijnhoocheijt
    in presensi van meenichte van
    van mense geschiet sijn

  • De wanhoop nabij

    DatumPlaats
    Geschreven10 maart 1673Den Haag
    Ontvangen27 maart 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Zoals niemand zal verbazen opent Margaretha haar brief met de constatering dat de post nog steeds een rommeltje is. Het begint nu wel erg uit de klauwen te lopen: pas nu heeft ze Godard Adriaans brief van 24 februari ontvangen. Maar liefst 15 dagen later!

    De post is treurig maar niet zo treurig als het lot van de Republiek. Margaretha begint ernstig te wanhopen en wenst dat Godard Adriaan zo snel mogelijk naar huis komt. Veel nieuws op dat front is er nog niet: generaal Waldeck is eindelijk vertrokken. Wat zijn missie is, dat wil Margaretha niet zeggen. Straks leest er nog iemand mee…

    Brieffragment Waldeck

    [die van de heere romswinckel], wij sijn ongeluckich hadde wij Een
    goede vreede waer wel te wenschen alles wort geruwineert
    en bedurfve ick kan so alles niet schrijfve verlange wel uhEd
    te mooge sien, den graef van waldeeck1Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg is al voor Eenige
    dage vertrocke waer heen wort seer geseeckreeteert hoope
    het naer die plaets sal sijn daer ick uhEd voordees van
    heb geschreefve en dat otlfe2Inktvlek: waarschijnlijk deselfe dan met sal mooge koomen

    Nieuws over Amerongen? Niet echt

    Veel meer nieuws over de brand van Kasteel Amerongen heeft Margaretha helaas niet. Deze brief herhaalt een beetje wat ze eerder al schreef: zonder de instemming van de Raadpensionaris durft ze geen memorie aan de Staten-Generaal schrijven. Maar als ze te lang wacht met het melden van hun ongeluk, dan doen de Staten er niets meer mee. Wat een dilemma.

    Het is wel hopen dat er bij het kasteel niets verandert. Het gerucht gaat namelijk dat de Fransen nu zelfs de overgebleven muren omver willen trekken. Kent hun wrok dan geen einde?

    Brieffragment Amerongen

    de droefvige gestaltenis van ons huijs te Ameronge en wat
    den heer raetp fagel3Raadspensionaris Gaspard Fagel mij heeft doen raede door sijn broere
    de griffier4Griffier Hendrik Fagel heb ick uhEd geschreefve, ben Evewel seer be
    komert wat ick doen sal en derf teegens sijn advijs
    niet begine, niet twijfelende of hij meent ons wel, wenste
    uhEd goetvinde te weete of ick noch sal wachte met ons
    ongeluck den staet bekent te maeck gelijck den voornoemde
    heer mij raden of dat ickt bij meemoorije aende generael
    =lijt5Generaalheid: algemeenheid sal reemonstreere6Remonstreren: uiteen zetten, de franse drijge de muere dieder
    noch vierkant staen om veer te haelle hoope sij haer be=
    dencke sulle en haer moet genoech gekoelt sulle hebbe

    Ansichtkaart met twee tekeningen. Links over de volle hoogte een eindeloze laan door een bos met hoge bomen. Links en rechts op de weg een tramspoor. Heel in de verte loopt een figuurtje. Eronder staat: Middachterlaan. Rechts op de bovenste helft kasteel Middachten. Een lange rechte brug leidt naar een kade daarop staat, tussen de bomen verscholen, een huis met een witte façade in het midden en verder rode bakstenen muren en een grijs dag. Links op het dak een schoorsteen, in het midden een minuscuul torentje. Eronder staat gedrukt ARNHEM en daaronder staat met krulletters Cornelia van Belkum. Midden bovenaan de kaart staat in kleine letters Kasteel Middachten.
    Middachterlaan Kasteel Middachten. Arnhem, 1902-08-19, Uitgegeven door de Algemeene Postvereeniging. Collectie: Gelders Archief

    Losgeld voor Middachten

    Over Amerongen is weinig te melden maar bij de brandschattingen van Kasteel Middachten en het bos is er meer nieuws. De brandschatting is omhoog gegaan van 5.000 gulden naar 3.000 rijksdaalders. Een stuk meer dus. Gelukkig komt er hulp van Elisabeth van den Boetzelaar, de vrouwe van Nieuwenheim: zij gaat kijken of ze het kasteel voor minder kan vrijkopen. Margaretha heeft er weinig hoop in, zo uitgeblust is ze door het slechte nieuws van de laatste weken. Maar goed, baat het niet dan schaadt het niet.

    Brieffragment Middachten

    sij wille nu voort huijs te Middachten ent bos drije
    duijsent rijxsdaelders hebbe en dat kontant te betael
    of willent al mee afbrande ent bos om houwe hebe
    alweer 30 man in staen hacke, de vrou van nieuwe
    nheijm7Elisabeth van den Boetzelaar sou sien of sij op minder kan ackordeere, waere

    Brieffragment geld voor Middachten.

    sijt gelt sulle haelle weet me niet, en kost het dan
    noch intoekoomende bevrijdt blijfve waer goet maer
    wat verseeckerin heeft men daer van, ick kan niet segge
    hoe alle mense te moede sijn met deese leste tijdine de
    heer almachtich wil ons bijstaen, [het tracktaet met]

    Bureaucratie

    Grotere dingen dan enkel de brandschatting van Kasteel Middachten spelen in de Republiek en Margaretha houdt haar echtgenoot maar al te graag kort en bonding hiervan op de hoogte. Zo wordt binnenkort de 200e penning geïnd, terwijl Margaretha al enigszins krap bij kas zit. Ze schrijft wel dat ze nu eindelijk de ordinantie gekregen heeft om Godard Adriaans salaris mee te innen maar of ze daadwerkelijk het geld gaat krijgen, dat is de vraag. Ieder klein dingetje is te veel voor Margaretha: haar hele brief is doordrenkt van wanhoop. Ze is niet de enige die wanhoopt: een Spaanse diplomaat in Den Haag klaagt ook constant over de traagheid van de bureaucratie.

    Brieffragment Oorlog

    [heer almachtich wil ons bijstaen,] het tracktaet met
    deenmercke seijt me dat gesloote is, maer waer wat
    salt helpen, men seijt ock dat me hier seer sterck ter see gaet
    equepeere8Equiperen: uitrusten van vloot men sal inde maent van April weer weer de twee
    honderste penin9Vermogensbelasting moete betaelle, den spaense reesident10Resident: diplomatieke functie, lager dan gezant, hoger dan zaakgelastigde klaech
    seer dat hier bij den staet alles so lansaem toegaet wat
    sal der noch van ons worde, ick heb nu weer de ordi=
    =nansi11Ordinantie: verordening ter som van ses duijsent gul daer ick voordees
    van heb geschreefve gekreechge, verwacht van
    Amsterdam te hoore wat hoop den ontfanger geeft
    tot de betaellene sal dan selfs Eens weer derwaerts
    gaen kan ick die twee saeme ontfange sal Een goede
    som aen teminck overmaecke, ick sal inde toekoomede
    maent weer so veel versoecke, [uhEd geweesene sekree]

    Twee tekeningen van Doesburg. Boven Doesburg vanaf het land. Een zanderige grond en een soort kloof met daarachter een (wal-)muur. Verder zien we de kerk en huizen. De tweede tekening is heel breed maar niet hoog. Nu zien we Doesburg vanover de eisel. Eeen breed, lichtgrijs vlak met aan de andere kant een kade en een kerk en nauwelijks herkenbaar verschillende huizen, poorten en windmolens.
    Doesburg 21 juni 1672, Adam Frans van der Meulen. Collectie Mobilier National

    Oorlog of…

    Ook wordt de stad Doesburg, vlakbij Kasteel Middachten, “geslecht”. Dat wil zeggen dat de vesting daar volledig ontmanteld wordt door de Fransen. Dit maakt het onmogelijk voor Staatse troepen om zich opnieuw in deze vesting te verschansen mochten ze de Fransen er toch uit weten te schoppen. Zijn de Fransen gewoon zorgvuldig of zien zij een bedreiging voor hun legers die Margaretha nog niet opmerkt?

    Ook over de stad Utrecht wordt van jewelste gediscussieerd door de Fransen. Gaan ze deze stadsverdedigingen ook ontmantelen of zullen ze deze juist beter fortificeren? Het lijkt erop dat het laatste woord hierover bij Zonnekoning Lodewijk XIV ligt. Zou Lodewijk ervoor kiezen zijn positie in de Republiek te versterken of beschouwt hij deze oorlog inmiddels als een verloren zaak?

    Brieffragment Doesburg
    Brieffragment Utrecht

    [lange want hij is onverdraechlijck,] ick kan niet sege
    hoe bekomert in alt werck ben de heer wil ons Een
    genaediege wtkomste geefve, de stat doesburch wort
    geslecht in wttrecht delijbereerense12Delibereren: beraadslagen ofse de stat sule

    fortifiseere of de mantileeren13Vermoedelijk een verbastering van ontmantelen. Mantelen staat wel in het woordenboek als een tuin tegen de wind beschutten, maar geen specifiek militaire betekenis daer over aende konin
    geschreefve is, de vrou van wulfve14Anna van Renesse van Moermont is beeter [haer man]

  • De Brand

    DatumPlaats
    Geschreven6 maart 1673Amsterdam
    Ontvangen16 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    Eindelijk heeft Margaretha een brief gekregen van de secretaris. In deze brief doet hij uitgebreid verslag van wat er nou die 21e februari precies gebeurt is. En Margaretha geeft dat weer door aan haar man. Zonder omhaal, zonder franje, zonder drama, gewoon, het verslag.

    De bewoners van het dorp hebben nog geprobeerd geld te bieden en hebben gebeden dat het huis mocht blijven staan. Het mocht helaas niet baten. De ruiters zijn effectief te werk gegaan. Eerst werd het huis van boven tot onder gevuld met brandbaar materiaal (takkenbossen) en vervolgens hebben ze het verdieping na verdieping, van boven naar beneden in brand gestoken. Ook de gebouwen op de voorburcht (daar stonden de bijgebouwen zoals bijvoorbeeld de stallen) zijn allemaal afgebrand. Behalve het hondenhok.

    De muren van het bovenhuis, het kasteel zelf, staan nog overeind. De tuinen en de bomen om het huis heen schijnen niet beschadigd zijn.

    Brieffragment verslag van de brandstichting

    Mijn heer en lieste hartge

    seedert mijne laeste heb ick briefve vande seeckretaris van
    Ameronge ontfange, die schrijft dat de franse Een Edel
    =man met 10 a 11 ruijters op den 11/211De dubbele datering heeft te maken met de overgang van de Juliaanse naar de Gregoriaanse kalender febrij naer Ameron
    hebbe gesonde, die daer koomende niet teegenstaende der
    Eenige huijsliede waeren die Een goede some gelts pree
    senteerde en baeden dat het huijs mochte gekonserveert
    blijfve dat niet kost helpen, maer sij hebbe aenstonts
    tackebosse gedragen tot int boovenste vant vant huijs
    en voort heele huijs door, hebbe van booven inde kap vande
    toorens Eerst aengesteecken Ent so voort afgebrant
    ock al de huijse vant voorburch daer van niets is
    gebleefve alst hondenhuijs, en al de muere vant
    booven huijs met de toorns staen noch, het geboomte omt huijs
    met de hoofve schrijft hij niet beschadicht te sijn,
    de heer almachtich wilter vergeefve, [de sekreetaris]

    Gravure van mannen die een brandend huis aan steken. Link het huis waar de vlammen uit slaan. er staat een man voor die er een kind uit vist of probeert in te gooien. Erachter een ruiter met een getrokken zwaard en een man met een brandende takkenbos in de hand. Op de achtergrond mensen die op de vlucht zijn, lopend, met paarden en met vee.
    Fragment uit Schrikkelijke Verwoestinge der Franzen in ‘t Duijtze Rijk, Jan Luyken, 1689. Collectie Rijksmuseum

    Intendant Louis Robert

    De secretaris heeft keurig Margaretha’s opdracht uitgevoerd en is met Margaretha’s wensen, verzoeken en eisen naar de intendant van Utrecht gegaan, Louis Robert. Hij kwam helaas van een koude kermis thuis. Tijdens het gesprek is de aap uit de mouw gekomen. Het gaat niet om aanwezigheid of om geld, het gaat om wraak. De Fransen weten dondersgoed dat Godard Adriaan aan het hof van de Keurvorst van Brandenburg zit en dat is ze een doorn in het oog. Want, zoals de intendant het verwoordt, Godard Adriaan hitst bij de Keurvorst de Duitse vorsten op tegen zijn Koning, Lodewijk XIV.

    Een edelman heeft tegen de secretaris gezegd, dat hij hoopte dat met de brand de bitterheid van de intendant gekoeld zou zijn. Dat hoopt Margaretha ook, want ze wenst niemand toe wat haar gebeurd is. Ze maakt zich vooral zorgen over het huis Middachten van haar zoon en schoondochter. Intendant Louis Robert blijkt op weg te zijn naar Gelderland.

    Brieffragment reactie intendant

    de heer almachtich wilter vergeefve, de sekreetaris
    schrijft den intendant volgens mijn schrijfve gesproo
    =cke te hebbe en 14 dage wtstel versocht waernaer
    hij niet wilde luijsteren ock dat ick beesich was het
    gelt bij Een en daer te krijge het welcke niet kost
    helpen, hij seijde het so seer niet was om uhEd apsensi
    of wan betaeline vande kontreebuijsie, als alleen
    om dat ch uhEd bij den heere keurvorst is en de
    duijtse vorste teegens sijn koninck ophitste, hij schrijft
    ock datter Een frans Edelman hem geseijt heeft
    dat met het brande van ons huijs haer bitterheijt
    nu gekoelt is, het welcke de groote godt wil geefve

    op dat all andere van diergelijcke ongelucke mooge
    bevrijt sijn, en insonderheijt onse kindere den inten
    dant is naer gelderlant vrees hij daer ock niet
    te vergeefe sal sijn, sij wille voort huijs te
    Middachte 5000f hebbe en voorde bosse saemen
    het welcke hij liefver sulle geefven alst laeten
    ruijwineere, maer waer sullen sijt gelt haelle,

    Oude zwartwit foto van een losse muur die te midden van puin. De muur wordt met een paar palen gestut.
    Fragment uit Bouw van paviljoens naast de Eiffeltoren voor de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs, anoniem, 1889. Collectie: Rijksmuseum

    Ondersteboven staat een aantekening over een schuld die Margaretha afbetaald heeft: 532 gulden en 10 stuivers aan Johan van Reede van Renswoude voor zijn dochter.

    Redden wat er te redden valt

    En weer gaat Margaretha gelijk allemaal praktische dingen regelen. Ze stuurt de secretaris nu met een opdracht naar Amerongen. Ze wil graag dat de muren die nog overeind staan gestut worden en dat al het (herbruikbare!) ijzer en lood verzameld wordt.

    Brieffragment stutten en schoren

    ick heb de seekreetaris geschreefve dat sijn vader die
    in den hoofeniers huijs getrocke is sal laeten sien of
    hij de muere vande huijse die noch sonder Eenige reete2Reet: Spleet, scheur
    over Ent staen kan laete onder schoore of stutte op
    dat die niet om veer valle en dat hijt alt ijser
    ent loot bij Een laet raepen so veel hij kan, [den]

    Acte van garantie

    Margaretha’s grootste zorg blijft of er inderdaad een vergoeding komt voor het afbranden van het huis. De Raadpensionaris wil niet dat ze een memorie schrijft naar de Staten Generaal, maar dat ze dat pas doet als hij het zegt. Margaretha zegt het niet met zo veel worden, maar ze vertrouwt hem kennelijk niet meer zo. Haar conclusie: het gaat waarschijnlijk lang duren. Het zou misschien helpen als Godard Adriaan thuis zal zijn, al was het maar alleen daarom…

    De Raadpensionaris zegt dat hij de brief waarin Godard Adriaan vraagt om thuis te mogen komen, niet gehad heeft. En dat terwijl Margaretha gehoopt had dat Godard Adriaan met Waldeck naar huis had kunnen komen. Die is thuis gekomen en inmiddels alweer in alle stilte vertrokken. Niemand weet waarheen.

    Brieffragment over raadpensionaris Fagel over de memorie

    [sijn,] en den heer griffier fagel3Griffier Hendrik Fagel die aengenoome
    had den heere r p fagel4Raadspensionaris Gaspard Fagel wt mijne naem hier
    van5Over het memorie over de acte van garantie te spreecke heeft geseijt den voornoemde
    r p goet vont en mij rade alsnoch hier over
    geen memoorije aenden staet over te geefve
    maer dat ick soude daer meede wachte tot dat
    hij mij sou laete segge of naerder spreecke, wat
    reeden hij daertoe heeft weet ick niet, vreese

    Brieffragment over de niet ontvangen brief

    de vergoedine van onse schade vrij wat lansaem bij sal
    koome tensij uhEd preesensie dat te weege koste bre
    =nge daer om ick te meer naer deselfs overkomste
    verlange, den griffier fagel seijt dien brief van
    uhEd waer in deselfve aenden staet versoeckt
    demissie te hebbe om thuijs te mooge koome, niet
    ontfange te hebbe, ick hadt anders al gehoopt
    deselfve met den graef van waldijck6Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg weerom
    sout gekoomen sijn, [hier sijn al Eergistere merge]

    Een bord bespannen met banden waarachter spullen bewaard worden: drukwerk (kranten), een document met een zegel erop, een brief met een zegel,  zegellak, een veer, een zegelstempel en een briefopener.
    Tromp l’oeil met schrijfmaterialen, Edward Colyer, ca 1702. Collectie: Victoria & Albert Museum, Londen

    Meelezers

    Waar Margaretha zich zorgen maakt over meelezers bij de brieven tussen haar en haar man, put ze vrijelijk uit de brieven van anderen. Otto van Schwerin (minister van de Keurvorst) zou aan de Markies van Grana geschreven hebben dat troepen van de Keurvorst en de Keizer Münster hebben ingenomen. Daarom was iedereen blij en vierde feest. Toen er geen nieuwe informatie kwam, liet iedereen het hoofd hangen.

    Na nog een paar losse opmerkingen over baantjes die zijn uitgedeeld is het blad vol en sluit ze af. Heel snel krabbelt ze in de kantlijn nog even het kattenbelletje over het betalen van het geld aan Johan van Reede van Renswoude.

  • De olifant in de kamer

    DatumPlaats
    Geschreven3 maart 1673Den Haag
    Ontvangen10 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    De brief die Godard Adriaan op 10 maart 1673 ontvangt is een lange brief. Maar Margaretha heeft ook veel te vertellen, ook al is er sinds haar vorige brief niet veel meer duidelijk geworden over Kasteel Amerongen. Het doet haar ‘vande gront mijns harte leet’ dat ze haar man, die in grote onzekerheid in het Duitse Minden verblijft, geen duidelijkheid kan verschaffen over zijn have en goed. Maar zodra ze nieuws heeft, begint ze van alles te regelen: typisch Margaretha.

    Niks, noppes, nada

    Niemand schrijft over de reusachtige olifant in de kamer: de vermoedelijke brand van het kasteel. Geen woord. Geen letter. Noch uit Utrecht, noch uit Amerongen. Margaretha wordt door eenieder volledig in het ongewisse gelaten.

    Brieffragment over niets horen

    [kontiniweert] en nochtans schrijft mij noch van
    wttrecht noch van Ameronge niemant Een woort
    daer over ick mij niet genoech kan verwonderen
    wat en aen wien ick schrijf krijch niet Een letter tot
    Antwoort heb aende preedikant kepel1Dominee Bernhard Keppel aen weesel2Abraham van Wesel aende
    seekreetaris3Secretaris Van den Doorslagh geschreefve en hoor van niemant Een woort

    Van horen zeggen

    Via via heeft Margaretha toch enige snippertjes informatie kunnen bemachtigen. In een brief uit Amsterdam leest ze dat Jan Evertsen, de zoon van Evert Jansen, die in Amerongen woont, heeft geschreven dat kasteel Amerongen volledig is afgebrand. Ook de voorburcht zou de Franse vernielzucht niet overleefd hebben. Enkele andere gebouwen, waaronder het huis van de hovenier en de woning van Teunis Huijbertse, konden gespaard worden. Nu móét Margaretha de onheilstijdingen wel geloven… De olifant in de kamer blijkt een olifant in een porseleinkast te zijn, en hij draagt een Frans uniform.

    Brieffragment van horen zeggen

    onsen drost van kleef schrijft mij van Amsterdam
    dat ijan Evertse de soon van Evert ijansen die tot Ameronge
    int santvoort4Zandvoort is nog steeds een straat in Amserongen, vlakbij het kasteel woont hem van daer
    schrijft dat ons huijs te Ameronge met het voor
    burch teenemael is afgebrant, dat sij het huijs
    van joost van omeren den hoofeniers huijs teunis
    huijbertsens huijs ent huijs van den drost ock wilde
    aensteecke maer dat sij dat met twintich rijxsdal
    hebbe afgekocht, sonder dat hij verdere pertikulierij
    =teijte schrijft, nu moet ickt geloofve en kan niet
    segge hoe bedroeft ick ben , [de heer van ginckel sal]

    Tekening van een olifant als een dikke man in (Frans) uniform. Hij heeft een krullenpruik op met een grote hoed. Hij draagt een jas met grote manchetten, die open hangt. Om zijn middel een riem met daaraan een zwaard. In zijn rechterhand houdt hij een speer.
    Dierensatire, Egbert van Heemskerck (II), 1674 – 1744 (detail). Collectie Rijksmuseum

    Typisch Margaretha

    Maar Margaretha zou Margaretha niet zijn als ze niet meteen ook van alles begint te regelen. Tuurlijk, ze is bedroeft, maar ze heeft inmiddels ook al weer contact opgenomen met de Prins van Oranje en ze is tevens bij griffier Hendrik Fagel en diens broer raadpensionaris Gaspar langs geweest. Hoewel ze het niet met zoveel woorden schrijft, is het evident dat het over de vergoeding voor het afgebrande huis in Amerongen gaat. Veel kan ze daar verder nog niet over schrijven, want ze moet eerst weten wat er precies vernietigd is. Hebben de plantages de Franse vernielzucht overleefd? Margaretha regelt ook maar meteen dat er een speciale bode richting Amerongen wordt gestuurd om inlichtingen te verzamelen. Was Godard Adriaan maar thuis… Helaas lijkt her erop dat dat die hoop inmiddels vervlogen is.

    Brieffragment reactie Willem III op brand
    Brieffragment over verdere informatie

    [=teijte schrijft, nu moet ickt geloofve] en kan niet
    segge hoe bedroeft ick ben, de heer van ginckel sal
    uhEd schrijfve het beleeft en siviel antwoort dat
    sijn hoocheijt hem op dat subijeckt heeft belast aen mij
    te segge, dan dit sijn maer tot noch toe maer woorde
    wil hoope het Efeckt daer op sal volgen, ick ben
    ock bij den heer griffier fagel geweest hebt hem ock

    bekent gemaeckt die aengenoome heeft den heere rp
    daer over te spreecke, verder kan ick hier niet in
    doen voor dat ick al de pertikulaerijteijte weet, ock
    hoet met de plantaesie staet ofse die ock hebbe
    gehouwe, of onbeschadicht gelaeten , den Espresse
    die de heer van ginckel naer Aernhem heeft ge
    sonde heb ick gelast op Ameronge aen te gaen
    en hem op alles te informeere , ick wenste wel
    uhEd nu hier waert dan sien daer voor Eerst
    geen hoop toe gelijck uhEd wt het schrijfve vande heer
    van ginckel sal sien, [kost deselfve noch met den]

    Tekening van een man met lang krullend haar. Hij heeft een befje om en een cape over zijn schouder. Hij buigt bescheiden. Hij heeft zijn hoef in zijn rechterhand en met zijn rechterhand overhandigt hij een brief. Voor hem staat een hondje (King Charles Spaniel?) blij te springen.
    Bode brengt een brief, Jan van Somer, 1655 – 1700 (detail). Collectie Rijksmuseum

    Bijzondere haat

    Margaretha is nog net zo bezorgd of die Acte van garantie wel iets waard is als in september. Om haarzelf moed in te praten schrijft ze maar dat het huis wel in brand gestoken moet zijn vanwege een specifieke haat van de Fransen jegens Godard Adriaan. Bij niemand treden de Fransen immers zo rigoreus op? Van Johan van Reede van Renswoude hebben de Fransen bijvoorbeeld 2000 gulden geeist, maar hij heeft niet betaald. En er gebeurt niets…
    Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, de heer van Wulven, is voor 6000 gulden aangeslagen. Hij wordt er van verdacht zijn spullen ergens verborgen te houden of te hebben ingemetseld. Hij heeft zijn hele huis leeggehaald en heeft niet eens meer een bed om op te slapen! Tot overmaat van ramp schijnen de goederen in Zeeland ook geconfisqueerd te zijn. Terwijl ze het zo opsomt realiseert ze zich dat hij er ook wel ellendig aan toe is. Gelukkig is er een klein lichtpuntje voor hem: het gaat met zijn vrouw iets beter

    Brieffragment over de anderen die het minder zwaar (lijken) te hebben.

    [salt wel moete overlegge,] tis seecker dat sij dit
    wt Een pertikulijere5Particuliere: bijzondere, specifieke haet die sij teegens uhE
    ten opsichte van sijn komissie hebbe gedaen, want


    niemant so rijgereus getrackteert wort den heere van
    rhijnswou6Johan van Reede van Renswoude hebbense 2000 f geEijst de welcke hij niet
    gegeefve heeft en niet weer om aengesproocke wort,
    den heer van wulfve7Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken wort weer op nieu 6000 f
    geEijst om dat hij Eenich van sijn Eijgen goet ver
    burge of Eiwers8Iewers: ergens in gemetselt heeft, en hebbe
    al sijn meubelen so deeger9Deger: geheel, volkomen wt sijn huijs gehaelt
    dat hij niet een bedt om op te slaepen heeft ge=
    houde, in seelant seijt den heer van oudijck10Willem Adriaan van Nassau Odijk datsij
    ock al den heer van wulfvens goet hebbe gekonfis=
    =keert so dat waer is, sijn sij wel te beklage en der
    Elendich aen, ick ben bij de vrou van wulfve11Anna van Renesse van Moermont ge
    weest sij was wat beeter[, uhEd briefve vande]

    Geld

    Margaretha probeert er alles aan te doen om te zorgen dat zij en haar man het geld krijgen waar ze recht op hebben. Ze belooft haar man dat ze naar Amsterdam zal afreizen zodra ze de ordinantie binnen heeft. In totaal heeft ze twee ordinanties, die bij elkaar opgeteld 12000 gulden waard zijn. Ze wil zo veel ontvangen als mogelijk is, want ‘hoe langer hoe erger men aen gelt sal raecken’.

    Brief fragment over geld

    [briefve,] ick sal met het gelt doen volgens uhEd
    ordere, verwachte deese weeck noch Een ordinan
    die inhande vande gekomiteerde raden is om de
    kontree ordinansi op te maecke so haest ick die
    heb sal daermeede naer Amsterdam gaen om te
    sien of ick kost het gelt van beijde die ordienansi
    het welcke ter som van 12000 f sal sijn saeme kan
    krijgen, moet so veel ontfange alst mogelijck is
    want hoe langer hoe erger men aen gelt sal
    raecken[, de heer en vrou van ginckel bedancke]

    Zuinig leven

    Margaretha belooft dat ze zo zuinig mogelijk probeert te leven, maar ze verzoekt hem er wel rekening mee te houden dat haar huishouden momenteel uit 28 à 30 man bestaat en dat alles ongelooflijk duur is.

    Brieffragment over zuinig leven

    ick bidt weest verseeckert dat ick so seer op Alles menaesgeere12Menageren: sparenalst
    Eenichsins moogelijck is, dan uhEd belieft te dencke dat hier Een
    swaere huijshoudine is wij sijn meest 28 en 30 mense sterck en
    alles is so wttermaete dier dat ongelooflijck is[, den heer van]

    Gravure van een oudere man en een oudere vrouw die samen aan tafel zitten. De vrouw weegt geld, terwijl haar man een stokbeurs op schoot heeft. Vanuit een venster slaat de Dood, met in de hand een zandloper, het tafereel gade.
    Paar weegt geld, Franciscus van der Steen, naar David Teniers, 1643 – 1672. Collectie Rijksmuseum

    PS: Je nieuwe rustwagen komt eraan!

    Van de winter is Godard Adriaan zijn rustwagen kwijtgeraakt. Nu het bijna lente is, komt er dan eindelijk een nieuwe rustwagen. Griffier Hendrik Fagel zal het gaan regelen. Het duurde zo lang omdat degene die verantwoordlijk was voor de nieuwe rustwagen, Daniël van Hogendorp, zes weken afwezig is geweest.

    Brieffragment rustwagen

    de tweede rustwage
    seijt den griffier fagel te sulle
    besorchge datse uhEd sal goetgedaen
    worde, het is so lan in hande vande heere hoogendorp13Daniël van Hogendorp geweest
    die wel sesweecke of langer apsent is geweest, dat oorsaeck
    is het niet is afgedaen