Tegenwoordig is men daar niet meer zo open en eerlijk over, maar Margaretha start haar brief met te zeggen aan haar man dat ze liever een kleinzoon had gehad in plaats van een kleindochter. Maar, uiteraard is het Gods keuze geweest en is ze vooral dankbaar dat het kindje er in goede gezondheid is gekomen.
Salomé Jacoba van Reede
Op 25 mei 1673 in de ochtend is het kind gedoopt en kreeg het de naam Salome Jacoba, vernoemd naar Margaretha’s moeder en oom. De kraamvrouw, moeder Philipotta, maakt het redelijk en ook het kindje doet het goed. En de vader? Het is duidelijk dat er nog geen geboorteverlof bestond in de 17e eeuw, want de heer van Ginckel is vandaag naar Gorinchem vertrokken naar zijn regiment. Er blijkt veel onderlinge ruzie gemaakt te worden tussen de officieren aldaar. Alsof er niet genoeg vijanden zijn…
Aanval op Muiden en Gorinchem?
Wat betreft die vijanden, er gaan geruchten rond dat Muiden en Gorinchem vannacht of morgen zullen worden aangevallen – beiden plaatsen tegelijkertijd. Margaretha bidt tot God in de hoop dat de bevelhebbers wijsheid en voorzichtigheid zullen tonen, en dat alle krijgshelden moed en een “manelijcke harte” zullen hebben.
Dag en nacht onrust
Angst overheerst opnieuw, het is bijzonder dat Margaretha haar kalmte in haar pen weet te bewaren. Ze schrijft dat ze dag en nacht onrust ervaart omdat er zoveel gevaar dreigt voor haar zoon en andere geliefden. Hoe kan ze een kraamvrouw met vijf jonge kinderen en zichzelf beschermen? Daarnaast zijn er ook geruchten over een mogelijk verdrag tussen de Keurvorst en de Fransen. Zucht… Er valt nog veel meer te vertellen, maar ze zou liever hebben dat hij hier was. Het is gemakkelijker om alles persoonlijk te bespreken dan het allemaal op te schrijven.
[in sijn heijlige bescherminge neemen,] och ick ben so bekomert kan nacht noch dach ruste dat ons wat over quam wat soude ick met Een kraem vrou die maer 4 a 5 dagen out inde kraem en 5 sulcke kleijne kinderkens gaen beginne, de heere hoope ick sal ons bij staen ist sijn godlijcke wil ons aen te taste en noch swaerder te besoecken mij ten beste raden en Een genaedige wtkomste geefve
En nu is het uit (2)!
En dan de kwestie van de tienduizend gulden, die de heren van de gecommitteerde raden nog steeds niet hebben betaald. Ze is daadwerkelijk naar hen toe gegaan, maar niemand was aanwezig. Volgende week gaat ze het nog eens proberen in Amsterdam en de ontvanger persoonlijk te vragen de betaling te regelen. Ze vreest echter het ergste en dat de andere problemen die op hen afkomen nog erger zullen zijn.
Pakketje, brief en kazen
De heer van Ginckel heeft gisteren een brief aan Godard Adriaan geschreven en deze persoonlijk naar Temminck in Amsterdam gestuurd. Margaretha heeft zelf ook een brief in een deken verpakt, samen met een mandje met verschillende kazen, en verzocht dat Temminck deze met de eerste gelegenheid aan haar man zou bezorgen. En hoewel er een luchtje aan deze zaak hangt, is het niet de lucht van Parmezaanse kaas, want die is nog steeds niet aangekomen…
[sende,] ick heb aenden selfve teminck in Een man= deken gepackt 3 schraefvesantse kaese twee groene met Een witte gesonde met versoeck hij die met deerste geleegentheijt aen uhEd wilde bestelle mij verwondert noch niet te hoore dat de blicke serviesie uhEd ter hande sijn gekoome, vande per= mesaense kaes hoore ick ock niet, men seijt hier al Een reesgement van uhEd nieu geworfvene
Bericht van overlijden
Tot slot meldt Margaretha haar man dat er een aantal personen uit Amerongen zijn overleden. Zo is Huibert van Velpen niet meer onder hen en ook de oude juffrouw van Amerongen en juffrouw van Nijevelt te Wittevrouwen zijn overleden. Alsof Margaretha wil benadrukken dat naast de vreugde van het nieuwe leven van hun kleindochter ook altijd de dood om de hoek ligt.
De hoop op troepen uit Duitsland is na het verraad van Brandenburg nihil. Het enige wat naar de Republiek is gekomen, zijn wat losse manschappen, waaronder een stel knechten en ruiters die Godard Adriaan speciaal voor zijn zoon geronseld had. Toch nog een beetje goed nieuws dus. Als een echt goede vader wist Godard Adriaan precies wat zijn zoon hebben wilde.
Mijn heer en lieste hartge uhEd aengenaeme sonder dato doch volgens die vande heer van ginckel vande 31 pasato hebbe wij ontfangen ock sijnde knechts en ruijters met de paerde wel over gekoome gelijck uhEd wt het schrijfve van onse soon sult sien, hij is bekomert uhEd sijn selfs sult ontrijft1ontriefd hebbe met het paert dat van onse neef van reede sali2neef Carel van Reede van Drakestein is gekoome om dat hij oordeelt het selfve seer gemacklijck gaet en Een seer goet paert te sijn,
Hier blijft het goede nieuws niet bij: het gaat ook een stuk beter met Godard Adriaan na zijn ziekzijn. Margaretha is opgelucht en dankt twee figuren hiervoor: de Here God én Jenneke, Godard Adriaans dienstmeid. Het hemelse en aardse hebben duidelijk samengewerkt in Margaretha’s ogen. Ondanks deze zegens mag Godard Adriaan nog niet naar huis. Hopelijk komt dit goede nieuws snel.
ick ben van harte verblijt uhEd door de hulpe vande meedesijne voornaemlijck de seegen des heere begint te beeteren en de pijn vermindert ick kan niet segge hoeseer mij uhEd indisposisie3Indispositie: (lichtelijke) ongesteldheid, niet (geheel) gezond zijn heeft bekomert, heb jeneken te liefver en salt ock aen haer Eerkene dat sij uhEd so wel heeft op gepast en gedient, den graef van waldeck4Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg wort hier noch alle Eure verwacht mij sal verlange op sijn komste of uhEd ordere sult krijge om thuijs te koome of weer naer ber= =lijn te gaen, [den heere penits is noch hier, uhEd]
Het verraad van Brandenburg
Dat de keurvost en zijn troepen de Republiek niet te hulp schieten blijft zwaar op Margaretha’s borst drukken. Toch laat de vrede tussen de keurvorst en de Franse zonnekoning nog even op zich wachten. De twee heersers zijn het oneens waar deze getekent zou moeten worden: Keulen of Aken. Het maakt natuurlijk niets uit, het is alleen een manier om de vrede uit te stellen. Wellicht kunnen de Fransozen dan een betere positie voor henzelf uithouwen. Hoe hard de Zweedse ambassadeurs ook roepen dat er vrede komt, Margaretha hoort dat Arnhem, Harderwijk en andere plaatsen versterkt zijn. Het lijkt er zo niet echt op dat de Fransen de Republiek willen verlaten.
[=lijn te gaen, den heere penits is noch hier,] uhEd sou niet geloofve hoe men hier spreeckt dat den heere keurvorst5Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg ons bedroochge heeft uhEd kant best weete heere boecke sijn duijster te leesen6Herenboeken zijn zeer duister te lezen: Onderdanen kunnen niet oordelen over daden en beweegredenen van de overheid, ick heb uhEd in mijne voorgaende geschreefve hoe dat de stat van keulen vast gestelt en aenge =noome was tot de bij Eenkomste vande vreede han delin
nu brenge de franse briefve weermeede dat de konin7Lodewijk XIV die plaets daertoe niet en begeert maer het te Acken wil hebbe, daer ick geloof men hier weij= nich differensi in sal maecke of vinde maer men vreest dit alleen is om wtstel te vinden onse Ambassadeurs preepereeren haer vast tot die reijs, de sweetse Ambasadeurs segge haer sterck te wille maecke dat wij de vreede sulle hebbe dat ick en meer niet wel konne begrijpe om datse Aernhem harderwijck en meer plaetse fortifiseere doesburch hebbense teenemael geraeseert[9], te
Fort Utrecht
Ook in Utrecht is er veel gaande. De Fransen lijken het plan opgevat te hebben om vier citadellen te gaan bouwen op de Vredenburg. Wat voor fort zal Utrecht wel niet worden dan? Althans…
Margaretha gelooft niet dat dit plan is wat het lijkt. Volgens haar is het gewoon een tactiek van de Fransen om meer geld los te krijgen uit de bevolking. Voor de citadellen zouden nog meer huizen afgebroken moeten worden maar als je betaalt, laten ze jouw huisje staan. De Fransen lijken vastbesloten om zo veel mogelijk geld uit de Republiek te halen.
[doesburch hebbense teenemael geraeseert ,] te wttrecht spreeckense van vier sitedelle te maecke opt vreeburch hebense al materijaelle daertoe laeten brenge daer soude tot die Eene wel 11 a 1200 huijse moeten afgebroocken worde, doch veel meene dat dit maer tantefaere8Tantefèèr: druktemaker sijn om de liede alweer gelt af te perse tot behou denis van haer huijsen, sij hebbe wondere in vensie om de liede voort te ruijneere, [de procku]
Dat merkt de arme procureur-generaal Abraham van Wesel ook. Eerder schreef Margaretha dat hij een flinke borgsom had betaald om Utrecht te kunnen verlaten voor een gesprek met de raadspensionaris. Helaas kwam hij van een koude kermis thuis: na vier lange dagen wachten heeft Van Wesel uiteindelijk niemand weten te spreken. Teleurgesteld moest hij weer afdruipen naar Utrecht.
Waar blijft dat geld toch?
Margaretha kan het wel begrijpen: zelf probeert ze nu ook al maanden Godard Adriaans salaris uitbetaald te krijgen, zonder succes. Nu ook nog eens haar kasteel is afbrand, is er nog een reden om de raadpensionaris te willen spreken. Hoe langer ze daarmee wacht, hoe groter de kans dat ze niet vergoed gaat worden voor de schade. Was Godard Adriaan maar in de Republiek om zijn politieke gewicht en connecties in de schaal te werpen. Of hij meer succes zou hebben blijft een raadsel: Margaretha schrijft hem nog dat hij de mensen niet meer zou herkennen.
[de procku] reur generael weesel9Abraham van Wesel is weer naer wttrecht ver trocke sonder dat hij den r p fagel10Raadpensionaris Gaspard Fagel heeft konne spreecken heeft hem 4 dage lanck op alle Euren van den dach gaen op wachte ijae selfs niet Een oochgeblick versuijmt vande tijt die hij hem gestelt heeft, hij weesel dorst niet langer blijfve om de pas die hij vande franse had en in Een dach a2 wt is hij heeft daer voor de som van 5000f tot borch moete stelle dat hij in die tijt weer daer soude sijn, ick had wel gewenst hij den
heere rp11Raadpensionaris weegens onse affaerees had konne spreecke dan theeft met wille lucke, heb hem deese meemoorije die hier neffens gaet laeten opstelle op dat uhEd kont sien of gerade sal vinde die in tijde en wijlle aen de generaeliteijt so te preesenteere, kinschot12Gaspard van Kinschot kan men ock niet Eens te spreecke koomen uhEd sou niet geloofve hoe de mensche verandert sijn en hoe difisiel sij te spreecken worde, de belofte en woorde van dien heer aen uhEd geschreefve sijn goet alser het Efeckt op volcht maer ick vreese in uhEd apsensi ick niet veel op doen sal, ben ock seer beducht of ick deese memoorije al sal derfve overgeefe so lange het den r p niet goet en vindt, sal uhEd goetvinde verwachte, [ick heb uhEd met]
Margaretha is alle bureacratische moeilijkheden zo zat dat ze maar een aanvraag heeft gedaan voor tienduizend guldens in plaats van zesduizend. Op dit punt maakt het niet uit meer welk bedrag je vraagt, het is allemaal even onmogelijk om gedaan te krijgen
Toch is er op bureaucratisch vlak ook goed nieuws te melden: eindelijk, eindelijk, zijn de pagadoors begonnen met het uitbetalen van de Staatse troepen. Van Ginkel heeft een deel van de salarissen voor zijn troepen gekregen en hoopt dat de rest snel volgt. Een eerste teken dat de reorganisatie van het Staatse leger goed uit aan het pakken is wellicht?
[heb aen haer soon sijn getelt], de pagadoors13Pagador: van het Spaanse pagador = betaler, Hier geldschieters be= ginne nu gelt te geefve de heer van ginckel heeft 500f voor sijn komnpangi voort Eerste gelt van haer ontfange hoopt het resteerende van die maent haest volgen sal, [al onse kindere sijn de heere sij ge]
Letters leren en dromen over een paardje
Het land is verwoest en Kasteel Amerongen ligt in puin maar er is hoop voor de toekomst. De kleine Fritsje kent namelijk het ABC uit zijn hoofd! Na alle deprimerende praat eindigt Margaretha met nieuws over de kleinkinderen. De vele ziektes in de winter hebben ze achter zich gelaten en het gaat nu stukken beter met ze. Fritsje is flink aan het groeien en leert veel van zijn “groote mama”, van Margaretha dus, en de groote Visbach, en van de huishoudsters. Nog belangrijker, Fritsje heeft door dat zijn grootpapa zijn vader een mooi paard heeft gegeven en nu wil hij er ook een! Wel maar een klein paardje, dan kan hij er ook op rijden.
[haest volgen sal,] al onse kindere sijn de heere sij ge danckt gesont fritsge wort seer groot en weesent lijck, leert bij groote mama en de groote visbach sijn vrage heel fraeij en ock al ommn o n onse kant Ab al en alde letters seijt dat groote papa hem Een kleijn paertge heeft gesonde daer hij met gewelt op wil rijde bedanckt groote papa seer bidt alle daech voor hem dat hij haest gesont mach worde en weer thuijs koomen, het welcke godt wil geefve, blijf Mijn heer en lieste hartge
Waar is de prins? Margaretha heeft er op dit moment geen zekerheid over. Waarschijnlijk omdat de post (en daarmee het nieuws) op zich moeten laten wachten vanwege het vreselijke weer. Het laatste nieuws is dat Willem III met zijn leger voorbij Tongeren was en nabij Sint-Truiden – vijf uur van Maastricht vandaan.
Koning Winter blijft
‘Het friest hier fel en is seer scherp kout’ – een omschrijving die ook anno nu in het weerbericht te lezen valt. De binnenwateren zijn dichtgevroren, waardoor er geen schepen meer varen. Margaretha kan er niet van slapen. ’s Nachts in bed bekommert ze zich enorm om de situatie. Ze merkt dat er weer veel onrust is onder de bevolking, en mensen hun spullen wederom pakken om te kunnen vluchten als het nodig is. Terwijl ze óók hoort dat er juist géén nood aan de man is. En juist die twijfel en ordeloosheid is wat Margaretha het meest deert. Er is zo weinig zekerheid, alles loopt ‘so los’ zonder dat er enige ‘konschope’ is, ofwel: geen feiten, alleen maar geruchten.
het friest hier fel en is seer scherp kout alde binne watere legge toe datter geen schuijte meer en vaere, en hier veel met groote bekom merin snachts op t iens bedt doet ruste, hier hebbe alweer veel liede haer goet gevlucht, hoewel weer somige segge dat wij geen hier vande vijant geen noot en hebbe, maer wat sal ick segge dat mij t meest bekomert is datter so weijnich ordere is en dat men der op alles so los overloopt sonder Eenige konschope1Kondschap: benaming voor feit, toestand (kondschappen zijn berichten) te hebben [,de heer wil ons bewaere op mense]
Alliantie en arme soldaten
Margaretha verbaast zich erover dat haar man niets weet van een alliantie met de Keurvorsten van Trier en Mainz. Ze schrijft over de Zweedse Ambassadeur en over haar ongeloof in een vrede die mogelijk zou kunnen naderen. Hierdoor glijden haar gedachten richting de arme soldaten die nu onder de koude, blauwe hemel op schildwacht moeten staan.
Inflatie
En hoe staat het er economisch voor? Alles is hier ‘onuitspreeckelijck’ duur. De mensen worden met de dag armer en de producten met de dag duurder. Voor een mandje met wortels dat voorheen 6 stuivers kosten, heeft Margaretha nu 1 gulden moeten betalen. Ook de prijzen van stro zijn verdubbeld. Ze let weliswaar zeer op haar centen, maar toch blijven de uitgaves per week enorm.
is, en alles is hier onwtspreeckelijck dier Een mandeken met wort ele dat me voordees voor 6 stuijver plach te koope heb ick Een gul voor moete geef ve, Een voer stroij daer 4f voor plach te geefve kan men nu voor geen acht gulde krijge en so voort alles naer venant, hoe nau en deun ick alles over leg moet ick alle weeck veel gelt wtgeefve, het siecke vande kinder en oude mense heeft al meede veel gekost, frits
Gepokt en gemazeld
Dat Margaretha een hele ziekenboeg moet verplegen, helpt uiteraard ook niet mee. Gelukkig nieuws is dat Frits weer beter is, en de pokken heeft kunnen ontwijken. Maar het jongste kind (Reijniera) heeft ze wel te pakken gekregen, hoewel zij er niet heel ziek van is geworden.
(frits)
is weer wel en heeft geen pockges gehadt, maer het kleijnste kint reijniertge isser aen doch almee so wij hoope het quaetste doer de pocke staen al heel licht en sweere heeft er niet veel en isser niet heel sieck aen geweest, hadden de kindere ge maeselt so waert goet maer te pocke Eersij gemaeselt hebbe seijtme dat sij se wel licht weer krijge, alst godt belieft kanse voor alles bevrijde [onse Neef van rossom die hem tot]
Winterkwartier
Onze schrijfster is benieuwd waar Zijne Hoogheid eigenlijk kwartier zal maken, nu Koning Winter duidelijk niet van plan is zich koest te houden. Ze vreest dat wanneer er geen goede plek wordt uitgekozen, het leger de moed zal verliezen. De mannen van het leger zijn deze zware afmattingen immers niet gewend. Onrust over een eventuele aanslag op het huis blijft natuurlijk ook niet onvermeld in deze brief.
Tot slot wat positiefs, Margaretha is heel blij dat de brieven nu eindelijk weer goed aankomen, twee maal per week mag ze een brief van haar man ontvangen – tot haar grote geluk.
Een halve maand geleden schreef Margaretha vrij negatief over de verdediging van de Republiek. Generaals Nassau-LaLecq en Montbas zouden nog niet op hun plek zijn zei ze, en ze heeft ook ernstige twijfels over de IJssellinie. Helaas bieden de recentelijke ontwikkelingen weinig hoop voor Margaretha om zich aan vast te houden.
De voorbereidingen
Haar brief begint wederom met een wens dat het verdrag met de Keurvorst van Brandenburg snel vorm krijgt. Het zou “[e]en groot ontset sijn vandaer so veel volckere te krijgen en so gesecht wort sulcken schoone volck.” Het verdrag zou dus veel, maar bovenal goed-getrainde, soldaten ter verdediging betekenen. Dat heeft de Republiek nodig want “[de personen] die hier sijn aengenoomen loopt vrij veel slechte broeders onder.”
In haar brief kwakkelt het voorbereidend werk van de verdediging van het vaderland door. Utrecht wordt versterkt en Kasteel Middachten wordt gebruikt om troepen te huisvesten. Margaretha verwondert zich nog even hoe Philippota, die op het moment in Middachten is, het daar zo lang uit houdt. Daarna gaat ze al snel door met een klaagzang over de generale staf van het Staatse Leger.
Kinderachtig gekibbel
laet bij sal koomen, dat de heer van ginckel in sijn solisi -tasie mis geloopen is waer wel so veel niet aengeleechgen dan men siet daer aen wat vriende dat men heeft dat is al verdrietich geduerich met sulcken ijver tot dienst van Een ander te staen en so geloont te worden, hij is ongeluckich, dan moet paesijensie1patiëntie: geduld hebbe, steenhuijse2Ludolf van Steenhuizen, voorgesteld voor de positie van luitenant-generaal wilt niet aeneemen om dat hij onder momba3Jean Barton de Montbas, voorgesteld voor de positie van commissaris-generaal is gestelt, en momba ock niet om dat de graef van nassau4Frederik van Nassau-Zuylestein, voorgesteld voor de positie van generaal van de infanterie booven hem is, hij derft teegens sijn goeije vriende voorslaen
dat men hem de derde luijtenant generael sou maecken en wie weet watse niet doen en sulle, de onbeschaemde lie5lieden hebbe het derde deel vande werlt in6Spreekwoord, onbeschaamde lieden hebben het derde deel van de wereld: Geen schaamtegevoel hebben, sij twee hebbe tot noch toe haeren Eet7eed niet gedaen hoet noch gaen sal, [jonckheers weet mij niet genoech te vertelle van uhE]
Eerder schreef Margaretha aan Godard Adriaan hoe een aantal mannen benoemd waren tot de generale staf en dat haar zoon gepasseerd was. Toen was ze al verontwaardigd en haar verontwaardiging lijkt hier gerechtvaardigd te zijn. In plaats van aan het werk te gaan, kibbelen de generaals onderling over wie bovenaan in de hiërarchie staat. Steenhuizen vindt het niet kunnen dat hij onder Montbas staat, terwijl Montbas juist weer ontevreden is dat hij onder Nassau-Zuylestein staat. Montbas zou juist graag hebben dat hij derde luitenant-generaal wordt.
Onduidelijke hiërarchie
We merken hier ook dat de hiërarchie van de generale staf nogal los is. Wie er bovenaan staan is duidelijk: dat zijn de kapitein-generaal (Stadhouder Willem III), de gedeputeerden te velde en de veldmaarschalken. Daaronder wisselt het nogal welke positie belangrijker is. Dit komt doordat er geen gecentraliseerd leger is. Veel officieren zijn in dienst van één van de provincies of steden en niet van de Staten-Generaal. Dezelfde titel kan dus, afhankelijk van het gewest, een heel andere betekenis hebben. Hier komt ook nog eens bij dat binnen een titel onderscheid bestaat, wat aangegeven wordt door een nummering. De eerste luitenant-generaal staat dus boven de derde luitenant-generaal.
Voor Margaretha is het bedroevend om naar te kijken: deze onbeschaamde lieden krijgen een derde van de wereld maar haar, wellicht wat te timide, hardwerkende zoon krijgt niets.
De brief die Margaretha stuurt aan Godard Adriaan op 8 februari 1672 begint met alledaagse zaken: ze beschrijft wie inmiddels hun schulden aan de familie heeft afgelost en van wie ze nog steeds geld tegoed hebben. De “bekende” 5000 gulden is nog steeds niet betaald. Bekend omdat dit bedrag al open staat sinds voor Godard Adriaan naar Berlijn vertrok en Margaretha het bijna iedere brief wel noemt.
Diplomatieke perikelen
Met de alledaagse zaken uit de weg gaat Margaretha over op, voor ons, interessantere zaken: Godard Adriaans voortgang als diplomaat aan het hof van de Keurvorst van Brandenburg.
tis mij seer lief te hoore dat den heere keur – vorst kontiniweert1continueren, voortduren in sijn geneegentheijt tot deesen staet het welcke wij wel van noode hebbe so ick hoore hanckt de gunst vande vorste van sel en luijnenburch2de Duitse Hertog van Celle en Lunenburg daer heel aen die haer naer den keurvort van brandenburch wille reeguleere, men seijt dat den Ambassadeur doenin naer geen presentaesie die hem vandeesen staet werde gedaen en wil luijsteren maer seijt hij weerom ontboode is en op sijn vertreck staet, dat ock den koninck van vranckrijck aen onsen Amba de groot3Staatse ambassadeur Pieter de Groot, gestationeerd in Parijs soude geseijt hebbe dat hij sijn meesters geen dienst daer meer koste doen oversulcks wel soude doen te ver trecke, so dat die twee rijcke als Enlant
en vranckrijck naer alle Aprehensi 4begrip, vrees het Eens sijn en ons beijde sulle atackeere 5aanvallen, daerom ick noch beducht6angstig, benauwd ben of wij in den haech al verseeckert7veilig sulle weesen, [de vrou van ginckel]
Op 25 januari schrijft Margaretha al dat ze overweegt om naar Amsterdam te gaan in plaats van Den Haag maar ze geeft geen specifieke reden hiervoor. Die krijgen we nu wel: dat Frankrijk en Engeland een verbond hebben gesloten in het Verdrag van Dover is bekend geworden. Een diplomatische oplossing met Frankrijk lijkt niet meer een realistische kans, zo zegt Lodewijk XIV aan de Staatse ambassadeur in Parijs. De Republiek heeft hard steun nodig.
Margaretha is dus ook blij om te vernemen dat de Keurvorst Godard Adriaan genegen is. De steun van de Keurvorst is van vitaal belang. Deels omdat de keurvorst een groot leger bijeen zou kunnen krijgen en deels omdat andere Duitse edelen, zoals de Hertog van Celle en Lunenburg, zijn voorbeeld zouden volgen. Hopelijk is God met hen, zo eindigt Margareta de brief.
ondertuschen vermeerdere van dach tot dach de geruchte van oorlooch so dat men schrickt daer aen te dencke en heeft men te meer reedene daer toe vermidts men siet hier noch so weijnich ordere op alles gestelt1orde op zaken gesteld wort, inden haech is men noch al met het werck van sijn hoocheij2Zijne Hoogheid, Prins Willem III van Oranje beesich dat bij hollant3de Staten van Holland en West-Friesland noch niet deur en wil, in middels wortter noch int stuck vande werfvin4werving van soldaten en anders niets vast gestelt noch gedaen,
De Republiek doet niets. Zo velt Margaretha haar vonnis over wat er gaande is in Den Haag op het moment van schrijven. Godard Adriaan had al in november 1671 gewaarschuwd voor de Franse bedreiging maar nu, bijna drie maanden later, hebben de politici in Den Haag nog steeds niets gedaan.
In de Staten-Generaal heerst een patstelling tussen de prinsgezinden die Prins Willem III van Oranje willen benoemen tot Stadhouder en de Staatsen (ook wel “Loevesteiners”) die willen voorkomen dat Willem III meer macht krijgt dan strict noodzakelijk. De Stadhouder is traditioneel gezien de opperbevelhebber van het landleger van de Republiek maar sinds de dood van Stadhouder Willem II, de vader van Willem III, is er geen Stadhouder meer noch een sterk landleger om leiding aan te geven. Nu de oorlogsdreiging steeds dichterbij komt zal er toch echt iets moeten gebeuren. Geen van beide partijen wil toegeven en de goedkeuring van de oorlogsbegroting blijft uit. Pas als deze begroting door de Staten-Generaal is kan de landelijke werving voluit van start gaan. Pas dan kan Godard Adriaan concrete beloftes doen aan de Keurvorst.
In tegenstelling tot de Staten-Generaal blijft Margaretha niet stil zitten. Wanneer de familie weg moet vluchten uit Amerongen wil ze er voor zorgen dat ze ergens terecht kunnen. De familie heeft een huis aan de Kneuterdijk in Den Haag, een prachtig pand wat Margaretha geërfd heeft van haar oom Jacques Wijts. Maar, als de Engelse vloot de Nederlandse vloot verslaat en weet te landen in de Republiek dan ligt Den Haag onbeschermd. Amsterdam is een veel veiligere keuze maar daar heeft de familie helaas nog geen onderkomen. Margaretha vraagt dus de drost van Amerongen om te zoeken naar een huis wat ze kan huren.
Eerment denckt daerom ick ten hoochste bekomert5bekommert: met zorg vervuld ben en weet niet of wij inde haech6Den Haag al sulle verseeckert7veilig weesen, heb onsen drost8een drost is een ambtenaar die een bepaald gebied bestuurd die merge naer Amsterdam gaet last9opdracht gegeefve om te hoore of daer niet Een huijs of Een gedeelte van Een huijs al wast achter af voor Een reedelijcke prijs daer wij ons soude konne behelpe te krijgen is, Eer hijt huert sal ick uhEd goetvinde en beliefte hier op verwachte
Door de patstelling in de Staten-Generaal heeft Margaretha weinig hoop dat de Republiek Frankrijk alleen aan kan. Ze sluit haar brief dus door het uitspreken van hoop in het slagen van de missie van haar man:
mij sal wel verlange of den keurvorst10Keurvorst Frederik Willem I van Brandenburg met ons in alliansie sal treede