Godard Adriaan is thuis! De brief die Margaretha op 25 september 1673 schreef, is kennelijk nog net voor Godard Adriaan’s vertrek aangekomen, want hij zit in het archief. Hierna liggen haar brieven stil, omdat haar man thuis komt en is. Pas in 1676 zal Godard Adriaan weer vertrekken en komen de brieven weer op gang. En als Godard Adriaan thuis is, is hij ook hier te vinden in de header.
Wij gaan niet wachten tot 2026 voor we verder gaan met de brieven, maar willen ze wel graag op de datum publiceren dat ze geschreven zijn. Godard Adriaan zit vanaf augustus 1676 weer in Duitsland: Brunswijk en Bremen dit keer. Volgend jaar augustus gaan we verder met de brieven van Margaretha. Maar we gaan proberen te voorkomen dat het hier stil wordt!
Wat gebeurt er?
Tussen september 1673 en en augustus 1676 staat de wereld niet stil, in tegendeel. We hopen je het komend jaar mee te nemen in de ontwikkelingen in Europa, de Republiek en Utrecht.
In Margaretha’s laatste brief heeft Willem III weer een nieuw ‘dessein1doel‘. Margaretha weet dat het leger zich verzamelt bij Bergen op Zoom, maar wat er dan gebeurt… Gelukkig weten wij dat wel. De oorlog gaat door en blijft niet in de Republiek, maar verspreidt zich elders over Europa. Van Ginkel blijft natuurlijk legeraanvoerder, dus we zullen de belangrijkste militaire gebeurtenissen beschrijven.
Ook in Utrecht gebeurt het nodige. Een kleine ‘spoiler-alert’: de Fransen vertrekken uit Utrecht en als de provincie weer veilig is, beginnen Godard Adriaan en Margaretha aan de herbouw van hun kasteel. Ook daar zullen we op dit blog over schrijven. De achtergrond van de header is een plattegrond die tijdens de bouw gemaakt is en waar verschillende wijzigingen in gemaakt zijn.
Onder de motorkap
Daarnaast willen we het komend jaar onder de motorkap gaan sleutelen. Er zijn een paar ideeën waarvan we gaan kijken of we die kunnen en willen uitvoeren. Zo willen we kijken of we de brieven wat kunnen scheiden van de briefloze blogs. En dan zou het heel mooi zijn als de brief ook de briefdatum mee kan krijgen, zodat je ook op briefdatum in het archief kunt zoeken.
Daarnaast zou een soort index mooi zijn. En dan eigenlijk het liefst één met verschillende hoofdonderwerpen. Dat klinkt logisch en makkelijk, maar dat is waarschijnlijk nog best een uitdaging.
Als je al een tijdje mee leest en je hebt zelf ideeën om het blog te verbeteren: geef het door! Reageer via Facebook, Mastodon, Twitter of hieronder. Een gewoon mailtje mag ook!
Oude brieven
We zijn met dit blog kort voor het rampjaar begonnen en daarbij hebben we een aantal oudere brieven in het archief overgeslagen. Die brieven zullen we ook dit jaar gaan publiceren. We beginnen daar deze en komende week mee. De eerste brief die we publiceerden was van 13 oktober. Daar komen deze en volgende week de brieven die Margaretha eerder aan haar man schreef bij. Door het jaar heen volgen wat oudere brieven uit 1667.
Op 21 augustus 1673 vond op een hooggelegen plaats bij Den Helder de Slag bij Kijkduin plaats. Over de twee eerdere zeeslagen bij Schooneveld (7 en 14 juni 1673) heeft Margaretha uitgebreid geschreven. Maar de Slag bij Kijkduin krijgt pas in haar brief van 1 september aandacht. In de vorige blog werd duidelijk dat er geen brieven van Margaretha bewaard zijn gebleven van 24 juli t/m 28 augustus 1673. Het is zeer onwaarschijnlijk dat ze in deze periode geen brieven geschreven heeft, dus we kunnen ervan uitgaan dat de brieven om de een of andere reden verloren zijn gegaan. Het is echter nog maar de vraag of in één van de ontbrekende brieven iets heeft gestaan over de Slag bij Kijkduin van 21 augustus 1673. In de brief van 28 augustus schrijft Margaretha namelijk dat er geen nieuws is van de vloot.
Gevecht tijdens de zeeslag bij Kijkduin, Willem van de Velde (II), ca. 1675. Gevecht tussen Cornelis Tromp op de ‘Gouden Leeuw’ en Sir Edward Spragg op de ‘Royal Prince’ tijdens de zeeslag bij Kijkduin, 21 augustus 1673. Collectie Rijksmuseum
Strijdende partijen
De Slag bij Kijkduin duurde een hele dag: van acht uur ‘s ochtends tot zeven uur ‘s avonds. De gecombineerde Engels-Franse vloot bestond uit drie eskaders. De Engelse admiraals Prins Rupert en Edward Spragg waren verantwoordelijk voor de voor- en achterhoede, terwijl de Franse admiraal graaf Jean d’Estrées de middentocht voor zijn rekening nam. De voorhoede van de Staatse vloot werd geleid door luitenant-admiraal Cornelis Tromp. Luitenant-admiraal-generaal Michiel de Ruyter leidde de middentocht, en luitenant-admiraal Adriaen Banckert was verantwoordelijk voor de achterhoede.
Drie zeeslagen uit de Derde Engelse Oorlog (detail), 1673, Romeyn de Hooghe (toegeschreven aan), 1673. Bovenaan medaillons met portretten van Willem III, Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp. Linksboven portretten van de twee Engelse bevelhebbers en hun belangrijkste schepen, rechts de Fransen met hun schepen. Collectie Rijksmuseum
Een strategische overwinning
Ondanks het numerieke overwicht van de gecombineerde Engels-Franse vloot, was de Frans-Engelse vloot aan het eind van de dag genoodzaakt de aftocht te blazen. Het eskader van d’Estrées was door De Ruyter van de Engelse eskaders afgesneden en had zich al eerder teruggetrokken. Dat werd de Franse admiraal door de Engelsen niet in dank afgenomen.
Spotprent op de nederlaag van de Engelsen in de slag bij Kijkduin, 1673, anoniem, 1673. De Engelse koorddanser (Konterman) krijgt een schop van de Hollandse Matroos. Links verscheurt de Hollandse leeuw Engelse doggen. Collectie Rijksmuseum
Belangrijke schepen waren niet verloren gegaan. Wel hadden beide partijen vooraanstaande zeelieden verloren. Admiraal Spragg sneuvelde toen hij tijdens het overgaan op een ander schip werd getroffen door een kanonskogel. Aan Staatse zijde lieten vice-admiraals Isaac Sweers en Johan de Liefde het leven. Toch was de uitkomst van de zeeslag in het voordeel van de Republiek. Een vijandelijke landing op de kust leek definitief afgewend te zijn. De samenwerking tussen de Fransen en Engelsen was belabberd geweest.
Van Kijkduin naar Nijmegen
Het grote voordeel van de strategische overwinning was dat de keizer van Oostenrijk al snel na de Slag bij Kijkduin openlijk partij koos voor de Republiek. Dit leidde op 30 augustus 1673 tot de oprichting van de Quadruple Alliantie, een anti-Frans bondgenootschap tussen de Republiek, de keizer van Oostenrijk, Spanje en de hertog van Lotharingen. Daarnaast wenste het Engelse parlement niet langer geld over de balk te smijten. De Engelse koning Karel II was genoodzaakt het zinkende (oorlogs)schip te verlaten. Op 19 februari 1674 werd het vredesverdrag tussen De Republiek en Engeland getekend: de Vrede van Westminster. De Fransen gaven de strijd voorlopig nog niet op, maar de oorlog verplaatste zich naar andere strijdtonelen. De Fransen begroeven de strijdbijl pas op 10 augustus 1678, toen in Nijmegen het vredesverdrag getekend werd.
Vrede van Westminster (detail uit Vreede handel tusschen Engelandt en ons), 1674, Romeyn de Hooghe. Collectie Atlas van Stolk, Rotterdam.
Tussen 24 juli en 28 augustus hebben we geen brieven van Margaretha. We kunnen er zeker van zijn dat ze brieven is blijven versturen, want dat doet ze zorgvuldig: met elke post een brief.
Sleeswijk
Het kan zijn dat haar brieven Godard Adriaan niet bereikt hebben. De brief van 24 juli ontvangt hij in Gottorf, het kasteel in de stad Sleeswijk in het Noorden van Duitsland. Daar was hij aan het hof van Christiaan Albrecht, hertog van het Gottorfse deel van Sleeswijk Holstein. Godard Adriaan was hier in opdracht van de Staten Generaal en Stadhouder Willem III om daar ook troepen te werven. Als dat de reden is dat er brieven missen, is de grote vraag waarom de brief van 24 juli dan wel aangekomen is en de brieven daarna niet.
Het is ook goed mogelijk dat Margaretha dit keer echt te ver gegaan is en dat Godard Adriaan zelf de brieven “heeft laten verdwijnen”. Ze is al vaker terug gefloten door Godard Adriaan. Bijvoorbeeld toen hij vond dat ze hem nodeloos ongerust maakte.
Het begin van haar brief van 28 augustus 1673 suggereert dat het om zoiets gaat.
uhEd schrijfvens vande 22 deeser heb ick ontfange, het doet mij leet daer wt te sien uhEd so qualijck neemt het geene ick tot Enckele waerschouwine heb ge= schreefve , waer toe ick oordeelle niet alleen verplicht maer ock gerechticht te weese doch sal hier niet meer van segge, [ick verstaen haer hooch Mo]
Wat voor waarschuwingen zou Godard Adriaan zo erg vinden dat hij haar brieven vernietigt? Zou het over diplomatieke zaken gaan? De vredesonderhandelingen in Keulen hebben de boel wel op scherp gezet. Zeker als er mee gelezen wordt, zou ze best zout in sommige wonden kunnen strooien. Of zou het over familie gaan? In hetzelfde fragment trok Margaretha aardig van leer tegen neef Frederik van Reede, die de bezette provincies min of meer opgaf. En familie-eer is voor adel misschien nog belangrijker dan ‘s lands eer…
Latijn
Waarschijnlijk zullen we nooit weten wat er in de missende brieven van Margaretha stond. Wat je wel merkt is dat ze in haar laatste brieven een beetje aan het eind van haar Latijn is. Zo nu en dan zijn er kleine lichtpuntjes als het leger een succesje behaalt, maar over het algemeen zit het niet mee. Ze verzucht ook steeds vaker dat het tijd wordt dat haar man terug komt. Dan hoeft ze hem niet op de hoogte te houden van alles in de Republiek, maar kunnen ze gewoon overleggen. En dan kan hij zijn eigen geld regelen, in de 17e eeuw krijgt een man toch nog meer voor elkaar dan een vrouw.
En Amerongen
De opmerking van Frederik van Reede dat voor een vrede de bezette gebieden dan maar afgestaan moeten worden, zal er ook ingehakt hebben bij Margaretha. We weten niet of hij het echt gezegd heeft, en of het alleen zijn mening was of dat ook anderen er zo over dachten. Het kan best zijn dat Margaretha haar ergste nachtmerrie hoort in woorden die iets heel anders moesten betekenen. Want als Holland en Zeeland kiezen voor vrede ten koste van de bezette provincies, wat gebeurt er dan met Amerongen? Ze zei het in haar brief niet, maar ik kan me voorstellen dat dat in je hoofd ook een eigen leven gaat leiden. Eens te meer een reden dat haar Heer en liefste hartge thuis moet komen. Zodat ze samen de spoken kunnen temmen en plannen kunnen maken voor de toekomst…
Het is een weekje stil rondom de brieven van Margaretha. We weten dat zij actief bezig is met het proberen de toezegging voor het geld van de Acte van Garantie los te krijgen. Godard Adriaan zit ondertussen ook niet stil. Godard Adriaan heeft van alle belangrijke brieven minuten (kopieën) bewaard. De enige brief aan zijn vrouw waar hij minuten van heeft bewaard, is de brief direct nadat hij van de brand gehoord heeft.
De brief van 3 maart van zijn vrouw ontvangt hij de tiende en hij schrijft gelijk terug. Waarschijnlijk was zijn keuze van woorden hierbij zo belangrijk, dat hij een minuut gemaakt heeft. Misschien in dit geval een kladje voor hij de definitieve brief schreef.
Familiehuis
Wat bijzonder is om te lezen, is dat ze allebei eenzelfde insteek hebben. Godard Adriaan memoreert hoeveel tijd en energie ze in het huis gestopt hebben om het mooi en aanzienlijk te maken. Hiermee bevestigt hij wat Margaretha al op 17 februari schreef, een brief die hij op 24 februari ontvangen heeft. Alleen bouwt Margaretha voort op de generaties Van Reede die het huis eerder hadden en Godard Adriaan kijkt vooruit naar het nageslacht.
Het soude mij bedroeven, bij aldien ick op godt niet en vertrouwde, die ick weete dat alles ten besten ende tot onse salicheijdt dirigeert, uijt UHoEd schrijvens vanden 3e martij te sien, het ruineren ende afbranden van onse goederen ende huijsen tot Amerongen, ende waer voor UHoEd ende ick met soo onverdrietigen arbeijdt nu 30 jaeren aenden anderen hebben getobt, om hetselve in een goeden ende aensienelijcken staet ” te brengen; [hetwelcke als]
“voor onse posteriteijt
God spreekt Job toe vanuit een storm. Hans Holbein (II), 1538. Collectie Rijksmuseum
De Heer geeft, de Heer neemt
Ze kiezen allebei voor het zelfde fragment van Job 1:21: “De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen; de naam des Heeren zy geloofd”. Godard Adriaan gebruikt het op 10 maart, Margaretha op 13 maart. Zij heeft zijn brief dan nog niet gelezen. Bij Godard Adriaan is de aanleiding dat hij gelooft dat ze zich te veel met het wereldse en te weinig met het geene dat daar boven is bezig gehouden hebben. Margaretha draait het om. Voor haar is Job de hoop waarmee ze vooruit kijkt: als het Gods wil is, zullen ze genoeg middelen hebben om het huis weer op te bouwen en anders hoopt ze op een huisje in de hemel.
[staet ” te brengen;] hetwelcke als ick naerdencke, hoe wij ons tot meermaelen daermede hebben becommert, ende meer met het weereldse als het geene daer boven is, besich gehouden, soo vinde ick, dat wij over dit ongeval weijnigh reeden van claegen souden hebben, maer veel eer mogen seggen, godt de heere heeft het gegeeven, ende hij heeft het wederom genomen, sijnen naeme blijve eeuwigh verheerlijckt
De regelmodus
Net als zijn vrouw schiet ook Godard Adriaan in de regelmodus. Ook hij is met de Acte van Garantie bezig en schrijft de nodige brieven. Er gaan ook brieven naar anderen uit, waarin hij alvast vooruit loopt op de herbouw. Hij schrijft aan ene Resident Le Maire in Denemarken op 17 maart een brief waarin hij onder andere al bouwmateriaal aan het regelen is.
[vaderlandt getrouw blijf,] wordt het vreede soo sal ick mijn huijs met godts hulpe weer opbouwen; is het soo groot niet als voor heenen, dat icker ten minste een verblijf hebbe, ende hoop ick dat ick dan soo veel genade sal verwerven bij sijn Ma.t van Denemarcken, dat hij mij daer toe met twee scheepen met houdt wil subvenieren, gelijck oock den Curf.t van Brandenb. en Mevrouw den Curfurstinne mij hebben belooft, datse mij ijser, calck, ende eijcken houdt daer toe sullen vereeren, als de saecken eens we derom in rust sijn
Margaretha
Waar Margaretha zich zorgen maakt over de gezondheid van haar man, maakt Godard Adriaan zich zorgen over de geestelijke gesteldheid van zijn vrouw. Op dezelfde 10 maart dat hij de brief van zijn vrouw ontvangt, schrijft hij zijn zoon het volgende:
de vrouw van Amerongen, hoop ick niet, dat sij in het verlies van onse goederen, haer te veel sal ontstellen, want het sijn weereldse saecken die haer selven redden
Wat zou het fijn zijn als ze elkaar weer eens gewoon in de ogen konden kijken.
Omhelzend paar, no. 6, Heinrich Aldegrever, naar Hans Schäufelein, 1538. Collectie Rijksmuseum
Aan een veldtocht beginnen in het herfstseizoen is over het algemeen niet zo’n heel goed idee. Het is voor de soldaten lastig om aan eten te komen — voor zichzelf én voor de paarden —, het is koud en de wegen zijn slecht begaanbaar. Toch besluit de keurvorst van Brandenburg om in september 1672 aan de mars te beginnen. De mars die de Republiek zou moeten bevrijden… Althans, dat is de perceptie van Margaretha en veel andere tijdgenoten. Godard Adriaan reist met de veldtocht mee en houdt de Republiek (raadpensionaris Gaspar Fagel) en zijn familie op de hoogte.
Reconstructie van de reis van Godard Adriaan
Vaak is het heel onduidelijk waar het leger zich precies ophoudt. Godard Adriaan schreef op de brieven die hij van onder meer Margaretha en Van Ginkel ontving, de datum en plaats van ontvangst. Daarnaast schreef hij op de brieven die hij aan Gaspar Fagel verzond verzenddatum en -plaats. Door deze brieven te bekijken, is het mogelijk de reis van Godard Adriaan met het leger van de keurvorst te reconstrueren. In september 1672 verzamelen de legers van de keurvorst en de keizer zich in Halberstadt, om vervolgens half september door te marcheren richting Hildesheim (zie kaart onderaan, kaart is aanklikbaar en je kunt inzoomen).
Hildesheim valt onder het gezag van de bisschop van Keulen. Een gigantische stoet, niet alleen bestaande uit soldaten, maar ook uit vrouwen en kinderen en een hoop geschut, trekt door het land van de vijand. Overal waar mogelijk, wordt het land kaalgevreten. Maar met de mars wil het nog niet echt vlotten. Het is ontzettend slecht weer. In een brief aan raadpensionaris Gaspar Fagel, gedateerd 22 september 1672, schrijft Godard Adriaan dat het zodanig hard heeft geregend, dat de wegen onbegaanbaar zijn geworden. Het is volgens de man van Margaretha dan ook onmogelijk om meer dan drie uur op een dag te marcheren. De soldaten moeten het legerkamp elke dag in het ‘natte velt’ opslaan. Het zal volgens Godard Adriaan mettertijd mensen én paarden parten gaan spelen, schrijft hij vanuit Wispenstein, waar het leger zich ophield, aan de Hollandse raadpensionaris. Ook Margaretha krijgt te horen over de verschrikkellijke weersomstandigheden. Ze maakt zich zorgen; het zou haar man zelfs wel eens op kunnen breken.
Tot overmaat van ramp besluit de keurvorstelijke krijgsraad eind september dat er een andere route zou worden genomen. Conform de afspraken die zijn gemaakt, zou de mars via Hildesheim richting Münster gaan. Maar de keurvorst had vernomen hoe wanordelijk het er in de Republiek aan toe ging. Was het het allemaal nog wel waard om de Republiek te hulp te schieten? Nu zou eerst de bisschop van Keulen een lesje geleerd worden. Door de gewijzigde route werd de mars alleen maar langer.
Naar het zuiden
De mars gaat vervolgens richting het zuiden. Uit de reconstructie weten we dat Godard Adriaan zich op 13 oktober ophoudt rond Frankfurt am Main. Zijn brieven zijn vervolgens afwisselend geschreven en beantwoord in Frankfurt, Bergen (de huidige buitenwijk Bergen-Enckheim) en Rüsselsheim. De rustwagen waarmee Godard Adriaan lange tijd het ruwe soldatenleven van zich af heeft weten te houden, is hij dan inmiddels al kwijt. Zouden de hulptroepen ooit nog in de Republiek aankomen?
Wie waren nu die echt enorm rijken in de Republiek? Spoiler alert! Het waren vooral Amsterdammers. Lodewijk XIV had de pech dat Kees Zandvliet de Quote 500 van de 17e eeuw nog niet geschreven had. Wij kunnen wel gebruik maken van zijn werk: meer dan 80% van de rijken woonde in Holland en zij bezaten bijna 70% van het totale vermogen (als we de Oranjes mee tellen zelfs bijna 90%). En van die Hollandse rijken zat de meerderheid dan ook nog eens in Amsterdam. De helft van alle rijken van de Republiek woonde daar en zij bezaten ook de helft van al het vermogen. Zo op het eerste gezicht had Lodewijk dus echt pech met de waterlinie. Al dat geld, zo dichtbij en zo onbereikbaar…
Buitenplaatsen
In haar brief van 10 september schrijft Margaretha dat de Amsterdammers ‘die haer huys en goet aende vecht hebbe legge’ zwaarder belast worden dan de Utrechtse edelen. Al sinds de 16 eeuw is er een trend in de steden om “een buiten” te hebben: een plek om in de zomer buiten de stad te vertoeven. En naarmate Amsterdammers rijker worden, worden de buitenplaatsen steeds luxueuzer.
Een oude schoolplaat van Czaar Peter de Groote, die Petersburg1Petersburg dateert van na 1700 en ligt net aan de Noordhollandse kant van de Vecht in Nederhorst den Berg en staat daarom niet op het kaartje aan de Vecht bezoekt, door Nicolaas van der Waay.
Eén van de meest idyllische plekjes om je buitenplaats te bouwen was aan de Vecht. Hier lagen aan het begin van de 17e eeuw een tiental adellijke (Utrechtse!) kastelen. Al vanaf eind 16e eeuw koopt de familie Huydecoper grond direct gelegen aan de Vecht. Deze rijke Amsterdamse familie zoekt een plek om te investeren en dat doen ze (onder andere) hier. De familie Huydecoper is in de regio nu vooral bekend vanwege het feit dat ze de eerste buitenplaats aan de Vecht bouwden: Goudestein (nu het gemeentehuis van de gemeente Stichtse Vecht). Vanaf de jaren 1630/1640 worden er overal rond de Vecht hofsteden of “echte” buitenplaatsen gebouwd. In de jaren 60 van dezelfde eeuw reist Cosimo III de Medici reis per trekschuit over de Vecht. In zijn reisverslag schrijft hij over de vele symmetrische paleisjes met goede proporties en hun tuinen.
kaart door Balthasar Florisz. van Berckenroode van de buitenplaats Goudestein te Maarsseveen, 1629. Linksonder Goudestein rechts het dorp Maarssen en het kasteel Bolestein. De rest van het gebied is al verkaveld: op zoek naar kopers! Bron: Het Utrechts Archief
Na de inval van Lodewijk XIV en het vol laten lopen van de Waterlinie liggen de buitens aan de Vecht (en de Angstel) allemaal in Utrechts gebied. Voor de Fransen een uitgelezen kans om zo veel mogelijk geld uit die Hollanders te schudden.
Margaretha en de Amsterdammers
Margaretha zit weliswaar in Amsterdam, maar haar netwerk bestaat met name uit de Utrechtse adel, dus daar gaat de het grootste deel van haar berichtgeving over. Als het nieuwswaardig is, komen de Amsterdamse kooplieden en regenten wel aan bod.
De kaart is interactie (en uit te vergroten). Hierop staan de buitenplaatsen en kastelen die in het Rampjaar aan de Vecht lagen. Rood is Amsterdams, blauw is Utrechtse adel en geel is anders (Utrechtse notabelen of onbekend). Met het icoontje links boven is het mogelijk de buitenplaatsen te zien die ná het rampjaar nog aan de Vecht gebouwd zijn (grijs).
Margaretha Turnor laat weinig los over waar ze de informatie in de brieven aan haar man vandaan heeft. Maar aan de manier waarop ze gebeurtenissen beschrijft, herken je verrassend vaak de betogen uit de pamfletten die tijdens het Rampjaar verschenen.
In 1672 verschenen in de Republiek maar liefst 1600 verschillende pamfletten. Een groot deel daarvan was samengesteld door burgers en ging over de ‘verraders’ Johan en Cornelis de Witt. De Franse opmars was zo ontzettend snel gegaan, er moest wel verraad in het spel zijn! Zo dachten veel burgers tenminste…
Pamfletten
De term ‘pamflet’ werd in de 17e eeuw nog niet gebruikt. Wat we nu een pamflet noemen werd toen een ‘blauwboekje’, ‘paskwill’ of ‘libelle’ genoemd. Er bestaat eigenlijk nog steeds geen echte definitie van de term ‘pamflet’. Over het algemeen is het een gedrukte tekst die inspeelt op de (politieke) actualiteit. Hierbij is het de bedoeling om mensen te overtuigen van een politiek standpunt. Johan de Witt negeerde dit type drukwerk gewoonlijk. Toch vond hij het op 20 juli 1672 nodig om op de beschuldigingen te reageren. Corrupt, dat was hij niet! De Witt gebruikte zelf ook een pamflet om zich te verdedigen en de beschuldigingen te weerleggen. De pamfletten uit het Rampjaar 1672 waren vaak ontzettend fel, stonden vol nepnieuws, hekelden doorgaans Johan de Witt en consorten en bejubelden Willem III.
Een pamflet over de ‘verrader Montbas’. ‘Grooten’ verwijst naar ambassadeur Pieter de Groot, de zoon van Hugo de Groot. ‘Witten’ verwijst naar Johan de Witt. Collectie Merle Lammers.
De straat op!
Pamfletten waren vooral succesvol als ze bevestigden wat een groot deel van de bevolking tóch al dacht. Uitgevers, auteurs en drukkers van pamfletten speelden dan ook gretig in op het idee dat er verraad in het spel zou zijn. De drukpersen draaiden overuren. De naam van de Prins van Oranje galmde door de straten. Boze burgers riepen op tot de benoeming van de Prins van Oranje tot stadhouder: ze vonden dat hij naast legerleider ook stadhouder moest worden.
Portret van Willem III (1650-1702), prins van Oranje, Willem Wissing (manier van), 1680 – 1710. Collectie: Rijksmuseum
Op 6 juni 1672 schrijft Margaretha al dat er zeer slecht over sommige regenten wordt gesproken. Ze hoopte dat het leugens waren. Elf dagen later schrijft Margaretha dat er in verschillende steden oproeren uit waren gebroken. In dezelfde brief schrijft ze dat ze geruchten had gehoord dat Johan de Witt een grote som geld naar Venetië had overgemaakt. Een vergelijkbare beschuldiging lezen we in pamflet. Daarin wordt een gesprek tussen een pasteibakker en iemand met de naam Brant afgedrukt. Volgens dit pamflet had De Witt het land aan Frankrijk verkocht, ‘’t welck Venetien getuygen kan’. Het volk ging de straten op, schrijft Margaretha op 17 juni 1672, ‘en roepe niet ander als van veraet en dat ons lant verkocht is’. De regenten moesten maar eens bewijzen dat ze niet behoorden tot diegenen die het land aan de vijand hadden willen overgeven, vond het volk. Onder druk van oproerige burgers werd Willem III op 4 juli 1672 stadhouder van het hele gewest Holland, vier dagen later gevolgd door de benoeming tot stadhouder van West-Friesland. De Oranjegezinden staan aan het roer.
Een verslagen raadpensionaris
Margaretha had haar buurman in Den Haag zien lopen, schrijft ze in haar brief van 17 juni 1672. Raadpensionaris Johan de Witt zag er zo verslagen en neerslachtig uit, ‘dat een ijder verwondert is hem te sien’. Dat is ook niet zo gek, gezien de beschuldigingen aan zijn adres. Op 21 juni wordt er zelfs een aanslag op De Witt gepleegd. Niet veel later verschijnt een brief die de raadpensionaris aan de Staten van Holland heeft geschreven in druk, in de vorm van een pamflet. In haar brief van 25 juni 1672 schrijft Margaretha over de aanslag. Het is zeer goed mogelijk dat ze haar man de gedrukte brief van De Witt stuurt, want ze schrijft ‘Het reijnkonter dat de raetpensionaeris heeft gehad, sal uhEd ut dit neefensgaende sien‘.
De gebroeders De Witt als zondebok
In augustus wordt Cornelis de Witt gearresteerd. Hij wordt beschuldigd van het beramen van een moordaanslag op Willem III. Margaretha schrijft dat Cornelis op 9 augustus 1672 van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is overgebracht. De positie van Cornelis’ broer Johan was als gevolg van de haatcampagne onhoudbaar geworden: de raadpensionaris was gedwongen af te treden. Op 20 augustus werd de uitspraak bekend: Cornelis werd verbannen, zijn goederen werden geconfisqueerd en hij moest opdraaien voor de proceskosten. De sententie werd meteen bekend gemaakt en verscheen in een razend tempo in druk. Een woedende menigte verzamelde zich na de bekendmaking van de uitspraak bij de Gevangenpoort. Wat er daarna gebeurde, is bekend… Over de moord op de gebroeders De Witt zijn helaas geen brieven van Margaretha bewaard gebleven. Het is onbekend of ze in deze periode wel brieven heeft geschreven, al lijkt er in ieder geval een brief van 2 september 1672 te missen.
Meer weten over pamfletten?
Femke Deen, David Onnekink, Michel Reinders, ‘Pamphlets and Politics: Introduction’ in: Femke Deen, David Onnekink en Michel Reinders eds., Pamphlets and Politics in the Dutch Republic (Leiden-Boston 2011);
José de Kruif, Marijke Meijer Drees en Jeroen Salman eds., Het lange leven van het pamflet. Boekhistorische, iconografische, literaire en politieke aspecten van pamfletten 1600-1900 (Hilversum 2006);
Michel Reinders, Gedrukte chaos: populisme en moord in het rampjaar 1672 (Amsterdam 2010).
Terwijl het resterende strookje Republiek in rep en roer was door de moord op de gebroeders De Witt, ging het “gewone” leven ook door. Godard was inmiddels gelegerd bij Nieuwpoort, maar erg veel gebeurde daar niet. Het was gebruikelijk dat vrouwen hun mannen kwamen opzoeken in het leger. Bij grote veldtochten bestond het eind van de colonne uit de facilitaire zaken en voorraden, de dames van lichte zeden en de echtgenotes. Aangezien je aan de Hollandse kant van de waterlinie veilig kon reizen, konden de vrouwen gewoon bij hun ingekwartierde mannen op bezoek.
Aan de waterlinie
Voor Margaretha’s schoondochter Philippota was de situatie in Amsterdam niet makkelijk. Als goede 17e eeuwse vrouw luisterde ze naar haar man, die naar zijn moeder en zijn vader luisterde. Margaretha wist wat ze wilde en ook Philippota was een eigenzinnige dame. Waarschijnlijk zaten ze dus behoorlijk op elkaars lip, waarbij Philippota altijd aan het kortste eind trok. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Philippota gebruik maakte van de impasse in de oorlog en naar haar man ging in Nieuwpoort.
Gezelschap van zes mensen in een boot op de Zwolse singel, Harmen ter Borch, ca. 1655. Collectie Rijksmuseum
Tot de zeventiende eeuw waren boten vooral functioneel: voor vervoer van personen of goederen van A naar B of om te vissen. In de zeventiende eeuw komt daar een functie bij: voor je plezier dobberen op het water. Inmiddels worden in de Republiek speciaal voor dit doel speciaal “speeljachten” gebouwd. Die zullen de ingekwartierde officieren niet tot hun beschikking hebben gehad, maar er zal zeker gebruik gemaakt zijn van sloepjes en roeiboten om tijdens de droge momenten toch vertier te zoeken op het water.
Dit zorgeloze vertier lijkt haaks te staan op ons idee van oorlog en de ellende waar de Republiek zich in bevond. Maar je kunt je ook voorstellen dat dit juíst reden voor vertier was: zolang het kon moest je ervan genieten, je weet nooit wanneer de oorlog weer los barstte. De bezoekjes van Philippota aan haar man bleven alleen zelden zonder gevolgen…
Vandaag 350 jaar geleden vond één van de gruwelijkste moorden in onze vaderlandse geschiedenis plaats: de moord op de gebroeders De Witt. Van deze periode zijn er geen brieven van Margaretha. Heeft ze niet geschreven omdat het te verschrikkelijk was? Zijn de brieven niet aangekomen? Of heeft haar man de brieven niet bewaard?
Missende brieven
De laatste brief was op 16 augustus, de volgende brief die we hebben is van 6 september. In die brief geeft ze zelf aan dat haar vorige brief van 2 september is, maar die zit niet in het archief. Margaretha kennende heeft ze met elke post geschreven en dat is twee keer per week. In theorie zouden er dus brieven van 20 augustus, 23 augustus, 27 augustus en 31 augustus moeten zijn voor de brief van 2 september.
Ook de aanvoer van brieven van haar man loopt spaak in deze periode. Op 10 september klaagt ze dat ze er nu al vier posten (momenten dat de post uit Berlijn aan kwam) geen brief van haar man was.
Persoonlijke betrokkenheid
Het is jammer dat al die brieven missen, want de moord op Johan en Cornelis de Witt moet hard aangekomen zijn bij de familie. Vrienden waren ze zeker niet en politiek stonden ze absoluut niet op één lijn. Maar Johan de Witt was wel hun buurman op de Kneuterdijk. Godard Adriaan had zakelijk ook veel met De Witt te maken als diplomaat voor de Republiek. Als één van de aanjagers van de moord viel al snel de naam van Van Nassau Zuylestein: hun buurman in Amerongen
De Kneuterdijk
Het huis, dat Margaretha geërfd had van haar oom lag op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk (zie kaartje hieronder). Het lag midden tussen de gebeurtenissen van die 20e augustus. Als ze hier geweest was, had ze gezien hoe Johan de Witt ‘s ochtends met zijn knecht en klerken naar de Gevangenpoort snelde, waar Cornelis gevangen zat. Het was nog rustig. Snel nadat hij de Gevangenpoort in gegaan was, werd het drukker en rumoeriger. Eén van de klerken ging terug na Johans huis. Hij wilde na een uur met de koets weer naar de Gevangenpoort, maar het was inmiddels een echt opstootje geworden en hij werd er niet doorgelaten.
De Plaats in Den Haag met in de rode cirkel het huis van Johan de Witt, in de blauwe cirkel het huis van de Van Reedes, in de groene cirkel de Gevangenpoort en in de gele cirkel de galg waar de De Witts levenloze lichamen na de lynchpartij werden opgehangen. Detail uit kaart van Joan Bleau (1698). Collectie Gemeentearchief Den Haag
De sfeer was in eerste instantie nog gemoedelijk. Er waren burgers, maar ook een deel van de Oranjegezinde schutterij had zich richting de Plaats begeven. Als tegenreactie werd de cavalerie opgetrommeld. Inmiddels moet het op de Plaats een drukte van belang geweest zijn, waar steeds openlijker om de dood van de gebroeders De Witt geroepen werd. Tegen drie uur trekt de cavalerie weg, omdat er opstandige boeren aan de poorten van de stad zouden staan.
Luiken dicht
Als Margaretha in Den Haag geweest was, had ze er waarschijnlijk voor gezorgd dat op dit moment de luiken veilig dicht waren. De kans dat de rellen op plunderen uit zouden lopen was groot, daarvan had ze voorbeelden in Amsterdam en Utrecht gezien.
De Kneuterdijk met links het huis van de Van Reedes. Het huis met de koets ervoor is de woning van Johan de Witt, onbekende maker, ca 1690. Collectie Gemeentearchief Den Haag.
Margaretha was zelf waarschijnlijk niet in Den Haag op die 20e augustus. Het is het heel goed mogelijk dat er wel mensen in het huis aanwezig waren. Krap twee maanden hiervoor had Margaretha immers in de hectiek van de vlucht uit Amerongen, de sleutels van het Haagse huis aan dorpsgenoot Denijs Gerritse gegeven. Hij zou daar een veilig heenkomen kunnen zoeken met zijn gezin. Of ze nog in Den Haag waren weten we niet.
In het begin van haar brief van 6 september schrijft Margaretha wel dat ze terug is in Amsterdam. Ze is dus wel in Den Haag geweest, maar wanneer ze er was en hoe lang zullen we nooit weten. Waarschijnlijk is ze na 20 augustus naar Den Haag gegaan, om te kijken of er eventuele schade was aan hun huis.
Beklemmende stilte
We zullen ook nooit weten wat Margaretha vond van de gebeurtenissen. We kunnen ernaar gissen aan de hand van haar mening over andere gebeurtenissen. Margaretha vertrouwt haar gedachten over deze gruwelijke gebeurtenis niet toe aan het papier. Ze wist dat de kans groot was dat de post werd mee gelezen en er zaken doorverteld zouden worden. Bovendien was de situatie in de Republiek zo wankel, dat het maken van een expliciete keus voor of tegen, kon betekenen dat je binnenkort in het kamp van de vijand zat. Dat risico kon ze zich voor de carrière van haar man niet veroorloven.
Het kan ook zijn dat Godard Adriaan de brieven van direct na de moord heel bewust niet bewaard heeft. Ook dat zullen we waarschijnlijk nooit weten.
Wanneer Godard Adriaan en Margaretha deze maand samen zijn, volgen ze op de voet de berichtgevingen over het verblijf en de plannen van Lodewijk XIV. Maar waar is de Zonnekoning eigenlijk en wat voert hij uit?
Lodewijk slaat zijn kamp op in ons land. (eigen impressie)
Lodewijk begon zijn hele onderneming om de Republiek een lesje te leren: het kan niet anders dan dat dat kleine landje met die grote schatkist een makkelijke prooi is. Nadat hij, met behulp van de bisschoppen van Münster en Keulen, in een kort tijdsbestek zo’n zestig steden en zestien forten inneemt, verwacht hij een snelle en glorieuze overwinning. Holland zal snel op de knieën zijn gedwongen. Little did he know…
De Zonnekoning in Zeist
Nadat Utrecht is belegerd en de onderhandelingen met deze stad beginnen, vestigt Lodewijk zich met zijn hoofdkwartier tijdelijk in Zeist. Van 1 tot 10 juli is dit de belangrijkste plek in Europa. De Zeistenaren moeten hun ogen hebben uitgekeken toen de koning met groot gevolg, overladen met luxueuze kostuums en goederen, aankwam in het toen 28 huizen tellende dorp.
Lodewijk neemt zijn intrek in ‘’Bogaerdslust’’, het latere Villa Veelzigt (op deze plek staat nu het politiebureau). Omdat lang niet iedereen daarin past, worden ook andere huizen en zelfs de Oude Kerk gevorderd. Ook al verblijft Lodewijk in een eenvoudig dorp, hij blijft een koning met basisbehoeften. Daarbij hoort uiteraard goed gezelschap: zijn maîtresse Madame de Montespan is met hem mee gereisd.
Gezicht op de voorgevel van het huis Veelzicht te Zeist, voorheen stond hier ‘’Bogaerdslust’’, waar Lodewijk XIV verbleef, 1828. Bron: Het Utrechts Archief
Lodewijk XIV denkt in een rap tempo te kunnen onderhandelen met Utrecht en Holland. Bij aankomst in Zeist is Utrecht al overmeesterd, maar het capitulatieverdrag moet nog wel worden gemaakt. Neef Welland, Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, en twee andere ongelukkige afgezanten gaan naar Zeist voor onderhandelingen. Het is niet de koning zelf die ze te spreken krijgen, maar zijn oorlogsminister Louvois. Daar horen ze ‘coninx wil’. De sauvegarde1een garantie dat de Franse soldaten de stad niet zouden platbranden en plunderen waar ze om vragen, krijgen ze niet. Bij terugkomst blijkt hun opdracht sowieso al tevergeefs…de stad heeft zich al overgegeven en de inwoners krijgen de beschamende naam ‘sleuteldragers’.
Een ‘seer plaisante stad’
Tijdens zijn korte verblijf in Zeist bezoekt Lodewijk ook tweemaal de Domstad, maar kennelijk met tegenzin. Zijn broer moet hem overtuigen deze ‘seer plaisante stad’ te gaan zien. De Zonnekoning vertrouwt het Utrechtse volk niet helemaal en vrees voor een aanslag. Die donkere werven bij die gracht zijn namelijk uiterst handige plekken om vanuit te schieten of een bom te plaatsen. Zo dribbelt Lodewijk eerst vooral rondom de stadspoorten, maar vervolgt zijn weg uiteindelijk langs de Oudegracht, de Neude, de Gansmarkt, het Janskerkhof en de Drift, door de Wittevrouwenstraat om zo weer stad te verlaten door de Wittevrouwenpoort.
De Wittevrouwenpoort- en brug, op de achtergrond de Domtoren, tekening van Van der Heiden, 1668. Bron: Het Utrechts Archief
Vertrek
Op 10 juli heeft Lodewijk wel genoeg gezien van de Republiek. De onderhandelingen met Holland gingen niet vlot genoeg. Hij vertrekt en laat het verdere veroveren aan zijn leger over. Om vier uur in de ochtend gaat hij via Amerongen, Rhenen en Wageningen naar Arnhem, om weer wat later terug te keren naar zijn geliefde Frankrijk. Terwijl hij hobbelend in zijn koets naar huis wordt gebracht, laat hij zijn Franse leger achter in een land wat steeds verder onder water loopt….