Categorie: Bezetting

  • De Fransen verlaten Utrecht

    Het was Lodewijks generaals al ruim vóór de verovering van Bonn in november duidelijk, dat de bezetting van de Republiek op den duur niet te handhaven was. De verovering van Maastricht en het beleg van Trier eind augustus zorgden voor een kentering. Deze eigenzinnige acties van Lodewijk XIV hadden zijn Duitse buren het laatste zetje gegeven voor het bondgenootschap met Willem III. De Duitse legers sloten zich nu daadwerkelijk aan bij het Staatse leger! In september en oktober moesten dan ook steeds meer Franse troepen noodgedwongen naar het zuiden: de Republiek begon langzamerhand leeg te lopen.

    Op de achtergrond de stad Utrecht met de fiere domtoren. Op de voorgrond de vertrekkende Fransen met in hun gevolg de gijzelaars met hun knechten, katholieke geestelijken, bestuurders en bagagewagens. Eronder staat Gedenk-teyken, afbeeldende hoedanigh de Stadt (en dan in hele grote letters) UYTRECHT Door de Franse verlaten is, op den 23 November, 1673. na datse 5 dagen van te vooren, 15 der zelvervoornaamste Heeren, als Ostagiers, tot voeldoening der Brantschatting, hadden wech gevoert.
    Fantasievoorstelling van het vertrek van de Fransen uit Utrecht, 23 november 1673. Anonieme prent, uitgegeven door Marcus Doornick te Amsterdam in 1673. Collectie Het Utrechts Archief

    Karrenvrachten vol

    Met lege handen vertrekken de Fransen niet. Behalve hun eigen voorraden munitie, graan en meel, die opgeslagen hadden gelegen in de kerken, nemen ze ook alle wapenrustingen van de Utrechtse garnizoenen mee. Een hele logistieke operatie: honderden karren en schepen zijn nodig om alles via de Rijn en de Veluwe richting Duitsland te krijgen. Everhard Booth, zoon van Utrechtse burgemeester en arts Cornelis Booth, doet er in de eerste helft van november dagelijks verslag van in zijn dagboek.

    Dagboekfragment inladen door de Fransen

    De Franschen sijn bij nacht ende dag besigh
    met het inladen van haere magasijnen
    in de schepen, maer men kan niet beseffen
    hoe sij op sullen kunnen geraken met dese
    oosten wind.

    Op den naernoen1namiddag sijn hier gekomen over de
    400 wagens van Zutphen, om mede volladen te werden.

    Dagboekfragment komt wagens

    Noch ettelijke 100 wagens sijn hier gekomen van
    Grol, Brevoort ende andere dorpen, noch
    verder om te laden al d’ ammonitie ende
    voorraet van meel ende graen.

    Dagboekfragment komst lege wagens en vertrek eerste schepen

    Op den avond sijn hier wel over de 1000 ledige wagens
    gearriveert van boven Nimwegen, ja Emmerik
    ende daer rontsom,
    Terwijle op desen dagh een mennichte van kleyn
    der vaertuyg met ammonitie geladen,
    den Crommen Rhijn op naer Wijk is
    gevaren, daer onder vier Cromme Rhijn-schuyten alleen met
    geblaude harnassen uyt het Staten Magasijn
    dat sij gansch ledig hebben gemaekt, gelijk ook
    dat van de Stad.

    Prent vol met mensen. Links vooraan een wagen gevuld met beschermende legerkleding en een aambeeld getrokken door twee paarden. Rechts vooraan een liggende beladen kameel waarbij twee man proberen hem op te laten staan. verder lopende mannen met gereedschap en harnassen, paarden en ruiters.
    Deel van een triomfprocessie met soldaten en paarden die karren met uitrusting trekken. Pietro Sante Bartoli, naar Giulio Romano, naar Francesco Primaticcio, 1680. Collectie Rijksmuseum

    Een half miljoen gulden

    Terwijl de logistieke operatie in volle gang is, slaan de Fransen nog één slag. Hoewel het aanvankelijk het plan was Utrecht en andere steden plat te branden, lijkt het voordeliger om ze allemaal nog een laatste grote heffing op te leggen. De provincie moet binnen een paar weken meer dan een half miljoen gulden hebben opgehoest, anders wordt de stad alsnog platgebrand. Zo goed als onmogelijk: er was het afgelopen jaar al een miljoen betaald en de stads- en provinciekassen waren leeg. Maar met behulp van particuliere leningen komt toch de helft van het geld bij elkaar.

    Tekst van de prent van het vertrek van de Fransen uit Utrecht
    Fragment uit de tekst onder de prent boven aan dit blog. Collectie Het Utrechts Archief

    Om nu deze 250 duyzent guldens zo haast bij een te krijgen, was de Magistraat zeer bekommert, maar het geldt quam evenwel te voorschijn: en dede een aanzegging aan grooten en kleynen, dat ieder zo veel penningen als mogelijk was, aan de Provintie wilde te leen op brengen, tegen 6 ten hondert ‘s Jaars; en wel verwondert waren die Heeren, datze met der haast zo veel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 gulden, zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, een andere zo al voore, ja uyt kleyne Steegjes en Slopjes, quam zo veel te voorschijn, dat zij noyt hadden vertrout, zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van ‘t Jok der Fransen Slavernye te worden ontlast

    Gijzelaars

    Maar dat is dus nog maar de helft. Hoe kunnen de Fransen zich straks van de andere helft verzekeren, als ze zelf al vertrokken zijn? De oplossing is ingrijpend: gijzelaars. In Woerden worden op 7 november twaalf mannen gegijzeld. Een week later worden ook vijftien burgers uit bovenlaag van de stad Utrecht van hun bed gelicht. De predikanten, vroedschapsleden, oud-burgemeesters, een brouwer, een graanhandelaar, een arts, een advocaat en zo voort, worden opgesloten in het huis van de Zwitserse commandant. De volgende dag voeren de Fransen ze op vier wagens af naar het oosten. Na een meerdaagse tocht langs Arnhem en Doetinchem over besneeuwde karrenpaden, worden ze uiteindelijk honderd kilometer verderop vastgezet in de Duitse vestingstad Rees. Hoe lang ze daar zullen moeten blijven is ongewis…

    Op de voorgrond een uitgesleten karrenpad. Het graanveld rechts ligt boven de weg. Helemaal rechts een boom. Links op de achtergrond de kerken en torens van Arnhem.
    Gezicht op Arnhem, Aelbert Cuyp, 1630 – voor 1651 Collectie Rijksmuseum

    Definitief vertrek

    Er is ook goed nieuws. Op donderdagochtend 23 november (13 november Utrechtse kalender) tussen half 6 en 9 uur verlaten de laatste Franse infanteristen, ruiters en paarden de stad Utrecht door de Wittevrouwenpoort. De poort gaat daarna onmiddellijk op slot. Everard Booth slaat in zijn aantekeningen een zucht van verlichting:

    den Almachtigen sij gelooft voor sijne genade
    ons hierinne bewesen. Het is remar=
    quabel dat de Franschen den 13 Junij 72,
    sijnde donderdagh, hier in sijn gekomen, ende op
    heden, sijnde mede donderdag, ende ook den 13,
    weder de stad hebben gequiteert, alsulx
    net 17 maenden de borgerye tot een on=
    draechelijke last sijn geweest.

    Rechts een stadspoort waardoor soldaten te paard vertrekken. Rechts voor twee Fransen die de hoed afgenomen hebben en een sleutelbos overhandigen aan drie heren met capes en hoeden.
    Het Utrechtse stadsbestuur krijgt de stadssleutels terug. Anoniem prentje (ets), 18de eeuw, naar de gebeurtenis uit 1673, Collectie Het Utrechts Archief
  • Genoeg is genoeg

    DatumPlaats
    Geschreven10 mei 1673Den Haag
    Ontvangen13 mei 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Margaretha vindt het wel genoeg. Wat haar betreft is er niks meer dat haar man in Duitsland houdt.

    Brieffragment over thuiskomst man

    [hem selfs in hande heeft gegeefven,] dewijlle
    uhEd geen ordere krijcht om naer berlijn te gaen
    en daer niet veel te doen valt geloofve ick deselfve
    haest weer thuijs sal koomen [sal verlange dat]

    Er wordt weer druk gepraat over de Brandenburgse troepen. Die zouden een beter leger richting de Republiek sturen en zelfs de keizer zou nu mee werken. Eerst zien dan geloven. En als dat leger al komt komt het vast te laat.

    Brieffragment over de Branderburgse en keizerlijke legers

    [tijdine meede brenckt,] men wil hier segge dat
    den heere keurvorst met sijn armee veel schoonder
    volck als hij voor dees heeft gehadt weer afkoomt
    en dat de keijser sae nu ock wondere saecke
    tot onser hulpe sal doen maer als ickt sie
    salt geloofve en Eer niet, en alse al koome
    vreese ick dat het voor ons vrij wat laet sal
    bij koome, [want men hier seecker hou dat]

    Meer land onder water

    De Fransen roeren zich ook weer. Of misschien wel nog steeds. Gelukkig is de Prins van Oranje goed bezig. Niet alle troepen zijn even sterk, maar op de posten ziet het er goed uit. Helaas schijnen de Fransen ook weer een plan te hebben: ze willen een brug bij Schoonhoven maken en dan zouden ze zo doorlopen naar Dordrecht en Rotterdam. Dus is nu het hele gebied tussen Dordrecht, Heusden en Gorinchem onder water gezet. Met natuurlijk weer alle ellende die dat met zich mee brengt. Voor er vrede komt, zal er nog flink wat misère te verwachten zijn.

    Brieffragment over de Franse dreiging

    [seer swack te sijn,] men seijt ock dat den vijant
    Een deseijn1Dessein: plan soude gehadt hebbe om bij schoon
    =hoofve Een bruch over den rhijn te slaen en
    so voort op dort en rotterdam aen te koome,
    waer op so geseijt wort de heelle dortse waert
    onder water geset is dat bij naest Een halfve
    mans lenckte of meer al onder staet, bij
    heusde wort ock Een dijck doer gesteecke so
    dat heusde gorckom dort en alles daer
    ontrent onde rontom int water leijt, dat
    meenich bedroeft mens maeckt de heer
    wil ons voort bij staen so wij geen vreede krij
    =gen vreese ick dat wij verlooren sijn, en
    Eert noch so veer komt sulle wij noch miseerij
    op miseerije hebbe te verwachte, [wij derfvent]

    Het echte probleem is natuurlijk dat als de Fransen in Rotterdam staan, dan staan ze ook zo in Den Haag. Hoe brengt Margaretha dan de hele menage in veiligheid? Er is geen huis meer in Amsterdam, een paar kamers bij de drost, maar met alle kinderen, het personeel en de hoogzwangere Philippota…

    Zeventiende eeuwse kaart met het meest opvallende in het midden de Biesbosch. je ziet duidelijk de deltastructuur vanuit de Merwede.
    Fragment uit Kaart van het zuidwestelijk deel van Nederland. Gradenverdeling in de linkerrand, 17e eeuw. Het noorden ligt rechts, helemaal bovenin Rotterdam, de Biesbosch is duidelijk te herkennen, net daarboven Dordrecht en helemaal onderaan Heusden. Halverwege rechts Schoonhoven. Collectie BHIC.

    Alles in esse

    Er moet Margaretha nog wat van het hart. Bij alle ellende in Utrecht, valt het toch wel op dat het de Van Reedes van Renswoude helemaal niet zo slecht gaat. Er zijn misschien wat meubels weg, maar alle huizen zijn nog in perfecte staat en zelfs de wijn staat nog in de kelder. En dat is niet alleen bij Johan van Reede van Renswoude, maar ook bij de huizen van zijn nageslacht lijkt alles “in esse”: Huis Bornewal van zijn dochter Mechteld, de weduwe van Gijsbert van Hardenbroek, Huis Schonauwen van zoon Frederik van Reede en de huizen Hardenbroek en Groenewoude van kleinzonen Hendrik Gijsbert en Gijsbert van Hardenbroek. Nergens lijkt iets aan de hand. Margaretha zet niets zwart op wit, maar ze denkt er duidelijk het hare van.

    Brieffragment over de familie van Johan van Reede van Renswoude

    de heer van rhijnswou2Johan van Reede van Renswoude heeft tot noch toe de min
    ste schade niet, als alleen in Eenige meube
    =len die op rhijnswou waeren, te wttrecht staet
    noch al sijn goet in Esse3In esse zijn: in goede staat zijn tot de wijn in sijn
    kelder in kluijs ock in sijn dochter van harden
    broecks huijs , schoonouwe hardenbroeck en
    groenewou hoert me niet dat int minste
    beschadicht is ock het huijs te rhijnswou niet
    haer dient het geluck, [men verwacht noch of de]

    De bedelstaf

    Een oude vrouw met een rood jack en een bruine rok aan leunt op een stok. Ze draagt een wit kapje met daar overheen een muts. Aan haar linkerarm draagt ze een mand. Door de neus van haar rechterschoen zie je net haar tenen. Ze houdt haar rechter hand op en kijkt vragend naar boven. Achter haar staat een kind met een lange donkere mantel. Het heeft zijn/haar mutsje in de hand.
    Fragment uit Adolf en Catharina Croeser, bekend als ‘De burgemeester van Delft en zijn dochter’, Jan Havicksz. Steen, 1655. Collectie Rijksmuseum

    Margaretha beklaagt nog een keer de inwoners van Utrecht, de armoede is zelfs bij fatsoenlijke lieden toegeslagen. En de vooroordelen die ze had over de nieuwe intendant van Utrecht, de prins van Condé, zijn helemaal waar. Hij geeft zelf toe dat hij zonder barmhartigheid geboren is. Hij is daar zelf ook nog eens erg tevreden over, omdat hij daardoor zijn koning beter kan dienen. Tot slot houdt Margaretha Godard Adriaan nog even op de hoogte waar de Utrechtse regenten en adel zich ophouden. Wie is in Utrecht gebleven en wie is gevlucht. De gevluchte edelen willen meestal niet terug naar Utrecht, ook al worden ze in Holland ook met de nek aangekeken. “Ze gaan als een hond zonder staart”, schrijft ze. Ook herhaalt ze nog een keer de gewaagde ontsnapping van Ruijsch.

    Eerste brieffragment over de armoede en de utrechtse intendant
    Tweede brieffragment over de intendant van Utrecht

    [heeden achdaechge geschreefve,] te wttrecht
    en voort in de overheerde provinsie sijnder de
    liede mieserabel aen worde met sulcke swaer
    =re schattine belast dat niet op te brenge is
    te wtterecht noch meer als Ergens daer
    sterfve veel mense en heelle fatsoenlijcke
    liede die met de felpe4Felp: een soort fluweel met lang haar mantel over Een ijaer
    noch ginge nu bij avondt om Een stuck broot
    gaen bidde en so geseijt wort sijnder verscheij
    de die met haer kindere draf5Draf: Afval/afvalproduct van graan of zaden waaruit bier of alcohol gebrouwen is of olie geperst is. Eeten, alse
    bij den intendant koome hem bide dat hij
    hem haerder wil Eerberme geeft hij tot antwoo
    godt te dancke dat hij sonde barmhartichheijt geboor
    ren is

    om dat hij daer door te bequaemer is om sijn koonin te konne one
    dienen, mensen hart doet seer alsme vande Elende hoort daer die
    arme mense in sijn, [de reegente aldaer hebbent so gemaeckt]

    Een man met een gigantische hoef met heel veel veren, zit op een paard dat naar rechts loopt en zijn hoofd naar de kijker gebogen heeft. Het paard heeft krullende manen en ook veren op zijn kop. Het draagt een tuig met allemaal versieringen en heeft strikken in zijn staart.
    Lodewijk II de Bourbon-Condé te paard in Turks kostuum, François Chauveau, 1670. Collectie Rijksmuseum

    Tot slot

    Tot slot is er nog neef Van Wulven, hij is nog in Rotterdam. Margaretha heeft geen idee of hij terug wil of wil blijven. En daar steek toch de angst voor een aanval weer op: de oudste dochter is nog bij Margaretha, maar als ze moeten vluchten is Margaretha onverbiddelijk, dan moet ze terug naar haar broertjes en zusjes in Delft.

  • Middachten

    DatumPlaats
    Geschreven17 maart 1673Den Haag
    Ontvangen7 april 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Er is ook geen moment dat Margaretha kan ontspannen. Ze is nog nauwelijks bekomen van het afbranden van haar kasteel in Amerongen of er komt slechte tijding uit Middachten.

    Bos

    Volgens berichten uit Gelderland wordt het Middachter bos omgehakt. Het schijnt ook dat de intendant het bos verkocht heeft aan iemand die meent er recht op te hebben. Ook over Harreveld, dat ook van zoon Van Ginkel en zijn vrouw is, wordt nu een brandschatting geëist. De bijzonder goed ingevoerde nicht, de vrouwe van Nieuwenheim, wordt weer ingezet. Er zit weer niks anders op dan het lot in de handen van de Heer te leggen.

    Eerste brieffragment over Middachten
    Tweede brieffragment over Middachten

    [men weet niet hoe of wat men doen sal,] so men wt
    gelderlant schrijft sijnse int Middachtense bos
    al aent hacke en soude dien giene1diegenen die de preetensi
    op die middachtense goederen maeckt het selfve bos vande inten
    =dant voor 5000f gekreechgen hebben , over harvelt2Harreveld
    Eijschense ock swaere kontreebuijsie, de vrou van
    nieuwenheijm is naer wtrrecht om met den inten
    intendant te spreecke en sien of sijt kan af
    maecken, het sou Een swaeren slach sijn dat sijn
    bos geruweeneert wiert en wat sou mender toe
    doen , dit sijn swaere besoeckine dan moetent met
    gedult drage en de wtkomste vanden heere verwachte

    ditt aen geene middelen ontbreeckt om ons weer te
    seegenen alst sijne godlijcke wille is, op wiens
    barmharticheijt en goedertierentheijt wij ons moete
    vertrouwe, [de pagadoors sulle van dach tot dach de]


    Zwartwitfoto van een man met een kistje in zijn hand. We zien hem op zijn rug en hij kijkt naar een gigantische omgehakte boom. De stomp van de boom is bijna zo groot als de man zelf. De boom ligt in de kijkrichting van de man.
    Omgezaagde bomen langs de Middachter Allee, De Steeg, Zilver Rupe, 1945. Collectie: Gelders Archief

    Rechten op Middachten

    Zoon Van Ginkel wordt Heer van Middachten door zijn huwelijk met Ursula Phlippota van Raesfelt, zij was de erfdochter van Reinier van Raesfelt, haar vader. Op verschillende momenten in de vererving van Middachten en de bijbehorende goederen (bijvoorbeeld Harreveld en de zogenaamde Münsterse goederen), zijn er mensen die vinden dat zij onheus bejegend zijn. Reinier van Raesfelt erft samen met zijn zus Middachten van zijn tante, maar een andere neef van die tante roept dat het testament gemanipuleerd is. De (familie van) deze Godert Egberts blijft aanspraken maken op Middachten. Reinier had zijn zwager, die ook aanspraak maakte, al in 1633 afgekocht. Daarnaast had hij nog een bastaardzoon, die zich ook achtergesteld voelde door de ‘echte’ familie van zijn vader. Voor al deze mensen was de inval van de Fransen een mogelijkheid om oude rekeningen te vereffenen.

    Oude tekening van een omgracht kasteel. De gracht loopt rond, met daar omheen bomen. Het huis staat midden in de gracht. Op de ommuurde voorburcht staan aan weerszijde van de oprijlaan twee gebouwen met trapgevels. Recht tegenover het kasteel, bij de eerste brug staat een poortgebouw. Aan de voorkant hebben de muren van de voorburcht torens.
    Fragment uit Het kasteel Middachten : met ontwerp voor een buiten de slotgracht gelegen plein voor de poort van de voorburcht, N. Ritz van Geelkerck[en], 1652. Archief Huis Middachten.

    Soldij

    Ondanks de aanstelling van de pagadoors3van het Spaanse pagador = betaler. Hier geldschieters. schiet de uitbetaling van soldaten en officieren ook nog niet op. De hoge officieren worden helemaal niet betaald. Vooral de officieren die hun huizen in Utrecht en Gelderland hebben en niet door Holland betaald worden4Van Ginkel was overgestapt naar Hollandse dienst, dat is kennelijk niet alle officiers gelukt, die hebben het zwaar.

    Uiteraard krijgen ook Margaretha’s eigen financiële perikelen in deze brief weer uitgebreid de ruimte. Uitbetaling van de ordinanties zit er, ondanks de beloftes, nog steeds niet in.

    Brieffragment over soldij

    [vertrouwe,] de pagadoors sulle van dach tot dach de
    meeliesie betaelle doch geschiet niet en alse al gelt
    geefve salt noch geen maent sols sijn wat ree
    kruijteerine konnense daer mee doen, geen
    tracktemente vande hoochge offiesiers worde betael
    die al haer goet int sticht en gelderlant hebbe gelate
    en hier niet betaelt worde sijnder niet
    wel aen, [den ontfanger wt den boogaert stelt]

    Gravure van twee soldaten bij een tafel. De een probeert de andere weg te houden bij de tafel waarop geld ligt. Achter de tafel zitten mannen die zichzelf erg belangrijk lijken te vinden. Eén van hen schrijft in een boek.
    Soldaten die hun soldij uitbetaald krijgen (fragment van: Illustratie voor ‘Den Arbeid van Mars’ van Allain Manesson Mallet), Romeijn de Hooghe, 1672. Collectie: Rijksmuseum

    Klein nieuws

    Er is ook hartverwarmend nieuws. De oude heer Temminck, de bankier die de zaken van de Van Reedes in Amsterdam behartigt, heeft Margaretha bij hem thuis uitgenodigd. Dat waardeert ze zeer.

    Ovaal geschilderd portret van een beetje een blekige jonge man. Hij heeft dik golvend haar tot op zijn schouders. Zijn gezicht is lang en smak. Hij heeft een relatief klein bovenlijf. Hij draagt een kuras, met daaronder een gele wambuis en poffende manchetten. Met zijn rechter hand leunt hij op een wandelstok.
    Ulrik Frederik Gyldenløve, Wolfgang Heimbach, 1661. Collectie: Deens Nationaal Historisch Museum. Bron: Wikipedia

    De vrouw van neef Van Wulven “blijft nogal liggen”, gelukkig zijn haar man en haar broer nu wel bij haar. De Heer van Wulven heeft inmiddels wel zijn meubels terug, maar hij moest er wel 1500 gulden voor betalen.

    Gerechtigheid

    Helemaal aan het eind van haar brief haalt Margaretha nog even uit. Hoewel het geen christelijke deugd is, leek Margaretha een beetje afgunstig ten opzichte van Daniël Oem van Wijngaarden toen hij zijn missie in Denemarken begon. Zou het haar goed doen dat ze nu kan schrijven dat hij het verbruid heeft? Hij heeft op eigen houtje met de Koning van Denemarken onderhandeld en beloften gedaan die hij niet kan waarmaken. Hij heeft contant geld beloofd, terwijl de opdracht was om met (staats-)obligaties te betalen. En hij ligt ook nog overhoop met de halfbroer van de koning. Niet erg handig voor een diplomaat. Ze schijnen hem uit de regering te willen zetten.

    Brieffragment over Daniel Oem van Wijngaarden

    men roept hier
    seer over den heer
    van werckendam5De heer van Werkendam: Daniël Oem van Wijngaarden
    die so geseijt wort
    soude teegens de intensie vanden staet geneegoosgeer6Negotieren: Politieke onderhandelingen voeren
    hebbe, hebbende den koninck7Koning Christiaan V van Denemarken belooft het tracktaet in
    kontante peninge te voldoen, daer sijn last is geweest
    om die met oblijgaesie8Obligatie: Schuldbekentenis te voldoen, men spreeckt
    hier seer s, den jonge bemont isser naer toe om de raet
    =tefikasie wt te wissele en nu komt dit voor den dach
    ock leijt hij heel overhoop met den heere guldeleuw9Ulrik Frederik Gyldenløve, bastaardzoon van Frederik III ,
    men spreeckt hier van hem heel wt de reegeerin
    te sette te weete wercken
    dam

  • De wanhoop nabij

    DatumPlaats
    Geschreven10 maart 1673Den Haag
    Ontvangen27 maart 1673Hamburg
    Lees hier de originele brief

    Zoals niemand zal verbazen opent Margaretha haar brief met de constatering dat de post nog steeds een rommeltje is. Het begint nu wel erg uit de klauwen te lopen: pas nu heeft ze Godard Adriaans brief van 24 februari ontvangen. Maar liefst 15 dagen later!

    De post is treurig maar niet zo treurig als het lot van de Republiek. Margaretha begint ernstig te wanhopen en wenst dat Godard Adriaan zo snel mogelijk naar huis komt. Veel nieuws op dat front is er nog niet: generaal Waldeck is eindelijk vertrokken. Wat zijn missie is, dat wil Margaretha niet zeggen. Straks leest er nog iemand mee…

    Brieffragment Waldeck

    [die van de heere romswinckel], wij sijn ongeluckich hadde wij Een
    goede vreede waer wel te wenschen alles wort geruwineert
    en bedurfve ick kan so alles niet schrijfve verlange wel uhEd
    te mooge sien, den graef van waldeeck1Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg is al voor Eenige
    dage vertrocke waer heen wort seer geseeckreeteert hoope
    het naer die plaets sal sijn daer ick uhEd voordees van
    heb geschreefve en dat otlfe2Inktvlek: waarschijnlijk deselfe dan met sal mooge koomen

    Nieuws over Amerongen? Niet echt

    Veel meer nieuws over de brand van Kasteel Amerongen heeft Margaretha helaas niet. Deze brief herhaalt een beetje wat ze eerder al schreef: zonder de instemming van de Raadpensionaris durft ze geen memorie aan de Staten-Generaal schrijven. Maar als ze te lang wacht met het melden van hun ongeluk, dan doen de Staten er niets meer mee. Wat een dilemma.

    Het is wel hopen dat er bij het kasteel niets verandert. Het gerucht gaat namelijk dat de Fransen nu zelfs de overgebleven muren omver willen trekken. Kent hun wrok dan geen einde?

    Brieffragment Amerongen

    de droefvige gestaltenis van ons huijs te Ameronge en wat
    den heer raetp fagel3Raadspensionaris Gaspard Fagel mij heeft doen raede door sijn broere
    de griffier4Griffier Hendrik Fagel heb ick uhEd geschreefve, ben Evewel seer be
    komert wat ick doen sal en derf teegens sijn advijs
    niet begine, niet twijfelende of hij meent ons wel, wenste
    uhEd goetvinde te weete of ick noch sal wachte met ons
    ongeluck den staet bekent te maeck gelijck den voornoemde
    heer mij raden of dat ickt bij meemoorije aende generael
    =lijt5Generaalheid: algemeenheid sal reemonstreere6Remonstreren: uiteen zetten, de franse drijge de muere dieder
    noch vierkant staen om veer te haelle hoope sij haer be=
    dencke sulle en haer moet genoech gekoelt sulle hebbe

    Ansichtkaart met twee tekeningen. Links over de volle hoogte een eindeloze laan door een bos met hoge bomen. Links en rechts op de weg een tramspoor. Heel in de verte loopt een figuurtje. Eronder staat: Middachterlaan. Rechts op de bovenste helft kasteel Middachten. Een lange rechte brug leidt naar een kade daarop staat, tussen de bomen verscholen, een huis met een witte façade in het midden en verder rode bakstenen muren en een grijs dag. Links op het dak een schoorsteen, in het midden een minuscuul torentje. Eronder staat gedrukt ARNHEM en daaronder staat met krulletters Cornelia van Belkum. Midden bovenaan de kaart staat in kleine letters Kasteel Middachten.
    Middachterlaan Kasteel Middachten. Arnhem, 1902-08-19, Uitgegeven door de Algemeene Postvereeniging. Collectie: Gelders Archief

    Losgeld voor Middachten

    Over Amerongen is weinig te melden maar bij de brandschattingen van Kasteel Middachten en het bos is er meer nieuws. De brandschatting is omhoog gegaan van 5.000 gulden naar 3.000 rijksdaalders. Een stuk meer dus. Gelukkig komt er hulp van Elisabeth van den Boetzelaar, de vrouwe van Nieuwenheim: zij gaat kijken of ze het kasteel voor minder kan vrijkopen. Margaretha heeft er weinig hoop in, zo uitgeblust is ze door het slechte nieuws van de laatste weken. Maar goed, baat het niet dan schaadt het niet.

    Brieffragment Middachten

    sij wille nu voort huijs te Middachten ent bos drije
    duijsent rijxsdaelders hebbe en dat kontant te betael
    of willent al mee afbrande ent bos om houwe hebe
    alweer 30 man in staen hacke, de vrou van nieuwe
    nheijm7Elisabeth van den Boetzelaar sou sien of sij op minder kan ackordeere, waere

    Brieffragment geld voor Middachten.

    sijt gelt sulle haelle weet me niet, en kost het dan
    noch intoekoomende bevrijdt blijfve waer goet maer
    wat verseeckerin heeft men daer van, ick kan niet segge
    hoe alle mense te moede sijn met deese leste tijdine de
    heer almachtich wil ons bijstaen, [het tracktaet met]

    Bureaucratie

    Grotere dingen dan enkel de brandschatting van Kasteel Middachten spelen in de Republiek en Margaretha houdt haar echtgenoot maar al te graag kort en bonding hiervan op de hoogte. Zo wordt binnenkort de 200e penning geïnd, terwijl Margaretha al enigszins krap bij kas zit. Ze schrijft wel dat ze nu eindelijk de ordinantie gekregen heeft om Godard Adriaans salaris mee te innen maar of ze daadwerkelijk het geld gaat krijgen, dat is de vraag. Ieder klein dingetje is te veel voor Margaretha: haar hele brief is doordrenkt van wanhoop. Ze is niet de enige die wanhoopt: een Spaanse diplomaat in Den Haag klaagt ook constant over de traagheid van de bureaucratie.

    Brieffragment Oorlog

    [heer almachtich wil ons bijstaen,] het tracktaet met
    deenmercke seijt me dat gesloote is, maer waer wat
    salt helpen, men seijt ock dat me hier seer sterck ter see gaet
    equepeere8Equiperen: uitrusten van vloot men sal inde maent van April weer weer de twee
    honderste penin9Vermogensbelasting moete betaelle, den spaense reesident10Resident: diplomatieke functie, lager dan gezant, hoger dan zaakgelastigde klaech
    seer dat hier bij den staet alles so lansaem toegaet wat
    sal der noch van ons worde, ick heb nu weer de ordi=
    =nansi11Ordinantie: verordening ter som van ses duijsent gul daer ick voordees
    van heb geschreefve gekreechge, verwacht van
    Amsterdam te hoore wat hoop den ontfanger geeft
    tot de betaellene sal dan selfs Eens weer derwaerts
    gaen kan ick die twee saeme ontfange sal Een goede
    som aen teminck overmaecke, ick sal inde toekoomede
    maent weer so veel versoecke, [uhEd geweesene sekree]

    Twee tekeningen van Doesburg. Boven Doesburg vanaf het land. Een zanderige grond en een soort kloof met daarachter een (wal-)muur. Verder zien we de kerk en huizen. De tweede tekening is heel breed maar niet hoog. Nu zien we Doesburg vanover de eisel. Eeen breed, lichtgrijs vlak met aan de andere kant een kade en een kerk en nauwelijks herkenbaar verschillende huizen, poorten en windmolens.
    Doesburg 21 juni 1672, Adam Frans van der Meulen. Collectie Mobilier National

    Oorlog of…

    Ook wordt de stad Doesburg, vlakbij Kasteel Middachten, “geslecht”. Dat wil zeggen dat de vesting daar volledig ontmanteld wordt door de Fransen. Dit maakt het onmogelijk voor Staatse troepen om zich opnieuw in deze vesting te verschansen mochten ze de Fransen er toch uit weten te schoppen. Zijn de Fransen gewoon zorgvuldig of zien zij een bedreiging voor hun legers die Margaretha nog niet opmerkt?

    Ook over de stad Utrecht wordt van jewelste gediscussieerd door de Fransen. Gaan ze deze stadsverdedigingen ook ontmantelen of zullen ze deze juist beter fortificeren? Het lijkt erop dat het laatste woord hierover bij Zonnekoning Lodewijk XIV ligt. Zou Lodewijk ervoor kiezen zijn positie in de Republiek te versterken of beschouwt hij deze oorlog inmiddels als een verloren zaak?

    Brieffragment Doesburg
    Brieffragment Utrecht

    [lange want hij is onverdraechlijck,] ick kan niet sege
    hoe bekomert in alt werck ben de heer wil ons Een
    genaediege wtkomste geefve, de stat doesburch wort
    geslecht in wttrecht delijbereerense12Delibereren: beraadslagen ofse de stat sule

    fortifiseere of de mantileeren13Vermoedelijk een verbastering van ontmantelen. Mantelen staat wel in het woordenboek als een tuin tegen de wind beschutten, maar geen specifiek militaire betekenis daer over aende konin
    geschreefve is, de vrou van wulfve14Anna van Renesse van Moermont is beeter [haer man]

  • De olifant in de kamer

    DatumPlaats
    Geschreven3 maart 1673Den Haag
    Ontvangen10 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    De brief die Godard Adriaan op 10 maart 1673 ontvangt is een lange brief. Maar Margaretha heeft ook veel te vertellen, ook al is er sinds haar vorige brief niet veel meer duidelijk geworden over Kasteel Amerongen. Het doet haar ‘vande gront mijns harte leet’ dat ze haar man, die in grote onzekerheid in het Duitse Minden verblijft, geen duidelijkheid kan verschaffen over zijn have en goed. Maar zodra ze nieuws heeft, begint ze van alles te regelen: typisch Margaretha.

    Niks, noppes, nada

    Niemand schrijft over de reusachtige olifant in de kamer: de vermoedelijke brand van het kasteel. Geen woord. Geen letter. Noch uit Utrecht, noch uit Amerongen. Margaretha wordt door eenieder volledig in het ongewisse gelaten.

    Brieffragment over niets horen

    [kontiniweert] en nochtans schrijft mij noch van
    wttrecht noch van Ameronge niemant Een woort
    daer over ick mij niet genoech kan verwonderen
    wat en aen wien ick schrijf krijch niet Een letter tot
    Antwoort heb aende preedikant kepel1Dominee Bernhard Keppel aen weesel2Abraham van Wesel aende
    seekreetaris3Secretaris Van den Doorslagh geschreefve en hoor van niemant Een woort

    Van horen zeggen

    Via via heeft Margaretha toch enige snippertjes informatie kunnen bemachtigen. In een brief uit Amsterdam leest ze dat Jan Evertsen, de zoon van Evert Jansen, die in Amerongen woont, heeft geschreven dat kasteel Amerongen volledig is afgebrand. Ook de voorburcht zou de Franse vernielzucht niet overleefd hebben. Enkele andere gebouwen, waaronder het huis van de hovenier en de woning van Teunis Huijbertse, konden gespaard worden. Nu móét Margaretha de onheilstijdingen wel geloven… De olifant in de kamer blijkt een olifant in een porseleinkast te zijn, en hij draagt een Frans uniform.

    Brieffragment van horen zeggen

    onsen drost van kleef schrijft mij van Amsterdam
    dat ijan Evertse de soon van Evert ijansen die tot Ameronge
    int santvoort4Zandvoort is nog steeds een straat in Amserongen, vlakbij het kasteel woont hem van daer
    schrijft dat ons huijs te Ameronge met het voor
    burch teenemael is afgebrant, dat sij het huijs
    van joost van omeren den hoofeniers huijs teunis
    huijbertsens huijs ent huijs van den drost ock wilde
    aensteecke maer dat sij dat met twintich rijxsdal
    hebbe afgekocht, sonder dat hij verdere pertikulierij
    =teijte schrijft, nu moet ickt geloofve en kan niet
    segge hoe bedroeft ick ben , [de heer van ginckel sal]

    Tekening van een olifant als een dikke man in (Frans) uniform. Hij heeft een krullenpruik op met een grote hoed. Hij draagt een jas met grote manchetten, die open hangt. Om zijn middel een riem met daaraan een zwaard. In zijn rechterhand houdt hij een speer.
    Dierensatire, Egbert van Heemskerck (II), 1674 – 1744 (detail). Collectie Rijksmuseum

    Typisch Margaretha

    Maar Margaretha zou Margaretha niet zijn als ze niet meteen ook van alles begint te regelen. Tuurlijk, ze is bedroeft, maar ze heeft inmiddels ook al weer contact opgenomen met de Prins van Oranje en ze is tevens bij griffier Hendrik Fagel en diens broer raadpensionaris Gaspar langs geweest. Hoewel ze het niet met zoveel woorden schrijft, is het evident dat het over de vergoeding voor het afgebrande huis in Amerongen gaat. Veel kan ze daar verder nog niet over schrijven, want ze moet eerst weten wat er precies vernietigd is. Hebben de plantages de Franse vernielzucht overleefd? Margaretha regelt ook maar meteen dat er een speciale bode richting Amerongen wordt gestuurd om inlichtingen te verzamelen. Was Godard Adriaan maar thuis… Helaas lijkt her erop dat dat die hoop inmiddels vervlogen is.

    Brieffragment reactie Willem III op brand
    Brieffragment over verdere informatie

    [=teijte schrijft, nu moet ickt geloofve] en kan niet
    segge hoe bedroeft ick ben, de heer van ginckel sal
    uhEd schrijfve het beleeft en siviel antwoort dat
    sijn hoocheijt hem op dat subijeckt heeft belast aen mij
    te segge, dan dit sijn maer tot noch toe maer woorde
    wil hoope het Efeckt daer op sal volgen, ick ben
    ock bij den heer griffier fagel geweest hebt hem ock

    bekent gemaeckt die aengenoome heeft den heere rp
    daer over te spreecke, verder kan ick hier niet in
    doen voor dat ick al de pertikulaerijteijte weet, ock
    hoet met de plantaesie staet ofse die ock hebbe
    gehouwe, of onbeschadicht gelaeten , den Espresse
    die de heer van ginckel naer Aernhem heeft ge
    sonde heb ick gelast op Ameronge aen te gaen
    en hem op alles te informeere , ick wenste wel
    uhEd nu hier waert dan sien daer voor Eerst
    geen hoop toe gelijck uhEd wt het schrijfve vande heer
    van ginckel sal sien, [kost deselfve noch met den]

    Tekening van een man met lang krullend haar. Hij heeft een befje om en een cape over zijn schouder. Hij buigt bescheiden. Hij heeft zijn hoef in zijn rechterhand en met zijn rechterhand overhandigt hij een brief. Voor hem staat een hondje (King Charles Spaniel?) blij te springen.
    Bode brengt een brief, Jan van Somer, 1655 – 1700 (detail). Collectie Rijksmuseum

    Bijzondere haat

    Margaretha is nog net zo bezorgd of die Acte van garantie wel iets waard is als in september. Om haarzelf moed in te praten schrijft ze maar dat het huis wel in brand gestoken moet zijn vanwege een specifieke haat van de Fransen jegens Godard Adriaan. Bij niemand treden de Fransen immers zo rigoreus op? Van Johan van Reede van Renswoude hebben de Fransen bijvoorbeeld 2000 gulden geeist, maar hij heeft niet betaald. En er gebeurt niets…
    Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, de heer van Wulven, is voor 6000 gulden aangeslagen. Hij wordt er van verdacht zijn spullen ergens verborgen te houden of te hebben ingemetseld. Hij heeft zijn hele huis leeggehaald en heeft niet eens meer een bed om op te slapen! Tot overmaat van ramp schijnen de goederen in Zeeland ook geconfisqueerd te zijn. Terwijl ze het zo opsomt realiseert ze zich dat hij er ook wel ellendig aan toe is. Gelukkig is er een klein lichtpuntje voor hem: het gaat met zijn vrouw iets beter

    Brieffragment over de anderen die het minder zwaar (lijken) te hebben.

    [salt wel moete overlegge,] tis seecker dat sij dit
    wt Een pertikulijere5Particuliere: bijzondere, specifieke haet die sij teegens uhE
    ten opsichte van sijn komissie hebbe gedaen, want


    niemant so rijgereus getrackteert wort den heere van
    rhijnswou6Johan van Reede van Renswoude hebbense 2000 f geEijst de welcke hij niet
    gegeefve heeft en niet weer om aengesproocke wort,
    den heer van wulfve7Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken wort weer op nieu 6000 f
    geEijst om dat hij Eenich van sijn Eijgen goet ver
    burge of Eiwers8Iewers: ergens in gemetselt heeft, en hebbe
    al sijn meubelen so deeger9Deger: geheel, volkomen wt sijn huijs gehaelt
    dat hij niet een bedt om op te slaepen heeft ge=
    houde, in seelant seijt den heer van oudijck10Willem Adriaan van Nassau Odijk datsij
    ock al den heer van wulfvens goet hebbe gekonfis=
    =keert so dat waer is, sijn sij wel te beklage en der
    Elendich aen, ick ben bij de vrou van wulfve11Anna van Renesse van Moermont ge
    weest sij was wat beeter[, uhEd briefve vande]

    Geld

    Margaretha probeert er alles aan te doen om te zorgen dat zij en haar man het geld krijgen waar ze recht op hebben. Ze belooft haar man dat ze naar Amsterdam zal afreizen zodra ze de ordinantie binnen heeft. In totaal heeft ze twee ordinanties, die bij elkaar opgeteld 12000 gulden waard zijn. Ze wil zo veel ontvangen als mogelijk is, want ‘hoe langer hoe erger men aen gelt sal raecken’.

    Brief fragment over geld

    [briefve,] ick sal met het gelt doen volgens uhEd
    ordere, verwachte deese weeck noch Een ordinan
    die inhande vande gekomiteerde raden is om de
    kontree ordinansi op te maecke so haest ick die
    heb sal daermeede naer Amsterdam gaen om te
    sien of ick kost het gelt van beijde die ordienansi
    het welcke ter som van 12000 f sal sijn saeme kan
    krijgen, moet so veel ontfange alst mogelijck is
    want hoe langer hoe erger men aen gelt sal
    raecken[, de heer en vrou van ginckel bedancke]

    Zuinig leven

    Margaretha belooft dat ze zo zuinig mogelijk probeert te leven, maar ze verzoekt hem er wel rekening mee te houden dat haar huishouden momenteel uit 28 à 30 man bestaat en dat alles ongelooflijk duur is.

    Brieffragment over zuinig leven

    ick bidt weest verseeckert dat ick so seer op Alles menaesgeere12Menageren: sparenalst
    Eenichsins moogelijck is, dan uhEd belieft te dencke dat hier Een
    swaere huijshoudine is wij sijn meest 28 en 30 mense sterck en
    alles is so wttermaete dier dat ongelooflijck is[, den heer van]

    Gravure van een oudere man en een oudere vrouw die samen aan tafel zitten. De vrouw weegt geld, terwijl haar man een stokbeurs op schoot heeft. Vanuit een venster slaat de Dood, met in de hand een zandloper, het tafereel gade.
    Paar weegt geld, Franciscus van der Steen, naar David Teniers, 1643 – 1672. Collectie Rijksmuseum

    PS: Je nieuwe rustwagen komt eraan!

    Van de winter is Godard Adriaan zijn rustwagen kwijtgeraakt. Nu het bijna lente is, komt er dan eindelijk een nieuwe rustwagen. Griffier Hendrik Fagel zal het gaan regelen. Het duurde zo lang omdat degene die verantwoordlijk was voor de nieuwe rustwagen, Daniël van Hogendorp, zes weken afwezig is geweest.

    Brieffragment rustwagen

    de tweede rustwage
    seijt den griffier fagel te sulle
    besorchge datse uhEd sal goetgedaen
    worde, het is so lan in hande vande heere hoogendorp13Daniël van Hogendorp geweest
    die wel sesweecke of langer apsent is geweest, dat oorsaeck
    is het niet is afgedaen

  • Broos ijs en brosse kanonnen

    DatumPlaats
    Geschreven20 februari 1673Den Haag
    Ontvangen4 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    Vier brieven heeft Margaretha de afgelopen week geschreven en ze hoopt maar dat ze aankomen via de verschillende routes: die via de stalmeester van graaf Waldeck, via Matthias Romswinckel, en via de reguliere post van Bisdommer. De Hamburgse post van vrijdag (17 februari) is niet gekomen. Wie weet zouden daar brieven van Godard Adriaan tussen gezeten hebben, want zijn laatste is al weer van 2 februari. En men schreeuwt om nieuws uit Duitsland, want hoe zit het nu met Franse en de Duitse legers?

    Tekening van een paar berken die tussen grote rotsen staan, Voorlangs stroomt een beekje waarin ook allemaal keitjes en stenen inliggen.
    Groep berken bij een bergstroom, Jan Both, 1628 – 1652 Collectie Rijksmuseum

    Geen Beukenboom maar Berkenboom

    Ze herhaalt nog maar weer eens het gerucht dat met de Keulse post kwam dat Turenne zich met zijn leger tactisch heeft ingenesteld op een onbereikbare plek. Wat in haar vorige brief Beukenboom of Eikenboom was, noemt ze nu Berkenboom. (Inderdaad noemt Godard Adriaan zelf Berckenboom in een brief aan Willem III van 6 februari, ergens tussen Dortmund, Lünen en Unna) Van daaruit zou Turenne buiten schot kunnen blijven en tegelijkertijd de route naar Keulen in zijn macht kunnen houden, om te voorkomen dat dat in keizerlijke of Brandenburgse handen valt. Maar wat is hier van waar?

    Brieffragment Turenne en Berckenboom

    ondertusche loopen hier
    verscheijde tijdine en geruchte die met de keulse
    en Aekense1Akense poste koome als of den keurvorst sijn
    volck in bataelge2Bataille: Slag, strijd, veldslag teegens tureijne3Turenne soude gestelt
    hebbe, die geen slach sou hebbe derfve leeveren
    maer so geseijt wort geweecke is naer de bercke
    boome4Birkenbaum en daer post genoome heeft daermee
    seijt men dat hide stat keulle5Keulen kan bewaere
    datter van ons of den keurvorst en volcken
    geen in en konne gebrocht worde, doch van
    al dees tijdine kan niet gelooft worde dewijl
    der niet seeckers van is, men verlanckt
    seer naer uhEd briefve,

    Fragment van een zwarte witte plattegrond met plaatsen, forten wegen en met stippellijnen en streepjes aangegeven bewegingen van troepen.
    Toevallig zit Turenne ergens ter hoogte van de twee hoofletters T. Fragment uit een kaart uit 1782 waarop de militaire bewegingen van Turenne in 1672-1673 staan. Bron: Bibliothèque Nationale de France

    Willems troepen zakken door het ijs

    De grote plannen van Willem III zijn vanwege de dooi niet doorgegaan. Het ijs was zo broos dat er van de voorhoede die er vast op uit was gestuurd heel wat door het ijs zijn gezakt! Gelukkig was er geen grote schade.

    Brieffragment over de troepen van Willem III

    (sijn hoocheijts deseijn)

    is ock doort veranderen vant weer belet sijn voort
    ganck te hebbe, het ijs is so broos geweest dat
    geen sins heeft wille drage, de voor troepees die
    voor af ginge vielle daer met meenichte in doch
    hebbe geen schade geleeden, [men wil segge dat]

    Verraad in Sas van Gent

    Beleg en inname van Sas-van-Gent door het Staatse leger onder Frederik Hendrik, 28 juli tot 5 september 1644. Gezicht op de versterkte stad met op de voorgrond het optrekkende Staatse leger. Met paginanummer 309.
    De vesting van Sas van Gent in 1644, rond het beleg door Frederik Hendrik, anoniem 1662-1664 Collectie Rijksmuseum

    Terwijl Margaretha zit te schrijven komt er bericht dat binnen de vesting Sas van Gent in Zeeuws-Vlaanderen, de sergeant en diverse korporaals hebben samengezworen met de vijand om een aanval te beramen. De vestingcommandant kreeg er echter lucht van, doordat een brief die voor de sergeant bedoeld was bij hem terecht kwam. Hij deed alsof hij niets door had, maar trof wel alle voorbereidselen om de aanval af te slaan, wat is gelukt, met veel verliezen aan vijandelijke kant! Margaretha wou maar dat de schrik er nu eens flink in kwam.

    Brieffragment over Sas van Gent

    komt hier tijdine, dat den vijaent met ko=
    respondensi van Een sersijant6Sergeant ent ganse
    korperaelschap inde stat Een aenslach opt
    sas van gent soude gehadt hebbe, het welcke
    door Een brief die aen voorschreefe sersijant
    was gesonde, in verkeerde hande quam, ont
    deckt is, en doort beleijt vande komandeur, die
    seeckreeteerde7Secreteren: geheim houden daer kenisse van te hebbe
    lietse aenkoome heeftse so geseijt wort
    seer koraeseijeuslijck8Courageuselijk:dapper afgeslage met verlies
    van veelle van den vijant , de heere gaf
    datter Eens Een schrick in mochte koomen

    Soldaten bij Voetius

    Portret van Gijsbert Voet, geboren 1589, hoogleraar in de theologie aan de Utrechtse hogeschool (1634-1676), overleden 1676. Borstbeeld rechts, in toga, in ovaal.
    Portret van Gijsbert Voet (1589-1676) hoogleraar in de theologie aan de Utrechtse hogeschool (1634-1676) Kopergravure van Joannes van Munnickhuysen, eind 17de eeuw, naar een schilderij van Nicolaas Maes uit ca.1665 Collectie Het Utrechts Archief

    In Utrecht hebben ze ook bij de oude dominee Voetius soldaten in huis ondergebracht. Waarschijnlijk om zijn kleinzoon te dwingen om vanuit Den Haag weer naar Utrecht te komen. De heer van Wulven is weer vrij, maar heeft zesduizend gulden moeten betalen.

    tot wttrecht9Utrecht seijt me dat se int huijs van den
    oude voetsius10Gijsbert Voet Ettelijcke soldate hebbe gesonde
    om dat sij begeere dat sijn soons soon die hier
    inde haech11in Den Haag is daer sal koomen, de heer van
    wulfve is weer los maer moet so men seijt
    ses duijsent gulde geefve, [henderick van]

    Er is meer triest nieuws over bekenden: Hendrik van Wijk, de vroegere rentmeester van de heer van Ginkel is na de laatste veldtocht ziek achtergebleven en gestorven. Margaretha maakt zich erg zorgen over zijn vrouw en kinderen die in Utrecht zitten.

    Kanonnen gebarsten

    Twee soldaten staan links van een kanon. Een van hen houdt een brandende lont bij het ontstekingsmechanisme. Deze prent is onderdeel van een serie van 12 (13 incl. titelprent) prenten met voorstellingen van militaire (wapen)exercities.
    Exercities met een kanon: afvuren van een kanon, Jacques Callot, 1635 Collectie Rijksmuseum

    Gelukkig zit het de Fransen ook niet altijd mee. In Utrecht wilden ze kanonnen uitproberen op de stadswal, en nu zijn er wel tien gebarsten en onbruikbaar! Dit verhaal is ook te lezen in het dagboek van de Utrechter Everard Booth. Van de twaalf kanonnen zijn er inderdaad zeven gebarsten en drie ontploft. De brokstukken vlogen ver in het rond en brachten veel materiële schade maar wonder boven wonder geen gewonden, terwijl de Hertog van Luxembourg met bijna al zijn officieren op het Vredenburg stond toe te kijken. Booth geeft een verklaring: door de vorst was het metaal van de kanonnen bros, en de Fransen hadden de achterkanten ingegraven, zodat de kracht van de terugslag geen kant op kon.

    Brieffragment over de Fransen die hun eigen kanonnen kapot schieten.

    te wttrecht hebbe de franse
    haer kanon op de walle gebrocht
    en int selfve te prooberen12In hetzelfde te proberen: bij het uittesten daarvan sijnder
    tien stucke13Stukken: kanonnen so geborste datse gans
    onbruijckbaer sijn

    Een kind vuurt loodrecht in de grond geplaatste kanonnen af. Het heeft een lont in de hand. Een ander kind zit bij een kanon naast een schanskorf.
    Twee putti met kanonnen, Cornelis Schut (I), 1618 – 1655 Collectie Rijksmuseum. Rechts eentje met een ingegraven kanon, links met een kanon op een affuit of rolpaard die de terugslag kan opvangen.
  • Vrees en angst

    DatumPlaats
    Geschreven13 februari 1673Amsterdam
    Ontvangen1 maart 1673Minden
    Lees hier de originele brief

    Zo. Hèhè, poepoe, nounou. Het geld van de eerste ordinantie ter waarde van 6000 gulden is binnen! Margaretha is ervoor naar Amsterdam gegaan en is ten dele tevreden. Het is echt niet mogelijk om de tweede ook gelijk uitbetaald te krijgen, maar de ontvanger heeft beloofd dat dat geld begin maart komt. De belangrijkste rekeningen kan Margaretha betalen. Het is misschien handig om wat zilver om te wisselen voor goud, dat kan ze makkelijker meenemen als ze moet vluchten. De belastingen komen er ook weer aan. Geen woord over de brandschatting.

    Feestvierende soldaten

    Die arme neef van Wulven1Hieronymus van Tuyll van Serooskerken! Hij kwam thuis en toen zaten er 26 soldaten die hij moest trakteren. Zijn beste wijn werd gebruikt om vis in te koken! De reden? Hij had een paar stoelen van de heer van Amelisweerd in zijn huis staan. En het is strafbaar om spullen te bewaren voor gevluchte mensen. Toen hij verhaal ging halen bij de intendant, zij deze dat hij niet moest zeuren, want dat hij anders nog vijftig soldaten zou krijgen. Daarop werd hij gevangen gezet. Hij is inmiddels wel weer vrij, maar heeft wel 6000 gulden moeten betalen.

    Brieffragment over de Heer van Wulven

    [verpondine vande huijse,] hier koomende seijt mij
    den heer van suijle briefve van wttrecht te hebbe
    hoe dat den heer van wulfve in sijn huijs wt ge
    weest sijnde quam en vonter sesentwintich
    soldaete in die hij middach en avont met vers
    gestooft en gebrade fleijs en vande beste rinse wijn

    Brieffragment over de Heer van Wulven

    moest trackteere die sij met keetels overt vier hingen
    en koockten haer vis daer in, en dit om dat hij Eeni
    =ge stoelle vanden heer van Ameeliswaert in sijn huijs
    had, sij hebbe voordees doen afkundige dat niemant
    Eenich gevlucht goet in sijn huijs mach berge of most
    tent aengeefve, nu dit quam den heer van wulfe
    heel wat vreemt voor die ginck aenstonts naer
    den intendant en deed sijn beklach daer over
    seijde hij Een geregent van die provinsi was dat
    men hem so niet behoorde te trackteeren,
    waer op tot Antwoort kreech dat sij geen reegente
    en kende dat sij daer de reegente waere dat hij
    heer van wulfve niet veel soude segge of Eert
    ve avont sou sijn hem noch vijftich soldaeten
    daer bij soude sende, daer op hebbense hem in
    sijn kamer met vollenhoofve door soldaete doen
    bewaeren, nu seijt me dat hij weer los is, doch dat
    hij ses duijsent gul heeft moeten geefven, [onse]

    Een gravure van allemaal mannen rond een tafel en ze hebben bijna allemaal een glas wijn in de hand. Ze zijn allemaal met andere dingen bezig. Op de voorgrond een bankje waar niemand op zit, maar er staat wel een halfvolle karaf op. Op de grond ligt een fles, een glas en andere rotzooi. Op de achtergrond zijn mannen aan het vechten.
    Inwijding van een nieuwe Bentvueghel, Matthijs Pool ca. 1700. Collectie Rijksmuseum

    Arm Amerongen

    Ook in Amerongen gaat het niet goed. De secretaris zit gevangen in verband met een wanbetaling over de sauvegarde voor het dorp Amerongen. Over de afgelopen twee maanden had er nog 760 gulden betaald moeten worden. Het zint Margaretha niks. Het gaat slecht in het dorp, er is bijna niemand meer. Huibert van Velpen, die er nog wel is, durft overdag niet in huis te zijn. Hij verschuilt zich dan achter heggen en struiken.

    Brieffragment arm Amerongen

    [hij ses duijsent gul heeft moeten geefven,] onse
    seeckreetaris godert doorslach hoor ick hier
    dat sij ock om de wan betaelin vande brant
    schattin vast die sij ter som van 760f over
    twee maende van ons dorp wille hebbe, vast
    hebe geset dat mij seer bekomert en weet niet wat
    hier in sal doen, het dorp sijn meest al de
    mensen wt dat kan niet geefve huijbert
    van velpe derf bij daech niet in sijn huijs blijf
    vebercht hem achter hechge en struijcke, och
    wat miseerij is dit, en wie siet noch Eens
    Een wtkomst, [den heer schadee heeft door den]

    Utrecht en Gelderland

    Als je van de bezette gebieden naar Holland wilt, moet je een borg betalen zodat je terug komt naar Utrecht of Gelderland. Dat geldt zelfs voor vrouwen. Vrouwen en kinderen die in veiligheid gebracht zijn achter de waterlinie, moeten weer naar de provincie komen. Als ze dat niet doen, staan er zware straffen op.

    De militaire plannen van de Prins van Oranje zijn door de wisselvalligheid van het weer in duigen gevallen. Het is de vraag wanneer hij weer wat kan ondernemen. En die arme mensen in Utrecht en Gelderland, die verlangen naar verlossing als een visje naar het water.

    Brieffragment over reizen van de bezette gebieden naar Holland (of elders)

    [komt hij der wt ]sij laeten niemant wt wttrecht of
    gelderlant gaen sonder borch te stelle datse
    weer sulle koome ijae ock geen vrouwe, nu
    de burgemeester hamel seijt me dat in wttrecht
    gemist wort of hij wt geraeckt is weetense niet
    nu hebbense weer Een plakaet laeten wt gaen
    waer bij se begeere dat al de vrouwe en kinder
    die buijten die provinsie sij daer weer in
    moete koome op swaere peene, [het heeft sijn hooch]

    Brieffragment over het visje in het water

    [hoopen] ondertuschen sitten die arme mense
    int sticht van wttrecht en gelderlant en ver
    lange als Een visge naert water om verlost
    te mooge worden, [hier in deese stat heeft me]

    Ieren en Schotten

    In Amsterdam zijn Ieren en Schotten opgepakt die door intendant Robbert betaald waren om de schepen die in de stad aan wal liggen in brand te steken. De stad is aan een ramp ontkomen.

    Brieffragment over de Schotten en de Ieren

    [te mooge worden,] hier in deese stat heeft me
    ock Eenige schotte en ijeren gevange die so sij
    selfs al bekent hebbe om gekocht waeren van
    prins robbert om hier al de scheepen die
    aende wal legge ent oostindis huijs aen
    brant te steecken dat geen kleijne schae sou
    geweest [sijn de heer almachtich wil ons en]

    Vrees en angst

    Kennelijk is Margaretha bang dat Godard Adriaan ondanks al deze verhalen de ernst van de situatie niet begrijpt. Vanuit Den Haag lijkt het alsof de situatie in Amsterdam beter is, maar nu ze daar is weet ze beter. Ze benadrukt dan ook dat het niet uit maakt waar je zit: iedereen zit in vrees en angst en je bent nergens veilig. Ze hoopt, nee, ze bídt dat de verhalen over een overwinning van het Duitse leger waar zijn. Dat zou in ieder geval hoop geven: de mensen zijn zo wanhopig dat ze liever alles wat ze hebben achterlaten, dan zo te leven.

    Brieffragment totale wanhoop

    [der niet van kan weeten,] waer men is men sit in vrees
    en anckts en nergens haest seecker, hoewel men hier noch
    duijtse troeppees hebe gedaen dimen seijt so nae aende vijant
    geweest te sijn dat qualijck moogelijck is of moeten aen
    dat se 3000 van tureijnens volckeren totaEliter hebbe ge=
    slaechge, hetwelcke de heer wil geefve dat waer mochte
    sijn och dat sou wat moet geefve, de mense worde so dis=
    =peraet datse segge liefver alles te laete wat sij inde
    werlt hebbe als so langer te leefven, [de heer almachtich]

  • Donkere wolken

    DatumPlaats
    Geschreven30 januari 1672Den Haag
    Ontvangen14 februari 1672Bielefeld
    Lees hier de originele brief

    Margaretha zit nog steeds met twee doodzieken in huis: de keukenmeid en de jongen. Ze zijn nog steeds buiten hoop van leven. De jongen dolt zo dat hij nauwelijks in bed te houden is. ‘De Heere wil ze geven wat zalig is’, verzucht ze.

    Nieuws uit Amerongen

    De intendant van Utrecht, Louis Robert, heeft de secretaris van Amerongen naar Den Haag gestuurd met een dreigende boodschap. De intendant heeft opdracht gekregen om het Huys in Amerongen op te blazen, tenzij Margaretha 3000 gulden contant betaalt. De secretaris heeft ook een brief van Abraham van Wesel bij zich, advocaat van het Hof van Utrecht. De secretaris en Van Wesel denken beiden dat de Fransen wel met minder genoegen zullen nemen. De secretaris denkt dat 2000 gulden ook wel genoeg is, maar weet ook zeker dat als Margaretha dat niet betaalt, ze het plan om het huis te laten springen uit zullen voeren.

    brieffragment dreigement intendant Robert over Amerongen

    de seeckretaris van Ameronge is hier van den inten
    =dant robbert die te wttrecht is gesonde om mij te sege
    dat hij last heeft omt huijs te Ameronge te doen
    springe ten waere men met hem wilde ackordeer
    en soude hem met Een som van drije duijsent gul
    kontant laete kontenteere, de seckretaeris seijt
    en den heere weesel schrijft sij geloofve hij met
    minderwel te vreede sou sijn ija so de seekretaer
    meent wel met twee duijsent gul sij beijde
    meene ick dit hoorde te geefve sondert welcke
    ongetwijfelt so sij segge sij tot de Exsekusie sulle
    voort gaent, dat mij int binenste van mijn hart
    sou jamere en seer doen, weet niet wat ick doen

    Margaretha komt gelijk bij de kern van haar dilemma: als ze nu geld geeft, willen ze snel weer geld, want ze hebben geld voor de oorlog nodig. Bovendien is voor de Fransen geld net zo schaars als voor haar.

    Brieffragment over geld

    [sou jamere en seer doen,] weet niet wat ick doen
    sal
    tot konservaesi van mijn huijs sou ick veel doen en
    meer als ick kan, maer vreese alsmen nu al gelt
    geeft dat het in korte alweer te doen sal sijn,
    want sij wille gelt hebbe, dat bij mijn ock so wel als
    bij haer schaers is, ick ben hier seer in bekomert

    Winterlandschap. Een vierkante toren en enkele huizen langs een bevroren water in een besneeuwd landschap. Op het ijs enkele figuren met een slede, links een boerenschuur. In deze voorstelling domineren de donkere onheilspellende wolken, die van links worden beschenen door de laagstaande zon. De dik ingepakte mensen op het ijs steken nietig af tegen deze onbarmhartige natuur. In zo’n winterlandschap van Ruisdael zou een vrolijke menigte schaatsers niet op zijn plaats zijn.
    Winterlandschap met donkere wolken, Jacob Isaacksz van Ruisdael, ca. 1665. Collectie Rijksmuseum

    Compassie

    Margaretha besluit om op het gemoed van de Fransen te spelen. Ze stuurt de secretaris terug met de boodschap dat ze alles wat Godard Adriaan en zij bezitten in handen hebben en dat ze daar nu geen inkomsten van hebben. Voor wat extra dram voegt ze toe dat ze zelfs niet genoeg heeft om zelf van te leven. Als kers op de taart hoopt ze op de goedertierendheid en de compassie van Lodewijk XIV. En ze spreekt de Fransen ook aan op de praktische consequenties: als het goed (het kasteel) in brand gestoken wordt, dan hebben ook de Fransen er zelf ook niks meer aan. Tot slot stelt ze ook een eigen eis: als ze betaalt, dan wil ze ook de garantie dat er niks beschadigd wordt.

    Brieffragment waarin Margaretha compassie van Lodewijk XIV vraagt

    heb de seeckretaris die merge weerom gaet
    belast te segge dat hij mij gesproocken heeft
    en dat ick seg, sij al het onse in haere hande
    hebbe daer ick als waer is niet Een stuijver
    van kan trecke dat mijn goet so bedurfve is
    dat ick selfs niet heb om van te leefve daerom
    ick geen gelt heb en niet kan geefve, dat ick
    hoop de goedertierenheijt vande koninck so groot
    sal sijn en ock sijn kompassie, dat sij sulle bewoo
    =ge worde van sulcks niet ter Exsekusi te stelle daer
    sij niet int minste vande konne proofijteere, en
    alsmen al wat sou geefve, of sij mij soude kone
    verseeckeren dat mijn huijs int toekoomende
    niet soude beschadicht worde, sal hierop het
    antwoort vande seeckretaris verwachte ent
    voort de heer almachtich beveelle in wiens
    hande alles staet hij heeft het ons gegeefve hij
    kant ons neeme als sijne godlijcke wille is, ick
    kan niet segge hoe bedroeft ick ben, als wij ons

    Geld

    Het probleem om aan geld te komen is reëel: ze heeft nog steeds het duplicaat van de ordinantie niet, dus er wordt nog steeds niet uitbetaald. Ze verwacht dat dat deze week geregeld is, maar dan moet ze de ontvanger nog overtuigen haar het geld daadwerkelijk te geven. Zodra dit gelukt is, zal ze gelijk een verzoek tot een volgende uitbetaling doen. Margaretha is niet de enige met geldproblemen: de compagnie van Van Ginkel is ook al drie maanden niet betaald. Kortom, het is niets dan misère.

    Brief fragment over de schaarste van geld

    uhEd kan niet geloofve hoe schaers het gelt is,
    de heer van ginckel is sijn kompangi bij de drij
    maende ten achtere van sijn tracktement krijcht
    hij niet, in soma tis niet als miseerij, de luijde

    De oorlog

    De mensen beginnen ook de stad weer uit te vluchten, de angst voor vriesweer is nog steeds groot. De Franse troepen in Utrecht komen weer in beweging, dus daar staat wat te gebeuren, en ook de Prins van Oranje schijnt nog een plan te hebben. Het vervelende is dat het weer zo ‘wankelbaar’ is, dat er nauwelijks iets te plannen is.

    Brieffragment over het vriesweer

    [hij niet, in soma tis niet als miseerij,] de luijde
    vluchte weer van hier met gewelt nu weer be=
    gint te vriesen, hoope het niet aenhoude sal, in
    en ontrent wttrecht treckense weer seer veel volck
    ock Eenige ruijterij, men vreest sij weer Eenich de
    seijn op hande hebbe, daer wij voor moete schricke
    want het geluckt haer meest wat sij beginne ist
    niet al int geheel altijt ten deelle, [nu begint]

    Er is goed nieuws gekomen uit Keulen! Men zegt dat de troepen van de Keurvorst 3000 Münstersen verslagen zouden hebben! Margaretha hoopt maar dat het waar is.

    Venijn

    Het venijn zit in de staart. De secretaris heeft gezegd dat intendant Robert een lijstje heeft met huizen die hij wil laten springen. Op dat lijstje staan vijf huizen en Amerongen is erbij! Daarnaast worden Zuilesteyn, Moersbergen, Hindersteyn en een huis dat ze zich niet kan herinneren genoemd.

    Er schijnen ook huizen veilig te zijn: Renswoude, Schonauwen, Hardenbroek en Groenewoude. Laten dit nu net allemaal huizen zijn waar familie van Johan van Reede van Renswoude woont! Zijn zoon Frederik woont op Schonauwen, dochter Jacoba is getrouwd met Hendrik Gijsbert van Hardenbroek en Groenewoude is net door dochter Mechteld gekocht voor haar zoon Gijsbert Johan van Hardenbroek. En dan schijnt ook nog dat Gilles Sautijn bemiddeld heeft. Zouden de roddels dan toch waar zijn? Margaretha had eerder gehoord dat Sautijn buskruit aan de Fransen had verkocht en ze had Van Reedes van Renswoude ook al aan Sautijn gelinkt

    de seeckretaris
    seijt dat den intendant
    5 huijse op sijn briefge
    heeft om te doen springe
    alst huijs te Ameronge suijlisteijn moersberge
    hindersteijn het ander is mij ontgaen,
    rhijnswou schoonouwe hardenbroeck en groenewou
    dat de maijoor hardenbroeck lest gekocht heeft
    sijn so geseijt wort door reeckomandasi van
    Arlinton , en soutijn van Amsterdam vrij

  • Gruwelen

    DatumPlaats
    Geschreven26 januari 1673Den Haag
    Ontvangen12 februari 1673Lippstadt
    Lees hier de originele brief NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.

    Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:

    Op 2 januari 1673 schreef Margaretha over de Franse poging om over het ijs Holland te bereiken. In haar brief van 26 januari 1673 komt ze hierop terug. Wie inmiddels overleden is, moet gelukkig zijn, aldus Margaretha. Wie ziet immers nog het eind van deze meer dan bedroefde tijden? Al die verschrikkingen… Je haren gaan ervan overeind staan!

    Gruwelen in Bodegraven en Zwammerdam

    De vijand heeft op een tirannieke manier huisgehouden in de dorpen Bodegraven en Zwammerdam. Vooral vrouwen hadden het zwaar te verduren. Een vrouw in barensnood zou samen met andere vrouwen in een kamer zijn opgesloten, waarna de vijand de kamer in brand gestoken zou hebben. Een dochter zou in het bijzijn van haar vader zijn verkracht, daarna zouden de Fransen haar borsten hebben afgesneden en in het ‘rauwe fleijs’ buskruit hebben gewreven. De vader had op zijn blote knieën gesmeekt zijn dochter het leven te benemen. Daarnaast zouden verschillende mensen onder het ijs geduwd zijn.

    Brieffragment vrouwen opgesloten en in brand gestoken

    [alle staen,] die wel inden heere gestorfve is, is wel
    geluckich want wie siet noch het Ent van deese
    meer als bedroefde tijde, mensen haere staen te
    berge alsmen denckt hoe tieraniecklijck de vijande
    te boodegraefve en swamerdam met de mense
    en insonderheijt1Inzonderheid: voornamelijk met het vrou volck hebbe geleeft
    Een vrou die in baerens noot sat hebbense met
    de vrouwe die bij haer waeren in Een kamer
    gesloote ent selfve aen brant gesteecke daerse
    alle in verbrant sijn, Een dochter in

    brieffragment over de gruwelen

    preesensi van haer vader geschoffeert daer nae de
    borsse afgesneede in dat rauwe fleijs buskruij
    gevreefve, so dat de vader op sijn bloote knie
    badt men haer maert leefve sou beneeme,
    doen hebben sijse int wate ondert ijs geworpe
    en gesteecke, so dat het met geen tong is wt te
    spreecke noch noijt gehoort is die tieranije
    die sij pleege, ick kan nacht noch dach ruste
    als ick der aen denck, [en sien niet waer wij]

    Waar haalt Margaretha deze gruwelijke verhalen vandaan? Helaas noemt de kasteelvrouwe geen bron. Wel komen haar verhalen overeen met de verhalen die we kennen uit pamfletten, prenten en geschiedwerken die vlak na het Rampjaar 1672 zijn verschenen. De gruwelen zijn volgens Margaretha met geen tong uit te spreken: ‘Noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege’.

    Voorstelling van de wreedheden bedreven door de Franse troepen in Hollandse dorpen in het jaar 1672. De voorstelling toont het vermoorden van de bewoners van een dorp. Op de voorgrond dwingt een Franse soldaat een naakte vrouw door het ijs. Rechts een brandende woining met de naakte lichamen van de vermoorde bewoners op een stapel voor het huis.
    Franse militairen houden verschrikkelijk huis in een dorp. Op de voorgrond wordt een vrouw onder het ijs geduwd, zoals Margaretha beschrijft in haar brief. Romeyn de Hooghe, 1673. Collectie Rijksmuseum

    Staat van oorlog

    Margaretha maakt zich druk. Hoe moet dat nu, als de Franse koning tegen de zomer wederom met een enorm leger tracht om Holland onder de voet te lopen – zoals gedreigd wordt? Op vreemde vorsten en potentaten kan immers geen staat gemaakt worden; die zijn niet te vertrouwen! En is het leger van de Republiek tegen de zomer wel bestand tegen de vijand?

    De Staatse militie klaagt ondertussen over geldgebrek. Vreemd, vindt Margaretha, want er wordt ontzettend veel belasting geheven: vóór eind februari moet de 200e penning, een speciale vermogensbelasting, wéér betaald worden. Margaretha merkt kennelijk zelf dat haar brief een beetje een klaagzang begint te worden, maar zo is het nou eenmaal. Ze hoopt maar dat haar man het haar niet kwalijk neemt.

    Brieffragment over de staat van de oorlog

    [die sij pleege,] ick kan nacht noch dach ruste
    als ick der aen denck, en sien niet waer wij
    teegen de soomer heen sulle als de koninck
    met sulcke macht weer af komt als gedrijcht
    wort, op vreemde vorste en pootentaete kone
    wij geen staet maecke gelijcke wij gesien heb
    selfs sijn wij niet bestant, wij sulle voor
    wtgaen van febrijwa weer Een twee honderd
    =derste peninck moete betaelle die meer als
    Eens so veel als voor deese sal bedrage, noch
    klaecht de meliesi seer dat sij geen gelt en
    krijge noch geen kreedijt hebbe, ick heb uhEd
    dit so Eens moete schrijfve gelijck het inder
    daet is twelcke bid niet qualijck te neemen, [de heer]

    En hoe verloopt de oorlog? Turenne schijnt zich met zijn leger in het Land van Maas en Waal op te houden. Pain et Vin is onthoofd, nu is het wachten op wat er met Bampfield gaat gebeuren.

    Brieffragment Turenne
    Brieffragment Pain et vin en Bampfield

    [hulpe koome,] tureijne seijt me komt met sijn

    volck inde maeswael , peynivijn2Moïse Pain et Vin is voor leedene
    maendach onthooft, nu seijt men dat se
    pamphiel3Joseph Bampfield sijn proses wille maecke, [den]

    Voor pagina van een pamflet over Pain et Vin. 
Tekst:
SENTENTIE
Van den Hoogen Krijghs-Raedt der
Vereenighde Nederlanden , 
Jegens
MOYSES PAIN & VIN
gewesene Collonel en Quartier-meester Gene-
rael , gepronuncieert tot Alphen de 23. Jan. 1673.
Nevens een Verklaringe van Bailliu, Burgemeesteren, Raden ende Secretaris der Stadt GOUDE, mitsgaders den Marquis de
Thouars , Collonel, Opperhooft van de 
Militie aldaer, &c. 
Hieronder staat een sierlijke driehoek met de punt naar benedn die gemaakt is uit bladeren en bloemen. 
Daaronen:
T' AMSTERDAM, 
Voor Sander Wybrantsz. in de Heere-straet, 1673
Op de pagina staan diverse aantekeningen. Rechts boven een sierlijke 61 met een cirkel er omheen. Links naast Jegens T6617, rechts naast Jegens een onduidelijke krabbel. Het lijkt op u. 6. ku
Links boven van de driehoek staat nb P. v.d.W. Helemaal onderaan staat Div. 3408 en daarnaast heel vaag het logo van Google. Alle handschriften zijn van verschillende personen.
    De sententie van de Hooge Krijgsraad jegens Moïse Pain et Vin, uitgegeven als pamflet, 1673. Bron: Wikipedia, lees het hele pamflet via Google Books.

    Utrecht

    Terug naar Utrecht en je blauw betalen aan door Fransen opgelegde belastingen, of in Holland blijven met het risico dat je al je bezittingen kwijtraakt? Het is een dilemma waar Margaretha al eerder over heeft geschreven. Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, Heer van Zuylen, die tegenwoordig net als Margaretha in Den Haag woont, is niet van plan terug te keren naar Utrecht. Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, Heer van Wulven, zit nog in Utrecht. Niet dat hem dat veel helpt. Nu ziet De Republiek hem als vijand en het verhaal gaat dat ze daarom zijn goederen in Zeeland willen confisqueren…

    Brieffragment over de heren van Zuylen en Wulven

    [daet is twelcke bid niet qualijck te neemen,] de heer
    van suijlle is gereesolveert hier te blijfve en
    niet weer naer wttrecht te gaen hij is teege
    woordich hier inde haech, den heer van wulfve
    is noch tot wttrecht so geseijt wort willense sijn
    goederen in seelant konfiskeere, [de doot van]

    Lees verder bij Familie

  • De trommel slaat

    DatumPlaats
    Geschreven26 december 1672Den Haag
    Ontvangen16 januari 1673
    Lees hier de originele brief

    Bij een brief van 26 december schieten wij, 21e eeuwers, direct in een kersmodus: advent, het kerstverhaal, een ster, een boom, gezelligheid, kaarsjes, lekker eten, een kerstnachtdienst… Bij Margaretha niets van dat alles. Het was er natuurlijk ook de tijd niet naar met alle stress rondom de waterlinie, de vorst, de Fransen die Den Haag willen plonderen, Stadhouder Willem III helemaal bij Charleroi en al tijden geen nieuws van je zoon… Gelukkig zijn er sinds haar vorige brief twee brieven van haar man binnen gekomen, maar de laatste is ook alweer tien dagen oud.

    Dreiging

    Ach, was Godard Adriaan maar wat dichterbij… Als Margaretha zich voorstelt hoe haar arme man op reis is. De dreiging achter de waterlinie blijft. De rivieren zijn dichtgevroren en de vijand bereidt zich voor. Maar op wat?

    Brieffragment zorgen om Godard Adriaan en dreiging invasie

    [sal gesien hebbe,] ick verlange seer uhEd ons
    wat naerder mochte sijn maer ben seer be
    =komert hoet deselfve met sijn volck indeese
    ongemeene felle koude op de reijs gaet de heer
    hoope ick sal uhEd voor sieckte of ongelucke be
    bewaere, hier te lande legge alle de wateren
    toe en so geseijt wort maeckt de vijant groo
    te preeperaesie om Een invaesie op deene plaets
    of dandere te doen men weet niet waert hem

    Tweede brieffragment over de invasie

    gelde sal sij trecke seer veel volck bij Een en dat
    binne woerde, so geseijt wort geefvense af dat
    op den haech soude aengesien sijn andere meene
    op Amsterdam so dat men niet weet waer
    heen te gaen om seecker te sijn, altijt hebbense
    meer als 24 Eure werck Eersij hier konne koome
    en dat hoop ick salmen hoore alse op wech sijn
    men wil hier niet geloofve dat se hier niet wel sulle
    konne koome, hier leijt maer Eene kompangi
    ruijters en dat ist al men verlaet sich tee
    nemael op de poste die se g segge wel versie
    =n te sijn maer ick betrouse niet want wij
    sijn te ongeluckich in alles, [nu seijt me]

    Gewassenpentekening van een ruine. Io de voorgrond spelende kinderen met twee honden, een boom met twee mannen erover, een weg waar een man over loopt en een koets over rijdt. Aan de weg staat een schuur tegen een een muur met een poort. Achter de muur staat de ruine: een gebouw zonder dak, nog anderhalve verdieping met gaten waar de ramen zaten. Aan de rechterkant een brede meerkantige toren waar nog een restant van een schoorsteen uit steekt. Achter een smallere hogere toren. Er is nergens meer een dak.
    Gezicht op de ruïne van het in 1672 verwoeste kasteel Ter Meer te Maarssen van Adam van Lockhorst. Tekening van Louis Philip Serrurier uit ca.1730 naar een onbekende tekening uit 1676. Collectie Utrechts Archief

    Utrecht

    Wat ook tegenvalt is dat Turenne zijn winterkamp in de Betuwe schijnt te willen opslaan. Hij was met zijn leger naar Duitsland getrokken, vanwege de dreiging van het leger van de Keurvorst. Als er weer meer Fransen zijn, dan wordt er waarschijnlijk ook weer vaart gezet achter de tirannieke plakkaten… En in Utrecht zegt men dat ze dan met Amerongen zullen beginnen. Daar heeft Margaretha nog niets van gehoord, maar het rijtje kastelen dat inmiddels afgebrand is indrukwekkend: het huis van Tromp1Hoge Dreuvik, het huis van Lockhorst2Kasteel Ter Meer bij Maarssen, het huis van Reaal3De Nes bij Vreeland, allemaal tot de grond toe afgebrand.

    En moet je nou terug naar Utrecht of niet? Door in Holland te blijven riskeer je alles kwijt te raken wat je hebt, maar als je in Utrecht bent betaal je je scheel aan belastingen. Het blijft een dilemma.

    Eerst zin brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten
    Pagina brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten
    Laatste zin brieffragment over de situatie in Utrecht en de executie van de plakkaten

    [weet men niet,] tureijne seijt me dat sijn

    winter quartier in de beetuwe wil koome neeme
    so hij daer koome kan geloof daer noch wel wat
    sal winde want daer sijnse noch so niet ver
    dorfve, maer wat miseerije wil dit alweer
    aen ons geefve noch so veel vijande ons weer
    so naer och dat men hem niet geslage heeft
    doen men so wel kost, de tieranijcke plackate
    wil de koninck ter Exsekusi gestelt hebbe opt
    rijgereuste, so men ons van wttrecht schrijft
    heeft den intendent daer toe last gekreege op
    peene vande Een Euwige indiniteijt vande
    koninck en dit soude hij vant huijs te
    Ameronge beginne, daer ick Eeve wel
    noch niet naerders van en hoore, maer wel
    datse het huijs van tromp int schraefvelant
    ent huijs vande heer van lier te maerse buijten wttre
    het huijs van reeijael van Amsterdam
    en meer andere tot de gront toe hebbe
    afgebrant alse so voort gaen och wat sal
    dit noch worde, den heer vande suijlle staet
    ook in beraet om weer naer wttrecht te
    gaen, men weet niet wat hij doen sal
    tis Een swaere saeck alles te verlaete wat
    men heeft daer me geen hoop van wtkomst
    en siet, aen dander sijde alsme siet hoe de

    mense daer sijnde met swaere belastine worde
    gequelt ijae meer alse konne op brenge, is ock

    Trommel…

    De laatste brief van Margaretha van 1672 eindigt met de onheilspellende woorden:

    Brieffragment over de trom die slaat en de onrust in de stad

    [en alt gelt naer haer genoome,] vande
    heer van ginckel hebbe wij inde 4 poste geen brief
    gehadt dat sijn vrou en mij seer bekomert
    sijne laeste is vande 10 deeser geweest wil hoope
    hij noch wel is, men begint hier nu omsichtich
    te worde de trom slaet om de burgerij in
    wapene te doen koome en te waecke dat
    ick vreese alster op aen sou koome niet
    veel sou helpen, wij moete op godt vertrouw
    en daer alleen de beste hulpe van verwacht
    kost4kon uhEd5u eens overkoome wenste ick met
    al mijn hart, ick ben weer wel6Margaretha was behoorlijk ziek daer de heere
    voor gedanckt moet sijn, die uhEd en ons alle
    in sijn heijlige bescherminge wil neemen dit
    en alle, dit bidt wt7uut: uit gront haers harte
    Mijn heer
    uhEd8uw getrouwe Etc

    Hoe groter de angst bij Margaretha, hoe korter de ondertekening van haar brief. Zij weet nog niet wat haar na het schrijven van haar brief van 26 december te wachten staat in het staartje van 1672.

    Ets van een trommelslager van drie kanten. De figuur links zien we van op de rug, die in het midden van voren en die recht van zijn rechterkant. De trommelslager draagt een grote trommel waar hij op slaat, hij heeft een hoed met een veer, een jas die breed uitloopt en daaronder een broek tot net boven de kuit die met strikken is dichtgebonden. Hij lijkt ook een zwaard om te hebben.
    Exercities met een trommel, Jacques Callot, 1635. Collectie Rijksmuseum