Mijn heer en lieste hartge

Tag: Louis Robert

De Brand

DatumPlaats
Geschreven6 maart 1673Amsterdam
Ontvangen16 maart 1673Minden
Lees hier de originele brief

Eindelijk heeft Margaretha een brief gekregen van de secretaris. In deze brief doet hij uitgebreid verslag van wat er nou die 21e februari precies gebeurt is. En Margaretha geeft dat weer door aan haar man. Zonder omhaal, zonder franje, zonder drama, gewoon, het verslag.

De bewoners van het dorp hebben nog geprobeerd geld te bieden en hebben gebeden dat het huis mocht blijven staan. Het mocht helaas niet baten. De ruiters zijn effectief te werk gegaan. Eerst werd het huis van boven tot onder gevuld met brandbaar materiaal (takkenbossen) en vervolgens hebben ze het verdieping na verdieping, van boven naar beneden in brand gestoken. Ook de gebouwen op de voorburcht (daar stonden de bijgebouwen zoals bijvoorbeeld de stallen) zijn allemaal afgebrand. Behalve het hondenhok.

De muren van het bovenhuis, het kasteel zelf, staan nog overeind. De tuinen en de bomen om het huis heen schijnen niet beschadigd zijn.

Brieffragment verslag van de brandstichting

Mijn heer en lieste hartge

seedert mijne laeste heb ick briefve vande seeckretaris van
Ameronge ontfange, die schrijft dat de franse Een Edel
=man met 10 a 11 ruijters op den 11/211De dubbele datering heeft te maken met de overgang van de Juliaanse naar de Gregoriaanse kalender febrij naer Ameron
hebbe gesonde, die daer koomende niet teegenstaende der
Eenige huijsliede waeren die Een goede some gelts pree
senteerde en baeden dat het huijs mochte gekonserveert
blijfve dat niet kost helpen, maer sij hebbe aenstonts
tackebosse gedragen tot int boovenste vant vant huijs
en voort heele huijs door, hebbe van booven inde kap vande
toorens Eerst aengesteecken Ent so voort afgebrant
ock al de huijse vant voorburch daer van niets is
gebleefve alst hondenhuijs, en al de muere vant
booven huijs met de toorns staen noch, het geboomte omt huijs
met de hoofve schrijft hij niet beschadicht te sijn,
de heer almachtich wilter vergeefve, [de sekreetaris]

Gravure van mannen die een brandend huis aan steken. Link het huis waar de vlammen uit slaan. er staat een man voor die er een kind uit vist of probeert in te gooien. Erachter een ruiter met een getrokken zwaard en een man met een brandende takkenbos in de hand. Op de achtergrond mensen die op de vlucht zijn, lopend, met paarden en met vee.
Fragment uit Schrikkelijke Verwoestinge der Franzen in ‘t Duijtze Rijk, Jan Luyken, 1689. Collectie Rijksmuseum

Intendant Louis Robert

De secretaris heeft keurig Margaretha’s opdracht uitgevoerd en is met Margaretha’s wensen, verzoeken en eisen naar de intendant van Utrecht gegaan, Louis Robert. Hij kwam helaas van een koude kermis thuis. Tijdens het gesprek is de aap uit de mouw gekomen. Het gaat niet om aanwezigheid of om geld, het gaat om wraak. De Fransen weten dondersgoed dat Godard Adriaan aan het hof van de Keurvorst van Brandenburg zit en dat is ze een doorn in het oog. Want, zoals de intendant het verwoordt, Godard Adriaan hitst bij de Keurvorst de Duitse vorsten op tegen zijn Koning, Lodewijk XIV.

Een edelman heeft tegen de secretaris gezegd, dat hij hoopte dat met de brand de bitterheid van de intendant gekoeld zou zijn. Dat hoopt Margaretha ook, want ze wenst niemand toe wat haar gebeurd is. Ze maakt zich vooral zorgen over het huis Middachten van haar zoon en schoondochter. Intendant Louis Robert blijkt op weg te zijn naar Gelderland.

Brieffragment reactie intendant

de heer almachtich wilter vergeefve, de sekreetaris
schrijft den intendant volgens mijn schrijfve gesproo
=cke te hebbe en 14 dage wtstel versocht waernaer
hij niet wilde luijsteren ock dat ick beesich was het
gelt bij Een en daer te krijge het welcke niet kost
helpen, hij seijde het so seer niet was om uhEd apsensi
of wan betaeline vande kontreebuijsie, als alleen
om dat ch uhEd bij den heere keurvorst is en de
duijtse vorste teegens sijn koninck ophitste, hij schrijft
ock datter Een frans Edelman hem geseijt heeft
dat met het brande van ons huijs haer bitterheijt
nu gekoelt is, het welcke de groote godt wil geefve

op dat all andere van diergelijcke ongelucke mooge
bevrijt sijn, en insonderheijt onse kindere den inten
dant is naer gelderlant vrees hij daer ock niet
te vergeefe sal sijn, sij wille voort huijs te
Middachte 5000f hebbe en voorde bosse saemen
het welcke hij liefver sulle geefven alst laeten
ruijwineere, maer waer sullen sijt gelt haelle,

Oude zwartwit foto van een losse muur die te midden van puin. De muur wordt met een paar palen gestut.
Fragment uit Bouw van paviljoens naast de Eiffeltoren voor de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs, anoniem, 1889. Collectie: Rijksmuseum

Ondersteboven staat een aantekening over een schuld die Margaretha afbetaald heeft: 532 gulden en 10 stuivers aan Johan van Reede van Renswoude voor zijn dochter.

Redden wat er te redden valt

En weer gaat Margaretha gelijk allemaal praktische dingen regelen. Ze stuurt de secretaris nu met een opdracht naar Amerongen. Ze wil graag dat de muren die nog overeind staan gestut worden en dat al het (herbruikbare!) ijzer en lood verzameld wordt.

Brieffragment stutten en schoren

ick heb de seekreetaris geschreefve dat sijn vader die
in den hoofeniers huijs getrocke is sal laeten sien of
hij de muere vande huijse die noch sonder Eenige reete2Reet: Spleet, scheur
over Ent staen kan laete onder schoore of stutte op
dat die niet om veer valle en dat hijt alt ijser
ent loot bij Een laet raepen so veel hij kan, [den]

Acte van garantie

Margaretha’s grootste zorg blijft of er inderdaad een vergoeding komt voor het afbranden van het huis. De Raadpensionaris wil niet dat ze een memorie schrijft naar de Staten Generaal, maar dat ze dat pas doet als hij het zegt. Margaretha zegt het niet met zo veel worden, maar ze vertrouwt hem kennelijk niet meer zo. Haar conclusie: het gaat waarschijnlijk lang duren. Het zou misschien helpen als Godard Adriaan thuis zal zijn, al was het maar alleen daarom…

De Raadpensionaris zegt dat hij de brief waarin Godard Adriaan vraagt om thuis te mogen komen, niet gehad heeft. En dat terwijl Margaretha gehoopt had dat Godard Adriaan met Waldeck naar huis had kunnen komen. Die is thuis gekomen en inmiddels alweer in alle stilte vertrokken. Niemand weet waarheen.

Brieffragment over raadpensionaris Fagel over de memorie

[sijn,] en den heer griffier fagel3Griffier Hendrik Fagel die aengenoome
had den heere r p fagel4Raadspensionaris Gaspard Fagel wt mijne naem hier
van5Over het memorie over de acte van garantie te spreecke heeft geseijt den voornoemde
r p goet vont en mij rade alsnoch hier over
geen memoorije aenden staet over te geefve
maer dat ick soude daer meede wachte tot dat
hij mij sou laete segge of naerder spreecke, wat
reeden hij daertoe heeft weet ick niet, vreese

Brieffragment over de niet ontvangen brief

de vergoedine van onse schade vrij wat lansaem bij sal
koome tensij uhEd preesensie dat te weege koste bre
=nge daer om ick te meer naer deselfs overkomste
verlange, den griffier fagel seijt dien brief van
uhEd waer in deselfve aenden staet versoeckt
demissie te hebbe om thuijs te mooge koome, niet
ontfange te hebbe, ick hadt anders al gehoopt
deselfve met den graef van waldijck6Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg weerom
sout gekoomen sijn, [hier sijn al Eergistere merge]

Een bord bespannen met banden waarachter spullen bewaard worden: drukwerk (kranten), een document met een zegel erop, een brief met een zegel,  zegellak, een veer, een zegelstempel en een briefopener.
Tromp l’oeil met schrijfmaterialen, Edward Colyer, ca 1702. Collectie: Victoria & Albert Museum, Londen

Meelezers

Waar Margaretha zich zorgen maakt over meelezers bij de brieven tussen haar en haar man, put ze vrijelijk uit de brieven van anderen. Otto van Schwerin (minister van de Keurvorst) zou aan de Markies van Grana geschreven hebben dat troepen van de Keurvorst en de Keizer Münster hebben ingenomen. Daarom was iedereen blij en vierde feest. Toen er geen nieuwe informatie kwam, liet iedereen het hoofd hangen.

Na nog een paar losse opmerkingen over baantjes die zijn uitgedeeld is het blad vol en sluit ze af. Heel snel krabbelt ze in de kantlijn nog even het kattenbelletje over het betalen van het geld aan Johan van Reede van Renswoude.

Oude brieven en een veeleisende intendant

DatumPlaats
Geschreven15 februari 1673Den Haag
Ontvangen23 februari 1673Bielefeld
Lees hier de originele brief

Al eerder schreef Margaretha over gedonder met de post. Nu schrijft ze dat ze gisteravond drie brieven van Godard Adriaan heeft ontvangen. Het zijn oude brieven; twee van begin februari en één van 30 januari. Zou er misschien iemand zijn die de brieven ophoudt…?

Een andere postdienst

Ondertussen krijgt Willem III brieven van de keurvorst van Brandenburg van veel recentere datum dan de brieven die Margaretha van Godard Adriaan ontvangt. Margaretha besluit haar brieven met de Brandenburgse gezant Matthias Romswinckel mee te geven.

Brieffragment post

[daermeede Een part soecke te speelle,] want so
ick bericht wort krijcht sijn hoocheijt wt het leeger
vande keurvorst briefve die wel Een post verser
sijn als die van uhEd koome, ick sal nu de mijne
met romswinckel sien te sende, en sien ofse beeter
sulle bestelt worden[, nu moet ick tot mijn leet]

Een schilderij van een serieus kijkende man met golvend haar tot op de schouders en een vlassig snorretje. Hij draagt een roodfluwelen mantel en daaronder iets met een witte, rechte kraag. Hij zit op een stoel met naast hem een tafel waar zijn rechter arm op ligt. Op tafel ligt een persisch tapijt met onder zijn arm papieren. Aan de rechterkant achter hem een raam met uitzicht op een burcht met torens die donker afsteekt tegen de ondergaande (of komende?) zon.
Portret van Matthias Romswinckel, Caspar Netscher, ca. 1670. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (C11)

Drieduizend gulden

Margaretha moet zich verontschuldigen voor het slechte nieuws: intendant Louis Robert eist nu echt drieduizend gulden van de Van Reedes. Wanneer de Franse ambtenaar het geld niet ontvangt, zal hij het huis in Amerongen in vlammen doen opgaan. Margaretha’s smeekbede heeft dus geen enkele zin gehad. Zoon Van Ginkel heeft aangeraden het bedrag te betalen, maar Margaretha twijfelt. De intendant beweert dat het bedrag maar eenmalig dient te worden betaald, maar geeft tegelijkertijd aan dat hij dat niet zwart op wit kan zetten. Louis Robert is immers ook afhankelijk van de wil van de Zonnekoning.

Brieffragment over de brandschatting 1

[sulle bestelt worden,] nu moet ick tot mijn leet
weesen alweer van swaericheijt spreecken, hierkoo=
=mende viend briefve van de seeckreetaris van
Ameronge en vande prockereur generael, daer
de heer van ginckel uhEd de kopijen van
heeft met de laeste post gesonde, die segge
dat den intendant perforse1Parforce: met (alle) geweld drije duijsent gul
van ons wil hebbe of wil met de Exsckusi
van ons huijs te doen springe en voort
alles te ruweeneere voort gaen[, ick ben]

Brieffragment brandschatting 2

[alles te ruweeneere voort gaen,] ick ben
ten hoochste bekomert niet weetende wat hier in sal doen
den heer van ginckel sou niet gaere sien dat sij tot
d Exsekusi soude koomen hij meent wij daer die
3000f aen hoorde te wagen, de intendant seijt
dat het maer voor Eens te geefve sal vrij sijn
doch wil daer geen verseeckerin vandoen seijt
het opt woort van koninck moet aen laete koo
=me se segge ock dat onse ackte van garant
als der op Aen sou koome maer Een acksi sou
sijn daer mij het naer loope meede sulle hebbe
ick kan niet segge hoe benaut ick hier over
ben [sou ock wel licht het gelt geefve om ons]

Wat wil Godard Adriaan?

Margaretha weet zich geen raad. Als ze wist dat Godard Adriaan van mening is dat ze het geld moeten betalen om het huis te behouden, dan zou Margaretha dat in een oogwenk doen. Maar ze heeft geen tijd om zijn advies af te wachten en besluit bij goede vrienden te rade te gaan.

Brieffragment Godard Adriaan

[ben] sou ock wel licht het gelt geefve om ons
huijs te konserveere so ick wist uhEd aengenam
sou sijn, daer is geen tijt om uhEd advijs af
te wachte sal met goede vriende te rade gaen

Verse rekruten

Ondertussen heeft Willem III in de vergadering van de Ridderschap voorgesteld om de oude regimenten te ontbinden en verse rekruten uit Duitsland aan te nemen. Hier is niet iedereen het mee eens; er wordt flink over gemopperd. Margaretha zegt het niet met zo veel woorden, maar het is duidelijk dat haar man verantwoordelijk gaat zijn voor het werven van nieuwe rekruten. Het is een korte brief geworden. De stalmeester van Georg-Friedrich von Waldeck-Eisenberg is namelijk met spoed door Willem III naar Godard Adriaan gestuurd en staat op het punt te vertrekken. Margaretha geeft de voorliggende brief dus niet met Romswinckel mee, maar met de stalmeester van de graaf van Waldeck.

Brieffragment recruteren troepen

sijn hoocheijt heeft inde va vergaderin van rider
schap, alhier geprooponeert2Proponeren: ter tafel brengen om de oude reesge
=ment die heel wat gedevaeliseert3Devaliseren: ernstige beschadigd zijn, zwaar verlies aan manschappen (eigenlijk bij schip), kan ook zijn dat men buiten bezit gesteld is van zijn uitrusting (ontwapend) sijn te
kasseere4Casseren: afzetten, uit ambt ontzetten en weere nieuwe aenteneeme die wt
duijtslant soude koomen, hier murmereere veel
seer over, brenger dees is de stalmeester vande
graef van waldijck die Espres van sijnhoo
aen uhEd wort afgesonde en so vertreckt
daerom dees moet Eijndige blijf

Prent van een man met een bos kroezend haar tot over zijn schouders. Hij draagt een harnas met een kanten kraagje en kanten manchetten en een sjaal om zijn middel. In zijn handen een maarschalksstaf. Hij kijk geamuseerd naar de toeschouwer, terwijl achter hem oorlog gevoerd wordt.
Prent van Georg Friedrich, prins van Waldeck-Eisenberg, Christiaan Hagen, ca. 1663-1695. Collectie Rijksmuseum

P.S.: Hoe gaat het met u?

Op het laatste moment besluit Margaretha toch nog even snel te vragen hoe het er voor staat met de Brandenburgse troepen. En oh ja, niet onbelangrijk, hoe gaat het eigenlijk met Godard Adriaan?

Brieffragment ps

sal seer naer uhEd briefve verlange
hoet daer met de leegers van heere
keurvorst sal sijn, en insonderheijt5Inzonderheid: voornamelijk
met uhEd, de heer almachtich wil
twerck tot onsen beste seegene en
uhEd bewaere

Donkere wolken

DatumPlaats
Geschreven30 januari 1672Den Haag
Ontvangen14 februari 1672Bielefeld
Lees hier de originele brief

Margaretha zit nog steeds met twee doodzieken in huis: de keukenmeid en de jongen. Ze zijn nog steeds buiten hoop van leven. De jongen dolt zo dat hij nauwelijks in bed te houden is. ‘De Heere wil ze geven wat zalig is’, verzucht ze.

Nieuws uit Amerongen

De intendant van Utrecht, Louis Robert, heeft de secretaris van Amerongen naar Den Haag gestuurd met een dreigende boodschap. De intendant heeft opdracht gekregen om het Huys in Amerongen op te blazen, tenzij Margaretha 3000 gulden contant betaalt. De secretaris heeft ook een brief van Abraham van Wesel bij zich, advocaat van het Hof van Utrecht. De secretaris en Van Wesel denken beiden dat de Fransen wel met minder genoegen zullen nemen. De secretaris denkt dat 2000 gulden ook wel genoeg is, maar weet ook zeker dat als Margaretha dat niet betaalt, ze het plan om het huis te laten springen uit zullen voeren.

brieffragment dreigement intendant Robert over Amerongen

de seeckretaris van Ameronge is hier van den inten
=dant robbert die te wttrecht is gesonde om mij te sege
dat hij last heeft omt huijs te Ameronge te doen
springe ten waere men met hem wilde ackordeer
en soude hem met Een som van drije duijsent gul
kontant laete kontenteere, de seckretaeris seijt
en den heere weesel schrijft sij geloofve hij met
minderwel te vreede sou sijn ija so de seekretaer
meent wel met twee duijsent gul sij beijde
meene ick dit hoorde te geefve sondert welcke
ongetwijfelt so sij segge sij tot de Exsekusie sulle
voort gaent, dat mij int binenste van mijn hart
sou jamere en seer doen, weet niet wat ick doen

Margaretha komt gelijk bij de kern van haar dilemma: als ze nu geld geeft, willen ze snel weer geld, want ze hebben geld voor de oorlog nodig. Bovendien is voor de Fransen geld net zo schaars als voor haar.

Brieffragment over geld

[sou jamere en seer doen,] weet niet wat ick doen
sal
tot konservaesi van mijn huijs sou ick veel doen en
meer als ick kan, maer vreese alsmen nu al gelt
geeft dat het in korte alweer te doen sal sijn,
want sij wille gelt hebbe, dat bij mijn ock so wel als
bij haer schaers is, ick ben hier seer in bekomert

Winterlandschap. Een vierkante toren en enkele huizen langs een bevroren water in een besneeuwd landschap. Op het ijs enkele figuren met een slede, links een boerenschuur. In deze voorstelling domineren de donkere onheilspellende wolken, die van links worden beschenen door de laagstaande zon. De dik ingepakte mensen op het ijs steken nietig af tegen deze onbarmhartige natuur. In zo’n winterlandschap van Ruisdael zou een vrolijke menigte schaatsers niet op zijn plaats zijn.
Winterlandschap met donkere wolken, Jacob Isaacksz van Ruisdael, ca. 1665. Collectie Rijksmuseum

Compassie

Margaretha besluit om op het gemoed van de Fransen te spelen. Ze stuurt de secretaris terug met de boodschap dat ze alles wat Godard Adriaan en zij bezitten in handen hebben en dat ze daar nu geen inkomsten van hebben. Voor wat extra dram voegt ze toe dat ze zelfs niet genoeg heeft om zelf van te leven. Als kers op de taart hoopt ze op de goedertierendheid en de compassie van Lodewijk XIV. En ze spreekt de Fransen ook aan op de praktische consequenties: als het goed (het kasteel) in brand gestoken wordt, dan hebben ook de Fransen er zelf ook niks meer aan. Tot slot stelt ze ook een eigen eis: als ze betaalt, dan wil ze ook de garantie dat er niks beschadigd wordt.

Brieffragment waarin Margaretha compassie van Lodewijk XIV vraagt

heb de seeckretaris die merge weerom gaet
belast te segge dat hij mij gesproocken heeft
en dat ick seg, sij al het onse in haere hande
hebbe daer ick als waer is niet Een stuijver
van kan trecke dat mijn goet so bedurfve is
dat ick selfs niet heb om van te leefve daerom
ick geen gelt heb en niet kan geefve, dat ick
hoop de goedertierenheijt vande koninck so groot
sal sijn en ock sijn kompassie, dat sij sulle bewoo
=ge worde van sulcks niet ter Exsekusi te stelle daer
sij niet int minste vande konne proofijteere, en
alsmen al wat sou geefve, of sij mij soude kone
verseeckeren dat mijn huijs int toekoomende
niet soude beschadicht worde, sal hierop het
antwoort vande seeckretaris verwachte ent
voort de heer almachtich beveelle in wiens
hande alles staet hij heeft het ons gegeefve hij
kant ons neeme als sijne godlijcke wille is, ick
kan niet segge hoe bedroeft ick ben, als wij ons

Geld

Het probleem om aan geld te komen is reëel: ze heeft nog steeds het duplicaat van de ordinantie niet, dus er wordt nog steeds niet uitbetaald. Ze verwacht dat dat deze week geregeld is, maar dan moet ze de ontvanger nog overtuigen haar het geld daadwerkelijk te geven. Zodra dit gelukt is, zal ze gelijk een verzoek tot een volgende uitbetaling doen. Margaretha is niet de enige met geldproblemen: de compagnie van Van Ginkel is ook al drie maanden niet betaald. Kortom, het is niets dan misère.

Brief fragment over de schaarste van geld

uhEd kan niet geloofve hoe schaers het gelt is,
de heer van ginckel is sijn kompangi bij de drij
maende ten achtere van sijn tracktement krijcht
hij niet, in soma tis niet als miseerij, de luijde

De oorlog

De mensen beginnen ook de stad weer uit te vluchten, de angst voor vriesweer is nog steeds groot. De Franse troepen in Utrecht komen weer in beweging, dus daar staat wat te gebeuren, en ook de Prins van Oranje schijnt nog een plan te hebben. Het vervelende is dat het weer zo ‘wankelbaar’ is, dat er nauwelijks iets te plannen is.

Brieffragment over het vriesweer

[hij niet, in soma tis niet als miseerij,] de luijde
vluchte weer van hier met gewelt nu weer be=
gint te vriesen, hoope het niet aenhoude sal, in
en ontrent wttrecht treckense weer seer veel volck
ock Eenige ruijterij, men vreest sij weer Eenich de
seijn op hande hebbe, daer wij voor moete schricke
want het geluckt haer meest wat sij beginne ist
niet al int geheel altijt ten deelle, [nu begint]

Er is goed nieuws gekomen uit Keulen! Men zegt dat de troepen van de Keurvorst 3000 Münstersen verslagen zouden hebben! Margaretha hoopt maar dat het waar is.

Venijn

Het venijn zit in de staart. De secretaris heeft gezegd dat intendant Robert een lijstje heeft met huizen die hij wil laten springen. Op dat lijstje staan vijf huizen en Amerongen is erbij! Daarnaast worden Zuilesteyn, Moersbergen, Hindersteyn en een huis dat ze zich niet kan herinneren genoemd.

Er schijnen ook huizen veilig te zijn: Renswoude, Schonauwen, Hardenbroek en Groenewoude. Laten dit nu net allemaal huizen zijn waar familie van Johan van Reede van Renswoude woont! Zijn zoon Frederik woont op Schonauwen, dochter Jacoba is getrouwd met Hendrik Gijsbert van Hardenbroek en Groenewoude is net door dochter Mechteld gekocht voor haar zoon Gijsbert Johan van Hardenbroek. En dan schijnt ook nog dat Gilles Sautijn bemiddeld heeft. Zouden de roddels dan toch waar zijn? Margaretha had eerder gehoord dat Sautijn buskruit aan de Fransen had verkocht en ze had Van Reedes van Renswoude ook al aan Sautijn gelinkt

de seeckretaris
seijt dat den intendant
5 huijse op sijn briefge
heeft om te doen springe
alst huijs te Ameronge suijlisteijn moersberge
hindersteijn het ander is mij ontgaen,
rhijnswou schoonouwe hardenbroeck en groenewou
dat de maijoor hardenbroeck lest gekocht heeft
sijn so geseijt wort door reeckomandasi van
Arlinton , en soutijn van Amsterdam vrij

Een brief van de hertog van Luxemburg

DatumPlaats
Geschreven13 augustus 1672Amsterdam
Ontvangen16 augustus 1672Hamburg
Lees hier de originele brief
NB: scan 145 rechts (= scan 146) is een los vel. Vermoedelijk hoort dat niet bij deze brief, maar gezien de gebeurtenissen die beschreven bij één van de brieven van 25 of 28 juni.

Een brief van de hertog

De klerk Monck had een brief van de Hertog van Luxemburg, gericht aan Godard Adriaan, richting Hamburg gezonden. Maar Margaretha twijfelt of de brief wel aan zal komen. Er wordt namelijk gezegd dat de Fransen de gewone post aan banden willen leggen; ze willen zelf toezien op het postverkeer.

Brieffragment waarin Margaretha schrijft over de brief van de hertog van Luxembourg

[de laeste post op hamburch beantwoort,] seedert
is Een brief de vanden hartooch van lutsenburchde1Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville den
teegenwoordige komandeur van wttrecht aen uhE
door de klerck monck gesonde, waervan de kopije
hier neffens gaen, vermidts so geseijt wort de
franse de ordinaerisse2Ordinaris=gewoon poste niet meer wille
laeten gaen maer selfs poste wille legge, vrees
de ick deese mochte vermist worde, en oordeelle
de selfve ons ontrent de bewuste Ackte in toekoo
=mende soude konne diene, heb ick goetgedocht
uhEd alleen de kopije daer van toe te sende en
de prinsipaelle bijde voorgaende brief vande state
van wttrecht te bewaere, [dewijlle hij schrijft]

Wat stond er in de brief van de Hertog van Luxemburg? Dat wordt niet helemaal duidelijk uit de brief van Margaretha. Maar omdat Margaretha spreekt van een ‘bewuste Ackte [die ons] in toekoomende soude konne diene’, is het zeer goed mogelijk dat Luxemburg hiermee gelast de uit de provincie Utrecht gevluchte inwoners terug te keren. In ieder geval is evident dat Margaretha waarde aan de brief hecht; ze besluit haar man een kopie van het schrijven van Luxemburg te sturen.

Afbeelding van een krantenartikel
Artikel uit de Amsterdamse Courant van 13 augustus 1672, met daarin de tekst die Margaretha over reis van haar man heeft laten plaatsen. Zou ze het erop volgende stukje verslaggeving ook geschreven hebben? Bron: Delpher

Voor de zekerheid heeft de vrouwe van Amerongen in de krant laten zetten op welke dag zij en Godard Adriaan uit Den Haag waren vertrokken en wanneer Godard Adriaan richting Bremen was gereisd. Zo kon de Hertog van Luxemburg zien dat zijn brief pas na het vertrek van Godard Adriaan was aangekomen en hij de brief dus niet had kunnen lezen. Toch vreest Margaretha voor Luxemburgs ‘quaet [kwaad] en onrechtmaetich deseijn [plan]’, ze had van Welland en Van der Does vernomen hoe het er in de provincie Utrecht aan toe ging.

Op de voorgrond woelige baren met een pier en daarachter Harlingen
Haven van Harlingen van de Zuiderzee te zien. M.D.D. de Jong, ca. 1780, Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Fragment waarin Margaretha schrijft over haar vertrouwen in de kwade bedoelingen van hertog van Luxemburg

[van wttrecht te bewaere,] dewijlle hij schrijft
wt de gasettees3gazettes gesien te hebbe Etc heb ick inde
korante4courant laeten sette den dach waneer wij wt den
haech sijn gegaen en ock deselfe dat uhEd van hier
is tseijl5te zeil, uitgevaren gegaen, op dat hij daer wt kan sien
sijn brief naer uhEd vertreck Eerst hier kan
sijn gekoomen, hoewel ick vreese het niet sal helpe
en sij met haer quaet6kwaad en onrecht maetich de=
=seijn7Dessein=plan, doel Evewel sulle voort gaen, so ick wt onse
twee vriende die hier geweest sijn gelijck wt
mijne laest sult sien, [heb verstaen, dieselfve]

Overigens zijn Welland en Van der Does weer naar Utrecht vertrokken, maar niet met de intentie daar lang te blijven.

Een exorbitant bedrag

Ook de intendant van Utrecht, Louis Robert (die overigens door Margaretha in deze brief niet bij naam genoemd wordt), verschijnt in deze brief op het toneel. De intendant had een vergadering van de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen. Voor het onderhoud en de betaling van de militie eiste hij een exorbitant bedrag van maar liefst 4000 gulden per dag. Margaretha vraagt zich af hoe Utrecht dit bedrag moet ophoesten.

Fragment waarin Margaretha schrijft over de eisen van de Franse intendant in Utrecht

ick hoore en wort voorseecker geseijt dat den inten=
=dant die tot wttrech voorleedene saterdach naer
de Middach de state had doen vergaederen
aldaer ter vergaderin vande selfve heeft geEijss
4000f daechs tot betaeline en onderhout van
haer meelijsie8militie, waer op hem soude geantwoort
sijn sulcks onmoogelijck te weesen de wijlle alles
bedurfven was so soude hij noch op 4000f daechs
gekoome sijn, hoe sij dat noch sulle op brenge sal te
besien staen, [den Advokaet de raet soude hier seer]

Gedenck-teecken hoedanich Zyn Hoogheyt de Hr. Prins van Oranje en Nassou etc. als Stadt-houder door de Hr. Burgermeesteren, Cavallery, en manhafte schutters der stadt Amsterdam aldaer, den 12 Augusty 1672 ingehaelt, en den 15 dito uytgeleyt is. Fragment uit gravure van Romeijn de Hooghe (1672). Collectie Stadsarchief Amsterdam

De Prins en de Ruwaard

In Amsterdam is de Prins van Oranje door de ruiterij en de schutterij met grote vreugde ontvangen. Ondertussen zat Cornelis de Witt, de Ruwaard van Putten, achter slot en grendel in de Gevangenpoort. Margaretha schrijft dat, zo werd gezegd, hij vanuit zijn cel zicht heeft op De Plaats. Ze zegt het er niet expliciet bij, maar hij kijkt uit op hun Haagse huis, op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk.

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén