Margaretha heeft een brief van Godard Adriaan van 6 oktober binnengekregen en geeft hem het grootste gelijk van de wereld dat hij daarin verontwaardigd is over het handelen van Pieter Both en de zijnen. Sinds ze terug is uit Utrecht blijken ze al weer bijna bij de partij van Nellesteyn weg te hebben willen lopen, totdat Cornelis van Beeck zich opeens vóór Nellesteyn verklaarde. Toen kozen ze eieren voor hun geld en bleven ook.
uhEd schrijfvens vande 6 deeser heb ick heede ontfange vinde uhEd het grootste gelijck vande werlt heeft misnoegen overde proseduere van bodt1Pieter Both van der Eem en de sijne te neeme, naer mijn vertreck van wttrecht verstaen ick dat sij al weer hebbe gedifukulteert2moeite hebben gehad de partij van nellisteijn3Johan van Nellesteyn te houde tot dat sij sagen dat de van beeck4Cornelis van Beeck hem voor nellisteijn deklaereerde en sij niet beeter en koste,
Aan zulke vrienden heb je niets
Margaretha heeft laten weten dat ze zich niets van zulke ‘variabele vrienden’, waar je toch niet op kunt rekenen, wil aantrekken. Ze hoopt maar dat Nellesteyn zonder hen ook wel aan zijn meerderheid komt, dan doen ze maar wat ze niet laten kunnen.
[en sij niet beeter en koste,] ick heb geseijt dat ons seer weijnich aen sulcke varijabelle5variabele: wisselvallige, wispelturige vriende of liede seer weijnich geleechge was daer men doch geen staet op kost maecke hoope nellisteijn6Johan van Nellesteyn het sonder haer wel te booven sal koomen laetse dan doen watse wille
In de PS begint Margaretha er wéér over: nu blijkt Borre van Amerongen zich weer bij Both en Van Dinter te hebben aangesloten. Maar ja, dat was toen ze uit Utrecht vertrok, het kan nu zomaar weer anders zijn. Met zulke mensen weet je niet waar je aan toe bent.
de heer van sandenburch7Diederik Borre van Amerongen hout het nu heel met bot8Pieter Both van der Eem en van linteren9Jacob van Dinter , doen ick van wttrecht ginck wast so, maer men weet niet hoe ment met dat volck heeft
Hoog bezoek op Zuylestein
Bij de buren, Frederik van Nassau-Zuylestein en zijn vrouw, is prins Willem III op bezoek. Ze kennen elkaar goed, want Frederik, een onechte half-broer van Willems vader, was zijn gouverneur geweest tot hij zestien werd. De vrouwe van Zuylestein was hofdame van Willems moeder Mary. Het bezoek bezorgt Margaretha enige geluidsoverlast, want de vele paarden die gedrenkt moeten worden zorgen voor veel lawaai als ze naar het water rijden.
sijn hoocheijt is noch op Suijlisteijn alwaer de heer en vrou van Suijllisteijn deese middach sijn gekoome hier is sulcken gerij van paerde diese te water brenge den gansen dach overt voorbu rch dat het niet te hade10niet te harden is sij breecken en maecken het voorburch en de singen als Een dijck datter niet door te koome is ock so de steech, [deese sendt ick tot]
Regen
Het is nog net zulk nat herfstweer als een paar dagen geleden. Op Amerongen hebben ze nog niet één van de diverse soorten wintergranen kunnen zaaien.
het reegent hier alledaech noch so dat ick niet en weete hoe ment koorn weer in daerde11de aarde de sal krijge wij hebben noch niet Een kooren in daerde
Het invullen van bovenstaand blokje lijkt meer een gewoontedingetje, een administratieve handeling, dan dat het echt inhoudelijk iets toevoegt aan dit blog. Deze keer is dat wat anders, omdat het er in het echt iets anders uit ziet dan normaal.
Het meest opvallende is dat er geen ‘Mijn heer en liefste hartge’ aanhef is, terwijl ze dat altijd doet. Daarnaast heeft Margaretha de dag niet ingevuld: ‘den ockto 1672’ staat er enkel. Gezien de regelmaat van haar brieven en hoe de berichtgeving zich verhoudt tot vorige en volgende brieven, moet de brief van 31 oktober geweest zijn.
Links boven staat Godard Adriaans aantekening waar en wanneer hij de brief ontvangen heeft: rec. (receptie: ontvangst van document) 5 9bris (5 november) tot ffort (Frankfurt). De maandaanduiding die hij kiest is iets wat we eigenlijk helemaal vergeten zijn: novem van november staat gewoon voor negen. De negende maand. Dat is het al lang niet meer, maar we gebruiken het nog steeds. En zo is 7ber september, 8ber oktober en 10ber december. Een handige afkorting die waarschijnlijk tegenwoordig tot heel veel verwarring zou leiden.
Oorlog
De grote vraag blijft waar de Brandenburgse troepen blijven! Margaretha zit duidelijk in haar maag met de dood van Zuylestein. Na de zorg om de weduwe gaat het weer over hoe de functies van Zuylestein verdeeld worden. Ze kan er met haar hoofd niet bij, het is gewoon allemaal niet eerlijk. Ze schrijft het niet hardop, maar dat haar zoon er niets bij krijgt, dat is natuurlijk het minst eerlijk van allemaal. Ook haar zoon moet zich melden voor het grote plan van Willem III. Wat er gaat gebeuren, Margaretha weet het niet, maar ze jammert nog even door. Ze doet dat uiteraard wel op geheel eigen wijze. Gelukkig kan ze altijd nog vertrouwen op God. Ze moet wel, want van de mensen moet ze het niet hebben.
[van geadverteert sulle werde,] wat sal ick segge mijns bedunckens1Mijns bedunckens: een manier om het persoonlijke van een mening uit te drukken krijcht me nu op Een heel ander manier als voor dees, doen2toen plachtmen te segge met den oude te rade en met den jonge te strijdt3Margaretha’s eigen versie van Der ouden raad, Der jongen daad, Der mannen moed Is altijd goed. maer nu raet men met jonge en strijtme met jonge en alsmen ter plaetse komt daer men vechte sal ist prinsipaelste vergeete dat me van noode heeft en alles gebreck, [dat mij t meeste bedroeft]
[weer noch hoochger op marscheere,] ick weet nu niet weer waer wij op sulle hoope als alleen op de genaede en bermharticheijt godts daer wij wel al tijt op moete vertrouwe maer nu schijnt bij ons alle menselijcke hulpe wt te sijn, so dit deseijn4Dessein: plan sijnhoo cheijt misluckt sijn wij mieseraebel, [hij geeft sijn sel]
Op naar Den Haag
Margaretha zet de verhuizing naar Den Haag voort. Ze heeft het huis in Amsterdam voor nog een jaar gehuurd. De drost komt daar met vrouw en vader wonen om op de spullen te passen die daar opgeslagen zijn. Als ze dan toch in Den Haag is, kan ze gelijk weer achter het geld voor haar man aan.
Het zal toch niet… Vrede?
Net als vaker in Margaretha’s brieven zit het venijn in de staart. Uiteraard krijgt Godard Adriaan de groeten van zijn schoondochter. Over de schoondochter gesproken, Margaretha gelooft dat ze weer zwanger is. Zou het wat met dat spelevaren te maken hebben? De ondertekening bevat ook geen “Mijn heer en liefste hartge” deze keer, alleen het cryptische “Ik zal blijven die u kent”. Er broeit wat. Helaas weten we niet wat Godard Adriaan haar geschreven heeft. Misschien iets dat haar irriteert?
In de PS staat pas echt verheugend nieuws.
de vrou van ginckel presenteert haeren dienst geloofve sij weer swanger is, ick sal blijfve die uhEd ken
uhEd getrouwe
men seijt dat de konin van vranckrijck de mediasie5Mediatie: bemiddeling van sweede heeft aengenoome ock de stilstant van wapenen maer dat die bij deesen staet soude geweijgert en teenemael verworpe sijn, ock dat den heere van schoonouwe6Frederik van Reede van Renswoude met de menister vande heere keurvorst van brandenburch die hier laest is aen gekoome weer naer Engelant soude gaen, mijn dunckt niet dat onse kosijn7Kosijn: neef. Frederik van Reede van Renswoude is de zoon van Johan van Reede van Renswoude. Het begrip neef rijkt bij Margaretha duidelijk verder dan we het nu zouden gebruiken de man is om so Een saeck te verichte och hadde wij maer vreede aen alle kanten
Het is wel weer een “men seijt” verhaal, maar dat de Franse koning open zou staan voor bemiddeling is mooi nieuws. Jammer dat men ook zegt dat hij een wapenstilstand ten enenmale weigert. Het bericht dat neef Frederik iets diplomatieks gaat doen, dat ziet Margaretha niet zitten.
Margaretha is met de vier kleinkinderen in Den Haag aangekomen. En wat fijn! Den Haag is hun eigen huis, daar is ze thuis. Bovendien lagen daar twee brieven van haar man. Wat is ze blij te lezen dat het hem goed gaat.
De troepen kom in beweging
Haar zoon Godard is gisteren een halve dag langs geweest, hoewel hij daarna weer snel naar zijn kwartier terug moest. Hij kon haar niet veel vertellen over de gang van het leger van zijne hoogheid. Mogelijk marcheren ze naar Maastricht, zodat de Maas omsloten kan worden, maar ze weet er het bescheijt niet van (ze weet het niet zeker). Moge de Heer maar met ze zijn en het succes beter dan bij Woerden en Naarden.
[lotteringe soude gaen,] de heer van ginckel is gistere hier geweest doch maer Een halfve dach, is weer nae sijn quartier, heeft patent1Patent: Open brief (openbaar, niet verzegeld) geschreven door een autoriteit, in dit geval om naar een specifieke plaats te gaan om van daech met loefvingi2Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont en meest aldere kompangie ruijterij te marscheere waer heen weet men niet somige segge naer maestricht of die kant om de maes te sluijte doch hat rechte bescheijt3Bescheid weten: de zekerheid, de waarheid omtrent iets weten weet men niet, int leeger van sijn hoocheijt wort ock groote preeperaesie ge maeckt tot het Een deseijn4Dessein: plan oft ander, [de heer]
Utrecht blijft voorlopig Frans
Margaretha maakt zich ontzettend druk over hoe het ze de komende winter zal vergaan. Iedereen is seer swaerhoofdich en aprehendeere (vrezen) zeer dat Utrecht nog lang onder Franse bezetting zal blijven. Er zijn zo’n 15.000 tot 16.000 Fransen in het land en binnen Kuijlenburg (Culemborg) zeker nog 4.000.
de, och ick ben weer so bekomert hoet ons deese winter noch gaen sal Een ijder is seer swaerhoof =dich en Aprehendeere5Apprehenderen: duchten, vrezen seer dat wttrecht so lange frans blijft, hier int lant houtmen voor seecker
dat noch wel 15 a 16000 franse sijn binne kuijlenburch6Culemborg is noch over de 4000 man, en sij vechten seer alster opt aen komt, [noch heb ick de ordinansi van ses]
Zuylestein
Nadat Margaretha haar man op de hoogte gehouden heeft van haar vorderingen om de vergoeding voor zijn werk te krijgen, sluit ze haar korte brief af. Ze bedenkt zich kennelijk en schrijft er nog een pagina bij. De troepen van die arme Zuylestein moeten verdeeld worden. Weer zit er geen echte promotie voor haar zoon in. Hij wordt in naam eerste brigadier, maar hij heeft natuurlijk meer verdiend. Gelukkig heeft Zijne Hoogheid iedereen die het horen wilde verteld over Van Ginkel’s heldendaden bij Vreeswijk. Aan het eind van de brief merk je toch dat Margaretha best ontdaan is over de dood van de buurman in Amerongen: de mensen spreken kwaad van hem en zeggen dat hij dronken was. Kennelijk is ze blij dat hij de laster zelf niet mee krijgt, want ze eindigt met: ‘hij is gelukkig dat hij dood is’.
sijn hoocheijt heeft het gouvernement van Breeda aen den jonge rhijngraef7Karel Florentijn van Salm so men seijt gegeefve ent reesgement van de heer van suijlisteijn8Frederik van Nassau Zuylestein aende graef van waldijck9Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg , de graef van hoorn10Willem Adriaan van Horne seijtme dat noch Een kompagni heeft gekreegen, voor die liede reegent het nu gout de heer van ginckel is mij vandaech geseijt dat sijn hoocheij de Eerste breegadier heeft gemaeckt als men hem geen mercke ongelijck wilde doen kost hij niet niet minder hebbe, hier koomende seijt men mij dat sijn hoocheijt aende gekomiteerde raede van hollant heeft gescheefven hoe wel hem den heer van ginckel heeft gedrage niet alleen inde acksi aende vaert maer ock hoe dat hij in de tijt van 14 dage sijn wercke hem aen be= voolle heeft heel loflijck opgemaeckt daer andere wel Een maent en langer over hebbe gewerckt, dit wort bij men heere van hollant so mij geseijt wort heel wel en tot groot lof van hem op genoome tis ongelooflijck so qualijck men hier vande heer van suijlisteijn spreeckt veel segge dat hij heel droncke was doen den aenval op sijn quartier geschiede hij is geluckich dat hij doot is
Oh, oh, de troepen, de troepen. Waar blijven ze? De mensen verlangen er zo naar. Zonder de troepen van de keurvorst komt er geen verlossing, zo wordt gekermd. Margaretha noemt desalniettemin het leger van Willem III een ‘schoon leeger’, dat met het laatste treffen alsnog koraesgeuslijck heeft gevochten, ofwel fier heeft gevochten.
Problemen in Woerden
Maar het loopt zeker niet gesmeerd, ook nu heeft Margaretha weer meer informatie dan in haar vorige brief. In Woerden bleek men amper een goede kogel in bezit te hebben. Of ze waren te klein, of te groot, wat het raak schieten van de vijand nogal bemoeilijkt. Margaretha vindt dat zijne hoogheid niet fatsoenlijk wordt gediend. Angstig en onzeker blijft ze ook door de geruchten: afgelopen nacht zou er met kanonnen zijn geschoten en mogelijk zouden de Fransen bij Muiden staan. Maar zeker weten doet ze het niet.
[somige wille segge naer lotterine,] uhEd Sou niet geloofve hoe wonderlijck de liede hier spreecke, en so verdrietich veelle worde doort lan ter deese en achterblijfve van die troeppees want men hier sonder de selfve geen verlossi en siet, hoewel men hier nu Een schoon leeger bij Een heeft en ons volck so voor inde laeste reijnkontere1Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen. voor woerde als aende vaert ge= toont hebbe wel en koraesgeuslijck2Courageuselijk: vol goede moed te vechte so schijnt dat de deesorderees noch aldaer sijn want hoewel den goede heer van Suijlisteijn3Frederik van Nassau Zuylestein het met sijn leefve betaelt heeft spreeckt men
noch seer dat sijn nonsilansie4Nonchalance alleen oorsaeck van dat ongeval van voor woerde is geweest, daer hij door sijn hoochheit genoech van gewaerschout was ock doent geschut voor woerde quam seijt men datter niet een kogel was daer men terdee ge mee kost schieten of se waeren te groot of te kleijn en meer diergelijcke abuijsen5Abuis: vergissing, dwaling in soma sijn hoocheijt wort niet wel gedient en wij al te saemen blijfven in den druck, men heeft deese voorleedene nacht hier seer met grof kanon hooren schieten, somige wille segge dat de vijant voor muijen soude sijn maer kan de waerheijt niet weeten, [so dat al]
‘Een schip vol goet’
Ondertussen bereidt Margaretha zich voor op de verhuizing naar Den Haag. Een maand geleden heeft ze al een schip gehuurd en dat is gisteren vanuit Amsterdam vertrokken naar het huis op de Kneuterdijk. Ze hoopt vandaag zelf met de kinderen te vertrekken. Maar ook hierin vindt ze tegenslag, want haar hoofd van de huishouding mevrouw Visbach en haar kamenier Angenis hebben beiden een brandende koorts te pakken. Omdat ziekte in de 17e eeuw onvoorspelbaar en gevaarlijk was, heeft ze veiligheidshalve de kinderen al buitenshuis onder gebracht.
[=ren sal,] gisteren heb ick Een schip vol goet naer den haech gesonde, meen met godts hulp vandaech met de kindere te volgen om die daer te brenge also mijn dochters bisbach en haer kamenier Angnis, heel dootlijck sieck sijn geworde aen seer heefvige en brandende koortse se slaen met roode vlacke wt, daerom ick de kindere gistere al ten eerste wt den huijs heb gedaen ender voort mee naer den haech gaen [hoope de heer almachtich ons]
Waar blijft het goedvinden?
Dit brengt haar ook op het volgende onderwerp: moet het huis in Amsterdam worden aangehouden tot in ieder geval de komende winter? Op het moment huurt ze De Gulden Troffel, maar door alle onzekerheden over het huis in Amerongen en de onrust in Den Haag weet ze niet of het verstandig is haar veilige haven in Amsterdam op te zeggen. Al meerdere keren heeft ze Godard om zijn goedvinden voor dit plan gevraagd, maar tevergeefs, ofwel háár brieven met deze vraag, of zíjn brieven met zijn antwoord, komen niet aan.
En die onzekerheid geldt voor meerdere onderwerpen: de manden met zadels en ander paardentuig blijven ook in deze brief niet ongenoemd. Het is nu precies een maand geleden dat ze vanuit Hamburg verzonden zijn…
hier wil houd en laeten de drost in met de rest van ons goet daer noch in blijfve want Elck seijt so wij wttrecht niet weer en krijgen, dat wij inde haech gans niet seecker sijn, dit heb ick uhEd verscheijde maelle geschreefve en versocht deselfs goetvinde te mooge weeten doch tot noch toe geen antwoort bekoomen, ick hoop uhEd nu alvan franckvoort sal gekoome sijn en de mande met saels ent ander paerde goet ontfange hebbe het welcke vandaech Een maent is dat het van hier op hamburch heb gesonde de heer almachtich wil uhEd in sijn heilige beschermin en bewaerine neemen, blijfve uhEd getrouwe wijff
M Turnor
Geen ‘Mijn heer een liefste hartge’ in de afsluiting deze keer. Loopt de spanning bij Margaretha weer op?
Eindelijk zijn er brieven van Godard gearriveerd, van 28 september en 1 oktober. Er is meer mis geweest met de post, want één van haar eigen brieven ontbreekt ook. De belangrijkste onderwerpen uit die brief herhaalt ze voor de zekerheid. Om te beginnen is er de mislukte aanval op Woerden tussen 11 en 13 oktober. Daarnaast was er de gelijktijdige overval op het Franse bolwerk bij Vreeswijk.
Van Ginkel schittert bij Vreeswijk
Van Ginkel heeft in Vreeswijk een prominente rol gespeeld en Margaretha is in de wolken dat dat niet onopgemerkt is gebleven. Prins Willem heeft hem in Schoonhoven persoonlijk bedankt, en Margaretha hoopt dat het daarbij niet blijft. Nu mag de loopbaan van haar zoonlief nu wel in een stroomversnelling komen.
[gepaseert ,] wij konne godt niet genoech dancke voorde genaede die hij aen onse soon heeft be= =weese hem wt sulcken swaeren gevecht met so veel Eer en reeputaesi1reputatie onbeschadicht heeft ge brocht, sijn hoocheijt te schoonhoofve2Schoonhoven koomende ont boodt den heer van ginckel bij hem en heeft hem met de meeste sievielliteijt3Civiliteit: beleefdheid bedanckt voor sijn goede dierexsie4Directie: leiderschap en genereuse acksie die hij int gevecht aende vaert5De vaart is de Vaartse Rijn bij Vreeswijk hadde gehou de en getoont met verseeckerin dat hijt altijt soude gedencke versocht daer in te wille kontintweere6Continueren, [so dat Een ijder de heere sij ge=]
Zuylestein gesneuveld bij Kruipin
Margaretha is zeer verslagen over het sneuvelen van hun buurman, en vroegere mentor van Willem III, Frederik van Nassau Zuylestein. Zijn legeronderdeel bewaakte tijdens de belegering van Woerden tussen 10 en 13 oktober een vooruit geschoven post aan de weg naar Utrecht, om te voorkomen dat van die kant Franse versterking zou kunnen komen. Hij had echter verzuimd rugdekking te regelen. Hierdoor piepte de Franse versterking onverwacht vanuit het noorden alsnog tussen Woerden en Zuylesteins post. Het liep uit op een vreselijk gevecht waarbij Zuylestein omkwam. Volgens Margaretha had hij nog drie steken na gekregen van de verrader Montbas.
ick kan niet segge hoeseer mij den goeden heer van suijlisteijn jamert7Jammeren: verdriet doen, dien schemse8Schelmse: had vroeger een hardere connotatie, schurkachtig, gewetenloos momba9Jean Barton de Montbas heeft hem nae sijn doot noch drije steecken gegeefven denck van so Een traeter10Traeter is ongeveer treiter, de zin wordt dan ongeveer: Wat denk je van zo’n verrader/rotzak , nu seijt men dat het
Margaretha betreurt het extra dat het Zuylestein zelf zo wordt aangerekend. Behalve dat hij bij Kruipin geen wachtpost had gezet, zou er in zijn legeronderdeel wanorde en gebrek aan discipline hebben geheerst. De officieren hadden geen overwicht op de soldaten. Maar, vindt Margaretha, hij heeft het duur genoeg betaald.
[denck van so Een traeter ,] nu seijt men dat het ongeluck voorwoerde11voor Woerden is door puer versuijm ge koomen en deesordere12Desordre: wanorde het welck int quartier vande heer van Suijlisteijn was alwaer deen ofisiere13hier en dander daer de soldate vangelijcke waere al waar de ene officier en de andere daar aan de soldaten gelijk waren. Soldaten en officieren hebben dus even hard gevochten men hadt het altemael met Een post te besette met 15 a 16 man konne voorkoome, het schijnt dat de heer almachtich niet belieft heeft, en heeft den heer van Suijlisteijn versuijmt hij heeft het dier14duur genoech betaelt, [hij was alte goet]
Duizend ruiters door Amerongen
Ondertussen hebben de Fransen, om een Nederlandse succes bij Woerden te voorkomen, wel bijna hun hele bezetting uit Utrecht moeten laten overkomen. Dat gat moest gevuld worden met legeronderdelen uit Amersfoort en Wijk bij Duurstede. Duizend man ruiterij trok van Wijk bij Duurstede naar Utrecht. Onder andere door Amerongen waar ze een nacht gebleven zijn, met alle gevolgen van dien. Uit Margaretha’s beschrijving lijkt alsof er een sprinkhaanplaag voorbij gekomen is: er is niet meer te wezen.
[wt wijck en Amersfoort getrocke,] nu hebbense weer Een duijsent ruijterij in wttrecht gekree chge, welcke weer door Ameronge sijn gepasseert en Een nacht geweest so dat daer noch niet wel te weesen is, [men verlanckt noch Evenseer]
Enige weken heel niet wel
Margaretha hoopt met gods hulp in de komende week met ‘de menage’, dus de hele huishouding inclusief schoondochter, kinderen, personeel, naar Haag te gaan. Ze heeft zich een paar weken niet goed gevoeld, anders was ze al lang in Den Haag geweest. Ze eindigt met de wens snel van haar man te horen over de hulptroepen van de keurvorst.
Waarschijnlijk is ze bang dat ze Godard misschien iets te bezorgd maakt door de mededeling dat ze zich een paar weken niet goed had gevoeld. Dus krabbelt ze nog even snel onder haar handtekening dat het nu veel beter gaat.
De bestuurders van de Republiek zijn in de aanloop van het Rampjaar onderling sterk verdeeld. De Staten-Generaal is verworden tot het slagveld waarop de provincies, en indirect ook sommige grote steden, vechten om hun eigen belangen te bevorderen. Als voorzitter van de Staten-Generaal moet Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, navigeren tussen deze soms tegengestelde belangen. De belangrijkste belangenstrijd die in de zeventiende eeuw heerst, is die tussen de Staatsen en Oranjegezinden.
Het is belangrijk om je goed te beseffen dat deze groeperingen niet politieke partijen zijn in de zin waarop wij ze kennen. De beide groeperingen zijn ongeorganiseerd en facties en individuen willen, als het voor hen voordelig is, nog wel eens naar de andere kant overlopen. De strijd tussen de twee groeperingen gaat over één enkel twistpunt: de positie van de familie Van Oranje in de Republiek.
Staatsen en Orangisten
De Staatsen willen de onafhankelijkheid van de provincies zo veel mogelijk waarborgen. Dit betekent ook dat ze tegen het erfelijke stadhouderschap van de Oranjes zijn. Over alle zaken die het gewest aangingen zou het gewest zelf de beslissingen mogen nemen. Wanneer het zaken van nationaal belang betreft moeten de gewesten dit onderling regelen in de Staten-Generaal. Onder de Staatsen vindt men veel stedelijke regenten en koopmannen, met name uit Holland.
Deze positie staat in scherp contrast met die van de Oranjegezinden (ook wel prinsgezinden), veelal adel, leden van de Ridderschap, predikanten of het gewone volk. Zoals hun naam al suggereert willen de Oranjegezinden de macht van de Oranjes vergroten. Dit doel hangt sterk samen met het behoud van de functie van stadhouder. De stadhouder staat aan het hoofd van een gewest en is daarnaast ook de kapitein-generaal van het Staatse leger. Een lid van het huis van Oranje vervult deze zeer machtige rol al sinds het begin van de Republiek. Oorspronkelijk had ieder gewest een eigen stadhouder maar langzaam maar zeker trokken de Oranjes meer macht naar hen toe waardoor ze vaak stadhouder over meerdere provincies waren.
Staatsen aan de macht
In de jaren voor het Rampjaar zijn de Staatsen aan de macht. Het is het Eerste Stadhouderloze Tijdperk: er is geen nieuwe stadhouder benoemd1In de gewesten Stad en Lande (het tegenwoordige Groningen) en Friesland is er wel een stadhouder, namelijk Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz. Hij slaagt er echter niet in om elders in de Republiek voet aan de grond te krijgen. sinds Willem II van Nassau-Oranje (1626-1650) stierf. Zijn erfopvolger en zoon, Willem III (1650-1702) werd in datzelfde jaar geboren. De Staatsgezinde raadspensionaris Johan de Witt is de machtigste man in de Republiek. Onder zijn leiding wordt in 1667 het Eeuwig Edict aangenomen: het stadhouderschap wordt in Holland afgeschaft. Ook vraagt Holland de andere gewesten om het stadhouderschap en het kapitein-generaalschap, voorheen één functie, onverenigbaar te verklaren.
Prins Willem III (1650-1702) daarentegen heeft relatief weinig macht. Hij heeft beperkte macht in Zeeland vanuit zijn rol als Eerste Edele en heeft sinds 1670 de concluderende2uitleggen stem in de Raad van State. Voor Willems positie in de Raad van State is hard door Oranjegezinden gelobbyd: de steun van Godard Adriaan van Reede bleek in de Staten van Utrecht, en daarmee ook in de Staten-Generaal, doorslaggevend. Willem III’s ambities worden echter sterk beperkt door het Eeuwig Edict en het beleid van Johan de Witt.
De opmars van Willem III
Willem III zit echter niet bij de pakken neer en begint loyalisten om zich heen te verzamelen. De familie Van Reede, onder leiding van Godard Adriaan en Johan van Reede, heer van Renswoude, steunt hem in de Staten van Utrecht. Wanneer in 1671 de strijd over de benoeming van Willem III tot kapitein-generaal losbrandt, staan Godard Adriaan en Van Renswoude aan Willems zijde. Het politieke debat tussen de Staatsgezinden en de Oranjegezinden is fel. De Staatsen willen niet dat Willem III überhaupt de functie krijgt. De Oranjegezinden willen dat hij voor het leven benoemd wordt. Het compromis: Willem III wordt kapitein-generaal voor één veldtocht op 25 februari 1672. Pas in november 1673, wanneer hij meerderjarigheid bereikt, kan er gesproken worden over een benoeming als kapitein-generaal voor het leven. Hoewel er ook op dat moment al geroepen wordt om Willem III tot stadhouder uit te roepen, gebeurd dit niet.
Burgeropstanden in Dordrecht
Wie redt ons nu de de legers van Lodewijk XIV de Republiek binnen zijn gevallen? Zo klinkt het onder het volk. Een antwoord hebben ze ook al klaar: dit moet Willem III, de nazaat van de vader des vaderlands, zijn. Onrust broeit in de steden van de Republiek. Kwade geruchten over de regenten doen de rondte: het is een slechte tijd om staatsgezind te zijn.
Al snel slaat de onrust om in volksopstanden. In Dordrecht, de thuisbasis van de gebroeders De Witt en van oudsher een Staats bolwerk, gebeurt dit op 24 juni 1672. Oranjegezinde burgers gaan de straat op en roepen om de afschaffing van het Eeuwig Edict. Ze bedreigen zelfs Dordtse regenten in hun huizen met bijlen! De regenten nodigen Willem III uit om de gemoederen tot bedaren te brengen maar dit loopt iets anders dan ze verwacht hadden. Op 29 juni worden ze gedwongen het Eeuwig Edict te verwerpen en Willem III te accepteren als stadhouder van Dordrecht. Alle regenten ondertekenen dit besluit, zelfs Cornelis de Witt, broer van raadpensionaris Johan. Cornelis moet echt wel bedreigd worden voordat hij zijn handtekening zet en tekent met “v.c” achter zijn naam, vi coactus, onder dwang.
Burgers van Dordrecht dwingen Cornelis de Witt het Eeuwig Edict in te trekken, 1672, Jacobus Buys, 1789. Collectie Rijksmuseum
Stadhouder Willem III
Na die monumentale dag worden de dromen van de Oranjegezinden snel waar. Burgers in andere Hollandse steden volgen het Dordtse voorbeeld. Willem III wordt in een hoog tempo stadhouder voor verschillende steden. Uiteindelijk brengt Rotterdam Willem III’s benoeming tot stadhouder van de provincie Holland in de Staten van Holland ter sprake op 1 juli. Op 4 juli stemmen alle regenten in de Staten van Holland in met de benoeming. Bovendien krijgt Willem III dezelfde rechten als zijn voorouders, waaronder ook het recht om regenten in de steden te benoemen.
Op 9 juli legt Willem III de eed af en wordt hij de machtigste man in Holland, ten koste van Johan de Witt. In Zeeland speelt eenzelfde situatie en ook daar bieden de regenten Willem III uiteindelijk het stadhouderschap aan op 16 juli. Voor Willem III en de Oranjegezinden is dit een reden voor blijdschap: de rechten die de familie Van Oranje genoot voor de dood van Willem II en het Eeuwig Edict zijn hersteld. Tot de dood van Willem III waait er een sterk Oranjegezinde wind door de Republiek.
Willem III wordt ingezworen als stadhouder, 1672, Bernard Picart (atelier van), 1728. Collectie Rijksmuseum
Een halve maand geleden schreef Margaretha vrij negatief over de verdediging van de Republiek. Generaals Nassau-LaLecq en Montbas zouden nog niet op hun plek zijn zei ze, en ze heeft ook ernstige twijfels over de IJssellinie. Helaas bieden de recentelijke ontwikkelingen weinig hoop voor Margaretha om zich aan vast te houden.
De voorbereidingen
Haar brief begint wederom met een wens dat het verdrag met de Keurvorst van Brandenburg snel vorm krijgt. Het zou “[e]en groot ontset sijn vandaer so veel volckere te krijgen en so gesecht wort sulcken schoone volck.” Het verdrag zou dus veel, maar bovenal goed-getrainde, soldaten ter verdediging betekenen. Dat heeft de Republiek nodig want “[de personen] die hier sijn aengenoomen loopt vrij veel slechte broeders onder.”
In haar brief kwakkelt het voorbereidend werk van de verdediging van het vaderland door. Utrecht wordt versterkt en Kasteel Middachten wordt gebruikt om troepen te huisvesten. Margaretha verwondert zich nog even hoe Philippota, die op het moment in Middachten is, het daar zo lang uit houdt. Daarna gaat ze al snel door met een klaagzang over de generale staf van het Staatse Leger.
De kibbelende generaals. Van links naar rechts: Ludolf Steenhuizen (of Steenhuys), Nicolaas Maes (ca 1675). Collectie Museum van Loon. Van Jean Barton de Montbas is geen portret bekend, dit is zijn familiewapen in de kathedraal van Limoges. Frederik van Nassau Zuylestein. Toegeschreven aan Jan de Baen (tussen 1670 en 1680). Collectie erven Mevrouw Louise de Brauwere-gravin Bentinck.
Kinderachtig gekibbel
laet bij sal koomen, dat de heer van ginckel in sijn solisi -tasie mis geloopen is waer wel so veel niet aengeleechgen dan men siet daer aen wat vriende dat men heeft dat is al verdrietich geduerich met sulcken ijver tot dienst van Een ander te staen en so geloont te worden, hij is ongeluckich, dan moet paesijensie1patiëntie: geduld hebbe, steenhuijse2Ludolf van Steenhuizen, voorgesteld voor de positie van luitenant-generaal wilt niet aeneemen om dat hij onder momba3Jean Barton de Montbas, voorgesteld voor de positie van commissaris-generaal is gestelt, en momba ock niet om dat de graef van nassau4Frederik van Nassau-Zuylestein, voorgesteld voor de positie van generaal van de infanterie booven hem is, hij derft teegens sijn goeije vriende voorslaen
dat men hem de derde luijtenant generael sou maecken en wie weet watse niet doen en sulle, de onbeschaemde lie5lieden hebbe het derde deel vande werlt in6Spreekwoord, onbeschaamde lieden hebben het derde deel van de wereld: Geen schaamtegevoel hebben, sij twee hebbe tot noch toe haeren Eet7eed niet gedaen hoet noch gaen sal, [jonckheers weet mij niet genoech te vertelle van uhE]
Eerder schreef Margaretha aan Godard Adriaan hoe een aantal mannen benoemd waren tot de generale staf en dat haar zoon gepasseerd was. Toen was ze al verontwaardigd en haar verontwaardiging lijkt hier gerechtvaardigd te zijn. In plaats van aan het werk te gaan, kibbelen de generaals onderling over wie bovenaan in de hiërarchie staat. Steenhuizen vindt het niet kunnen dat hij onder Montbas staat, terwijl Montbas juist weer ontevreden is dat hij onder Nassau-Zuylestein staat. Montbas zou juist graag hebben dat hij derde luitenant-generaal wordt.
Onduidelijke hiërarchie
We merken hier ook dat de hiërarchie van de generale staf nogal los is. Wie er bovenaan staan is duidelijk: dat zijn de kapitein-generaal (Stadhouder Willem III), de gedeputeerden te velde en de veldmaarschalken. Daaronder wisselt het nogal welke positie belangrijker is. Dit komt doordat er geen gecentraliseerd leger is. Veel officieren zijn in dienst van één van de provincies of steden en niet van de Staten-Generaal. Dezelfde titel kan dus, afhankelijk van het gewest, een heel andere betekenis hebben. Hier komt ook nog eens bij dat binnen een titel onderscheid bestaat, wat aangegeven wordt door een nummering. De eerste luitenant-generaal staat dus boven de derde luitenant-generaal.
Voor Margaretha is het bedroevend om naar te kijken: deze onbeschaamde lieden krijgen een derde van de wereld maar haar, wellicht wat te timide, hardwerkende zoon krijgt niets.
Nu Prins Willem III benoemd is tot kapitein-generaal, kunnen de andere functies in het Staatse leger ook vervuld gaan worden. Dat betekent promoties! Margaretha houdt deze benoemingen scherp in het oog. Deels omdat deze mannen het land moeten gaan beschermen en deels omdat haar zoon Godard van Ginkel ook gesolliciteerd had naar een hogere functie.
[vande hoochge schersges,] steenhuijse1Ludolf van Steenhuizen seijt me datse luijtenant generael2luitenant-generaal is een zeer hoge naam in het leger. Alleen kapitein-generaal en veldmaarschalk zijn hoger neffens3nevens: naastweldere4Johan van Welderen, tevens gouverneur van Nijmegen sulle maecken, en de graef van nassou5Walraven (alternatieve spelling: Walraad) van Nassau Usingen, ook wel graaf van Nassau-Saarbrücken genoemd. Op dat moment kapitein van de prinselijke lijfwacht en
momba6Jean Barton de Montbas, een Fransman in Staatse dient komijsarise generael7commissaris-generaal en voort alle inde hoochger schersgees8schare: een niet helemaal vastomlijnd legeronderdeel, kan ook als een gewapende bende bedoeld zijn kontentement geefve9tevreden stellen behalfve de heer van ginckel die ick vreese men sal laeten toe sien den heer van Suijlisteij10Frederik van Nassau-Zuylestein sal generael vande infanterij weesen en daer voor hondert gulde daechs hebbe, ick heb met de laeste post niet geschreefve meenende dat uhEd al naer saxsen waert nu verstaen ick dat die reijs of komisie11commissie, opdracht noch op gehouden is, ben verwondert uhEd mij daer noijt van heeft geschreefve, men maeckt hier groote preeperaesie tot den oorlooch en naert hem laet aensien salt Een swaer kom -bat12een zware strijd geefve had wel gewenst uhEd daerteegens, weer hier te lande waert geweest, maer dewijlle deselfve hem so van deene komissie in dander laet wickelen sien ick daer geen hoope toe den heer schadee13Jasper Schadé van Westum, was geëligeerde in de Staten van Utrecht hoore ick dat te velde gekoomiteert is14gedeputeerd te velde: vertegenwoordiger van de Staten-Generaal op het slagveld die beslissingen van de kapitein-generaal mag overreden, [voor mij ick sal so veel]
Kort samengevat gaan de promoties in het leger naar:
Ludolf van Steenhuizen als luitenant-generaal
Johan van Welderen als luitenant-generaal
Walraven van Nassau-Usingen en Jean Barton de Montbas als commissaris-generaals
Frederik van Nassau-Zuylestein (heer van Slot Zuylestein nabij Kasteel Amerongen) als generaal van de infanterie
Zoon Godard van Ginkel lijkt gepasseerd te worden en blijft kolonel van de cavalerie. De teleurstelling druipt er in Margaretha’s brief van af. De hoogste functies in het leger lijken naar andere personen te gaan. De loyaliteit van de familie Van Reede aan Willem III blijft onbeantwoord.
In haar vorige brief klaagde Margaretha nog dat er in Den Haag geen vorderingen waren om de Republiek te beschermen maar er lijkt toch een heel klein beetje voortgang te zijn op militair gebied. Er wordt namelijk gekeken naar de mogelijkheid tot het opwerpen van fortificaties op verschillende plekken in de Republiek. Deze fortificaties zouden met name in de stroomgebieden van rivieren komen om zo een waterlinie te creëren.
… de heer van Suijlisteijn1Frederik van Nassau-Zuylestein met den heere wurts 2Veldmaarschalk Paul Wirtz en twee gekomiteerde3afgezanten wt de provinsie van wttrecht heb aen greb 4Grebbedijk en
lans de slaeper dijck 5Slaperdijk geweest om te sien of ment daer niet soude konne fortofiseere6fortificeren, versterken maer bevinde daer meer als Een half ijaer warck aen vast soude sijn, daerom dat wt de sin geset wort, voort hoor men niet datter Eits tot teegen stant vande gedreij – chde vijant gedaen wort, [in hollant sulle]
Het stuk Zuidoost Utrecht waar het om gaat op de kaart val Blaeuw (gemaakt tussen 1650 en 1675). De grens met Gelderland is roze. Helemaal rechts onderin de Grebbe en de Slaperdijk loopt van Veenendaal naar Renswoude. In deze kaart staat de Slaperdijk (nog) niet. Bron: RAZU 400.15 (Klik voor de volledige kaart)
Veldmaarschalk Wirtz en Frederik van Nassau-Zuylestein, Heer van het buur-kasteel van Kasteel Amerongen, zijn twee van ‘s Republieks voornaamste militaire bevelhebbers. De twee heren zijn op zoek naar posities die met enige versterkingen als verdedigingslinie zouden kunnen dienen, mochten de Franse troepen door de IJsellinie breken. Of de Grebbedijk en de Slaperdijk hierbij een rol zouden kunnen spelen was de vraag. De twee militairen besloten na hun onderzoek dat dit niet het geval zou zijn. Er zou namelijk nog te veel werk aan de winkel zijn.
In 1705 maakt Justus van Broeckhuysen een kaart van de Slaperdijk. Links ligt Veenendaal, rechts Renswoude. Bron RAZU beeldbank 67823
Voor Margaretha zal dit mogelijk als een teleurstelling gekomen zijn. Kasteel Amerongen ligt namelijk achter beide dijken. Ook gesprekken in maart tussen de Staten van Holland en de Staten van Utrecht om in het gebied van de latere Grebbelinie een waterlinie aan te brengen liepen stuk. De enige verdediging die Kasteel Amerongen had was dus de IJssellinie waaraan zoon Godard van Ginkel gestationeerd is.
Godard Adriaan is na zijn bezoek aan de Staten Generaal weer vertrokken en Margaretha is blij dat hij veilig in Keulen is aangekomen, aan het eind van de brief wenst ze hem een goede reis, want hij moet nog door naar Berlijn. Zijn nieuwe missie is aan het hof van de keurvorst van Brandenburg. Reizen in de winter over bevroren zandwegen (waarschijnlijk meer modderwegen) is geen pretje.
Oorlogsdreiging
De heer van Ginkel (Margaretha’s zoon Godard) wordt opgeroepen om naar Wezel te vertrekken. Volgens Margaretha is hij al onder weg, maar het is raar, de compagnie heeft nog geen andere order dan gereed te staan. Volgens Willem III is het een foutje van de Raad van State geweest: het regiment moet wel gaan, maar Godard moest eigenlijk thuis blijven.
(wil ons behoede,) de heer van ginckel heeft neffe1naast andere kolonels aenschrijfvens om hem aenstont naer weesel2Wesel een plaats in het hertogdom Kleef (hedendaags Duitsland)nabij de grens van de Republiek. De Republiek onderhoudt hier een fort aan de Rijn om het land te verdedigen te begeefve geloofve hij al op wech is, geen kompangie hebbe alsnoch patente3Lastbrief die worden uitgegeven ten behoeve van het verplaatsen en inkwartieren van troepen niet anders als last om haer gereet te houde om op deerste patent binne ses Eure te mars scheere4marcheren op peene5straffe van kassasie6Cassatie: ontslag van een officier, de heer van lan geraeck7Frederik Hendrik van den Boetzelaar, heer van Langerak had ock ordere vande raet van staten8Raad van State, een bestuursorgaan in de Republiek om naer weesel te gaen, dach heeft sijn hoocheijt hem door ouwerkercke9Hendrik van Nassau-Ouderkerk doen schrijfve dat het Een Abuijs10vergissing bij den raet is geweest, en dat sijn reesge ment11regiment wel sal gaen maer hij voor sijn persoon thuijs sal maete blijfve, …
Hij is helaas al op weg en daardoor is zijn vrouw Ursula Philippota alleen thuis. Margaretha heeft haar geschreven om naar Amerongen te komen, voor het reizen over het platteland te gevaarlijk wordt door de aanhoudende vorst.
Ook Prins Willem III is actief, hij logeert weer bij Zuylestein en gaat met een aantal officieren de grens aan de rijnoevers controleren.
[wil hoope het dan beeteren sal,] sijn hooch heijt12zijne hoogheid: prins Willem III is vandaech met Eenige offisiers hier door gepasseert om te nacht op suijlisteijn13Slot Zuylestein, nabij Leersum en dus ook vlakbij Kasteel Amerongen te slaepen en voort op de rhijn14rivier de Rijn kant de frontiere15grenzen te be gaen besichtige, [mij sal]