Max begon bij Kasteel Amerongen als zaalgids in de zomermaanden en bleef plakken als stagiair en projectmedewerker. Hij studeert de master Cultural History of Modern Europe aan de Universiteit Utrecht. Zijn voornaamste interesses zijn het behoud van erfgoed en het museumleven.
Er is voor Margaretha weinig nieuws om te melden aan Godard Adriaan, maar zoals beloofd slaat ze geen post over. Na de Slag bij Naarden blijft het stil. Willem III is weer naar Zwammerdam “of daer on trent” getrokken met zijn leger en er schijnt iets op handen te zijn. Wat dat is, dat weet Margaretha niet.
Gezicht op het kwartier van prins Willem III te Bodegraven, Valentijn Klotz (manier van), 1672. Collectie: Rijksmuseum
de quade tijdine die wt poo =len[1] komt maeckt hier onder de koopliede geen kleijne ontsteltenis en vreest men dat de keijser1De Oostenrijkse keizer Leopold I daer door so veel te doen mochte krijge dat ons die volckere mocht
ontrocke worden, andere segge weer dat dat geen noot sal sijn dewijlle so geseijt wort de muskovijter2Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië den pool te hulpe sal koome
Voor de Republiek lijkt deze verre oorlog die zich afspeelt in Oekraïne op het oog niet heel relevant. Toch zien de kooplieden — en Margaretha — hier wel reden voor zorgen. De oorlog woedt dicht bij de grenzen van het Heilige Roomse Rijk, waar Leopold I over heerst. Bovendien liggen gebieden van de Keurvorst van Brandenburg ook relatief dichtbij het oorlogsgewoel. Deze twee Duitse vorsten zouden bij een Ottomaanse doorbraak op hun eigen gebieden moeten letten en minder aandacht en troepen over hebben voor de Republiek. Die langverwachte Brandenburgse troepen zouden dan toch nog weggetrokken worden.
Na het delen van dit onheilspellende nieuws gaat Margaretha snel weer over tot de orde van de dag. Godard Adriaans salaris, wat ze nu al maanden probeert te innen, is immers nog steeds niet binnen.
De bestuurders van de Republiek zijn in de aanloop van het Rampjaar onderling sterk verdeeld. De Staten-Generaal is verworden tot het slagveld waarop de provincies, en indirect ook sommige grote steden, vechten om hun eigen belangen te bevorderen. Als voorzitter van de Staten-Generaal moet Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, navigeren tussen deze soms tegengestelde belangen. De belangrijkste belangenstrijd die in de zeventiende eeuw heerst, is die tussen de Staatsen en Oranjegezinden.
Het is belangrijk om je goed te beseffen dat deze groeperingen niet politieke partijen zijn in de zin waarop wij ze kennen. De beide groeperingen zijn ongeorganiseerd en facties en individuen willen, als het voor hen voordelig is, nog wel eens naar de andere kant overlopen. De strijd tussen de twee groeperingen gaat over één enkel twistpunt: de positie van de familie Van Oranje in de Republiek.
Gravures van Willem III en zijn (latere) vrouw Mary Stuart. Overal in Kasteel Amerongen kom je Stadhouder Willem III tegen, zo laten de Van Reedes zien dat ze aan de kant van de Orangisten staan.
Staatsen en Orangisten
De Staatsen willen de onafhankelijkheid van de provincies zo veel mogelijk waarborgen. Dit betekent ook dat ze tegen het erfelijke stadhouderschap van de Oranjes zijn. Over alle zaken die het gewest aangingen zou het gewest zelf de beslissingen mogen nemen. Wanneer het zaken van nationaal belang betreft moeten de gewesten dit onderling regelen in de Staten-Generaal. Onder de Staatsen vindt men veel stedelijke regenten en koopmannen, met name uit Holland.
Deze positie staat in scherp contrast met die van de Oranjegezinden (ook wel prinsgezinden), veelal adel, leden van de Ridderschap, predikanten of het gewone volk. Zoals hun naam al suggereert willen de Oranjegezinden de macht van de Oranjes vergroten. Dit doel hangt sterk samen met het behoud van de functie van stadhouder. De stadhouder staat aan het hoofd van een gewest en is daarnaast ook de kapitein-generaal van het Staatse leger. Een lid van het huis van Oranje vervult deze zeer machtige rol al sinds het begin van de Republiek. Oorspronkelijk had ieder gewest een eigen stadhouder maar langzaam maar zeker trokken de Oranjes meer macht naar hen toe waardoor ze vaak stadhouder over meerdere provincies waren.
Staatsen aan de macht
In de jaren voor het Rampjaar zijn de Staatsen aan de macht. Het is het Eerste Stadhouderloze Tijdperk: er is geen nieuwe stadhouder benoemd1In de gewesten Stad en Lande (het tegenwoordige Groningen) en Friesland is er wel een stadhouder, namelijk Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz. Hij slaagt er echter niet in om elders in de Republiek voet aan de grond te krijgen. sinds Willem II van Nassau-Oranje (1626-1650) stierf. Zijn erfopvolger en zoon, Willem III (1650-1702) werd in datzelfde jaar geboren. De Staatsgezinde raadspensionaris Johan de Witt is de machtigste man in de Republiek. Onder zijn leiding wordt in 1667 het Eeuwig Edict aangenomen: het stadhouderschap wordt in Holland afgeschaft. Ook vraagt Holland de andere gewesten om het stadhouderschap en het kapitein-generaalschap, voorheen één functie, onverenigbaar te verklaren.
Portret van Johan de Witt en Cornelis de Witt, Lambert Visscher, naar Jan de Baen, 1672 – 1691. Collectie RijksmuseumPortret van Willem III (1650-1702), prins van Oranje, Willem Wissing (manier van), 1680 – 1710. Collectie Rijksmuseum
Prins Willem III (1650-1702) daarentegen heeft relatief weinig macht. Hij heeft beperkte macht in Zeeland vanuit zijn rol als Eerste Edele en heeft sinds 1670 de concluderende2uitleggen stem in de Raad van State. Voor Willems positie in de Raad van State is hard door Oranjegezinden gelobbyd: de steun van Godard Adriaan van Reede bleek in de Staten van Utrecht, en daarmee ook in de Staten-Generaal, doorslaggevend. Willem III’s ambities worden echter sterk beperkt door het Eeuwig Edict en het beleid van Johan de Witt.
De opmars van Willem III
Willem III zit echter niet bij de pakken neer en begint loyalisten om zich heen te verzamelen. De familie Van Reede, onder leiding van Godard Adriaan en Johan van Reede, heer van Renswoude, steunt hem in de Staten van Utrecht. Wanneer in 1671 de strijd over de benoeming van Willem III tot kapitein-generaal losbrandt, staan Godard Adriaan en Van Renswoude aan Willems zijde. Het politieke debat tussen de Staatsgezinden en de Oranjegezinden is fel. De Staatsen willen niet dat Willem III überhaupt de functie krijgt. De Oranjegezinden willen dat hij voor het leven benoemd wordt. Het compromis: Willem III wordt kapitein-generaal voor één veldtocht op 25 februari 1672. Pas in november 1673, wanneer hij meerderjarigheid bereikt, kan er gesproken worden over een benoeming als kapitein-generaal voor het leven. Hoewel er ook op dat moment al geroepen wordt om Willem III tot stadhouder uit te roepen, gebeurd dit niet.
Burgeropstanden in Dordrecht
Wie redt ons nu de de legers van Lodewijk XIV de Republiek binnen zijn gevallen? Zo klinkt het onder het volk. Een antwoord hebben ze ook al klaar: dit moet Willem III, de nazaat van de vader des vaderlands, zijn. Onrust broeit in de steden van de Republiek. Kwade geruchten over de regenten doen de rondte: het is een slechte tijd om staatsgezind te zijn.
Al snel slaat de onrust om in volksopstanden. In Dordrecht, de thuisbasis van de gebroeders De Witt en van oudsher een Staats bolwerk, gebeurt dit op 24 juni 1672. Oranjegezinde burgers gaan de straat op en roepen om de afschaffing van het Eeuwig Edict. Ze bedreigen zelfs Dordtse regenten in hun huizen met bijlen! De regenten nodigen Willem III uit om de gemoederen tot bedaren te brengen maar dit loopt iets anders dan ze verwacht hadden. Op 29 juni worden ze gedwongen het Eeuwig Edict te verwerpen en Willem III te accepteren als stadhouder van Dordrecht. Alle regenten ondertekenen dit besluit, zelfs Cornelis de Witt, broer van raadpensionaris Johan. Cornelis moet echt wel bedreigd worden voordat hij zijn handtekening zet en tekent met “v.c” achter zijn naam, vi coactus, onder dwang.
Burgers van Dordrecht dwingen Cornelis de Witt het Eeuwig Edict in te trekken, 1672, Jacobus Buys, 1789. Collectie Rijksmuseum
Stadhouder Willem III
Na die monumentale dag worden de dromen van de Oranjegezinden snel waar. Burgers in andere Hollandse steden volgen het Dordtse voorbeeld. Willem III wordt in een hoog tempo stadhouder voor verschillende steden. Uiteindelijk brengt Rotterdam Willem III’s benoeming tot stadhouder van de provincie Holland in de Staten van Holland ter sprake op 1 juli. Op 4 juli stemmen alle regenten in de Staten van Holland in met de benoeming. Bovendien krijgt Willem III dezelfde rechten als zijn voorouders, waaronder ook het recht om regenten in de steden te benoemen.
Op 9 juli legt Willem III de eed af en wordt hij de machtigste man in Holland, ten koste van Johan de Witt. In Zeeland speelt eenzelfde situatie en ook daar bieden de regenten Willem III uiteindelijk het stadhouderschap aan op 16 juli. Voor Willem III en de Oranjegezinden is dit een reden voor blijdschap: de rechten die de familie Van Oranje genoot voor de dood van Willem II en het Eeuwig Edict zijn hersteld. Tot de dood van Willem III waait er een sterk Oranjegezinde wind door de Republiek.
Willem III wordt ingezworen als stadhouder, 1672, Bernard Picart (atelier van), 1728. Collectie Rijksmuseum
Eerder schrijft Margaretha al over de onrust in de steden. Nu het Staatse leger op de vlucht is geslagen en de eerste steden zijn gevallen, wordt de onrust alleen maar erger. Rotterdam, Haarlem, Leiden, Utrecht, Delft, overal heerst onzekerheid. Kwade geruchten over verraad vinden vruchtbare grond in de angst van het volk. Wagens worden geplunderd, schepen mogen niet aanmeren: het volk heeft de macht overgenomen van de regenten. Zelfs de vrij geliefde Willem III trekt aan het kortste eind: hij mag Utrecht niet binnen komen met zijn leger.
[hij vertreckt merge naer Enlant,] hier is geen plaets daer men sich kan verseeckeren, te rotterdam haerlem leijden wttrecht is delft is alde gemeente1het gewone volk in op roer roepe niet ander als van veraet en dat ons lant verkocht is dat nu geleevert sal worde, hier plu =nderense de wagens met goet dewelcke wt gebrocht worde te delft houdense de scheepe aen willense niet laeten passeere de heere reegente2regenten: stadsbestuurders hebbe niet te segge, te wttrecht houdense de poorte toe wille sijn hoocheijt3Prins Willem III met de meliesie4militie die daer voor lege daer niet in hebbe dwinge de burgemeesters de sleutels af seggende dat die geen burgemeesters sijn maer sij selfs hamel5Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht seijt me dat geprikuliteert(?) heeft om hals te koome, dan is ontkoome, ick was voorleede dijns dach inde stat van wttrecht maer Een Euri6een uur, wist niet hoe daer weer wt te koome dorst7dorsten: durfen mijn naem niet bekent maecke trock mijn kap inde oochgen ginck so stilletges onbekent wt de stat daer terstont de poorte op, gesloote wierde hade sij
geweeten ickt was, soude ongetwijfelt een affront8affront: belediging, krenking van de eer leeden hebbe, so roepense overde brandenburchse troepees dat die niet en koome en dat uhEd die pen -ninge in sijn sack gesteecke heeft, tis niet te bedencke so de mense spreecke op alle reegente ija op de prins selfs, och oogeluckichge komissie voor ons dewelcke mij altijt so swaer opt hart heeft geleegen, [ick bidt]
Met haar kap voor haar ogen getrokken glipte Margaretha stilletjes uit de stad. Zelfs haar naam wilde ze niet gebruiken. Ze is een bekende in Utrecht maar de stad voelt erg vijandig aan. Haar identiteit wil ze dus geheim houden. Kwaad volk beschuldigt Godard Adriaan van het geld voor de Brandenburgse troepen in eigen zakken steken. Hij is duidelijk geen populair man meer in Utrecht en dat gebrek aan populariteit straalt af op zijn familie.
Rust in Amsterdam?
In meerdere steden heerst wanorde maar Margaretha schrijft ook dat het er in Amsterdam een stuk ordelijker aan toe gaat. De stad zit prop- en propvol met vluchtelingen maar door de voorzichtigheid van de regenten valt de onrust mee. Soldaten in dienst van de stad houden de orde. Margaretha is niet laaiend enthousiast over naar Amsterdam gaan — daar heersen immers dezelfde kwade geruchten als elders — maar het is een relatief veilige plek om heen te vluchten.
[broeder te sijn], want om dewaerheijt te segge tis hier overal in sulcke oproer vande gemeente9gemeenschap die so vieleijn10vilein: gemeen spreecke en te Amsterdam selfs dat me
niet weet waer te wende, doch daer is noch geen oproer maer de gemeente stil alleen spreeckense op de vluchte- -line dat sij nu als Elck sijn goet inde stat heeft ock Eens rijck sulle worden dan dat sijn woorde, ock sijn de heere van Amsterdam seer voorsichtich en stelle van nu aen daer al ordere op neeme alledaech volck aen om inde stat te blijfve en hoope noch Eenige ruijterij in haer stat te krijgen, tis onge looflijck dat volck en goet daer gevlucht in komt men sou segge het onmoogelijck was de stat het sou konne berge, [ick heb meest al ons]
Jean Barton de Montbas is opgepakt nadat hij de vlucht nam voor de Franse troepen en zijn post, de Schenkenschans, onverdedigd achter liet. Montbas claimt dit op iemands orders gedaan te hebben. In een eerdere brief deed Margaretha zeer mysteries over de identiteit van deze persoon maar nu komt er opheldering: volgens Montbas handelde hij naar de orders die hij van Hiëronymus van Beverningh gekregen had. Volgens deze orders zou hij zijn post mogen verlaten als deze onhoudbaar werd.
Koning Lodewijk XIV bij het beleg van Schenkenschans, 1672, Lambert de Hondt (II), ca. 1675 (coll. Rijksmuseum)
Montbas en de Fransen?
Margaretha vraagt zich af of Montbas’ flinterdunne verdediging stand gaat houden. Met deze laffe actie heeft Montbas zichzelf namelijk in één klap tot een van de impopulairste personen in de Republiek gemaakt. De geruchten die op straat rond zwerven, zijn dus vol woede en gaan uit van het ergste.
[van rhiene Een van is], men seijt dat mout momba sijn saeck wel deffendeere1defenderen: verdedigen met Een brief die hij seijt vande heere bever -lin2Hiëronymus van Beverningh, diplomaat en gedeputeerde te velde te hebbe die hem soude geschreefve hebbe als hij die post niet langer konde houde se vrij te verlaete, of hem dat sal ontschuldige sal te besien staen, ock seijt men dat hij geduerich deesen oorlooch met de vijant soude gekorespondeert3corresponderen: in contact zijn hebe en aengeweese waer wij opt swackste waere en hem de wech aengeweesen was hij sijn mers sou neemen, dit sijn de lie diemen4lieden die men voorde ingeseetene5ingezete: inwoner van een gebied vant lant most preefereere6prefereren: voorkeur geven aan, nu dat is over ondertusche moet onse soon den dienst waerneeme en geen weijnich fatijgees7fatigue: vermoeidheid, uitputting wtstaen, [nu mijn hartge dees is]
Men zegt dat Montbas contact heeft gehad met de vijand om door te geven waar het Staatse leger op het zwakste is. Ook zouden de Fransen Montbas verteld hebben welke route hij zou moeten volgen bij het verlaten van de Schenkenschans. Ernstige beschuldigingen dus. Mocht dit waar zijn dan zou Montbas de doodstraf krijgen.
Gevolgen voor Godard van Ginkel
Zoals wel vaker volgt Margaretha het nieuws over Montbas op met een vergelijking met haar lieve zoon Godard van Ginkel. Het verschil mag er zijn: de Franse Montbas is een verraderlijke, onbetrouwbare lapzwans terwijl haar zoon het toonbeeld is van een dappere, plichtsgetrouwe Staatse officier. Margaretha is duidelijk zuur dat haar zoon gepasseerd is voor de promotie tot commissaris-generaal. Nu Montbas gearresteerd is moet Godard weer zijn dienst waarnemen terwijl hij al oververmoeid is door zijn harde werk. De oorlog vraagt echt het uiterste van Godard.
Het gevreesde moment is aangebroken: de Franse troepen zijn de Republiek binnengevallen! Er zit voor Margaretha niets anders op dan te vluchten.
Margaretha is nog op Amerongen wanneer ze om twee uur ‘s nachts gewekt wordt door pleegzoon Godert Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland. De Franse legers zijn de Rijn overgestoken bij Tolhuis, vlakbij de Staatse verdedigingspositie aan de Schenkenschans. Haar zoon leeft gelukkig nog, weet Welland te melden, maar verder lijkt de situatie op een ramp van epische proporties uit te draaien voor de Republiek. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Mijn heer en lieste hartge gistere heb ick uhEd wt Ameronge geschreefve den droefvigen staet daer ons liefve vaderlant in is en wij alte saeme, ick meende noch Eenige dage aldaer gebleefve te hebbe, maer te nacht ontrent twee Eure quam de heer van wellant1pleegzoon Goderd Willen van Tuyll van Serooskerken wt ons leeger die alsdoen den heer van ginckel de heere sij gedanckt noch wel heeft gelaeten, maer de franse voor schenckeschans2de Schenkenschans was één van de voornaamste Staatse verdedigingsschansen en lag aan de splitsing van de Rijn in de Waal en de Nederrijn die door den rhijn met meenichte sijn geswome geschampt3schampen: de vlucht nemen, het veld ruimendiet selfve hebbe beleegert, ons volck hebbe teegens haer dapper gevochten daer veel van gebleefve is
Lodewijk XIV steekt bij Lobith de Rijn over. Adam Frans van der Meulen, Collectie Rijksmuseum
De schande van Montbas
Een Staats leger heeft bij de Schenkenschans dapper gevochten tegen de Franse troepen voordat ze moesten vluchten. Dit was echter een ander leger dan wat gestationeerd was bij de Schenkenschans. Commissaris-generaal Montbas, bevelhebber van de troepen bij de Schenkenschans, was al lang en breed weggevlucht! Een andere groep soldaten is in allerijl naar de Schenkenschans gestuurd maar kwam te laat om de Franse vloed te stelpen.
Al maanden roept Margaretha dat Montbas een onbetrouwbare lapzwans is en nu blijkt dat ze pijnlijk gelijk had. Montbas is gevangen genomen en men zegt dat hij claimt dat hij zijn post moest verlaten op orders van een zeker persoon. Wie deze persoon is, zegt Margaretha niet maar het bevel lijkt van hogerhand te komen. Als het waar is, zegt Margaretha, waarom geven we ons dan niet meteen over? Dat zou onschuldig bloed besparen.
momba diet komande overt volck inde beetuwe had heeft sijn post schandelijck verlaeten willende dat den mancke gent4Otto van Gent, broer van Admiraal van Gent die gisteren omkwam bij de Slag van Kijkduin die daer bij hem was van gelijcke soude doen, die hem het selfve weijgerde seggende dat hij wel onder sijn komande stont maer dat sij dat noijt noch in haer ge moet5Gemoed: Het binnenste van den mensch in onstoffelijken zin, beschouwd als de zetel van zijn geestelijk gevoel noch voor godt noch de werlt soude konne ver – antwoorde, het most Evenwel so sijn, men seijt momba in gehechtenis is en dat hij Een seecker persoon noemt wt wiens last hijt sou gedaen hebbe, daer hEd noch ick het noijt van soude vermoet hebbe, het soude die sijn die plach te segge en secht het mijn oom niet, ick kant van hem niet geloofve, als dat soude sijn wort al ons volck wel op den vleijsbanck gebrocht, waer om geefven se ons dan niet heel over, moetense so veel onoosel6onnozel: onschuldig bloet vergieten, mijn lieste hartge ick niet segge hoe bekomert ick met onse goeije en oprechte soon
Hoe gaat het met de familie?
Margaretha is hals over kop weggevlucht naar Amsterdam, maar hoe zit het met haar lieve kleinkindjes en haar schoondochter? Philippota en haar kinderen zijn nog in Utrecht. Nogal een gevaarlijke plek om te zijn als edelvrouwe gezien de relletjes en volksopstanden die er gaande zijn. Margaretha gaat daarom morgen met haar koets haar familie ophalen.
Ze heeft Godard Adriaan ook goed nieuws te melden: bijna al hun goed is overgekomen naar Amsterdam. Enkel wat wijn en bier blijft achter in het kasteel. Het water in de Rijn stond te laag om dit te kunnen vervoeren. De rest van de goederen zijn al aangekomen in Amsterdam of worden per aak naar de stad vervoerd.
[ben,] dewijlle den vijant inde beetuwe is derfde ick niet langer op Ameronge blijfve, ben so aenstonts hier gekoome hebbende de koppe7Op 30 mei heeft Margaretha het over het zoeken van een verstopplek voor gouden koppen. Die heeft ze niet kunnen vinden en het lijkt dat ze er voor kiest om ze dan maar mee te nemen ent dander bij mij
hier gebrocht, de vrou van ginckel is met haer kindere noch te wttrecht hoope se merge te gaen haelle en hier me neer te sette, ick heb meest al ons goet hier behalfve noch twee oxshoofde8okshoofd: een inhoudsmaat ter grote van een groot vat, ongeveer 231 liter franse en Een stuck9stuk: een inhoudsmaat ter grote van 96 stoop. Een stoop is ongeveer 2,5 liter dus een stuk zou ongeveer 240 liter zijn rinse10Rijnse of Rijnlandse wijn en so Een schoone kelder met bier dat ick omt laechge water op den rhijn niet hier heb konne krijge, ick en noch Eenige kleijnicheede, heb noch drie a vier wagens met goet overlant moete hier brenge sout gistere aen wijburch11Wijburch is een persoonsnaam maar wie het precies is, is een mysterie tot wijck12Wijk bij Duurstede om Een Aeck13Aak: een plat schip wat gebruikt wordt om goederen over de rivier te vervoeren diedaer noch wel 6 a 7 lagen maer hij liet mij segge omt gepeupelt het om geen goet te derfe [doen]
Algehele verslagenheid
Het lijkt alsof Margaretha alles vrij goed voor elkaar heeft: bijna al haar spullen zijn veilig, zij is veilig aangekomen in Amsterdam na een rit met haar nieuwe koets en spoedig geldt dat voor haar kinderen ook. Hetzelfde kan helaas niet gezegd worden over de Republiek. Mensen slaan overal op de vlucht en mannen en vrouwen staan langs de weg te krijsen als kinderen. Ellende heerst.
Margaretha doet iets om te helpen en laat een Amerongse dorpsgenoot met zijn kinderen het huis in Den Haag gebruiken maar zelfs deze kleine gebaartjes maken weinig verschil. Ze weet geen uitkomst meer. Alles is in de handen Gods.
[doen,] daer is sulcken verslagent heijt over al dat met geen monde wtte spreecken is de mense vluchte met sulcken gewelt van alle kante dat niet te sien is de mans en vrouwe gaen bij de wech en krijten14krijten: krijsen als kindere ick kan de Elende met geen mont wt spreecken diemen siet ent roept al overt lan tardeere vande brandenburchse volckeren och ick vrees die te laet sulle koome, te Ameronge en daer ontrent was geen wage om gelt te krijge, t was geluck dat ick te winter Een nieuwe wage heb laeten macken die mij nu heel wel te pas komt, ick gin te nacht te twee Eeure op mijn koets sitte, de heer almachtich weet hoet noch met ons sal vergaen ick sien nu geen wtkomst meer beveelle mij en alt mijn in sijne hande hij doet met ons naer sijn welbehaechge, nicht van rhiene15Nicht van Rhenen is waarschijnlijk een kind uit een bastaardtak van Frederik van Reede, de grootvader van Godard Adriaan wist
ock niet waer te blijfve hebse bij mijn en denijs geritse16Denijs Geritse is een dorpsbewoner van Amerongen die quam klage en krijten als Een kint had geen gelt en wist niet waer met sijn dochters te blijfve hebse alle drij in den haech in ons huijs laete gaen nu kan ick niet meer blijf
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Wel opvallend is de afsluitende groet van Margaretha: “nu kan ick niet meer blijf”. In alle eerdere brieven vinden we een versie van “hier meede blijfve”, een typische zeventiende-eeuwse groet. Met het verbasteren van die zinsnede maakt Margaretha een punt heel duidelijk: stabiliteit en veiligheid is niet meer te garanderen, ze is op de vlucht gegaan.
Amstel gezien in noordelijke richting naar de Blauwbrug. Op de voorgrond rechts de Nieuwe Herengracht. Tekening door Jan Spaan (ca 1742-1828). Collectie Stadsarchief Amsterdam
Er volgen nog twee postscripta: Margaretha benadrukt nogmaals dat ze hoopt dat Godard Adriaan snel schrijft over wanneer de Brandenburgse troepen komen én schrijft hem dat de Spaanse troepen (die al wél aanwezig zijn) goed volk zijn. De tweede p.s. is het adres van Margaretha in Amsterdam:
ick ben hier aende oostsijde van de blaeuwe bruch op de nieuwe heere graft inde trufel
Kleef is gevallen. Met dat slechte nieuws begint Margaretha haar brief. Dat betekent dat de Franse legers zich nu kunnen richten op de laatste Staatse verdedigingslinies aan de IJssel of aan de Rijn. In de Republiek heerst chaos: mensen slaan op de vlucht en Margaretha heeft Philippota en de kleinkinderen al naar Utrecht gestuurd, een stukje verder weg van het front dan Amerongen. Verder dan dat wil Philippota niet gaan: ze wil niet te ver van haar man zijn.
Mijn heer en lieste hartge seedert mijne laeste sijn de vijande so seer genadert dat mense alledaege verwacht aenden ijsel of rhijn, den prinse van konde1Louis II van Bourbon, de Prins van Condé, is een van de belangrijkste generaals onder de Franse koning is bine deutekom2Doetinchem den koninck so men seijt binne kleef3De stad Kleef en op den Elteren berch4de Eltenberg is een heuvel nabij het plaatjes Elten, in het Hertogdom Kleef met gars5gros vant leegen nu is den tijt van Elende voor ons en sitte wij inde meeste benautheijt vande werlt, de mense vluchte van allekante so dach en nacht dat deerlijck is te sien, ick heb gistere de vrou van ginckel met haer vier kinderen naer wttrecht voort Eerst laeten brengen die als noch niet gaere naete Amsterdam en wil om dat sij meent te veer van haer man te sijn, [en waer is Een plaets]
Volksoproeren
Of het een goed idee was om de rest van de familie naar Utrecht te sturen moet nog blijken. Overal in het land vinden volksoproeren plaats, ook in Utrecht. Het volk is ongerust over de aankomende invasie maar ook, zo schrijft Margaretha, over het wegblijven van de Brandenburgse troepen die Godard Adriaan zou regelen. Sterker nog, er gaan geruchten dat Godard Adriaan zijn land verraden zou hebben om er samen met de Keurvorst zo veel mogelijk geld uit los te krijgen. Godard Adriaan krijgt stank voor dank voor zijn harde werk.
Protesterende mensen komen dagelijks langs het huis van de familie in Den Haag en ook in de omgeving van Kasteel Amerongen doet deze praat de ronde. Margaretha is bang dat ook in Amsterdam deze complottheorie de ronde doet: haar familie is op geen plaats in de wereld nog veilig.
[en waer is Een plaets] inde heelle werlt voor ons seecker daer de gemeente6het volk so oproerich van binne in verscheijde plaetse is alste wttrecht te haerlem7Haarlem en meer andere plaetse te meer dewijlle de gemeente so seer op uhEd begine te morre overt lan achter – blijfve vande brandenburchse troepees, inde haech gaense savonts en smergens lans ons huijs8Margaretha doelt hier op haar huis aan de Kneuterdijk wat ze van haar oom erfde seggende dat den keurvorst ons verraet en dat uhEd het met hem hout daer so lange leggende omt lant wt te suijpen9uitzuipen: leegzuigen, geld aftroggelen daer doch niet van en komt, daer bij voechgende dat me sijn huijs onder de voet
haelde10onder de voet halen: slopen wat duijvel waer daer aengeleechgen11mogelijk een verbastering van “de duivel inhebben”: zeer boos zijn, ick schrick daer aen te dencken dier gelijcke12dergelijke tael wort te rheene13Rhenen onder die kompangie burgers14een groep burgers heeft zichzelf bewapend en heeft een militie gevormd die wt wandere plaetse daer koome door trecke ock gevoert, dit is den danck die uhEd voor den dienst vant vaderlant sal hebbe het welcke hij met so veel ijver doet, ock waer sal ick noch blijfve vrees diergelijcke praetges te Amsterdam almee sulle omgaen en komt het grau15het grauw: de lagere standen van de bevolking Eens op de been hoe
Klaagzang
Margaretha gebruikt haar brief aan Godard Adriaan ook om haar hart te luchten. Ze is nogal ongelukkig door alles wat gaande is. Nu de beloofde Brandenburgse troepen niet of te laat komen neemt de hoop op zegevieren op de Fransen sterk af. Margaretha vreest dat het al te laat is voor de Republiek en haar familie. Als een stortvloed van droefheid komen al haar emoties er uit.
[hoe] sal ickt maecke wier sal ick mijn hooft op steecken och ongeluckige vrou als ick ben, uhE belieft het so te doen en salder toch Eer noch danck van hebbe en laet ons hier so alleen uhEd soon in Een leeger dat so prijckeleus16perikleus: in gevaar, in de perikelen is mijn met vier sulcke liefve kinderkens als alleen inde werlt indees wtneemende swaere tij de, uhEd sout hem noch wel konne beklaechge nu heer van Ameronge mijn sechge is noijt ge acht, maer so die beloofde troepees niet in korte en koome so weet ick mij nergens te berge17bergen: waarborgen, een veilige plek bewonen waer sal ick blijfve, en om de waer heijt te segge se sulle koome vrees ick alst te laet sal sijn, ick ben bedroeft tot int binenste van mijn hart ija tot der doot, ick bid neemt niet qualijck ick dit so schrijf ben als over stort van droefheijt, [den heer van wellant]
De Engelsen vallen aan: Slag bij Solebay
Margaretha weet ook goed nieuws te melden aan Godard Adriaan: er is een zeeslag geweest en de Staatse Vloot heeft deze gewonnen! Helaas kwam de overwinning met een prijs. Admiraal Van Gent heeft de slag niet overleefd: kogels door de borst en een afgerukt been waren hem fataal. Hij zal dus helaas Godard Adriaan niet kunnen ophalen in Hamburg.
De slag waar Margaretha aan refereert is de Slag bij Solebay op 7 juni 1672. Michiel de Ruyter stak met een vloot de Noordzee over en overviel de Engels-Franse vloot in de Sole Bay. In de daarop volgende zeeslag slaagt De Ruyter erin om flinke chaos aan te richten en maakt hij het onmogelijk voor Engeland om de Republiek op zee te blokkeren.
[al sijn bedencke,] wij hadde voorleedene vrijdach wat verquickine18verkwikking: verbetering van het humeur door de vicktoorije die sich te water voor ons liet sien nu heb ick sints het vervolch daer van niet gehoort, de heer wil geefve het mach weesen alst begin be – halfve dat den Admirael van gent doot is was het been afgeschoote en twee kogels door de borst wiens doot mij seer jamert
Margaretha blijft in Amerongen
Tenzij ze slecht nieuws over het leger te horen krijgt blijft Margaretha nog een dag of twee in Amerongen. Ondanks de wanhoop die uit haar brief blijkt heeft ze toch wel vertrouwen in de landsverdediging. Nijmegen is goed voorzien van soldaten en ammunitie en er zijn nog veel troepen naar de IJssel gegaan de afgelopen week.
Het bedroeft haar echter wel dat het onmogelijk is iets te horen over de belegerde steden. Er heerst een volledig gebrek aan initiatief. Verkenners gaan enkel uit als zoon Godard Van Ginkel ze er op uit stuurt. Typisch voor Margaretha drukt ze ook hier weer de hoop uit dat Van Ginkels harde werk onthouden wordt en vergoed wordt met een promotie in de toekomst.
ick meen noch Een dach of twee hier te blijfe so lange ick geen Erger tijdine wt ons leeger hoor daer is dees voorleedene weeck seer veel volck noch naer toe gegaen hoope den
den ijsel nu sal konne gedefendeert19defenderen:verdedigen worde nimweege20Nijmegen is ock nu so van volck als van Amonijsi21ammunitie van oorlooch wel versien dat groote moet en koraesge22courage: moed ondert volck geeft, de baterije23batterij: een verdedigingswerk waarachter geschut is geplaatst ent kanon seijt men dat op den ijsel nu is gestelt, de heer almachtich wil al donse bewaere, dat bedroeft is men kan niet seeckers hoore hoet met de beleegerde steede is, daer gaet niemant op kons schap24kondschap: op verkenning gaan, inlichtingen inwinnen wt als die den heer van ginckel wt sent, of hem wel Eens weer sal vergoet worde sal te besien staen, nu mijn lieste hartg ick bidt godt uhEd wijsheijt en voorsichtichheijt te geefve en op alle uhEd weege te bewaere, sal blijfve so lange ick leef
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff en dieners M Turnor
Het is drie dagen sinds de laatste brief naar Godard Adriaan wanneer Margaretha hem weer schrijft. De gebeurtenissen in de Republiek zijn in een stroomversnelling beland en het tempo van Margaretha’s brieven laat dat goed merken. Zoals wel vaker begint Margaretha met familienieuws: ze is namelijk bij haar zoon in Arnhem op bezoek geweest. Met Godard Junior gaat het absoluut niet goed. Eeuwig plichtsgetrouw vraagt hij of Margaretha zijn excuses aan zijn vader kan aanbieden, hij heeft namelijk in geen 2 of 3 postrondes geschreven. Godard van Ginkel slaapt door alle drukte nog maar 3 uur per nacht en zit vrijwel constant in het zadel. Margaretha is bezorgd: als haar zoon nu maar gezond blijft.
Mijn heer en lieste hartge tis mij lief wt uhEd mesiefve1missive: brief vande Eerste deeser21 juni te sien deselfve weer tot berlijn wel is gearijveert, ick ben gisteren op dien dach wecl en weer tot Aernhem3Arnhem ge- weest om den heer van ginckel noch Eens te sien die daer bij ons quam, hij bidt uhEd hem belieft te Excku seere4excuseren: vergeven dat hij in 2 a 3 poste niet heeft geschreefven heeft het omoogelijcke niet konnerbij brenge door sijn meenichvuldage affaerees5affaires: zaken, hij slaept geen drije Euren op Een nacht en is meest gedurich te paert als hij maer gesont blijft, [ist noch goet maer mijn]
De Frans opmars
Ondertussen verloopt de Franse opmars gestaag. In drie dagen tijd hebben Lodewijks troepen evenveel dorpen veroverd: het Rijnfort Wesel, een kernpunt van de verdediging van de Republiek is gevallen, net als Orsoy en Büderick. De Fransen trekken op langs de Rijn richting de stad Kleef en daarna Nijmegen. Margaretha vreest dat het op de IJssellinie aan gaat komen. Erg veel vertrouwen heeft ze niet daarin: haar zoons verwachte dood ziet ze als een nutteloos offer.
[maer] men gelooft, het almeede over is, en dat de koninck6koning Lodewijk XIV daer7Reijnberck inpersoon voor is geweest, die men seijt deese Middach van meeninge was binne kleefe8de stad Kleef ligt in het gelijknamige hertogdom. Hoewel de stad in modern Duitsland ligt was Kleef in 1672 de facto deels onder controle van de Republiek te Eeten, en so voort recht op Nimweechge9Nijmegen aen te Marscheere welcke stat so geseijt wort van alles wel versien is, en hoopt men die haer sal konne def – fendeere10defenderen: verdedigen, dan vreest ick het op den ijsel11rivier de IJssel en de IJssellinie aldaar aensal koomen mijn hart int lijf bloeijt als ick der aen denck och wat droefheijt is mij aenstaende ick derf niet al schrijfve
Soldaten en generaals naar het front
Ook over het Staatse leger heeft Margaretha nog iets te melden. Eindelijk, na lang dralen, is commissaris-generaal Montbas aangekomen bij zijn positie in het leger! Hij heeft het commando gekregen over de troepen in de Betuwe en heeft als hoofdkwartier de Schenkenschans. Volgens de geruchten wordt Montbas te veel verantwoordelijkheid toevertrouwt. De toekomst zal het leren. Ook is luitenant-generaal Van Steenhuizen aangekomen bij zijn troepen alsof hij alle tijd van de wereld heeft. Duidelijk neemt Margaretha de beide generaals nog niet serieus, haar zoon moest immers steeds hun werk doen.
Kaart van Gelderland, omgeving van Nijmegen. 1664, Atlas van Loon. De Schenkenschans waar Montbas gestationeerd is ligt helemaal rechts op de kaart waar de Rijn splits in de Waal en de Nederrijn.
Er gaan dagelijks nog steeds nieuwe troepen naar het (verwachte) front. Zo kwam er afgelopen nacht een troep Spaanse soldaten langs Amerongen. Deze soldaten dwongen de boeren om hun eten en drinken te geven, nog een teken dat het leger slecht georganiseerd is. Margaretha heeft de brug van het kasteel maar omhoog laten halen om moeilijkheid te voorkomen. Een stuk minder onbehouwen was een Zeeuws regiment dat eerder langs kwam. Het is wel duidelijk welk land de beste soldaten levert. Over de voortgang van de oorlog op zee is Margaretha kort: het schijnt dat de Staatse vloot verwikkeld is geweest in een zeeslag maar meer weet ze zelf ook nog niet. Hopelijk is het een overwinning.
vreesende de poste aengehoude mochte worde, uhEd heeft sijn soon tot dienst vant lant op geoffert maer ick vreese hij wel Een rechte offerhande12offrande: offer sal sijn en vrees hem niet weer te sulle sien, momba13Commissaris-generaal Jean Barton de Montbas is Entelijck int leeger ge koome, die men het komanda overt alt volck dat inde beetuwe14Betuwe leijt15leijen: liggen heeft gegeegve daer niet weijnich op gesproocke wort dat men hem so veel tte vertrout steenhuijse16Luitenant-generaal Ludolf van Steenhuizen is op sijn muijltges int leeger gekoome17op zijn muiltjes komen: op zijn gemak, erg kalm ondertusche moet de heere van ginckel het werck doen en wat noot waert dat het daer noch gin soot hoorde maer de disordrees18disordre: wanorde sulle ons ruwineere19ruïneren: ten gronde richten hoe roept men nu om de troepees vande keurvorst en verlanck men daer naer die hier indeesen hoochgen noot wel van doen sijn, deese nacht is hier int dorp ontrent de 800 spaense voet knechte20De Republiek heeft in 1672 een bondgenootschap gesloten met Spanje. Er is afgesproken dat Spanje troepen levert tegen de Franse invasie. die naert leeger gaen en Een reesgement21regiment wt seelant geweest dewel – cke saeme over de 1600 man maeckte de seuwe ginge naer nimweege, die hebbe deminste insolensie22insolentie: onbeschaamdheid, onbetamelijkheid, lompheid niet gedaen maer deerste hebbe vrij wat deesordere23disordre: wanorde ge maeckt de boere mostense Eeten en drincke geefve of so dwongense, ick liet de bruchge vant huijs op treck vreesde voor swaericheijt24zwarigheid: moeilijkheden, problemen, vandaech krijch ick ock tijdine25tijdingen: nieuws dat onse scheeps vloote van Eengistere merge aen Een sijn geweest sonde dat men weet hoet daermee staet, als dat men seer fuijrijEus26furieus: op zeer krachtige, heftige wijze heeft hooren schiete ontrent doeversans27Doeverenschans, nabij Heusden de heer almachtich wilse bij staen ende vicktoorije28victorie: overwinning geefve, [gisteren isser te wttrecht]
Onrust in Utrecht
Ook binnen landsgrenzen begint het te rommelen. Waar Margaretha eerder nog in één enkel zinnetje schrijft over onrust in Utrecht wijdt ze nu flink uit. Daar ontstond een volksoproer toen een aantal regenten erop betrapt werden samen met hun bezittingen de stad te willen ontvluchten. De vrouwen van het houtsgilde, een onderdeel van het Utrechtse Zakkendragersgilde, vonden dat dit absoluut niet kon. “Zullen de heren die onze mannen hebben doen uitgaan om te vechten, vluchten en ons hier ten prooi achterlaten?” Zo luidde hun aanklacht. De vrouwen rukten koffers open en strooiden de bezittingen van de regenten uit op straat. Enkel met geweld werd de rust enigszins hersteld. Volgens Margaretha lijkt het er op dat nu iedereen die de stad Utrecht uit wil onderhevig is aan controle door de burgers.
[ende vicktoorije29victorie: overwinning geefve], gisteren isser te wttrecht inde stat ock geen kleijne ontsteltenisse30ontsteltenis: oproer, opschudding geweest door Eenich goet dat de luijtenant kolonel wel en andere wt de stat meende te vluchte, het welcke de vrouwe vande hout schilde31de houtsgilde is onderdeel van het Utrechtse zakkendragersgilde. Leden van het houtsgilde mogen zakken dragen tot 3 el. niet wildea lijde roepen sullende heere vluchte die onse mans hebbe doen wtgaen om te vechte en ons hier ten proij32prooi geefve dat wille
wij niet lijden, een rockte de koffers open dat het silver ent gout dat daer in was door de weech verstroijde, de burgers moste inwa – pene om de vrouwe te stille, nu maegcher33mag er so geseijt wort niet wt of inde stat oft moet besichticht worde, [uhEd denckt Eens hoe men]
Een tijt van elende
Overal om heer heen ziet Margaretha de klauwen van de angst om zich heen grijpen. Zelf begint ze nu opniew te twijfelen of Amsterdam wel veilig is. Koning Lodewijk XIV heeft immers beloofd deze stad te zullen belegeren en plunderen. In de steden en op het platteland heerst een verslagen gevoel. Mensen pakken hun spullen en vluchten weg. Margaretha wil dat ook doen maar ze weet niet waarheen. Ze is ten einde raad.
[of inde stat oft moet besichticht worde,] uhEd denckt Eens hoe men hier sit ock nu ist wel Een tijt van Elende , en derf ick met de kindere en vrou van Ginckel niet langer hier te blijfve en weet noch niet waer ons derf vertrouwe tot Amsterdam is meest al ons goet, en seijt men nu dat de konin34Koning Lodewijk XIV het daer teenemael op heeft aengesien, en dat hij die stat sal wille beleegeren, dat mij seer bekomert35bekommeren: zorgen maken want met vier sulcke kleijne kinderen in Een beleeger de stat te sijn sou wel benout36benauwd weesen, ock nu komt het de op aen en is den tijt van onse Elende voor hande hoe sit ick nu in Eensaemheijt en sonder raet en weet niet wat ick doen sal, heb sulcke koste met wech doen van mijn goet gehadt en weet nog niet oft verseeckert is, ick ben so bedroeft dat ick mij niet weet te laeten, hier te platte lande en inde steeden is sulcken verslagentheijt dats niet wt te spreecken alle mense packen hier en vluchten haer goet, och wat tijt beleefve wij de heer almachtich wil ons bijstaen en behoede dat wij in hande van die tierane37tirannen niet en valle want sij leefve groulijck38gruwelijk met de mense daer sij koome, hiermeede blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
De brief die Margaretha op 6 juni aan haar man schrijft bevat amper goed nieuws. De Franse troepen zijn de grens genaderd en hun terreur schokt Margaretha. Ze hebben Wesel omsingeld en een nabijgelegen landhuis en klooster geplunderd en de inwoners geschonden. “Het is verschrikkelijk om te horen hoe ze te werk gaan”, schrijft Margaretha. Het lijkt er op dat de Franse troepen zich nu naar de IJssel bewegen. Daar wachten Staatse troepen ze op en, als God met hen is, zal daar de Franse aanval worden afgeslagen.
Mijn heer en lieste hartge met de laeste post heb ick geen briefve van uhE gehad geloofve de selfve naert afgaen van post tot berlijn sal sijn gearijveert, hier hoort men niet als alle daege arger tijdine, so men seijt hebbe de franse weesel1Wesel berent2berennen: insluiten om te belegeren ent huijs disfoort3Slot Diersfordt neffens4naast het dorp biselich5Bislich: dorp net aan de andere kant van de Rijn bij Xanten ent kloos- ter sleenhorst6Klooster Sleenhorst ligt in Gendringen (tussen Doetinchem en de huidige Duitse grens) wt geplundert het selfve klooster seer schandelijck getrackteert7trakteren: bejegenen, behandelen de bagijne8Begijnen: een kloosterorde die enkel uit vrouwen bestaat geschofiert9schofferen: verkrachten en 2 a 3 daerwt meede genoomen, tis schricklijck te hoore hoese te werck gaen, men verwacht nu dat sij alledach haer naer den ijsel kant sulle begeefven daer maer tamelijck met volckeren is versien10voorzien, de heer almachtich hoope ick dat ons bij sal staen en helpen dat wijse daer moogen keeren, [ick]
Franse terreur in een dorp, 1672, anoniem, naar Romeyn de Hooghe, 1673-1677. Collectie Rijksmuseum
Hoe vordert de verhuizing?
Ook de verhuizing van spullen van Kasteel Amerongen naar het huis in Amsterdam gaat door. Een eerste schip vol goederen is al naar Amsterdam gestuurd, morgen volgt hopelijk een tweede. De verhuizing van goederen gaat misschien dan wel vlot maar Margaretha loopt bij de verhuizing van de familie tegen weerzin aan. Philippota wil met haar kinderen zo dicht mogelijk bij haar man die in Doesburg zit blijven. Margaretha wil juist dat ze naar het veilige Amsterdam gaan, nu de oorlog dreigt.
[ick] heb uhEd met de laeste post geschreefve hoe ick Een schip vol goet naer Amsterdam heb ge brocht merge hoope ickder noch Een schip vol naer toe te sende dan wenste ick de vrou van ginckel met onse kinderkens daer ock heen was, maert schijnt sij liefver noch wat naerder bij haer man is om te meer te kome, hoor
Oorlogsnieuws
Met dat achter de rug is gaat Margaretha weer snel over tot oorlogszaken. In een kort stukje tekst ratelt ze alle grote thema’s af. Wat betreft de Staatse prestaties is er weinig te melden. De Staatse vloot heeft nog niets gedaan volgens de geruchten en de mobilisering van het leger is nog steeds gaande. Dagelijks komen er boeren langs die naar de IJssel moeten om te vechten. Uit Amerongen zijn ook 14 mannen naar het front gestuurd. Hoe dat gaat uitpakken valt te bezien. Er spreekt weinig vertrouwen uit Margaretha’s woorden. Met de enorme droogte die heerst staat het water ook nog eens extreem laag. Laag water komt de IJssellinie helemaal niet ten goede.
[hoor] hoet van heeteren11Heer van Heteren gaat over financiële zaken int versoeck vande 5000f12Godard Adriaan is al sinds januari 1672, mogelijk zelfs al langer, niet betaald voor zijn werk. Margaretha zit constant achter de vergoeding aan maar zonder succes maeckt en hoor ick niet Een woort, heb hem gistere noch al geschreefve ick wenst uhEd de wijlle hij gereesol – veert13resolveren: besluiten, voornemen is so lange wt te blijfve, 10000f in plaets vande vijf Eijste het soude Even veel moeijte sijn , van onse scheeps vloot14Staatse Vloot hoort men noch niet dat sij Eits hebbe gedaen, men vreest den vijant op de oostin dissche scheepen die opt inkoome sijn wacht, hier is dagelijxs groote doortocht van boere en ander volck die so wt hollant als hier wt sticht15‘t Sticht, een regio in de provincie Utrecht waar ook Amerongen ligt op ont – boode sijn en naer den ijsel kant moeten, van hier wt deese heerlijckheijt16De heerlijkheid Amerongen is het gebied waar Godard Adriaan vrijheer van is. is 14 man gegaen met ge – weer om te vechten, daer is is man geweest om te wercken die alle sonder verlof sijn weer ge koome niet tegenstaende17in tegenstelling tot wat sijn hoocheijt18Prins Willem III had geboo19geboden sij noch daer soude blijfve hoe dat vergaen sal staet te besien, wij hebbe hier sulcken droochte dat alles inde hoofven ent gras staet als hooij, wt de revier valt alt water gans wech, de liede spreecken hier en inde steede van somige regente20regenten: stadsbestuurders seer hoope het geloochge is21Op het moment van schrijven is er onrust in verschillende steden in de Republiek. De regenten zijn niet per se populair meer. Margaretha wijdt helaas niet echt uit over de situatie, en dat de heere ons sal bij staen, inwiens heijlige bescherminge uhE beveelle en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijf M Turnor
frits22kleinzoon Frederik Christiaan van Reede en sijn susters kusse groote papa ootmoedich de hande23een typische groet die jonge wort seer sterck en robust
De Franse troepen zijn inmiddels aangekomen bij Wezel, één van de Rijnforten die de Republiek zou moeten verdedigingen. Wezel ligt in het hertogdom Kleef waar de Keurvorst van Brandenburg ook heerser over is. De Franse opmars heeft nu ook de belangen van de Keurvorst geschaad. De Franse troepen hebben een groep mannen verslagen, die ter voorbereiding van de oorlog nog op het laatste moment een palissade wilden aanleggen. Het is nu afwachten hoe de vestiging de aanval weerstaat, als deze komt.
[sich al vrij verwonderen,] maer ick derf niet de franse seijt men dat Een partij van honder man die wt weesel1Wezel, een van de forten aan de Rijn ginge om palasade2palissade: verdedigingswerk bestaande uit staken die de grond in zijn geslagen. te gaen houwen hebbe geslagen, tis nu wel tijt noch om palesade te houwen, so doet men tis alles opt lest [ick heb geen tijt meer, ben Eergister]
Margaretha sluit haar brief af met de mededeling dat ze geen tijd meer heeft om verder te schrijven. Ze is eergisteren naar Amsterdam gegaan om daar orde op zaken te stellen en is op het moment van schrijven in Utrecht op de terugweg naar Amerongen. Ze wil vanavond nog thuis zijn op het kasteel dus verder schrijven aan de brief zit er niet in.
Gezicht op Wezel, 1672. Naar een tekening van Adam Frans van der Meulen, ca. 1900-1903. Collectie Rijksmuseum
Een postscriptum
Een duidelijk latere toevoeging aan de brief vinden we onder haar afsluitende groet. Het P.S. bestaat uit een grote hoeveelheid ditjes en datjes die steeds met een enkele regel worden beschreven.
tsal wel goet sijn dat uhEd met die kompangi twee sulcke aensienlijcke prins oblijgeert3obligeren: verplichten maer daer sien ick niet dat Eit4iets van sal koome, ent goet men daer aen doet wort haest vergeeten, ick twijfel niet of kapteijn meroode5Maximiliaan van Merode is een edelman met bezittingen zowel in de Republiek als in de Brandenburgse gebieden sal nu bij uhE sijn, den heer van ginckel bedient het komisaeris generaelschap noch momba6Jean Barton de Montbas gaet vast inde haech int voorhout7het Lange Voorhout is een laan in Den Haag die bekend staat om zijn schoonheid en als plek om te flaneren wandelen dat is wel
so gemacklijck, en noch wil men hier de hooch offisiers geen tracktemente8salaris toe legge, hoe wel die bij den staet van oorlooch9de staat van oorlog is een toevoeging aan de generale petitie (begroting) van de Republiek die specifiek over oorlogszaken en defensie gaat. De staat van oorlog is pas begin 1672 goedgekeurdwdeese provinsie werde goetgedaen
Bij het Staatse Leger is het hetzelfde liedje als eerder: het is nog steeds slecht georganiseerd. Er is bijvoorbeeld nog niet geregeld hoe de hoge officiers uitbetaald gaan worden, terwijl de oorlog nu wel heel dichtbij komt. Ook deelt Margaretha even trots mee, dat haar zoon nog steeds als commissaris-generaal mag optreden. Montbas, die eigenlijk commissaris-generaal is, loopt nog te flaneren in Den Haag, schertst Margaretha.
Terwijl de Fransen door marcheren richting De Republiek, schrijft Margaretha aan Godard Adriaan: “Vertrouw de Franse ambassadeur niet! Wie weet wat er in zijn wijn verschuilt.” Zelfs als ze door vele honderden kilometers gescheiden is van haar man probeert ze haar man te beschermen. Dat de Franse ambassadeur in Berlijn Godard Adriaan wel eens weg zou willen werken is geen loze zorg. Nu de Franse invasie langzaam maar zeker in kracht opbouwt is het voor de Republiek erg belangrijk dat ze vanuit Brandenburg troepen toegezegd krijgen. Dankzij Godard Adriaan tekende de Keurvorst op 6 mei 1672 een verbond met De Republiek, waarin hij belooft een leger te sturen. Nu moet Godard Adriaan ervoor zorgen, dat de Keurvorst dit verbond ook daadwerkelijk uitvoert.
Het is slechts drie dagen sinds de laatste brief van Margaretha. Daarin schreef ze dat Maastricht omsingeld was. Nu is daar zekerheid over gekomen. Ook marcheert het Franse leger onder leiding van koning Lodewijk XIV verder. Ze zijn inmiddels al aangekomen bij Heeze en Leende in de omgeving van Eindhoven. Het noemen van Heeze en Leende lijkt willekeurig, maar dat is het niet. Heer van Heeze, Leende en Zesgehuchten is Albert Snouckaert van Schauburg, de man van Anna Margaretha van Randwijck, een nichtje van Godard Adriaan. Albert Snouckaert van Schauburg kocht Kasteel Heeze in 1657 en had het flink laten verbouwen. De voorhof was net in 1665 klaar.
dat de franse Maestricht hebbe berent1berennen: omsingelen hout men nu voor seecker maer men hoort noch van geen beleegerin, maer wel dat den koninck met sijn leeger voort koomt af sacke en dat sij al ontrent heesenleen2Heeze en Leende gekoome sijn, ijae dat de partije tot worckom3Woudrichem toe begine te koomen en te loopen, [ick ben vast beesich mijn ende vrou van ginckels]
De Franse opmars is dus gestaag. Maar hoe staat het er voor bij het Staatse Leger dat bij de IJssel de Republiek zal moeten verdedigen?
De revue van het Staatse leger
Er is helaas geen schilderij bekend van de Revue van 1672. Het moet er een beetje uitgezien hebben als deze schouw van de Haagse schutterij voor de Prins en Prinses (Willem III en Mary) op het Binnenhof in 1686, gravure door Daniël Marot, collectie Rijksmuseum
is voorleedene vrijdach van onse krijs volckeren5krijgsvolk tuschen sutphen6Zutphen en deeventer7Deventer gedaen, daer momba8Commissaris-Generaal Jean Barton de Montbas noch steenhuijse9Luitenant-Generaal Ludolf van Steenhuizen preesent sijn geweest den leste seijt me dat sieck is, den heer van ginckel hoor ick dat op begeerte10wens, bevel van sijn hoocheijt11Prins Willem III het komissaris generael schap heeft bedient12uitvoeren van een ambt, hier het commissaris-generaalschap, men seijt het heel fraeij geweest is te sien maer seer veel onbedreefve13onbedreven: onervaren volckeren bij waeren die heer almachtich wil met haer alle weesen
Margaretha’s eerdere scepsis ten opzichte van Montbas en Steenhuizen blijkt weer eens gegrond: beide generaals waren afwezig bij de revue. Steenhuizen heeft nog een excuus, hij schijnt ziek te zijn. Waar Montbas uitspookt is een mysterie maar het is aannemelijk dat hij nog steeds in Den Haag is, in plaats dat hij aan de IJssel verkeert. In dat opzicht is er weinig veranderd sinds 11 april. De onkunde van deze twee generaals heeft er wel voor gezorgd dat Willem III haar dappere zoon Godard van Ginkel gevraagd heeft om tijdens de revue als commissaris-generaal op te treden. Zo’n revue is natuurlijk vooral een theaterspektakel, maar hij rijdt daar wel mooi in ‘t zicht. Het blijft natuurlijk zuur dat hij gepasseerd is door deze twee minkukels. Of de Heer Almachtig met hen wil zijn. Zeg dat wel.